van „PMMS3Ü II MAAS" Tweede Blad De Boerenstand. FEUILLETON. De ondergang der Bokruiters. Naar beteren tijd. Beschaving Waar kómt Carnaval vandaan Zaterdag 24 Januari 1934 Vijf en vijftigste Jaargang No 7 Een bron van volkskracht, zoowel lichamelijke als geestelijke. De boerenziel is christinne van nature. De boerenstand levert een geboorte-overschot, dat het ge boorte-tekort der steden aanvult. Hij is spaarzaam, rustig, gods dienstig van natute, voor een sterk gezag en een hechte maat schappelijke orde. Echter, hij is ook kind van zijn tijd en veel arbeid wacht, om de boerendeugden meer wel bewust eigendom van deze stoere werkers te maken. De ruggegraat der natie. In het vrijzinnig-religieuze weekblad „De Stroom" schrijft het lib trale lid der Tweede Kamer H D. Louwers het volgend artikel over „De Boeren stand als bron van volkskracht" „Het feit, dat de boerenstand de bron is van volkskracht, zoowel van de lichamelijke als van de geestelijke is bij verschillende volkeren bekend. De Duitscher heeft daarvoor 'n zeer kernachtige uitdrukkingbij noemt den boerenstand „jungbrunnen der Volkskraft." De Engelsche dichter Oliver Goldsmith uit zich in het omstreeks 1760 geschreven gedicht „The deserted Village" (Hei verlaten Dorp) aldus „But a bold peasantry, their country's pride When once destroyed, can never be supplied." (Een kloeke boerenstand, de trots van hei land eens verwoest, is hij nooit meer te herstellen). In onzen tijd zien wij in Duitsch- land bij de Regeering het felle voor nemen den boerenstand ten koste van alles te helpen en in stand te houden Hitier en de zijnen zien in hem de ruggegraat der natie. Door een bizonder erfrecht, door allerlei steun- en credietmaatregelen wil men den boerenstand veilig stellen en zijn heil is het heil van het volk. De Engelsche Regeering heeft op bittere wijze ervaren, dal men niet straffe loos de wijze profetie van Gold smith in den wind heeft geslagen de Engelsche „Bold peasantry" de kloeke boerenstand, is grootendeels verwoest en met zeer ingrijpende maatregelen arbeidt men aan het ontzaglijke moeilijke werk van zijn herbouw. Met kans op succes Het is lang niet uitgesloten dat ook hier des dichters uitspraak, dat herstel nooit mogelijk is, bewaarheid zal worden. Waardoor bezit die boerenvolking nu die toch zoo zeer gewaardeerde eigenschappen Ik wil hier drie f.-iten noemen alleen op het laatste wil ik hier dieper ingaan. De boerenstand levert een geboor teoverschot, dat 't geboorte-tekort der steden aanvult. De boerenstand heeft een spaarzame, rustige menta liteit spaarzaamheid vooral wordt den boerenstand van nature geleerd. Zijn arbeid levert in doorsnee luttel gewin en de onzekere, altijd wisse lende omstandigheden van het weer die naar hun eigen, vrijmachtig be- lieve.i nu eens goede, dan weer slechte oogsten geven, zonder dat de boer er iets toe of af kan doen. prenten hem met ijzeren gestreng heid in de noodzaak steeds op den kwaden dag voorbereid te zijn. Op zijn eeDzame, onverdedigbare hoeve is de boer een gemakkelijke prooi voor roof- en moordzucht. Hij is dus voor veiligheid van lijf en goed aangewezen op een sterk gezag en hechte maatschappelijke ordehij heeft een hartgrondigen hekel aan oproer en slap gezag. De boerenziel is godsdienstig van Een zonderlinge Historie. Naar het Duitsch. 25 Thans kwam Carsten met den meester terug. Festenrath leunde nog steeds tegen den wilgenboom en steunde en zuchtte zachtjes. Jij bent weer zwaar beschon ken, met jou is niets te beginnenl begon de meester ten zeerste ont stemd. Jij bederft ons de heele boel 1 Spreek op neb je nog genoeg verstand hoe komen wij van dien vreemdeling af? Hij mag 'morgen vroeg niet meer leven 1 Meen je dat? riep Festen rath uit, met een enkelen gewel digen greep den meester den baard afrukkend en tegelijkerheid de spitse muts achterover duwend, zoodat hel hoofd van den kleinen man geheel zichtbaar werd. Hola, Peter 1 Voorwaarts, dragonders 1 Hoera, vooruit 1 Ik ben het, Vliet! schreeuwde Fes tenrath. Peter moest nog een ander sig naal met de dragonders