TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS Openbare vergadering van den Raad der gemeente Venray, gehouden op 27 December 1933, des namiddags drie uur. Zaterdag 10 Februari 1934 Vijl en vijftigste Jaargang No 6 Voorzitter: de heer O. L. P. van de Loo, burgemeester. Secretaris de heer A. F. M. van Haaren. Afwezig met kennisgeving; de heer Jacobs. De Voorzitter opent de vergadering met gebed en stelt aan de orde: notulen der vergadering van 28 November 1933. De heer Millen vindt het jammer, dat de Secretaris zich laat verlei den de notulen door iemand auders te doen verknoeien. De Voorzitter protesteert hiertegen en zegt, dat de notulen steeds zoo objectief mogelijk worden opgemaakt. Dit blijkt trouwens ook hieruit, dat slechts zelden aanmerkingen op de notulen worden gemaakt. De heer Millen merkt op, dat hij in de vorige vcrgadeiing niet ge sproken heeft van „opdat de menscben zullea zeggen", doch duidelijk te hebben gezegd: „opdat de heeren in den Haag zullen zeggen: in Venray, daar hebben ze nog eens een Burgemeester." De notulen der vorige vergadering worden hierop, aldus aangevuld, vastgesteld. Vervolgens leest de Voorzitter voor het procesverbaal van kasopname bij den Gemeente ontvanger over het 4de kwartaal 1933, waaruit blijkt, dat op 1 December 1933 het totaal der inkomsten bedroeg f 314713.36, het totaal der uitgaven f 215210.01, zoodat op 1 December j.l. in kas was f 99503.35, Wordt voor kennisgeving aangenomen. Bij de hierna gehouden trekking blijkt, dat no. 2 getrokken is, zoodat bij stemmingen in deze vergadering no 2 der presentielijst, i.e. de heer Houben het eerst zijn stem moet uitbrengen. Daarna komt aan de orde: voorloopige vaststelling der gemeentereke- ning 1932, met rapport der commissie. De Voorzitter zegt, dat deze rekening 28 November 1933 aan den Raad is overgelegd, daarna 14 dagen ter secretarie voor eenieder ter lezing heeft gelegen en tegen betaling der kosten verkrijgbaar is gesteld. Waar aldus is voldaan aan de wettelijk voorgeschreven formaliteiten, kan de Raad overgaan tot voorloopige vaststelling. Spreker leest vervolgens het rapport van de in de vorige vergadering benoemde Raadscommissie van onderzoek der rekening voor, waaruit blijkt, dat de commissie die rekening heeft onderzocht en zij deze met alle bescheiden, tot staving van inkomsten en uitgaven, geheel in orde en met elkaar strookend heeft bevonden, weshalve zij den Raad advi seert deze rekening voorloopig vast te stellen. Hierna wordt de gemeenterekening met algemeene stemmen voorloopig "aslgesteld op f 421875.19 in ontvangsten en f 375275.82 in uitgaven, zoodat zij een batig saldo oplevert van f 46599.37. De beide wethouders hebben zich overeenkomstig de wet van stem ming onthouden. Vervolgens stelt de Voorzitter aan de orde Behandeling en vaststel ling der Gemeentebegrooting dienst 1934 en der begrooting van den tak van dieDSt het Gasbedrijf. De Voorzitter deelt mede, dat de op 28 November j.l. aangeboden begrootingen der inkomsten en uitgaven van de gemeente en van den tak van dienst het Gasbedrijf voor 1934 deuzelfden dag, ingevolge artikel 238 der Gemeentewet op de secretarie voor eenieder ter lezing zijn nedergelegd en in afschrift tegen betaling der kosten algemeen ver krijgbaar zijn gesteld, van welke nederiegging en verkrijgbaarstelling tegelijkertijd openbare kennisgeving is geschied. Aangezien derhalve de bij het laatste lid van genoemd wetsartikel vastgestelde termijn van veertien dagen sindsdien verloopen is, kan thans de behandeling dier begrootingen plaats hebben. Spreker zegt verder, dat