TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
Geld Jan.
Baantjesjagers.
FEUILLETON.
Het liberalisme
wint veld.
De Wonderdokter.
Zaterdag 19 Mei 1934
""^Vijf en vijftigste Jaargang No 20
We moeten in 't koit een schande
lijk staaltje van baantjesjagerij signa -
leeren uit het voormalige Duitsche
Centrum. In het Duitsche staatkundige
leven was het lang niet alles goud,
wat er blonk. Daar zijn menschen
naar voren gekomen, die meer hun
eigen belang dan het katholieke ge
meenschapsbelang hebben gezocht en
die de politiek op een meer dan
ergelijke wijze hebben misbruikt tot
groote schade van de katholieke be
langen.
Thans staat er voor een Duitsche
rechtbank weer een katholieke voor
man terecht, een oud-minister, die in
het CeDtrum zeer vooraanstaande
posities heeft bekleed.
De man wordt beschuldigd dat hij
zijn medewerking zou hebben verleend
om staatsgelden tot een bedrag van
3i/t millioen mark, welke bestemd
waren voor rationaliseering van de
landbouw, te hebben gebruikt voor
economische politieke doeleinden.
Deze katholieke politicus was n.l,
naast zijn goed betaalde politieke
funties, ook nog bezoldigd voorzit
ter van de Chr. boeren-vereeniging
en hij zou dit rijksgeld beschikbaar
hebben gesteld ten bate van de
organisatie en uitbouw van de door
hem geleide boerenbonden.
Of deze beschuldiging juist is,
daar gaan we niet op in we houden
er rekening mee, dat politieke wraak
in Duitschland bij dergelijke proces
sen op 't oogenblik een groote rol
speelt.
Maar bij het verhoor heeft de
beklaagde zelf enkele dingen toege
geven, die wel een scherp licht
werpen op corrupte politieke toe
standen, die helaas ook bij het
vroegere kath. Centrum, of beter
gezegd bij de politici van deze partij,
bestonden.
Deze katholieke politicus erkende
dat hij de volgende inkomsten uit
zijn politiek optreden toucheerde.
Hij was vier jaar minister geweest
en kreeg daarvoor een jaarlijksch
pensioen van 12.000 mark. Verder
was hij lid van den Rijksdag en
kreeg daarvoor, behalve emolumenten
als vrij reizen. 9000 mark per jaar j
Hij was voorzitter van den Chr.
Boerenbond en kreeg daarvoor 'n
Salaris van 18 000 mark. En tenslotte
was hij nog rechtskundig adviseur
van een anderen kath. bond, waar
voor hij ook 12,000 mark kreeg. En
daarnaast had deze man nog een
advocatenkantoor.
Dus alleen van deze bijbaantjes
had hij een inkomen van 51.000
mark of ruim dertigduizend gulden
per jaar.
Dit is geen beschuldiging, die nog
bewezen moet worden, maar dit zijn
feiten, welke deze politicus bij het
verhoor heeft erkend.
En op een vraag van den president
of hij niet moest erkennen, dat een
dergelijke cumulatie van fancties
schandelijk was, verklaarde de be
klaagde, dat het heel gewoon was.
Dit laatste doet nog de deur dicht.
Het zou diep treurig zijn, Indien
dergelijke practijken gewoon waren
geworden onder de katholieke politici
in Duitschland. lndieu dit zoo was,
dan willen wij eerlijk verklaren, het
een weldaad te achten, dat deze
kath. partij is opgeheven. Ook al
staat het dan onbetwist vast, dat 't
Kath. Centrum ook leiders heeft ge
had als een Windhorst en een
Bruning, een Mgr. Kaas en een Dr.
Marx, wier belangeloosheid onver
dacht was en die ook op het top
punt van hun politieke macht, een
sober levensbestaan hebben geleid.
Laten wij hier in ons land ons
voordeel doen met deze onthullingen
en laten we zorgen, dat zich in onze
Een plattelaudsgeschiedenis
yan de Belg.-Linib. grens.
13
Karei, begon Dorus on mid
delijk, zoo iets had ik nooit van
u gedacht, maar geef mij onmid
dellijk mijn geld weer en er zal
geen haan over kraaien.
De niets vermoedende Karei
meende dat Dorus weder koortsen
had. Maar de man ijlde niet en
herhaalde zijn vraag.