hebben afgesproken, dat hij thans liet nature. De dichter van den 19en Psalm zegt de hemelen vertellen Gods eer. en het uitspansel verkon digt zijner handen werk. De profeet Am os uit zich aldus De leeuw heeft gebruld, wie zoude niet vree zen De Heer heeft gesproken, wie zoude niet profeteeren Op deze twee pijlersrust ook nu nog de godsdienstzin der boerenziel. Ontzag voor het grootsche der Schepping en besef van afhankelijkheid van de geweldige Machten dier zelfde Schep ping. Wij, boeren, zien de dingen in de natuur zich bij al hun grilligheid naar vasten regel voltrekken de grootheid van den Hemel boven ons, met al zijn pracht bij stilte en al zijn geweld bij storm treft ons diep. Wij weten, dat wij bij al ons werk slechts medearbeiders zijn van Hooger Machtwij kunnen zaaien als de wind den grond heeft ge droogd en wij kunnen alleen slechts oogsten als de regen verre blijft. Op de processie van ontkieming en groei, over het komen en gaan van planten- en veeziekten hebben wij zoo weinig te zeggen. Een diep af hankelijkheidsbesef ligt in het boeren- gemoed verscholen geen slaafsche onderwerping maar een helder besef fen van het feit. dat het niet bij den mensch, maar bij een Ander is, hoe zijn arbeid zal gelukken. Dat ons boerenleven dan alleen een zegen kan zijn, als wij het besef, de inner lijke zekerheid hebben, dat de ons doen en laten beheerschende macht geen grillige demon is of een koud hard noodlot, maar kan worden onderkend als heilig, wijs en goed, moet duidelijk zijn. Ik geloof begrepen te worden, als ik mijn uitspraak van straksde boerepziel is godsdienstig van nature, nu een nog diepere beteekenis geef, door te zeggende boerenziel is christinne van nature. De boerenstand is echter ook kind van zijn tijd het zoo toegenomen verkeer van goederen en menschen door fiets, spoor en bus, het zoo toegenomen geestelijk verkeer door krant, boek en radio heeft ook het boerenleven beroerd. Het moderne leven met zijn goed, maar ook met zijn kwaad van jacht naar genot, verheerlijking van het verstand, ver slapping van het besef te moeten jagen naar de volmaaktheid en zijn gemakkelijk toegeven aan den drang, zich uit te leven. Nu blijkt dat de boerendeugden dikwijls meer latent dan welbewust aanwezig 2ijn dat kwam niet uit toen ze niet op de proef werdeö gesteld en de boerderij een eenzame afgeslotenheid was. Dat komt wel uit, nu het moderne leven zonder ontzag, deze stille eenzaam heid ook voor zich opeischt. Het is nu onze opgaaf het onbe wuste te maken tot het welbewuste. Wij moeten onzen boerenstand wijzen op zijn taak in onze samenleving, wij moeten hem leeren de vele goede kansen, die ook nu nog arbeid en omgeving hem bieden om geeste lijk diepe, flink evenwichtige, fiere menschen te worden ten volle uit te putten. En niet alleen de mannen, vooral ook de vrouwen, want deze bepalen zeer sterk de levenshouding van het heele geziu, van den ge- heelen stand. Hier is arbeid, op bouwende arbeid voor allerlei vormen van landbouworganisaties, voor het landbouw-huishoudonder wijs, voor het dorpshuizecwerk en voor zooveel nuttige instellingen meer. De arbeid wacht mogen er veel toegewijde werkers en werksters dezen wijngaard binnen gaan." weerklinken. Toen wierp hij zich op Carslen, die onwillekeurig was achteruit geweken. Festenrath had den meester, onmiddellijk nadat hij hem den baard had afgerukt, stevig bij den nek gepakt en draaide zijn hoofd in de richting der kampvuren. Ziezoo, zeide hij met diepe, zware stem, ik vergiste mij niet. Gij zijt het, Kirchhoff 1 Smasd en schande over u! De gerechtigheid zal eindelijk zegevieren Reeds stormden de dragonders naderbij, Carsten worstelde als een wanhopige met den taaien knecht, toen stiet Kirchhoff, die tot op dit oogenblik door de groote verrassing, absoluut verdoofd was geweest, opeens een schreeuw uit, als van een wild dier, dat plotse ling een vijand heeft ontdekt. Daarop, met een kracht, waartoe Festenrath hem nooit in staat had geacht, rukte hij zich los, sloeg den kapitein tegen de borst, zoo dat hij terugtuimelde, greep naar