het evenals vorige jaren, in verband met .de voorschriften en modellen voor de begrooting, het meest practisch is, elk hoofdstuk afzonderlijk te behandelen. Hij brengt nu achtereenvolgens de verschillende posten aan de orde en geeft de gelegenheid bij eiken post toelichtingen te vragen of besprekingen en beraadslagingen te voeren ons dan, als alle posten van een hoofdstuk aldus zijn behandeld, de beslissing van den Raad over dat hoofdstuk te vragen. De heer Vermeulen stelt voor eerst punt 5, 6 en 7 der agenda te be handelen. Spreker acht dit juister. De Voorzitter kan deze meeuing niet deelen, want juist als alle posten behandeld en vastgesteld zijn, blijkt pas, hoe hoog de belastingen gullen moeten worden opgevoerd resp. of eventueel de door B. en W. voor gestelde percentages kunnen worden verlaagd. Wat verder de begrooting betreft, zegt Spreker, dat deze duidelijk den stempel draagt der tijdsomstandigheden en dat vooral de hooge kosten der werkverschaffing hierin tot uitdrukking komen. Over het algemeen zijn de diverse andere posten verlaagd, enkele zelfs aanzienlijk. Wat betreft de salarissen, staan B. en W. op het standpunt, dat thans niet tot verdere verlaging moet wotden overgegaan, alhoewel voor de toekomst ook op dezen post, op welke wijze dan ook, zal moeten be zuinigd worden. Spreker leest vervolgens het door den heer Vermeulen aangeboden schrijven voor, alsook het eerst heden ingekomen schrijven van den Voorzitter van den R.K. Venrayscben Middenstand Wat het rapport van de meerderheid der Raadsleden betreft, verwon dert het Spreker, dat de onderteekenaars hiervan het spitten van zand wegen in werkverschaffing als weggegooid geld beschouwen. B. en W, meenen juist, dat deze uitgaven goed besteed zijn en Spreker wijst in dit verband op de gemeenten Helden en Nederweert, waar dit spitteo met groot succes is toegepast. Wat verder gezegd wordt omtrent het ontginnen van gronden in de Peel, meent Spreker, dat dit later nog wel eens een punt van bespreking zal moeten uitmaken, alhoewel de heeren zich geen illusies moeten maken omtrent het aantal landarbeiders in de gemeente, want in den zin der Landarbeiders wet zijn er dit slechts weinigen Wat betreft het verhoogen der pensioensbijdragen, wil Spreker op merken, dat dit het beste bij de betreffende posten kan worden bespro ken. Alleen wil hij nu nog eens herhalen, dat B. en W. gemeend heb ben op dit oogenblik niet met verdergaande voorstellen tot salarisverla ging en verboog ing van het pensioen verhaal is indirect eene salaris verlaging te moeten komen. Verder moeten over deze voorstellen de organisaties worden gehoord om van hun gevoelen te doen blijken, zoo dat wijziging der verordeningen slechts mogelijk is als al deze formali teiten zijn vervuld. Bovendien zijn er in verband met het rapport der Commissie Schouten binnen afzienbacen tijd voorstellen van hoogerhand te verwachten, aangezien het in de bedoeling der Commissie ligt aller eerst uniformiteit te brengen in het heffen der pensioensbijdragen. In bet rapport ligt voorts een sterke uitdrukking om naar het nage slacht te verschuiven en dus op buitengewoon te brengen, wat B. en W. op gewoon gebracht hebben. Hiertegen wordt echter bij voortduring gewaarschuwd. Wij moeten dan ook de zaken niet verdoezelen, maar den zuiveren toestand onder de oogen zien, anders maakt men het steeds moeilijker de begrooting over enkele jaren sluitend te maken. Het is wel niet aangenaam, dat er een begrooting wordt aangeboden, waarin belastingsverhooglng wordt voorgesteld, maar daarom mag nog niet alles op het nageslacht