TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS Openbare vergadering van den Raad der Gemeente Venray, Zaterdag'5 Mei 1934 Vijf en vijftigste Jaargang No IS gehouden op 6 April 1931, des namiddags 4 uur. Voorzitterde heer O. L. P. van de Loo, Burgemeester. Secretaris de heer A. F. M. van Haaren. Afwezig met kennisgeving de heer P. A. Jacobs. De Voorzitter opent de vergadering met gebed. Bij de hierna gehouden trekking blijkt, dat no. 6 getrokken is, zoodat bij stemmingen in deze vergadering no- 6 der presentielijst, i.e. de heer H. Janssen, het eerst zijn stem moet uitbrengen. De notulen der vorige vergadering worden hierna ongewijzigd vast gesteld. Vervolgens leest de Voorzitter voor het proces-verbaal van kasopname bij den Gemeente-Ontvanger over het 1ste kwartaal 1934, waaruit blijkt, dat op 16 Maart 1934 het totaal der inkomsten bedroeg f 402095.04, het totaal der uitgaven f 344917.43, zoodat op 16 Maart j.l. in kas was f 57177.61. Wordt voor kennisgeving aangenomen. De heer Vermeulen stelt dan voor eerst punt 9 der agenda, voorstel tot wijziging van het reglement van orde voor de vergaderingen van den Gemeenteraad, te behandelen, aangezien dit reglement blijkbaar niet meer strookt met de Gemeentewet en het dus noodig is, dat vóór alles dit reglement gewijzigd wordt. De Voorzitter zegt, dat de nieuwe Gemeentewet van 1931 is en stilzwijgend de nieuwe nummering hiervan in het reglement van orde wordt geacht bedoeld te zijn. Bovendien staat dit punt thans op de agenda, zoodat er z.i. geen bezwaar bestaat deze eerst af te handelen, zooals dat altijd gebeurd is. De heer Vermeulen handhaaft zijn voorstel, hetwelk gesteund wordt door de heeren van Boven en Arts. In stemming gebracht wordt dit voorstel met algemeene stemmen aan genomen, zoodat dus eerst het voorstel tot wijziging van het reglement van orde voor de vergaderingen van den Gemeenteraad behandeld wordt. Overeenkomstig het voorstel van B. en W. wordt hierna algemeen goedgevonden om de in het reglement van orde aangehaalde artikelen der Gemeentewet in overeenstemming te brengen met de gewijzigde nummering dezer wet. Hierna vraagt de Voorzitter, of de Raad de benoeming der Commis siën van raadsleden en de Voorzitters dier Commissiën aan zich wil houden, waarop enkele leden bevestigend antwoorden, waarna zonder hoofdelijke stemming wordt goedgevonden het reglement dienovereen komstig te wijzigen. De heer Vermeulen zou tevens gaarne bepaald wiljen zien, dat de Raad maandelijks vergadert. De Voorzitter zegt, dat de heeren van alles een goede voorbereiding verlangen, doch dit dan onmogelijk is. Dit kan niet zooals onze Secretarie geoutilleerd is. De heer Vermeulen zegt, dat de agenda's steeds veel te lang zijn en de vergaderingen veel te lang duren. De Voorzitter merkt op, dat dit overdreven is. Zooals gezegd, ver langt de Raad tegenwoordig van alles en schijnt hij van den anderen kant met te willen beseffen, wat werk er gedaan moet worden voor voorbereiding van een vergadering en voor afwerking van genomen besluiten. De heer Arts stelt voor elke zes weken te vergaderen. De Voorzitter acht ook dit te dikwijls en met ODze outillage niet mogelijk. De heer Millen zegt, dat dan de agenda's ook veel korter worden en steunt het voorstel Vermeulen. De Voorzitter waarschuwt nogmaals en zegt, dat het hem niet mogelijk is om dan steeds alles goed voor te bereiden. Wethouder üdenhoven zou willen, dat elke twee maanden verga derd werd, in dien geest, dat