zijn zak en stak met een mes naar hem Festenrath ontweek den stoot, maar op hetzelfde oogenblik ook sprong Kirchhoff terzijde, ontglip te handig een dragonder, die hem den weg versperde en verdween temidden der algemeene verwar- ring. Laat hem gaan dacht Fes tenrath. Ontsnappen kan hij me nu toch niet meer. En hij wierp Carsten een lus Al wéér zoo zal menige lezer van den kop boven dit artikel zich afvragen. Wil men het ons weder om wijsmaken Wil men ons wederom wijsmaken dat de crisis zoo goed als bezworen is, dat we een betere toekomst te gemoet gaan Het is ons al zoo dikwijls voor speld geworden....! En toch krijgen we dezen keer gelijk We bedoelen n.l. allereerst te betoogen, dat we een beteren tijd voor wat de natuur betreft, tege moet gaan Heusch, straks zal het lente zijn en dan komt de zomer Dan gelooft u onvoorwaardelijk van ons, niet tegenstaande... op het moment de winterstormen nog gieren, sneeuw en hagel ons koud-natte huiveringen bezorgen. Ondanks het wintersche van het heden gelooven we aan een spoedig komenden beteren tijd. Omdat we het zien 's Morgens is het vroeger licht, 's avonds valt de duisternis later. Het scheelt eiken dag maar een paar minuten, maar die vormen toch duidelijke teekenen van een beterend verloop. De boomen staan nog kaal en houterig, maar wie door bosch of park wandelt, ziet, hoe de struiken reeds eenig nieuw leven vertoonen. De botten worden dikker en krijgen groenende punten. Het zijn maar, kleine aanwijzingen, maar ze geven ons een machtige zekerheid. Door die kleine teekenen weten we het, dat het straks weer zomer zal zijn. Zal er eindelijk ook niet een beter economisch leven komen dagen Men meent eenige teekenei te zien. De scheepvaart herstelt zich iets, de werkloosheid miodert een weinigje, bekwame mannen doen hoopvolle uitspraken, de chaos in het muntwezen ontwikkelt zich lang zaam tot een nieuwe orde. Laten we toch gelooven in de teekenen. Met suggestie alleen is niets te bereiken, maar wanneer suggestie op eenerlei reëelen grond steunt, dan kan ze tot wonderen van heelende energie voeren. Als de dokter bij een zieke eenige verbetering constateert, kan het tot een spoedig algeheel^ herstel leiden, wanneer de zieke in de verbetering gelooft, maar het harstel proces wordt vertraagd, als de patiënt blijft lamenteeren, dat zoo'n dokter goed praten heeft, maar dat voor hem of haar, patiënt, toch geen heil meer is weggelegd. Zulke zwartgallige gees ten gaan dood voor hun tijd. We moeten meewerken aan het genezingsproces door geloof en ver trouwen en door de omstandigheden gunstig te beïnvloeden Dat kunnen we ook doen ten op zichte van de crisis. Nu er eenige teekenen van opleving zijn, moeten we die kracht bijzetten. Kijk r's aan: het is zoo zoetjes aan voorjaar. In dezen tijd kwam vroeger veel werk los. De een liet den binnenboel eens schilderen, de ander zijn tuin opknappen. Vrouwen kregen schik om eens een siel nieuwe gordijnen te koopen of de linnen kast aan te vullen. Onderhoudswerken van allerlei aard liet men uitvoeren en het noodigste werd vernieuwd. We hebben dat alles een poosje na gelaten, omdat het crisis was. lotusschen zullen straks de stroppen naar voren komen, wanneer blijkt, dat door veiwaarloozing veel voor goed verloren ging. De crisis heeft nu lang genceg geduurd. we moeten weer wat laten doen. Uit welbegrepen eigenbelang, maar ook om de beterings-tendenzen te versterken, welke zich in het economisch leven ongetwijfeld opdoen Zoo iets geeft moed en ver trouwen. Door te laten arbeiden, maken we van zwakke aanwijzingen duidelijke teekenen en die zullen ons over de crisis heenhelpen. Werkt mede om het jaar 1934 tot het eerste van een duidelijke maatschappelijke opleving te maken. Analphabeten kent onze wereld nietDank zij ons onderwijs I Wij kunnen allen lezen en rekenen en schrijven. Wij noemen ons allen beschaafd. Velen zelfs noemen zich algemeen ontwikkeld. Intellectueel Wij kunnen lezen Wij zijn be schaafd Maar hoevelen van ons lezen enkel en alleen de krant en hoe dan nog Een auto-ongeluk hier, een bru tale