geschoven worden. De heeren moeten er wel aan denken, dat belastingverhooging niet mag vermeden worden ten koste der toekomst. In de toekomst zullen de belastingen zonder eenigea twijfel, toch al zonder dit verhoogd moeten worden: in 1935 zullen de moeilijkheden al veel grooter zijn. Men mag ook niet uit het oog verliezen, dat te elfder ure een circulaire is gekomen van den Minister, waarbij de bijdrage van het Rijk in de kosten der werkverschaffing aanmerkelijk werd verlaagd en - om het kort te zeggen terwijl wij bij het opmaken der begrooting meenden te mogen rekenen op 65 pCt., werd deze bijdrage door die circulaire plotseling gelimiteerd tot practisch ten hoogste 40 pCt. En als nu de belasting lager wordt vastgesteld dan in de begrooting geraamd, bovendien de mogelijkheid niet uitgesloten, dat die bijdrage nog lager wordt dan 40 pCt. Gaan wij de inkomsten te veel beperken, dan krijgen wij geen batig saldo meer en moeten in 1936 de belastingen enorm omhoog en aldus zou ook onze gemeente len slotte noodlijdend worden. En nu mogen wij opzien tegen het aantal van 100 opcenten op de Personeele Belasting, maar als wij eens rondom ons kijken, zien wij overal veel hoogere belastingen. Men denke echter vooral aan het gevolg als wij nu te weinig heffeD. maken wij het voor den dienst 1936 vrijwel onmogelijk, althans zal dan, Spreker herhaalt het, de belastingverhooging zeer belangrijk moeten zijn. Zeker, men kan altijd een of ander postje verlagen, maar als men het complex vaD uitgaven beziet, is er Diet te hoog geraamd en wat nu het brengen van uitgaven op den kapitaaldienst betreft, is het een dwingende eisch der regeering, dat de posten voor werkverschaffing op den gewonen dienst komen. De heer Stoot is het niet met den Voorzitter eens en meent, dat eerst de belasting in omvraag moet worden gebracht, want als de verhooging der opcenten op de Personeele belasting niet wordt aangenomen, moeten verschillende posten der begrooting omlaag. Wat het batig saldo betreft, zegt Spreker, dat de Voorzitter bij wijze van boeman ons er reeds elk jaar op gewezen heeft en bang gemaakt, dat het nu afgeloopen zou zijn met de batige saldo's, en toch kwam het elk jaar weer terug. Spreker veronderstelt, dat het nu weer zoo is en zou daarom nog eens een jaar aanzien en niet alles schuiven op de burgerij, die nergens steun van ontvangt. De Voorzitter zegt nooit den boeman gespeeld te hebben, want inder daad is het batig saldo in den loop der jaren van f 86000 op f 47000 gekomen. Nu kan men wel vragen waarom juist de Personeele belasting wordt verhoogd, doch dit kan niet anders, de personeele belasting is nu een maal tot sluitpost der begcooting gemaakt en nu kan men ei over twis ten of dit standpunt der Regeering juist is, maar het is zoo. B. en W. zijn begonnen met 80 opcenten op de Gemeentefonds belasting voor te stellen, en toen daarna nog verdere belastingverhoo ging noodig bleek, moest de personeele belasting aan de beurt komen, want zoolang het aantal opcenten daarop niet minstens 150 bedraagt, mag met de opcenten op de fondsbelasting niet hooger worden gegaan dan 80. Nu komt het voorstel van den heer Stoot en anderen hierop neer dat men de zaak wil omdraaien. De Personeele belasting mag. koste wat koste, niet verhoogd worden en dus moet de begrooting met rond f 10000.— worden verlaagd. Maar dan is ook de Raad daarvoor ver antwoordelijk en niet B. en W. De heer Vermeulen is het met den heer Stoot eens ook in goede jaren is de toestand te somber voorgesteld. Daarbij is het batig saldo niet f47000.— maar f50000.