TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS Geld Jan. Baantjesjagers. FEUILLETON. Het liberalisme wint veld. De Wonderdokter. Zaterdag 19 Mei 1934 ""^Vijf en vijftigste Jaargang No 20 We moeten in 't koit een schande lijk staaltje van baantjesjagerij signa - leeren uit het voormalige Duitsche Centrum. In het Duitsche staatkundige leven was het lang niet alles goud, wat er blonk. Daar zijn menschen naar voren gekomen, die meer hun eigen belang dan het katholieke ge meenschapsbelang hebben gezocht en die de politiek op een meer dan ergelijke wijze hebben misbruikt tot groote schade van de katholieke be langen. Thans staat er voor een Duitsche rechtbank weer een katholieke voor man terecht, een oud-minister, die in het CeDtrum zeer vooraanstaande posities heeft bekleed. De man wordt beschuldigd dat hij zijn medewerking zou hebben verleend om staatsgelden tot een bedrag van 3i/t millioen mark, welke bestemd waren voor rationaliseering van de landbouw, te hebben gebruikt voor economische politieke doeleinden. Deze katholieke politicus was n.l, naast zijn goed betaalde politieke funties, ook nog bezoldigd voorzit ter van de Chr. boeren-vereeniging en hij zou dit rijksgeld beschikbaar hebben gesteld ten bate van de organisatie en uitbouw van de door hem geleide boerenbonden. Of deze beschuldiging juist is, daar gaan we niet op in we houden er rekening mee, dat politieke wraak in Duitschland bij dergelijke proces sen op 't oogenblik een groote rol speelt. Maar bij het verhoor heeft de beklaagde zelf enkele dingen toege geven, die wel een scherp licht werpen op corrupte politieke toe standen, die helaas ook bij het vroegere kath. Centrum, of beter gezegd bij de politici van deze partij, bestonden. Deze katholieke politicus erkende dat hij de volgende inkomsten uit zijn politiek optreden toucheerde. Hij was vier jaar minister geweest en kreeg daarvoor een jaarlijksch pensioen van 12.000 mark. Verder was hij lid van den Rijksdag en kreeg daarvoor, behalve emolumenten als vrij reizen. 9000 mark per jaar j Hij was voorzitter van den Chr. Boerenbond en kreeg daarvoor 'n Salaris van 18 000 mark. En tenslotte was hij nog rechtskundig adviseur van een anderen kath. bond, waar voor hij ook 12,000 mark kreeg. En daarnaast had deze man nog een advocatenkantoor. Dus alleen van deze bijbaantjes had hij een inkomen van 51.000 mark of ruim dertigduizend gulden per jaar. Dit is geen beschuldiging, die nog bewezen moet worden, maar dit zijn feiten, welke deze politicus bij het verhoor heeft erkend. En op een vraag van den president of hij niet moest erkennen, dat een dergelijke cumulatie van fancties schandelijk was, verklaarde de be klaagde, dat het heel gewoon was. Dit laatste doet nog de deur dicht. Het zou diep treurig zijn, Indien dergelijke practijken gewoon waren geworden onder de katholieke politici in Duitschland. lndieu dit zoo was, dan willen wij eerlijk verklaren, het een weldaad te achten, dat deze kath. partij is opgeheven. Ook al staat het dan onbetwist vast, dat 't Kath. Centrum ook leiders heeft ge had als een Windhorst en een Bruning, een Mgr. Kaas en een Dr. Marx, wier belangeloosheid onver dacht was en die ook op het top punt van hun politieke macht, een sober levensbestaan hebben geleid. Laten wij hier in ons land ons voordeel doen met deze onthullingen en laten we zorgen, dat zich in onze Een plattelaudsgeschiedenis yan de Belg.-Linib. grens. 