nooit langer dan twee maanden tusschen 2 vergaderingen verloopen. Het was dan uitgesloten, dat, zooals nu al eens is gebeurd, er tusschen Kerstmis en Paschen geen vergadering gehouden wordt. De Voorzitter zou het aan hem overlaten en wijst er op, dat elke verandering in 13e tot heden ter Secretarie gevolgde werkwijze geld gaat kosten en dit in dezen tijd onverantwoordelijk is. De heer van Boven zegt, dat de agenda's dan ook veel korter kunnen zijn en de werkzaamheden hierdoor ook lichter worden. Dergelijke groote agenda's kunnen wij niet goed afhandelen en hierdoor lijdt de gemeente schade. Spreker meent, dat de Voorzitter het te zwaar inziet en steunt het voorstel Vermeulen. De Voorzitter antwoordt, dat het hem absoluut onmogelijk is, waar op de heer van Boven zegt, dat het den Raad zoo ook onmogelijk is. De heer Vermeulen concludeert uit het gezegde van den Voorzitter, dat hij dan te veel bezigheden heeft. II bent ook Voorzitter hiervan, lid daarvan enz. De Voorzitter verzoekt zijn persoon buiten het debat te laten. De heer Houben stelt zich voor, dat ook bij maandelijksche verga deringen wij dikwijls lange agenda's zullen krijgen. De Voorzitter herhaalt, dat het zoo mis moet loopen: daar zijn wij niet op berekend. De heer van Haren zou dan de redactie doen luiden: de Raad ver gadert zooveel mogelijk maandelijks. Wethouder Odenhoven steunt het voorstel Arts. De heer Stoot verwacht, dat als wij maandelijks vergaderen, er soms niets te behandelen zal zijn, terwijl wij in de andere vergaderingen hetzelfde krijgen als nu. Hij zou het daarom aan den Voorzitter over laten, in de verwachting, dat deze het zoo zal weten te regelen, dat er niet te veel punten in eens behandeld behoeven te worden. De Voorzitter zegt, dat er zooveel mogelijk gezorgd wordt, dat de agenda's niet overladen worden en alles zooveel mogelijk wordt ver deeld. Daarbij moeten de heeren niet vergeten, dat een agenda blijft groeien en als de Raad meent, dat iets niet voldoende is voorbereid, hij toch ook nog het recht heeft, deze punten aan te houden, en dat heeft hij trouwens ook reeds verschillende malen gedaan. De laatste jaren werdeD toch ook nog vrijwel elk jaar 8 a 10 vergaderin gen gehouden, nu eens meer, dan eens minder, dat hangt van omstan digheden af. Trouwens de Voorzitter heeft met veel omstandigheden ook zelfs bij benadering rekening te houden: dan is 't hier kermis, dan vergadering daar, dan wordt gezegd: denkt U daaraan enz. en het is heusch niet gemakkelijk rekening te houden met de wenschen van alle heeren. Spreker blijft zeer veel bezwaar hebben tegen het maandelijks vergaderen, doch ook nog tegen elke 6 weken. Men moet den Voorzit ter zoo niet limiteeren: dat is ook niet de bedoeling der wet. Wethouder Pubben zegt, deze gebondenheid ook niet in het belang der gemeente te achten. De heer Arts meent toch zijn voorstel te moeten handhaven. De heer Vermeulen trekt dan zijn voorstel in en steunt het voorstel Arts. De Voorzitter ontraadt ook dit voorstel met den meesten aandrang. De heer van Boven blijft er bij, dat er nu veel te lange periodes tusschen 2 vergaderingen verloopen. Verleden jaar zijn er maar 7 vergaderingen gehouden. Spreker wenschte ook, dat met 7 vergaderingen kon worden volstaan, doch met dergelijke groote agenda's kunnen de belangen der gemeente niet voldoende be hartigd worden. Wethouder Odenhoven zegt, dat er verleden jaar van deze 7 verga deringen maar 2 in het eerste halfjaar werden gehouden en dat