—, want er is nog circa f 3000.bij ge komen van achterstallige posten. De Voorzitter herhaalt zijn waarschuwing, dat het niet kan en B. en W. alle verantwoordelijkheid van zich afschuiven. Als de heeren eens bedenken dat de werkverschaffing groote offers eischt en, ondanks dat de hiervoor uitgetrokken bedragen enorm verhoogd zijn, slechts een ge ringe belastingverhooging wordt voorgesteld, dan moeten zij toch aan nemen, dat B. en W. reeds flink besnoeid hebben. De heer Vermeulen meent, dat het thans uitgetrokken bedrag van f 42000.niet geheel noodig zal zijnin 1932 werd voor werkver schaffing slechts f 16000.— uitgegeven. De Voorzitter zegt, dat als de Regeeriag in 1932 in plaats van de toen gegeven 70 pet. hetzelfde had gegeven wat ze nu in 1934 slechts zal geven, nl. 40 pet., dan was dit bedrag niet geweest f 16000.doch rond f 30000.—. Gezien de toeneming der werkloosheid achten B. en W. deze posten dan ook beslist niet te hoog. Bovendien is het verbazend moeilijk om werkobjecten voor de werk- erschaffing goedgekeurd te krijgen. De heer Stoot zegt, dat de Burgemeester zich maar allerlei veronder stellingen maakt, waarvan niets komthij is altijd veel te pessimistisch geweest. De Voorzitter begrijpt niet hoe de heer Stoot dit kan zeggen. Laat men liever zeggen wat een geluk dat B. en W. altijJ pessimistisch geweest zijn, of liever, een dergelijke, uiterst voorzichtige of, zooals wel eens gezegd is, conservatieve geldpolitiek gevoerd hebben. Daarom juist staan wij er momenteel nog niet zoo slecht voor als vele andere ge meenten. De heer Vermeulen meent, dat wij er ook met onze bosschen en gronden veel beter voor staan dan andere gemeenten. Ja, zegt de Voorzitter, maar met het productief maken dezer gronden gaan aiierlei andere kosten gepaard, ais b.v. voor wegen, schoolbouw, waterlossingen enz. Het gaat er B. en W. slechts om met welke middelen wij een ge zonden finantieelen toestand houden, om, als er verbetering komt. Diet met een blok aan het been te zitten. De heer Vermeulen zegt, de verantwoordelijkheid om geen belasting verhooging te heffen op de opcenten der Personeele belasting, gerust aan te durven. Spreker meent, dat wij den toestand niet zoo donker moeten inzien. Inderdaad staan wij er niet zoo slecht voor en de toe stand wordt geleidelijk beter. Juist, zegt de Voorzitter, onze fiaantieele toestand is nog gezond, maar is dat niet juist daarom, dat wij niet tot het uiterste hebben ge wacht, doch al vroeger de belastingen tot een dragelijke hoogte hebben opgevoerd De heer van Boven stelt voor het voorstel Stoot, dat gesteund is door den heer van Haren en door hem, in stemming te brengen. Wethouder Pubben verwondert het, dat hier thans door een aantal Raadsleden in een schriftelijk rapport hun meecing en oordeel omtrent het ontwerp-begrooting wordt geopenbaard.. Z.i. hadden de heeren het geen zij omtrent dat ontwerp te zeggen hebben moeten ter tafel brengen bij de voorafgegane oesprekingen der begrooting in comité-generaal daar zijn zij echter niet verschenen. Spreker weet niet of deze actie moet beschouwd worden als een bewijs van wantrouwen tegen B. en W. Wel weet hij, dat hij in de 10 jaar, dat hij raadslid is, steeds de vóórvergaderingen heeft meegemaakt en er veel nut uit getrokken heeft en juist vooral die voorbesprekingen hem steeds vaster hebben geplaatst ook toen hij nog geen wethouder was op het standpunt, dat ver trouwen moet worden gesteld in de leiding en de voorstellen van B. en W. De heer van Boven zegt, dat het zich goed laat verklaren, dat er weinig raadsleden aan de besprekingen in comité generaal hebben deel