13 Karei, begon Dorus on mid delijk, zoo iets had ik nooit van u gedacht, maar geef mij onmid dellijk mijn geld weer en er zal geen haan over kraaien. De niets vermoedende Karei meende dat Dorus weder koortsen had. Maar de man ijlde niet en herhaalde zijn vraag. Maar wat raaskalt gij toch over geldIk weet van geld niets af. Dief, woedde nu Dorus, geef mijn geld terug, dat gij uit mijn ijzeren pot in den kelder gestolen hebt, of ik doe u ophangen 1 Nu begon Karei te begrijpen dat het ernst was, te meer daar Jan geen woordje sprak. Hij, Karei, die nooit een cent van iemand ontvreemd had, die zich eerlijk door 't leven worstelde, werd opeens beschuldigd van diefstaf door twee vrekken. Neen, dat zou niet opgaan 1 Zijn bloed kookte, maar toch bleef hij kalm en vroeg hoe het mogelijk was hem te verdenken. Wie anders zou het kunnen partij niet zulke gevallen voordoen, die moreel de heele partij kunnen infecteeren. Wie zich aan de politiek geeft moet ook offers weten te brengen. Ook in het staatkundige leven geldt dat de zoekers van het eigenbelang beter van het tooneel kunnen verdrijven. Toen we het de vorige week had den over de regeeringspolitiek, zooals die tot uiting kwam in de rede van minister-president Colijn bij het 60- mlllioen plan voor werkverschaffing, deden we reeds uitkomen, dat bij de regeering in haar politiek met be trekking tot de arbeidsloonen en in haar afwijzing van medewerking aan bedrijfsordening de liberale economie de hoogste wijsheid is en we deden toen al uitkomen, dat het onder deze omstandigheden voor de R. K. Ka merfractie wel uiterst moeilijk wordt, om de regeering te blijven steunen. Het wordt voor de breede lagen des volki onbegrijpelijk, hoe katho lieke ministers deze politiek nog lan ger met hun verantwoordelijkheid kunnen dekken en men vraagt zich af, of de Katholieke Fractie hier wel met voldoende kracht en beleid op treedt. De tegenstand tegen het kabinet Colijn zoo schrijft de Volkskrant, wordt in katholieken kring steeds grooter. Ook bij ods ziet men steeds duidelijker het liberaal economisch beleid, dat door deze regeering wordt gevoerd. Zonder ons te baden in overmoed kunnen we toch wel zeggen, dat de krachtpatserij, waar men zich in DeD Haag thans mee bezig houdt, niet duren kan. De kruik gaat zoo lang te water tot ze breekt. Dan is de zaak kapot. De vraag is maar, of zij, die de huidige politiek maken, 't dan ge wonnen hebbeo. Wij vreezen. Vreezen voor hen". We hooren gelukkig van allen kant gezaghebbende katholieke stem men. die hetzelfde betoogen. Zoo is er op den Groningschen Katholiekendag een fier en waar schuwend wordt gehoord van den H E. Heet Deken der stad, die het slotwoord sprak. Op een dankwoord aan den heer De Bruyn, den voorzitter van het R. K. Werkliedenverbond liet de Deken volgen: Hij heeft volkomen gelijk, dat het de arbeiders zijn, die in dezen crisis tijd weer het zwaarste offeren en dat het een dure plicht is van alle katholieken om in deze tijden alles te doen om het leed van de werke- loozen te verzachten vooral door ze arbeid te geven, tegen een behoor lijk loon. Wij mogen deze crisis niet mis bruiken om het beetje welvaart weer aan de arbeiders te ontnemen en in dit verband wil hij hier krachtig waarschuwen tegen de opnieuw vel J- winnende liberale economie zelfs in de hoogste regeer ingskringen. Wij katholieken zullen dit moeten voor komen, want bier wordt niet alleen een matrieele welvaart bedreigd, maar ook een geestelijk-godsdienstige (krachtig applaus). Deze waarschuwing voor een groot gevaar komt