is te weinig. De Voorzitter antwoordt, dat dit toevallig geweest ia. Wij zitten nu eenmaal met betrekkelijk weinig personeel en de Wethouder weet goed hoe het gaat, dan komt dit en dan komt dat erbij. Een agenda blijft groeien, ook al omdat men toch ook niet voor elke kleinigheid de heeren uit hun bezigheden kan halen. Daarbij staan er gewoonlijk ook verschillende hamerpunten op de agenda. De heer Millen zegt, bij de rondvraag meermalen te hebben moeten hooren, dat de Voorzitter kortheid verzocht, omdat de vergadering reeds lang genoeg geduurd had en hij zoo moe was. Neen, zegt de Voorzitter, ik heb enkel den laatsten tijd verzocht de rondvraag te beperken, omdat er zooveel gevraagd werd, dat hier feitelijk niet thuis hoort en Spreker anders zou moeten overgaan tot den maatregel, dat de vragen eerst schriftelijk moeten worden ingediend, zooals op vele plaatsen bepaald is. De heer Stoot zou het maar aan den Voorzitter overlaten. Bij al te lange agenda's zouden wij dan sommige punten kunnen aanhouden en daarvoor enkele dagen later terug kunnen komen. In vertrouwen, dat de Voorzitter in den vervolge de tusschentijden tusschen de vergaderingen zooveel mogelijk zal verdeelen, zal de heer Arts dan zijn voorstel intrekken. De Voorzitter zegt gehoord te hebben, dat de heeren er prijs op stellen de tusschenruimten tusschen de vergaderingen meer te verdeelen en zal voortaan zorgen, dat in het algemeen nooit langer tijd dan twee maanden tusschen 2 vergaderingen verloopt. Dan is aan de orde: behandeling van het schrijven van Heeren Ge deputeerde Staten inzake de door den Gemeenteraad in zijne vergadering van 27 December j.l. vastgestelde begrooting en de opmerkingen en bedenkingen tegen deze begrooting. De Voorzitter zegt, dat de heeren een afschrift van dit schrijven met toelichting van Burgemeester en Wethouders hebben ontvangen. Hierna leest Spreker het zoo juist ingekomen schrijven van J. Ver meulen en 7 andere raadsleden voor en zegt naar aanleiding hiervan alleen te willen opmerken, dat hierin gesproken wordt van een post onvoorziene uitgaven van f 5648.57.—; deze was er inderdaad in de oorspronkelijke begrooting, zooals die door Burgemeester en Wethou ders werd ingediend, maar daarbij was gerekend op een heffing van 100 opcenten op de Personeele Belasting, dus het dubbele van wat de meerderheid van den Raad wilde. Spreker zal nu de verschillende posten aan de haod van de door Ged, Staten gemaakte opmerkingen, een voor een in behandeling nemen en in stemming brengen. Wat betreft de vplgnos. 77. 99, 111, 113 en 119 wordt genoegen genomen met de door B. en W. gegeven toelichting en deze posten waar noodig dienovereenkomstig gewijzigd, Wat betreft de volgnos. 153, 154 en 160, zegt de heer van Haren dat, hoewel overtuigd dat op deze posten bezuinigd kan worden, hij, om moeilijkheden met Ged. Staten te voorkomen, is meegegaan met het voorstel van de raadsleden om die posten terug te brengen tot het door B. en W. voorgestelde bedrag, aangezien wij toch een sluitende be grooting kunnen krijgen zonder belastingverhooging. De Voorzitter zegt, dat hier steeds de uiterste zuinigheid betracht wordt, maar wat de Raad eerst voteerde, was toch werkelijk te weinig De heer Vermeulen wijst op den weg Venray—Wanssum, waarin verschillende gaten voorkomen. Waarom kunnen deze niet telkens wor den dichtgemaakt? Laat men er af en toe eens met den teerketel over gaan. De Voorzitter antwoordt, dat dit in verband met de nachtvorsten