Maar wat raaskalt gij toch
over geldIk weet van geld niets
af.
Dief, woedde nu Dorus, geef
mijn geld terug, dat gij uit mijn
ijzeren pot in den kelder gestolen
hebt, of ik doe u ophangen 1
Nu begon Karei te begrijpen
dat het ernst was, te meer daar
Jan geen woordje sprak. Hij,
Karei, die nooit een cent van
iemand ontvreemd had, die zich
eerlijk door 't leven worstelde,
werd opeens beschuldigd van
diefstaf door twee vrekken. Neen,
dat zou niet opgaan 1 Zijn bloed
kookte, maar toch bleef hij kalm
en vroeg hoe het mogelijk was
hem te verdenken.
Wie anders zou het kunnen
partij niet zulke gevallen voordoen,
die moreel de heele partij kunnen
infecteeren. Wie zich aan de politiek
geeft moet ook offers weten te
brengen. Ook in het staatkundige
leven geldt dat de zoekers van het
eigenbelang beter van het tooneel
kunnen verdrijven.
Toen we het de vorige week had
den over de regeeringspolitiek, zooals
die tot uiting kwam in de rede van
minister-president Colijn bij het 60-
mlllioen plan voor werkverschaffing,
deden we reeds uitkomen, dat bij de
regeering in haar politiek met be
trekking tot de arbeidsloonen en in
haar afwijzing van medewerking aan
bedrijfsordening de liberale economie
de hoogste wijsheid is en we deden
toen al uitkomen, dat het onder deze
omstandigheden voor de R. K. Ka
merfractie wel uiterst moeilijk wordt,
om de regeering te blijven steunen.
Het wordt voor de breede lagen
des volki onbegrijpelijk, hoe katho
lieke ministers deze politiek nog lan
ger met hun verantwoordelijkheid
kunnen dekken en men vraagt zich
af, of de Katholieke Fractie hier wel
met voldoende kracht en beleid op
treedt.
De tegenstand tegen het kabinet
Colijn zoo schrijft de Volkskrant,
wordt in katholieken kring steeds
grooter. Ook bij ods ziet men steeds
duidelijker het liberaal economisch
beleid, dat door deze regeering wordt
gevoerd.
Zonder ons te baden in overmoed
kunnen we toch wel zeggen, dat de
krachtpatserij, waar men zich in DeD
Haag thans mee bezig houdt, niet
duren kan. De kruik gaat zoo lang
te water tot ze breekt.
Dan is de zaak kapot.
De vraag is maar, of zij, die de
huidige politiek maken, 't dan ge
wonnen hebbeo.
Wij vreezen.
Vreezen voor hen".
We hooren gelukkig van allen
kant gezaghebbende katholieke stem
men. die hetzelfde betoogen.
Zoo is er op den Groningschen
Katholiekendag een fier en waar
schuwend wordt gehoord van den
H E. Heet Deken der stad, die het
slotwoord sprak.
Op een dankwoord aan den heer
De Bruyn, den voorzitter van het
R. K. Werkliedenverbond liet de
Deken volgen:
Hij heeft volkomen gelijk, dat het
de arbeiders zijn, die in dezen crisis
tijd weer het zwaarste offeren en
dat het een dure plicht is van alle
katholieken om in deze tijden alles
te doen om het leed van de werke-
loozen te verzachten vooral door ze
arbeid te geven, tegen een behoor
lijk loon.
Wij mogen deze crisis niet mis
bruiken om het beetje welvaart weer
aan de arbeiders te ontnemen en in
dit verband wil hij hier krachtig
waarschuwen tegen de opnieuw vel J-
winnende liberale economie zelfs in
de hoogste regeer ingskringen. Wij
katholieken zullen dit moeten voor
komen, want bier wordt niet alleen
een matrieele welvaart bedreigd, maar
ook een geestelijk-godsdienstige
(krachtig applaus).
Deze waarschuwing voor een groot
gevaar komt ongetwijfeld juist op
tijd. Merkwaardig is, dat op dienzelf
den dag te Nijmegen de Vrijheids
bond vergaderde, waar in de eene
redevoering na de andere werd ge
klaagd over het te hooge loonpeil in
verschillende bedrijven.
Minister Kalf zeide: de productie
kosten moeten omlaag en er moet
zijn Niemand dar. gij en mijn
neef zijn hier in huis geweest.