ongetwijfeld juist op tijd. Merkwaardig is, dat op dienzelf den dag te Nijmegen de Vrijheids bond vergaderde, waar in de eene redevoering na de andere werd ge klaagd over het te hooge loonpeil in verschillende bedrijven. Minister Kalf zeide: de productie kosten moeten omlaag en er moet zijn Niemand dar. gij en mijn neef zijn hier in huis geweest. Welnu, ik zweer het bij God dat ik geen cent bij U weg genomen heb. En indien hier een dief in huis geweest is, die zal gauw gevonden worden, zei Karei kloek en vastberaden, terwijl hij Jan met vurig vlammende oogen bekeek. Maar als iemand u bestolen heeft, dan is het uw eigen neef, die, die alleen is er in staat toe Ik heb maar mijn tien geboden om den kost te verdienen, maar die tien zijn eerlijk. En hij balde de vuist tegen Jan, die een paar schreden achteruit week. Ik veracht het geld van zoo'n gierigaards. Stikt in uwen drek huilde Karei. Jan was de kluts kwijl en oom hijgde en zuchtte. Onmiddellijk dien ik een klacht in. Bij mij mag men huiszoeking doen I Maar bij dien daar., die zooveel op zijn geweten heeft., bij dien gemeenen rekel. Nu wilde hij Jan te lijf.. Houd u in, Karei.. Wij kunnen ons bedriegen. Het kan ook een landlooper... Daar slaat de landlooper.. de gemeene dief, boosde de gebuur verachtend wijzend op Jan, die nu beteuterd zijn verontschul digingen aanbood. Gij zingt al een toon lager, bulderde Karei en nu wilt ge mij nog met honing om den mond strijken. nog zeer veel gedaan worden om de noodzakelijke aanpassing van den kostprijs der binnenlandsche bedrijven aan dien der bultenlandsche te be reiken. En dr. Bierema verlangde loons verlaging met enkele tientallen pro centen. Wanneer de heeren hun zin krijgen, dan stellen we ons in op het levens peil van Japan en gaat de boeren arbeider weer een dag dorschen voor een grosch en een bord pap. Laten we dan onze heele cultuur maar eerst afbreken want wat hebben we dan aan onderwijs en aan ver- keersmogelijkheden 1 Rijke lui hebben allerlei ziekten en krankheden waarvan een gewoon mensch nooit gehoord heeft. Gelukkig, niet waar De wetenschap heeft ons veel ge leerd over baccillen en mikroben, die in de lucht zitten... Jawellesl maar in lekkere schotels en glazen en in zachte kussens zitten ec ook En of In Amsterdam op de Heerengracht woonde een zeer rijke heer, die daarover kon meepraten. Den ganschen voormiddag zat hij in een gemakkelijke leunstoel met een kussen onder z'n rug fijne sigaartjes te rooken van een kwartje 't stuk (vóór den oorlog) en dronk zich daar bij enkele glaasjes „vieux". Als hij niet al te lui was, stond hij ook wel 'ns 'n enkelen keer voor 't venster te gapen. Maar dat bleef toch altijd uitzon dering. Nochtans 's middags at-ie als een schurendorscber. Vreeselijk, wat hij allemaal naar binnensloeg. Daarna moest hij natuurlijk wat rusten, waarbij hij zoo welluidend snurkte, dat de buurlui meenden, dat ergens een orkaan woedde. Als hij wakker werd moest hij dat spreekt van zelf weer iets gebruiken, dus iets kouds en dan iets warms, enfin hij at en dronk toeschoer op Dat waren echter slechts voorbe reidende werkzaamheden, want bij het avondeten leverde hij hem eerst recht katoen 1 Na het souper ging ie direkt slapen, dan was hij zoo moe of ie den ganschen dag gezicht had. Maar... o wee De goeie man werd zoo onbe holpen dik als een mudzakHet eten smaakte hem, ocharm niet meer en de slaap vlood z'n oogen Hij bevond zich in 't overgangstijd perk tusschen gezond en ziek zijn Maar als men