is uitgesteld moeten worden, doch men er thans mee bezig is. Wethouder Pubben zegt, dat de Opzichter van den Provincialen Waterstaat zelfs heeft opgemerkt, dat er een te dunne laag spramex op lag. Zoodat wij zelfs vreezen, dat de bedekking niet voldoende zal zijn met het oog op de haven te Wanssum, zegt de Voorzitter. Wethouder Odenhoven zegt. dat het hem genoegen doet, dat de Raad er voor is, den post onderhoud wegen en voetpaden terug te brengen op de aanvankelijk door B. cn W. uitgetrokken bedragen, want bij is eigenlijk altijd van oordeel geweest, dat deze ramingen niet te hoog waren. Wordt algemeen goedgevonden post 153, onderhoud van straten en pleinen, weer te brengen op f 1600.en post 154, onderhoud van wegen en voetpaden, op f 14090.— en post 160, kosten van de rioleering in de Kom, op f 2700.— Bij post 208. dijk- en polderlasten, zegt de Voorzitter, dat deze, ofwel op f 1000.— moet worden uitgetrokken, ofwel pro memorie moet wor den geraamd, doch in het laatste geval moet het onder volgno. 159 uit getrokken bedrag voor onderhoud van waterlossingen, met f 1000.— worden verhoogd. De heer Vermeulen zou dit bedrag op den post onvoorziene uitgaven brengen, zooals reeds vroeger is voorgesteld, Zoo noodig kunnen wij het dan daar later afnemen. Dat is niet juist, zegt de Voorzitter. Als men weet het een of ander bedrag noodig te hebben, moet men er een post voor uittrekken en dit bedrag niet op onvoorziene uitgaven brengen, want het is niet „on voorzien." In stemming gebracht wordt met 10 tegen 4 stemmen besloten post 159 te handhaven op f 500.— en post 208 pro memorie uit te trekken. Vervolgens wordt algemeen goedgevonden post 210, onderhoud ge bouwen en bosschen, te brengen op f 3280.—, terwijl ook met de sub 7, 8, 9 en 10 door B. en W. gegeven toelichting accoord ^yordt gegaan, Ook de diverse posten werkverschaffing worden goedgevonden, zoo als door B. en W. nader in de begrooting verwerkt. Aldus, zegl de Voorzitter, komen wij nu tot een tekort van f 2681 Ged. Staten kwamen tot een bedrag van f 1900.—, doch dit verschil is te verklaren, uit een nader ontdekte optelfout in hoofdstuk IV. Wij hebben dus dan ook nog geen post onvoorzien. Hoe dit nu te dekken? Welke reserve is er nu nog Volgens officieel ontvangen inlichtingen kan het bedrag, dat de belastingen tengevolge van de missive van den Minister van Financiën meer zullen opbrengen, in zijn geheel worden begroot op f 7500. Hierbij komt nog f2500.voor het dienstjaar 1934—1935, waarvan dus 2/3 of plm. f 1800— ten bate komt van den dienst 1934. Alzoo totaal f 9300. Een hooger bedrag, Spreker vestigt hier vooral de aandacht op. acht de Inspecteur der Belastingen niet verantwoord en meer mogen wij dus ook niet aan Ged. Staten mededeelen. Verder is er nog f 1400.minder verlies wegens de nieuwe, met 1 Juli a.s. ingaande overeenkomst inzake den gemeentelijken autobusdienst, terwijl wij ook de nog betaalde rente en aflossing van Ysselstyn over 1933, ten bedrage van f3000.—, aan den dienst 1934 ten goede kunnen laten komen. In totaal dus f 13700.—. Nog wordt door de heeren Raadsleden in hun rapport genoemd de mindere verpleegprijs der armlastige krankzinnigen. Daartegenover staat echter de te betalen couponbelasting en de mindere opbrengst van effecten wegens conversie van geldleeningen tot een lageren rentevoet. Tenslotte wordt nog genoemd de vermoedelijke korting, wegens ver hooging pensioensbijdragen per 1 Juli a.s. Spreker gelooft niet, dat Ged. Staten dit bedrag als aanwijsbare reserve zullen aannemen, terwijl ook overigens aan f 2000.dit bedrag zeker te hoog is geraamd. Aldus zouden wij een post onvoorzien krijgen van plm. f 11000.