Welnu, ik zweer het bij
God dat ik geen cent bij U weg
genomen heb. En indien hier een
dief in huis geweest is, die zal
gauw gevonden worden, zei Karei
kloek en vastberaden, terwijl hij
Jan met vurig vlammende oogen
bekeek.
Maar als iemand u bestolen
heeft, dan is het uw eigen neef,
die, die alleen is er in staat toe
Ik heb maar mijn tien geboden
om den kost te verdienen, maar
die tien zijn eerlijk. En hij balde
de vuist tegen Jan, die een paar
schreden achteruit week.
Ik veracht het geld van zoo'n
gierigaards. Stikt in uwen drek
huilde Karei. Jan was de kluts
kwijl en oom hijgde en zuchtte.
Onmiddellijk dien ik een
klacht in. Bij mij mag men
huiszoeking doen I Maar bij dien
daar., die zooveel op zijn geweten
heeft., bij dien gemeenen rekel.
Nu wilde hij Jan te lijf..
Houd u in, Karei.. Wij
kunnen ons bedriegen.
Het kan ook een landlooper...
Daar slaat de landlooper..
de gemeene dief, boosde de gebuur
verachtend wijzend op Jan, die
nu beteuterd zijn verontschul
digingen aanbood.
Gij zingt al een toon lager,
bulderde Karei en nu wilt ge mij
nog met honing om den mond
strijken.
nog zeer veel gedaan worden om de
noodzakelijke aanpassing van den
kostprijs der binnenlandsche bedrijven
aan dien der bultenlandsche te be
reiken.
En dr. Bierema verlangde loons
verlaging met enkele tientallen pro
centen.
Wanneer de heeren hun zin krijgen,
dan stellen we ons in op het levens
peil van Japan en gaat de boeren
arbeider weer een dag dorschen
voor een grosch en een bord pap.
Laten we dan onze heele cultuur
maar eerst afbreken want wat hebben
we dan aan onderwijs en aan ver-
keersmogelijkheden 1
Rijke lui hebben allerlei ziekten en
krankheden waarvan een gewoon
mensch nooit gehoord heeft.
Gelukkig, niet waar
De wetenschap heeft ons veel ge
leerd over baccillen en mikroben, die
in de lucht zitten...
Jawellesl maar in lekkere schotels
en glazen en in zachte kussens zitten
ec ook En of
In Amsterdam op de Heerengracht
woonde een zeer rijke heer, die
daarover kon meepraten.
Den ganschen voormiddag zat hij
in een gemakkelijke leunstoel met
een kussen onder z'n rug fijne
sigaartjes te rooken van een kwartje
't stuk (vóór den oorlog) en dronk
zich daar bij enkele glaasjes „vieux".
Als hij niet al te lui was, stond
hij ook wel 'ns 'n enkelen keer
voor 't venster te gapen.
Maar dat bleef toch altijd uitzon
dering.
Nochtans 's middags at-ie als een
schurendorscber. Vreeselijk, wat hij
allemaal naar binnensloeg.
Daarna moest hij natuurlijk wat
rusten, waarbij hij zoo welluidend
snurkte, dat de buurlui meenden, dat
ergens een orkaan woedde.
Als hij wakker werd moest hij
dat spreekt van zelf weer iets
gebruiken, dus iets kouds en dan
iets warms, enfin hij at en dronk
toeschoer op
Dat waren echter slechts voorbe
reidende werkzaamheden, want bij
het avondeten leverde hij hem eerst
recht katoen 1
Na het souper ging ie direkt
slapen, dan was hij zoo moe of ie
den ganschen dag gezicht had.
Maar... o wee
De goeie man werd zoo onbe
holpen dik als een mudzakHet
eten smaakte hem, ocharm niet
meer en de slaap vlood z'n oogen
Hij bevond zich in 't overgangstijd
perk tusschen gezond en ziek zijn
Maar als men hem zelf gehoord
had 1
O jeumich 1
Hij had drie honderd vijf en zestig
ziekten, namelijk iederen dag een
andere
Alle doktoren en professoren van
Amsterdam werden geconsulteerd.
De arme kerel slikte tobben vol
„Mixturen" en karrevrachten poeiers
en pillen, zoo groot als eendeneieren
en men noemde hem ten slotte „de
tweebeenige apotheek."