hem zelf gehoord had 1 O jeumich 1 Hij had drie honderd vijf en zestig ziekten, namelijk iederen dag een andere Alle doktoren en professoren van Amsterdam werden geconsulteerd. De arme kerel slikte tobben vol „Mixturen" en karrevrachten poeiers en pillen, zoo groot als eendeneieren en men noemde hem ten slotte „de tweebeenige apotheek." Maar 't was allemaal boter aan de galg, het hielp hem geen steek I Want precies doen wat de dokters zeiën, vertikte ie eenvoudig. „Een man, zooals ik kan toch niet leven als een hond," zei-die, 't is miserabel, dat die dokters je voor je geld niet gezond willen maken. Maar op zekeren dag hoorde hij vertellen van een wonderdokter ergens in de „Kempen". Als die iemand maar aankeek, was bij subiet genezen, die had universaalmiddelen tegen alle krankheden. De zieke Amsterdammer stelde nu een uitvoerig levensbericht op be schreef zijn verschillende ziektes haarfijn en die dikke brief reisde naar de Kempen. Na enkele weken kreeg hij ant woord „MijnheerGe zijt zwaar ziek gevallen. Wilde gij echter mijnen raad opvolgen, dan zal ik u frisch en gezond maken Ah welgij hebt een grouwelijk beest in uwen buik 1 zulle I eenen lintworm met zeven muilen. Met dien lintworm moet ik echter zeivers spreken en hem be zweren. Kom dus zelf. Maar niet met den a vapeur noch te peerd gij zoudt dan den lintworm schudden en hij beet u de ingewanden kapot, zeven darme ineens, zulle neen gij moet te voet komen. Pour le reste, moogde gij niets meer eten dan tweemaal daags een bord moes, waarbij 'smiddags een stukje braad worst, 's avonds een eiken, en 's morgens een bordje prei-soep 1 Als gij meer eet zal de lintworm grooter worden hij zal u de lever opeten en dan heeft u de snijder niets meer aan te meten, maar wel de timmer man. Dat is mijn raad. Als gij dit niet doet, dan hoort gij het volgende v.oegjaar den koekoek niet meer roepen. De complimenten". Dat schreef de wonderdokter. Toen de patiënt hoorde van dat grouwelijk beest, beval hij onmidde- lijk zijn s:hoenen te smeeren en 's anderendaags reeds toog hij op weg. Van Amsterdam te woet naar de Kempen I Den eersten dag ging het ver schrikkelijk langzaam. Iedere slak. die toevallig denzelfden kant uit moest, marcheerde hem voorbij ieder kiezelsteentje ver- wenschte hij, en ieder wormpje trapte hij dood I Als hem iemand salueerde, bekeek hij hem, of-ie hem wou op eten I Maar kijk den volgenden dag ging het al beter 1 en eindelijk moest hij 't den dichter nazeggen „Die Welt wird schoner mit jedem Tag." 's Morgens had-ie plezier aan de vogeltjes die zoogen, hij zag de dauwdroppelen fonkelen aan de grashalmpjes hij bewonderde de klaprozen in 't korenveld en de madeliefjes in de wei 1 Warempel hij merkte iederen dag, dat hij feitelijk was een dichter nu bij werd iederen dag lichter 1 Hij groette iedereen vriendelijk en hij voelde zich in staat geheel de wereld te omarmen en aan zijn dichterlijk hart te drukken En de lintworm Ja, het scheen, dat dat dier het prei soepje niet goed verdragen kon tenminste hij gaf geen teekenen van leven meer. Toen dan eindelijk den achttien den dag de patiëat in de Kempen aankwam, waar de dokter woonde, voelde hij zich zoo gezond als een visch Dat was pech 1 wat zou nou de wonderdokter zeggen, had hij nu nog tenminste het suizen in de ooren of liep hem het hartwater Het doktertje ontving hem heel vriendelijk. „Ahwel vriend," lachte hij min nelijk, „vertelde-gij mij nou maar eens wat ou mankeert „Heer dokter," zei de Amsterdam