genomen dat ligt hieraan, dat zij net zoo goed zelf konden vergaderen, want dan kregen zij- even goede voorlichting, en de voorlichting van den Voorzitter is bovendien zoo, dat ze er op berekend is om de begrooting zooals die door Burgemeester en Wethouders is aangeboden, goedgekeurd te krijgen. De Voorzitter meent, dat men nooit betere voorlichting kan krijgen dan op de voorgestelde wijze en hij ook altijd gemeend beeft, dat dit door de Raadsleden werd op prijs gesteld. Nu blijkt echter, dat lit niet het geval is, althans niet voor een gedeelte der Raadsleden. Maar, gaat Spreker voort, praten helpt niet, wij moeten de begrooting behandelen en daarom zal hij het voorstel Stoot in stemming brengen als niemand meer het woord verlangt. Wethouder Odenhoven zegt, dat er in geen geval mag getornd wor den aan de uitgetrokken posten voor de werkverschaffing. B, en W. waren van oordeel, dat aan deze begrooting niet mag getornd worden, doch Spreker heeft reeds bij de behandeling in de vergadering van het College verschillende posteu aangegeven, die z.i. voor verlaging in aanmerking komen. Hij wil er nu reeds den nadruk op leggen, dat hij zich niet laat beïnvloeden en zal daarom zijn opmerkingen brengen, zooalj hij ze heeft opgedaan, en dan blijven er inderdaad naar zijn oor deel verschillende posten voor verlaging vatbaar. De heer Houben wil niet zeggen, dat hij met alles accoord gaat, doch heeft geen bezwaar tegen het voorstel van den heer Stoot. In stemming gebracht wordt het voorstel Stoot met 13 tegen 1 stem aangenomen. Tegen stemde wethouder Pubben, Het voorstel van B. en W. tot vaststelling eener verordening tot heffing van 80 opcenten op de hoofdsom der Gemeentefondsbelasting met ingang van 1 Mei 1934, wordt hierna met algemeene stemmen aan genomen. Vervolgens wordt behandeld het voorstel van B. en W. tot vaststel ling eener verordening op de heffing van opcenten op de personeele belasting, waarbij met ingang van het belastingjaar 1931 ten behoeve der gemeente honderd opcenten zullen worden geheven. De heer van Boven zegt, zich niet verantwoord te achten zijn stem aan deze belastingverhooging, die hoofdzakelijk zal drukken op de burgerij, dus vooral op den middenstand, die niet van _o verheids wege gesteund wordt, te geven. Gezien dan ook hoe de gemeente er voor staat, stelt Spreker voor niet tot verhooging over te gaan en hij hoopt, dat de andere heeren het ook zoo zullen inzien. De Voorzitter herhaalt, dat deze verhooging noodig Is, ook in ver brand met de structuur van het belastingcomplex en wijst op de conse quentie, dat bij aanneming van het voorstel van den heer van Boven verschillende posten verlaagd moeten worden, waarvan B. en W. de verantwoordelijkheid dan niet kunnen en durven dragen. De heer Houben weet uit eigen ondervinding met hoeveel zorg elk jaar de begrooting door den Secretaris wordt opgemaakt en door B. en W. wordt behandeld en hoe elke post gewikt en gewogen wordt. Spreker vertrouwt dat ook dit jaar de begrooting met dezelfde zorg is opgemaakt en zal dan ook zijn vertrouwen blijven stellen in B. en W. en voor hun voorstel stemmen. Wethouder Pubben wijst er op, dat aanvankelijk geen belastingver hooging was voorgesteld. Toen echter die circulaire van den Minister kwam, dat wij zooveel minder kregen voor de werkverschaffing, moest het en zijn B. en W. noodgedwongen met dit voorstel gekomen. Juist, zegt de Voorzitter, en hieraan is bovendien nog een geheele omwerking der begrootiog voorafgegaan, waardoor nog verschillende posten verlaagd zijn. Wethouder Pubben wijst er voorts op, dat, zooals