Maar 't was allemaal boter aan de
galg, het hielp hem geen steek I
Want precies doen wat de dokters
zeiën, vertikte ie eenvoudig.
„Een man, zooals ik kan toch niet
leven als een hond," zei-die, 't is
miserabel, dat die dokters je voor je
geld niet gezond willen maken.
Maar op zekeren dag hoorde hij
vertellen van een wonderdokter
ergens in de „Kempen". Als die
iemand maar aankeek, was bij subiet
genezen, die had universaalmiddelen
tegen alle krankheden.
De zieke Amsterdammer stelde nu
een uitvoerig levensbericht op be
schreef zijn verschillende ziektes
haarfijn en die dikke brief reisde
naar de Kempen.
Na enkele weken kreeg hij ant
woord
„MijnheerGe zijt zwaar ziek
gevallen. Wilde gij echter mijnen
raad opvolgen, dan zal ik u frisch
en gezond maken Ah welgij hebt
een grouwelijk beest in uwen buik 1
zulle I eenen lintworm met zeven
muilen. Met dien lintworm moet ik
echter zeivers spreken en hem be
zweren. Kom dus zelf. Maar niet
met den a vapeur noch te peerd gij
zoudt dan den lintworm schudden
en hij beet u de ingewanden kapot,
zeven darme ineens, zulle neen gij
moet te voet komen. Pour le reste,
moogde gij niets meer eten dan
tweemaal daags een bord moes,
waarbij 'smiddags een stukje braad
worst, 's avonds een eiken, en
's morgens een bordje prei-soep 1 Als
gij meer eet zal de lintworm grooter
worden hij zal u de lever opeten
en dan heeft u de snijder niets meer
aan te meten, maar wel de timmer
man. Dat is mijn raad. Als gij dit
niet doet, dan hoort gij het volgende
v.oegjaar den koekoek niet meer
roepen. De complimenten".
Dat schreef de wonderdokter.
Toen de patiënt hoorde van dat
grouwelijk beest, beval hij onmidde-
lijk zijn s:hoenen te smeeren en
's anderendaags reeds toog hij op
weg.
Van Amsterdam te woet naar de
Kempen I
Den eersten dag ging het ver
schrikkelijk langzaam.
Iedere slak. die toevallig denzelfden
kant uit moest, marcheerde hem
voorbij ieder kiezelsteentje ver-
wenschte hij, en ieder wormpje trapte
hij dood I Als hem iemand salueerde,
bekeek hij hem, of-ie hem wou op
eten I
Maar kijk den volgenden dag
ging het al beter 1 en eindelijk moest
hij 't den dichter nazeggen „Die
Welt wird schoner mit jedem Tag."
's Morgens had-ie plezier aan de
vogeltjes die zoogen, hij zag de
dauwdroppelen fonkelen aan de
grashalmpjes hij bewonderde de
klaprozen in 't korenveld en de
madeliefjes in de wei 1
Warempel hij merkte iederen dag,
dat hij feitelijk was een dichter nu
bij werd iederen dag lichter 1 Hij
groette iedereen vriendelijk en hij
voelde zich in staat geheel de wereld
te omarmen en aan zijn dichterlijk
hart te drukken
En de lintworm Ja, het scheen,
dat dat dier het prei soepje niet
goed verdragen kon tenminste hij
gaf geen teekenen van leven meer.
Toen dan eindelijk den achttien
den dag de patiëat in de Kempen
aankwam, waar de dokter woonde,
voelde hij zich zoo gezond als een
visch
Dat was pech 1 wat zou nou de
wonderdokter zeggen, had hij nu nog
tenminste het suizen in de ooren of
liep hem het hartwater
Het doktertje ontving hem heel
vriendelijk.
„Ahwel vriend," lachte hij min
nelijk, „vertelde-gij mij nou maar
eens wat ou mankeert
„Heer dokter," zei de Amsterdam
mer, „mij mankeert gelukkig niets
meer, en als u zoo gezond zijt als
ik, kan ik u feliciteeren 1"
„Ziede nu, zieJe-nu," lachte de
geneeskundige, „dat komt van mijn
recept 1 Maar nou 'oor eens, vriend
schap, de ouwe worm is dood
maar dat beest 'eeft eieren in u*en
buik gelegd En daarom moe de gij
weer te voet naar Olland terug
zulle en dan moede gij thuis iederen
dag de mestkar laden...."