mer, „mij mankeert gelukkig niets meer, en als u zoo gezond zijt als ik, kan ik u feliciteeren 1" „Ziede nu, zieJe-nu," lachte de geneeskundige, „dat komt van mijn recept 1 Maar nou 'oor eens, vriend schap, de ouwe worm is dood maar dat beest 'eeft eieren in u*en buik gelegd En daarom moe de gij weer te voet naar Olland terug zulle en dan moede gij thuis iederen dag de mestkar laden...." „Maar dokter, zooiets hebben we Dat is met noodig, morgen vroeg met den eersten trein ga ik naar den Prokureur en ik zal u daar eens voor goed bekend maken. Zoo behandelt men geen eerlijke lui. Wacht gij, deugniet. En meteen was Karei weg. de deur achter zich toe smakkend, op straat nog duivelend en roepend. Een tijd lang bekeken Dorus en Jan elkaar zonder een woord te spreken. Dorus begreep er niets van, treurde over zijn gestolen duiten, en begreep ook niet waarom zijn neef nu Karei geheel en al on schuldig vond. Het onderzoek zal hel wel uitwijzen, zei oom, maar intusschen ben ik misschien dood Weder voelde hij zich slechter en legde zich te bed. Dorus moet wel beter zijn, zeiden de lui toen ze Jan met een bedrukt gezicht over straat zagen gasn. De werklieden waren aange komen en zouden Jan tegen hoog loon uit den nood helpen. Lisabeth vroeg met veel belang stelling naar Dorus. Dezen morgen was hij goed maar dezen namiddag was hij weder veel slechter. Gom heeft zich ontzet. Hij zegt dat hij bestolen is. Lisebeth jammerde en wee klaagde mede. Zij had iets lekkers voor oom gereed gemaakt. Van avond zou zij hem gezelschap thuis niet..." „Jammer, enfin, dan moeten we iets anders prakkezeerem II zaagt iederen dag 'oud, verstade gij 'out. „Goed, ik zal me een houtzaag machine aanschaffen." „Neej, neej, zelf zagen, zulle, zelf. en niet meer eten dan gij 'onger hebt, want anders zullen de eieren uitkomen..." „O dokter 1" „Nou, 'eb maar geen bang, als gij mijn raad opvolgt, kunde-gij een houd man worden." De Amsterdammer betaalde vijf vijffrankskes en kuierde tevreden naar Amsterdam terug. De man heeft vlijtig ,,'oud" ge zaagd en is 87 jaar, vier maanden en tien dagen „houd" geworden. De eieren waren blijkbaar niet uitgekomen Op 't nippertje aan een groot ongeluk ontsnapt. Toen ik btnnenkwam in de spreek kamer, zat Jan, een frissche gezoide knoestige vent van 28 jaar, met een bedrukt gezicht, aldus schetst Pater Greeve S. J. Zoo, Jan, wat kijk je bedrukt. Wat is er? 't Is af. Wat af? met., te... Jo Ja, Pater. Zoo I Hoe komt dat zoo ineens 7 Heb je 't zelf afgemaakt Nee zij I Zoo 1 Hm. Heb jullie ruzie gehad 1 Of...fe... Ruzie... ruzie... ja; eigenlijk wel. Het ging weer over die piano. Dat gedonder; dat eeuwige ge zanik over die piano... 'n Piano Ja, Jo wou niet trouwen als. we niet een piano, een divan en een radio in ons huishouden hadden, 'n Radio en een divan, nou, dat zou nog wel gaan maar 'n pianodaar heb ik geen geld voor. Dat hakt er zoo in en we hadden natuurlijk toch al veel onkosten met 't oog op trouwen. Maar ja, als ze dat nou eenmaal ia d'r hoofd had gezet, was 't er toch niet uit te praten. Ja, maar Jan, zei ik, je kan toch wel trouwen zonder een piano. Ja, dat kan ook wel, maar dat wilde ze niet. Die piano schijnt noodig te zijn om gelukkig te wezen. Die speelde maar door d'r hoofd. Bertha d'r zus heeft ook een piano en nou moesten wij er ook een hebben. Als we 't een cent minder zouden heb ben dan Bertha of Anny Groenen en Beb Keerhouf, d'r vriendinnen, zou ons heele huwelijksleven verpest zijn. Dat huishouden van