reeds door den heer Vermeulen gezegd, de belastingopbrengst is meegevallen, doch deze het volgend jaar beslist lager zal zijn, omdat de verlaging der inkomsten zich eerst op de belastingkohieren van twee jaar later doet voelen. De heer Vermeulen zegt reeds te hebben aangehaald, dat de toestand beter gaat worden en het met name den boer al veel beter gaat. Het gezegde „als het de boeren goed gaat, gaat het iedereen goed," geeft lem voldoende vertrouwen voor de toekomst De Voorzitter zegt, dat het nog de vraag is of zich dat wel reeds het volgend jaar zal doen voelen, want de toestand is nog zoo, dat de boeren slechts tengevolge van den steun eventjes kunnen betalen. De heer Geurts stelt daartegenover de achterhaalde bedragen aan verdonkeremaande belastingen deze blijven nu ook in volgende jaren betalen. In stemming gebracht wordt het voorstel van den heer van Boven, gesteund door de heeren Vermeulen en Millen, met 11 tegen 3 stemmen aangenomen. Tegen stemden de heeren Houben, wethouder Pubben en Goumans. Hierna wordt behandeld het voorstel van B. en W. tot aanvulling der verordening tot vervanging der belastingbedragen, voorkomende in de wet op de personeele belasting 1896, door andere belastingbedragen, zulks in verband met de wet van den 28sten Juli 1933 tot wijziging en aanvulling van de artikelen 31bis, 31duodecies en 63 der wet op de Personeele belasting 1896. De Voorzitter zet uiteen, dat de bestaande verordening niet meet klopt met de gewijzigde wet en het daarom billijk is deze daarmede in overeenstemming te brengen. De heer Vermeulen meent, dat de auto's hier in hoofdzaak bedrijfs auto's zijn en de houders hiervan het toch al zwaar genoeg te ver antwoorden hebben. Bovendien zijn van Rijkswege weer voorstellen te wachten om de wegenbelasting te verhoogen. In verband hiermede stelt hij voor de belastingbedragen weer te brengen op f2.— Dat gaat niet, zegt de Voorzitter, dergelijke besluiten moeten genomen worden voor 1 September. Dan kan ook dit niet na 1 September, zegt de heer Vermeulen. Jawel, zegt de Voorzitter, in verband met de overgangsbepaling is men althans van oordeel, dat dit nog wel kan en B. en W. hebben hieromtrent nog inlichtingen gevraagd aan de Inspectie en andere ge meenten, die ook van dit gevoelen waren. De heer Vermeulen zou dan het bedrag van f 3.— willen veranderd zien in f2.— en het minimum bepaleo op f8.en niet op f 12.—zooals B. en W. voorstellen. De Voorzitter zegt, dat de Raad zich eenmaal voor deze verordening heeft uitgesproken en het na deze wetswijziging dus niet meer dan logisch is, dat onze verordening daa mede in overeenstemming wordt gebracht, derhalve, dat het wettelijk minimum vau f 8.— voor Venray wordt verhoogd tot f 12.— De heer Millen is het met den heer Vermeulen eens en betoogt, dat het alweer te doen is om een bepaalde categorie van ingezetenen te treffen. Spreker steunt daD ook het voorstel Vermeulen en ziet niet in, dat de Raad bij aanneming hiervan inconsequent zou handelen. De Voorzitter betoogt nogmaals, dat in verband met de gewijzigde wet, waarbij de bedragen met de helft verhoogd worden, het ook logisch is, dat de bedragen in onze verordening met de helft verhoogd worden en dus f 8.— gebracht wordt op f 12.