—bij een heffing van 50 opcenten op de Personeele Belasting en dat is meer dan deze post in eenig jaar geweest is. Wanneer B. en W. dan ook deze reserves gekend hadden bij het opmaken der begrooting, zouden zij beslist niet met voorstellen tot be lastingverhooging gekomen zijn. B. en W. staan op het standpunt, dat een post onvoorzien van f 11000.—, voldoende is. In dien tusschentijd is echter de uitspraak van de Kroon gekomen, waarbij deze zich op het standpunt stelt, dat over de overschotten van vorige dienstjaren niet mag worden beschikt, zoolang niet de belastingen tot het hoogst mogelijke zijn opgevoerd. Ged. Staten gaan nog niet zoover, dat zij het geheele batig saldo willen gereserveerd zien, doch eischen toch een onvoorzien van f25000. Willen wij dus aan den eisch van Ged. Staten tegemoet komen, dan is noodig een heffiug van 120 opcenten op de Personeele Belasting. Zegt nu de Raad, wij achten een onvoorzien van f 11000.voldoende, dan moeten Ged. Staten maar beslissen. Sprekers persoonlijke meening is, dat de Minister zijn standpunt zal handhaven. Mogelijk is ook te probeeren de begrooting met 100 opcenten, op de Personeele Belasting goedgekeurd te krijgen, doch zegt de Raad, wij gaan niet hooger dan 50, dan wil Spreker den heeren waarschuwen, ten einde later, als misschien het volle geëischt wordt, het verwijt te ontgaan niet te hebben gewaarschuwd. De heer Vermeulen is het niet eens met den Voorzitter, wat betreft de meerdere belastingopbrengst. Deze is volgens hem van deskundige zijde verstrekte gegevens minstens f 12000. Daarbij komen er ook nog dagelijks aangiften binnen. De Voorzitter herhaalt, dat de Inspecteur hem gemachtigd heeft een bedrag te noemen van f 7500 -p f 1800 f 9300, maar niet hooger. Met een hooger bedrag zullen dus ook Ged. Staten beslist geen genoegen nemen. De heer Stoot zegt, dat er nog geen rekening is gehouden met de pensioenkorting die er toch in elk geval komt, hetzij dan door de wet, hetzij door Raadsbesluit. De Voorzitter zegt, dat door den Raad besloten is de wet af te wachten en die zal er wel komen, en dan wordt er met ingang van 1 Juli 1934 heel wat meer op de ambtenaren gekort dan de Raad heeft gewild en dan krijgen wij derhalve nog meer inkomsten dan het geval zou zijn geweest bij de door de Raad voorgestede korting. De heer van Haren veronderstelt, dat de Inspecteur der Belastingen de opbrengst aan den lagen kant geschat heeft en deze ook beslist zal meevallen, De heer Vermeulen zegt nog. dat als de opcenten op de Personeele belasting verhoogd worden, de huurwaarden omlaag moeten, want het zal dan requesten regenen. Aldus zou de opbrengst nog wel eens lager kunnen worden en ook dit ware Ged. Staten onder de oogen te bren gen. De Voorzitter zegt, dat deze belasting toch op vele plaatsen zoo hoog is of nog hooger. De heer Vermeulen stelt dan voor, het aantal opcenten op de Perso* neele belasting te handhaven op 50, welk voorstel gesteund wordt door de heeren van Haren en Stoot. In stemming gebracht wordt dit voorstel met 12 tegen 2 stemmen aangenomen. Tegen stemden de heeren wethouder Pubben en Houben. De heer Vermeulen stelt dan voor een Commissie te benoemen om Ged. Staten van voorlichting te dienen. De Voorzitter zegt, dat volgens de wet de uitvoering der besluiten aan