Bertha heeft me al wat kwaje uren bezorgd. Die Bertha, zei ze, heeft toch al zoo'n fijn huisje, met een tuintje er voor en een tuintje er achter. En 't zag er zoo fijn uit met een salonnetje om voor 't raam te zitten, of zooals zij 't noemt een sierkamertje met gekleurde bankjes in de wand, met een schemerlamp, een divan, een moquetameublementje, en dan vooral met 'n piano. Dat zat haar nou maar dwars, dat wij dat ook niet allemaal hebben. Maar ja, ik heb een heel goed salaris, meer dan genoeg om een huishouden te beginnenen metter'ijd krijg ik verhooging. Het zag er dus prachtig uitmaar ik kan niet ineens al die dingen betalen. Dan kon ik praten als Brugman, maar ze zei maar wij moeten toch al naar een bovenhuis, met zoo'n vervelende schavottrap, met een mandje aan een touwtje om de boodschappen naar boven te hijschen, met zoo'n vieze, vette leuning, waar houden. Nu zij dienstvolk in huis had, kon zij hem best ver plegen. Dit vond Jan heerlijk en hij prees zijn vrouw met allerlei lieve namen. Toen alleman ter ruste lag maakte Jan een schaap los en leidde het beestje sussend de poort uit, opdat het niet zou blaten. Hij likte voorzichtig op een venstertje bij Karei. Wie is daar, vroet? de buur man, het venster opentrekkend. Ik ben het, sprak Jan, doe eens eventjes de deur open. Ik heb een ernstig woord met u te praten. Toen Karei de stem van Jan herkende, stroomde hem weder warm kokend bloed naar hel hoofd. Ha zool riep hij, zijt gij dat Wat voert Ij hierheen Blaat, blaat bulkte het schaap. Jan kneep het arme beest den muil. Niet zoo hard, Karei Het schaap wrong zich los uit Jan's hand en biaatte dat het echode door de stille dorpstraten, waar kleine venstertjes open gerukt werden. Karei, zei Jan met smeekende bede, neem, in afwachting van meer, dit schaap aan en laat alles tusschen ons berusten. Maak gauw dat ge met uw schaap wegkomt of anders zal ik u. Karei, Karei 1 Verduiveld, zorg dal ge hem smeert of ik sla je kapot, leelijk beest. Van twee, drie kanten hoorde hij stemmengegichel en gansch ontmoedigd keerde hij met zijn blatenden gezel naar huis. Bleik, blaak, klonk het van uit een aantal vens'.erljes. De luistervinken van 's nachts lawaaiden het 's anderendaags door het dorp uit. Den geheelen dag had men het over Jan's avonturen, over den nachtwandelaars met hei blatend schaap. De kinderen liepen blekend en blatend door de straten. Jan haatte 't voorval als den duivel. Doch «Is oom maar niets van 't schaap vernam, anders kon hij hem verdenken en hem bij testament onterven. Doch duivels kinderen hebben duivelsch geluk. Oom overleefde den diefstal van 't geld niet. Een beroerte maakte een einde aan zijn leven. Tegen 't vallen van den avond kwam Lisebeth binnen geloopen Oom Dorus heeft net op gegeven. Jan versloeg. Het was geveinsde treurnis en groote blijdschap. Onmiddellijk maakte hij zich nu ongerust of alles wel goed gesloten was bij onkel zaliger. Zij zullen toch wel bij een doode niet stelen, meende Lisebeth. Wat ze bi] de levenden je nooit kan zien wie er aan de deur staat en als 't dan boven niet mooi is, steek je zoo af bij Bertha, die het natuurlijk fijn vindt dat ze 't beter heeft, en 't ook zal laten merken. En als ik dan zei nou, een divan zal je hebben, en een radio ook, maar die piano nog niet, wat moet je met die piano doen je kunt er zelf niet eens op spelen, kreeg ik als antwoord Nou, ja, als d'r nu visite is. voor een feestje, en later voor de kinderen en dat ik zelf niet kan spelen, geeft