—Doen wij dit niet. dan zou dit onbillijk zijn tegenover de houders van motortweewielers met zijspao, die dan meer betalen zouden dan voor vele auto's ver schuldigd is. De heer van Haren wijst op de velen, die een wagentje hebben van f50 a f 100 of wat meer. Deze menschen moeten nu al minstens f8, gaan betalen, waarbij dan nog komt de verhooging van weggeld, wellicht f 80 a f 90. Dit wordt voor die menschen, die er hun kostje mee moeten verdienen, veel en veel te duur. Hij is er dan ook met voor om nu speciaal die kleine menschen weer te gaan treffen. De Voorzitter herhaalt, dat het een logische toepassing is der wets wijziging. De heer Goumans zou voor het voorstel van B. en VV. kunnen zijn, zoolang niet de opcenten op de Personeele belasting verhoogd worden. Ia stemming gebracht wordt het voorstel van B. en W. met 10 tegen 4 stemmen verworpen. Voor stemden de heeren Houben, wethouder Pubben, Goumans en Geurls. Hierna wordt de begrooting 1934 behandeld. In hef reeds boven genoemde rapport van eenige Raadsleden wordt voorgesteld post 5 teo behoeve van eventueele kosten van geldleeningen, te schrappen. De Voorzitter is van meening, dat dit fiaantieel niet logisch is, doch zegt, dat deze post zal geschrapt worden ais de heeren het verlangen. Stemming zal wel overbodig zijn. Wethouder Pubben verlangt stemming. In stemming gebracht wordt de post met 11 tegen 3 stemmen ge schrapt. Tegen stemden de heeren Houben, wethouder Pubben en Goumans. Bij post 14 stelt wethouder Pubben voor den post jaarwedden van de wethouders te verlagen. De Voorzitter zegt, dat dit ook in het College van B. en W. be sproken is. Gelet echter op de steeds nog toenemende werkzaamheden der wethouders acht Spreker nog niet dea tijd gekomen om tot verlaging over te gaan. Indertijd is zelfs voorgesteld het salaris vast te stellen op f 600, doch toen is het gebracht op f 500, mede op verzoek der wet houders zelf. Spreker zou het dan ook juister vinden, als het initiatief hiertoe van Ged. Staten uitgaat. De beer Stoot vindt, dat het even goed van den Raad kan uitgaan deze kan dan aio Ged. Staten voorsteilen de jaarwedden der wethouders te verlagen. De heer van Bovea vindt het mooi dat wethouder Pubben in dezen tijd ook een veer wil laten, doch acht toch ook het salaris aan den zeer lagen kant. Spreker is het eens met den Voorzitter, waar deze zegt, dat het werk nog steeds toeneemt en zou het salaris dan ook maar laten. De heer Stoot vraagt, hoeveel verlaging wethouder Pubben voorstelt, waarop deze antwoordt 10 procent. De heer Vermeulen zegt, ook te weten dat er vroeger zelfs f 600 is voorgesteld en zou het daarom nu maar laten wat het is. Wethouder Pubben meent, dat in dezen tijd nog wel meerdere malen een offer zal moeten gebracht worden en handhaaft zija voorstel, hetwelk gesteund wordt door de heeren Houben en Goumans. Wethouder Odenhoven meent, dat wij als wethouders zeer zeker zullen moeten volgen waoneer ook op de lagere ambtenaren een verlaging wordt toegepast. Hij zou dan ook het bedrag in de begrooting voor loopig willen laten staan, waarmee hij dan echter niet wil zeggen, dat niet te eeniger tijd de jaarwedde wellicht omlaag zal moeten. Later, als eventueel dan de verlaging der andere salarissen ter sprake komt, kunnen en zullen ook zeer zeker de wethouderswedden aan de orde komen. In stemming gebracht wordt het voorstel Pubben met 9 tegen 5 stem men verworpen. Voor stemden de heeren Houben, Nelissen, vaa Dijck, wethouder Pubben en Goumans. Post 17, presentiegelden der leden van den Raad..Deze worden hierna met 10 pet. verlaagd en in verband hiermede het totaal met f 100.— Post 20 met f 50. alhoewel de heer Houben van oordeel is, dat de Raadsleden zich hierover geen denkbeeld kunnen vormen. Post 23. onderhoud en aankoop van meubelen, wordt hierna verlaagd met f 50, en post 24, verlichting en verwarming raadhuis, schrijf- eo bureaubehoeften, met f 100.

Peel en Maas | 1934 | | pagina 5