„Maar dokter, zooiets hebben we
Dat is met noodig, morgen
vroeg met den eersten trein ga ik
naar den Prokureur en ik zal u
daar eens voor goed bekend
maken. Zoo behandelt men geen
eerlijke lui. Wacht gij, deugniet.
En meteen was Karei weg. de
deur achter zich toe smakkend,
op straat nog duivelend en
roepend.
Een tijd lang bekeken Dorus
en Jan elkaar zonder een woord
te spreken.
Dorus begreep er niets van,
treurde over zijn gestolen duiten,
en begreep ook niet waarom zijn
neef nu Karei geheel en al on
schuldig vond.
Het onderzoek zal hel wel
uitwijzen, zei oom, maar intusschen
ben ik misschien dood Weder
voelde hij zich slechter en legde
zich te bed.
Dorus moet wel beter zijn,
zeiden de lui toen ze Jan met een
bedrukt gezicht over straat zagen
gasn.
De werklieden waren aange
komen en zouden Jan tegen hoog
loon uit den nood helpen.
Lisabeth vroeg met veel belang
stelling naar Dorus. Dezen
morgen was hij goed maar dezen
namiddag was hij weder veel
slechter. Gom heeft zich ontzet.
Hij zegt dat hij bestolen is.
Lisebeth jammerde en wee
klaagde mede. Zij had iets lekkers
voor oom gereed gemaakt. Van
avond zou zij hem gezelschap
thuis niet..."
„Jammer, enfin, dan moeten we
iets anders prakkezeerem II zaagt
iederen dag 'oud, verstade gij 'out.
„Goed, ik zal me een houtzaag
machine aanschaffen."
„Neej, neej, zelf zagen, zulle, zelf.
en niet meer eten dan gij 'onger
hebt, want anders zullen de eieren
uitkomen..."
„O dokter 1"
„Nou, 'eb maar geen bang, als gij
mijn raad opvolgt, kunde-gij een
houd man worden."
De Amsterdammer betaalde vijf
vijffrankskes en kuierde tevreden
naar Amsterdam terug.
De man heeft vlijtig ,,'oud" ge
zaagd en is 87 jaar, vier maanden
en tien dagen „houd" geworden.
De eieren waren blijkbaar niet
uitgekomen
Op 't nippertje aan een
groot ongeluk ontsnapt.
Toen ik btnnenkwam in de spreek
kamer, zat Jan, een frissche gezoide
knoestige vent van 28 jaar, met een
bedrukt gezicht, aldus schetst Pater
Greeve S. J.
Zoo, Jan, wat kijk je bedrukt.
Wat is er?
't Is af.
Wat af? met., te... Jo
Ja, Pater.
Zoo I Hoe komt dat zoo ineens 7
Heb je 't zelf afgemaakt
Nee zij I
Zoo 1 Hm. Heb jullie ruzie
gehad 1 Of...fe...
Ruzie... ruzie... ja; eigenlijk wel.
Het ging weer over die piano.
Dat gedonder; dat eeuwige ge
zanik over die piano...
'n Piano
Ja, Jo wou niet trouwen als. we
niet een piano, een divan en een
radio in ons huishouden hadden, 'n
Radio en een divan, nou, dat zou
nog wel gaan maar 'n pianodaar
heb ik geen geld voor. Dat hakt er
zoo in en we hadden natuurlijk
toch al veel onkosten met 't oog op
trouwen.
Maar ja, als ze dat nou eenmaal
ia d'r hoofd had gezet, was 't er
toch niet uit te praten.
Ja, maar Jan, zei ik, je kan toch
wel trouwen zonder een piano.
Ja, dat kan ook wel, maar dat
wilde ze niet.
Die piano schijnt noodig te zijn
om gelukkig te wezen. Die speelde
maar door d'r hoofd. Bertha d'r
zus heeft ook een piano en nou
moesten wij er ook een hebben. Als
we 't een cent minder zouden heb
ben dan Bertha of Anny Groenen
en Beb Keerhouf, d'r vriendinnen,
zou ons heele huwelijksleven verpest
zijn.
Dat huishouden van Bertha heeft
me al wat kwaje uren bezorgd.