niets, want je kunt prachtige trap-piano's krijgen. Gisteren begon ze weer over die trappiano. Ik werd wat ongeduldig en zei dat een draaiorgel nog ge makkelijker was en dat zoo'n ding zoo'n lawaai maakt, dat de heele buurt zou kunnen hooren, dat ze een duur instrument in huis had; en dat ik d'r liever muziek zou zien maken op een Singer trapnaaimachine. Toen is ze kwaad weggeloopen en liet me alleen staan in de Korte Poten. En gisteravond kwam er een brief dat ze 't afmaakte. Ik vind 't be roerd, want 't was anders wel een goeie meid; maar.. Nou. Jan, zei ik, ik geloof dat je alles bij elkaar.. Jan ging door. We hebben al eens meer van die ruzies er over gehad. Eergisteren was ze kwaad dat ik haar niet wilde meenemen naar het Gebouw //an Kunsten en Weten schappen, naar Tauber u weet wel, die Duitsche Operette-zanger die in Frederike optreedt. Ze wou zoo graag dat „Madchen, mein Madchen" hooren. Maar ja, ik wou liever wat sparen, en het had me nog niets kunnen schelen, als ze maar op een goed- koope plaats wou gaan zitten. Maar dat wil ze niet, want dat volk heeft zoo'n benauwde lucht bij zich. zegt ze. En als we eens uitgingen, bestelde ze altijd van die dure dingen, wafels met ijs er tusschen en andere ding n. En om de haverklap moesten we een taxi nemen. Enfin, zoo hadden we nog al eens woordeD, want ik werd wel een beetje bang, dat 't later ook zoo zou gaan, als we getrouwd waren- Jan keek bedrukt voor zich. Nou, Jan, zei ik, troost je. Ik feliciteer je je bent nog juist op 't nippertje aan een groot ongeluk ontsnapt. Beste zusje van Jo jullie moet heusch niet klagen, dat je blijft zitten. Luister eens Als jullie echte bloemen waart, zou je een prachtig n |uur maken in een étalage. Als je talenten er voor had, zou je met je draai-oogje3 aan de film kunnen gaan. Als jullie een plaatje waart, zou je misschien gebruikt kunnen worden voor een sigarettendoosje, of een reclame van Blue Band. Als je nog „knapper" waart, zou je Mej. Koopmans concurrentie kunnen aandoen als 't schoonheids koningin maar voor 't huwelijk deugen jullie niet. Poppen hooren thuis in de kinderkamer maar 't leven wordt gemaakt door groote menschen. Jullie zijt kindvrouwtjes, maar geen huismoedertjes. Ik feliciteer Jan van harte. Mijnhardt*s Laxeertabletten regelen zonder Kramp of Pijn. Doos 60 ct. Bij Apoth. en Drogisten. durven, zullen ze ook wel bij de dooden, die geen vlieg meer kwaad kunnen doen, mopperde Jan. 't Is waar ook, zei Lisebeth. Laat ons samen maar alles goed dicht maken en het een en ander hier brengen. Ze gingen naar het sterfhuis. Zoo spoedig had ik den dood toch niet verwacht! en hij voelde even aan onkels koude handen om ze dan snel schruwelend los te laten. Versleten werk antwoordde Lisebeth, die een kast opentrok. Laat ons eerst den kelder ingaan, waar nonkels geldkoffer moet berusten. Met een opgemonterd gelaat ontstak Lisebeth licht. Jan ging voorop, tastte even lang3 alle kanten, sliet hier iels om, verlegde daar wat, om eindelijk bij het ware doel te recht le komen. Wat zou dit zijn riep hij uit. Hij hief het deksel omhoog. De geldstukken flikkerden in den gelen lampeschijn. Jezus, Maria, Jozef I riep Lisebeth, de handen tegen elkaar kletsend. Stil, stil, fluisterde Jan. Jan tilde aan den ketel, maar kon hem niet oplichten. Lisebeth zette het lampje neer en hielp mede. Met geweld trokken zij. maar hun beider krachten waren niet sterk genoeg om den pot te verroeren. Die zat

Peel en Maas | 1934 | | pagina 5