B. en W. is en Spreker dit recht zal handhaven. Maar, zegt de heer Stoot, de Raad kan toch zijn besluiten toelichten. Neen, zegt de Voorzitter, dat is aan B. en W. Het begeleidend schrijven bij de begrooting gaat uit van Burgemeester en Wethouders. De heer van Haren begrijpt uit het voorstel Vermeulen, dat de be doeling is, dat een commissie van drie leden in eene vergadering van Gedeputeerde Staten het standpunt van den Gemeenteraad gaat verdedi gen. En wij kunnen toch hiervoor een commissie benoemen als wij willen, zegt de heer Vermeulen. Dat is heel wat anders zegt de Voorzitter, daartegen is geen enkel bezwaar, daar kan een commissie voor worden benoemd. Spreker stelt voor deze dan te doen bestaan uit drie leden, waarmede de Raad accoord gaat. Tot stemopnemers worden door den Voorzitter aangewezen de beide wethouders. Na de stemming blijkt, dat zijn uitgebracht10 stemmen op L. J, van Haren, 5 op A. G. Millen, 3 op J. H. M. H. Stoot, 9 op J. C. H. Vermeulen, 2 óp J. H. van Boven, 3 op G. H. Houben en 1 op M. H. Arts, terwijl twee stembiljetten blanco en een ongeldig werd ingeleverd, zoodat gekozen zijn de heeren van Haren en Vermeulen. Hierna heeft een 2de vrije stemming plaats tot het benoemen van een derde lid. De heer Stoot verzoekt den Voorzitter mede te deelen, niet voor eene benoeming in aanmerking te willen komen. Na de stemming blijkt, dat zijn uitgebracht 9 stemmen op A. G. Millen en 3 op G. H. Houben, terwijl 2 blanco briefjes werden inge leverd, zoodat de heer Millen is benoemd. De heer van Boven verzoekt den Gemeente-secretaris als secretaris aan de commissie te willen toevoegen. De Voorzitter zegt, dat, als de commissie zulks wenscht, de secretaris de commissie kan bijstaan en dus volgens de wet daartegen geen bezwaar te hebben ea vraagt of ook een Voorzitter dezer commissie moet gekozen worden, waarop ontkennend wordt geantwoord. De Voorzitter zegt, dat hij als Voorzitter van den Gemeenteraad alsnog een schrijven zal richten aan het Gedeputeerd Bestuur, om dit te vragen de commissie in een vergadering van het college in de gelegen heid te stellen het standpunt van den Raad te verdedigen. Dan is aan de orde voorstel van B. en W. tot het nemen van een besluit om tot een regeling te komen ter gemeenschappelijke behartiging van een streekplan voor Noord-Limburg, ingevolge het bepaalde in artikel 45 en volgende der Woningwet. De Voorzitter herinnert eraan, dat dit punt de vorige vergadering is aangehouden, en in dien tusschentijd ongeveer alle betreffende gemeenten zijn toegetreden. De heer Millen zegt, reeds verleden keer gevraagd te hebben voor hoelang deze bijdrage geldt, waarop de Voorzitter antwoordt, daarop geen ander antwoord te kunnen geven, dan totdat het plan klaar is. De heer Millen zou dan willen voorstellen voorloopig toe te treden voor den tijd van twee jaar. Dat gaat niet, zegt de Voorzitterhet voorstel moet worden aange nomen zooals het ei ligt, want er wordt door alle gemeenten een gelijk luidend besluit genomen. Trouwens nergens wordt deze restrictie ge maakt. Dan kan het wel twintig jaar duren, zegt de heer Vermeulen. Over 2 jaar kunnen wij dan verder zien, zegt de heer Millen. De Voorzitter herhaalt, dat een gelijkluidend besluit moet worden genomen door alle gemeenten. We moeten het dus aannemen zonder restrictie of verwerpen, niemand kan te voren zeggen hoe lang dit duurt, het wordt voor onbepaalde tijd genomen. Spreker wijst nog op het gioote werk, dat Jan Poels