Die Bertha, zei ze, heeft toch al
zoo'n fijn huisje, met een tuintje er
voor en een tuintje er achter. En 't
zag er zoo fijn uit met een salonnetje
om voor 't raam te zitten, of zooals
zij 't noemt een sierkamertje met
gekleurde bankjes in de wand, met
een schemerlamp, een divan, een
moquetameublementje, en dan vooral
met 'n piano. Dat zat haar nou maar
dwars, dat wij dat ook niet allemaal
hebben. Maar ja, ik heb een heel
goed salaris, meer dan genoeg om
een huishouden te beginnenen
metter'ijd krijg ik verhooging. Het
zag er dus prachtig uitmaar ik kan
niet ineens al die dingen betalen.
Dan kon ik praten als Brugman,
maar ze zei maar wij moeten toch
al naar een bovenhuis, met zoo'n
vervelende schavottrap, met een
mandje aan een touwtje om de
boodschappen naar boven te hijschen,
met zoo'n vieze, vette leuning, waar
houden. Nu zij dienstvolk in
huis had, kon zij hem best ver
plegen. Dit vond Jan heerlijk en
hij prees zijn vrouw met allerlei
lieve namen.
Toen alleman ter ruste lag
maakte Jan een schaap los en
leidde het beestje sussend de poort
uit, opdat het niet zou blaten.
Hij likte voorzichtig op een
venstertje bij Karei.
Wie is daar, vroet? de buur
man, het venster opentrekkend.
Ik ben het, sprak Jan, doe
eens eventjes de deur open. Ik
heb een ernstig woord met u te
praten.
Toen Karei de stem van Jan
herkende, stroomde hem weder
warm kokend bloed naar hel
hoofd.
Ha zool riep hij, zijt gij
dat Wat voert Ij hierheen
Blaat, blaat bulkte het
schaap. Jan kneep het arme
beest den muil.
Niet zoo hard, Karei
Het schaap wrong zich los uit
Jan's hand en biaatte dat het
echode door de stille dorpstraten,
waar kleine venstertjes open
gerukt werden.
Karei, zei Jan met smeekende
bede, neem, in afwachting van
meer, dit schaap aan en laat
alles tusschen ons berusten.
Maak gauw dat ge met uw
schaap wegkomt of anders zal ik u.
Karei, Karei 1
Verduiveld, zorg dal ge hem
smeert of ik sla je kapot, leelijk
beest.
Van twee, drie kanten hoorde
hij stemmengegichel en gansch
ontmoedigd keerde hij met zijn
blatenden gezel naar huis.
Bleik, blaak, klonk het van uit
een aantal vens'.erljes.
De luistervinken van 's nachts
lawaaiden het 's anderendaags
door het dorp uit.
Den geheelen dag had men het
over Jan's avonturen, over den
nachtwandelaars met hei blatend
schaap.
De kinderen liepen blekend
en blatend door de straten.
Jan haatte 't voorval als den
duivel. Doch «Is oom maar niets
van 't schaap vernam, anders kon
hij hem verdenken en hem bij
testament onterven.
Doch duivels kinderen
hebben duivelsch geluk.
Oom overleefde den diefstal
van 't geld niet.
Een beroerte maakte een einde
aan zijn leven.
Tegen 't vallen van den avond
kwam Lisebeth binnen geloopen
Oom Dorus heeft net op
gegeven.
Jan versloeg. Het was geveinsde
treurnis en groote blijdschap.
Onmiddellijk maakte hij zich
nu ongerust of alles wel goed
gesloten was bij onkel zaliger.
Zij zullen toch wel bij een
doode niet stelen, meende Lisebeth.
Wat ze bi] de levenden
je nooit kan zien wie er aan de
deur staat en als 't dan boven
niet mooi is, steek je zoo af bij
Bertha, die het natuurlijk fijn vindt
dat ze 't beter heeft, en 't ook zal
laten merken.
En als ik dan zei nou, een divan
zal je hebben, en een radio ook,
maar die piano nog niet, wat moet
je met die piano doen je kunt er
zelf niet eens op spelen, kreeg ik
als antwoord Nou, ja, als d'r nu
visite is. voor een feestje, en later
voor de kinderen en dat ik zelf niet
kan spelen, geeft niets, want je kunt
prachtige trap-piano's krijgen.