z.g. hiervoor gedaan heeft. De heer Vermeulen blijft bij 2 jaar en steunt het voorstel Millen. Dat gaat niet, zegt de Voorzitter, dat is geen medewerking. Waarom niet, vraagt de heer van Boven: wij kunnen den termijn toch telkens weer verlengen. Dat staat gelijk met afwijzing, zegt de Voorzitter, en wij moeten toch ook vertrouwen hebben in de streekplancommissie. Zoo weten wij niets, zegt de heer Vermeulen. Het kan f3000 kosten, maar het kan ook f 6000 zijn. Dat vertrouwen moeten wij hebben, zegt de Voorzitter. Maar als wij nu het voorstel van B. en W. verwerpen, kunnen wij daarna toch de gelden voor 2 jaar voteeren, zegt de heer van Boven. Dan nennn Ged. Staten dat niet aan, zegt de Voorzitter en zullen zij dit zeer terecht als een blijk van wantrouwen beschouwen. Dat zullen wij moeten afwachten, zegt de heer Vermeulen. Wij moeten eerst maar eens resultaten zien. Wethouder Odenhoven verlaat de vergadering. In stemming gebracht wordt het voorstel van B. en W. met 7 tegen 6 stemmen aangenomen. Voor stemden de heeren Janssen, Nelissen, wethouder Pubben, Gou- mans, Houben, Geurts en van Dijck. Tegen de heeren Stoot, Vermeulen, van Haren, van Boven, Millen en Arts. Dan wordt algemeen goedgevonden een bedrag van circa f 1000.—, voortspruitende uit den verkoop van aanscheuten. en een bedrag van circa f 1025.—, zijnde de door het R. K. Kerkbestuur te Leunen gestorte waarborgsom, op de voor de gemeente meest gunstige wijze te beleggen in Nederlandsche of Nederlandsch-Indlsche Staatsleeningen. Vervolgens wordt algemeen goedgevonden het Ambtenarenreglement voor de Gemeente Venray en de verordening regelende de rangen, he aantal, de samenstelling, de eischen van benoembaarheid en de be zoldiging van de ambtenaren der gemeente-politie te Venray te wijzigen en aan te vullen, als door B. en W. voorgesteld. Nog is aan de orde: wijziging en aanvulling der gemeente-begrooting dienst 1933. De Voorzitter leest de voorgestelde wijzigingen voor. welke algemeen worden goedgevonden. Wethouder Odenhoven komt hierop weer in de vergadering. Vervolgens worde behandeld het request der huurders der woningen van de Bouwvereeniging St. Oda, om verlaging der huren. Na voorlezing van het verzoek zegt de Voorzitter, dat 2 jaar geleden een soortgelijk request is ingekomen. Het standpunt van den Raad was toen, dat het niet aanging om naast de jaarlijks terugkeerende kosten a'S biidca9e ia de buren, de gemeenschap weer f 2000 extra te laten bijdragen, omdat wij dan schromelijk onbillijk werden tegenover aoderen, die niet in een woning der bouwvereeniging wonen. De verhuring der woningen gaat ook niet slechter. Binnenkort is waarschijnlijk wel een voorstel van den minister te verwachten tot verlaging der annuiteit en dan gaan de huren vanzelf omlaag. De heer van Boven zegt. dat het eerste request behandeld is in de vergadering van 30 Mei 1932. Sindsdien zijn de tijdsomstandigheden echter zeer veranderd. In verband met het door den Voorzitter waar schijnlijk geacht wetsontwerp, kan Spreker wel goedvinden, dit punt aan te houden tot wij weten wat de wetgever doet. De heer Millen is het met den heer van Boven eens en vindt ook dat de huren te hoog zijn. Hij meent echter, dat dit wetsontwerp nog lang op zich kan laten wachten en dan zouden wij er toch eerder op terug moeten komen. Wordt algemeen goedgevonden dit punt voorloopig aan te houden. ervolgens worden aangeboden h. verslag van den vleeschkeuringsdiemt,

Peel en Maas | 1934 | | pagina 5