Gisteren begon ze weer over die
trappiano. Ik werd wat ongeduldig
en zei dat een draaiorgel nog ge
makkelijker was en dat zoo'n ding
zoo'n lawaai maakt, dat de heele
buurt zou kunnen hooren, dat ze
een duur instrument in huis had; en
dat ik d'r liever muziek zou zien
maken op een Singer trapnaaimachine.
Toen is ze kwaad weggeloopen
en liet me alleen staan in de Korte
Poten.
En gisteravond kwam er een brief
dat ze 't afmaakte. Ik vind 't be
roerd, want 't was anders wel een
goeie meid; maar..
Nou. Jan, zei ik, ik geloof dat
je alles bij elkaar..
Jan ging door.
We hebben al eens meer van die
ruzies er over gehad.
Eergisteren was ze kwaad dat ik
haar niet wilde meenemen naar het
Gebouw //an Kunsten en Weten
schappen, naar Tauber u weet
wel, die Duitsche Operette-zanger
die in Frederike optreedt.
Ze wou zoo graag dat „Madchen,
mein Madchen" hooren.
Maar ja, ik wou liever wat sparen,
en het had me nog niets kunnen
schelen, als ze maar op een goed-
koope plaats wou gaan zitten.
Maar dat wil ze niet, want dat
volk heeft zoo'n benauwde lucht bij
zich. zegt ze.
En als we eens uitgingen, bestelde
ze altijd van die dure dingen, wafels
met ijs er tusschen en andere ding n.
En om de haverklap moesten we
een taxi nemen. Enfin, zoo hadden
we nog al eens woordeD, want ik
werd wel een beetje bang, dat 't
later ook zoo zou gaan, als we
getrouwd waren-
Jan keek bedrukt voor zich.
Nou, Jan, zei ik, troost je.
Ik feliciteer je je bent nog juist
op 't nippertje aan een groot
ongeluk ontsnapt.
Beste zusje van Jo jullie moet
heusch niet klagen, dat je blijft
zitten.
Luister eens Als jullie echte
bloemen waart, zou je een prachtig
n |uur maken in een étalage.
Als je talenten er voor had, zou
je met je draai-oogje3 aan de film
kunnen gaan.
Als jullie een plaatje waart, zou
je misschien gebruikt kunnen worden
voor een sigarettendoosje, of een
reclame van Blue Band.
Als je nog „knapper" waart, zou
je Mej. Koopmans concurrentie
kunnen aandoen als 't schoonheids
koningin maar voor 't huwelijk
deugen jullie niet. Poppen hooren
thuis in de kinderkamer maar 't
leven wordt gemaakt door groote
menschen.
Jullie zijt kindvrouwtjes, maar geen
huismoedertjes.
Ik feliciteer Jan van harte.
Mijnhardt*s
Laxeertabletten
regelen zonder Kramp of Pijn.
Doos 60 ct. Bij Apoth. en Drogisten.
durven, zullen ze ook wel bij de
dooden, die geen vlieg meer kwaad
kunnen doen, mopperde Jan.
't Is waar ook, zei Lisebeth.
Laat ons samen maar alles
goed dicht maken en het een en
ander hier brengen. Ze gingen
naar het sterfhuis.
Zoo spoedig had ik den dood
toch niet verwacht! en hij voelde
even aan onkels koude handen
om ze dan snel schruwelend los
te laten.
Versleten werk antwoordde
Lisebeth, die een kast opentrok.
Laat ons eerst den kelder
ingaan, waar nonkels geldkoffer
moet berusten.
Met een opgemonterd gelaat
ontstak Lisebeth licht.
Jan ging voorop, tastte even
lang3 alle kanten, sliet hier iels
om, verlegde daar wat, om
eindelijk bij het ware doel te
recht le komen.
Wat zou dit zijn riep hij
uit. Hij hief het deksel omhoog.
De geldstukken flikkerden in
den gelen lampeschijn.
Jezus, Maria, Jozef I riep
Lisebeth, de handen tegen elkaar
kletsend.
Stil, stil, fluisterde Jan.
Jan tilde aan den ketel, maar
kon hem niet oplichten.
Lisebeth zette het lampje neer
en hielp mede. Met geweld
trokken zij. maar hun beider
krachten waren niet sterk genoeg
om den pot te verroeren. Die zat