diefstal daar Een laffe moord; De sportuitslagen; De overwinning van Hitier De Amerika-reis van Prof. Picard De crisis in Australië Een smokkeldrama Verborgen schat ontdekt bij een afbraak te Rome enz. enz. Ze lezen en ze hebben niets, maar oolr niets geen ander geestelijk voed sel dan de krant en simpel de krant. Zij noemen zich beschaafd 1 Zij kunnen lezen Een romannetje Ja dat kan er nog wel bij. Daar zijn er zelfs, en velen van hen durven zich intellectueel te noemen, die zich een bibliotheekje hebben aangelegd. Stelselmatig groeit dat uit. Steeds een deel er bij Want ja, de firma is coulant. Ze levert prompt op tijd. Geen dag te laat. Iedere veertien dagen. Dat gaat bij abonnement. Iedere veertien dagen de nieuwste roman. Veelkleurige omslag. Minstens 150 bladzijden druk. En de prijs is geen bezwaar 15 cent franco thuis. Een roman met een sprekende titel Een roman met een griezelig titel blad Een roman met helden-liefde Een roman met intrigues Een roman met onmogelijkheden Een roman zonder geest Prullaria, waar die menschen zich zoet mee houden, waar ze hun kost bare, uitgespaarde tijd mee kapot slaaD, waar ze hun tijd mee „pas- seeren"! Zij noemen zich intellectueel, alge meen ontwikkeld, beschaafd Maar zijn zij, die zich met derge lijk „geestelijk voedsel" tevreden stellen, die voldaan zijn, wezenlijk voldaan, geen bespotting van alle echte beschaving Een boek dat verheft Een boek dat beter maakt Een boek dat de geest bevredigt Een boek dat geestelijk rijker maakt Een boek dat stil maakt Een boek dat na doet denken Zoo'n boek lezen ze niet Zij noemen zich beschaafd, maar in werkelijkheid zijn ze ellendig oppervlakkig Het is jakkeren op straat, jakkeren in de fabriek, jakkeren op 't kantoor. jakkeren thuis, jakkeren ook in hun binnenste De techniek heeft alles zoo ge makkelijk gemaakt. Zóó gemakkelijk, dat zij zelfs geen behoefte meer ge voelen om mensch te zijn, redelijk wezen, dat zij hun verstand zoet kunnen houden met een machine product en niet meer hunkeren naar een idee, een gedachte, een beeld Hun hersens raken verweekt. Hun gevoel raakt verstompt, 't Zijn men schen zonder fut, menschen zonder geest, menschen zonder ziel Ze weten niet meer en gevoelen niet meer wat waar is en schoon. Ze lezen prullaria En zij noemen zich beschaafd De geleerde volkskundigen zeggen hetgeen ons door persoonlijke in formatie nog duidelijker gebleken is dat Carnaval eigenlijk een feest is van heidenschen oorsprong een lente-feest, een feest van de vrucht baarheid der Moederaarde, een feest van de levensvreugde welk feest o.a. in het heidensche Rome zóó danig werd gevierd, dat het daar eenvoudig verboden werd 1 De Moeder aarde werd als persoon voorgesteld en reed in een wapen schip „char-naval" van het eene volk naar het andere. En nu vragen we aanstonds hebben wij christenen, redenen, om een heidensch feest te laten voort bestaan Dat is een „Maar," zal men zeggen, „we meenen eens gehoord te hebben, dat de heidensche feesten door de komst van het christendom meestal zijn ge kerstend christelijk gemaakt). En dat ook zoo het heidensche Carnaval aldus is gemaakt tot het christelijke Vastenavond. We laten dus, door Carnaval te vieren, geen heidensch, maar een christelijk feest vooribe- staan. Daar antwoorden we op, dat voor vele heidensche feesten andere chris telijke feesten in de plaats zijn ge komen sommige heidensche feesten door het christendom totaal zijn afgeschaften, wat ons geval betreft, de Vastenavond met de Kerk niets, maar dan ook niets te maken heeft. Vastenavond heeft met de Kerk zóóveel te maken, dat er wel op vele plaatsen gedurende die dagen feest... aanbidding is om. eerherstel te geven voor de vele uitspattingen, welke er zonder twijfel die dagen meer dan anders gebeuren. Dat is heel iets anders Maar is er dan heelemaal geen verband met de Kerk, b.v. met den kerkelijken Vastentijd Ja, maar dan mogen we maar alleen dit zeggen 1) de tijd, waarin dat heidensche feest vroeger viel 2) de manier, waarop het gevierd werd, 3) de redenen, waarom het gevierd werd dat alles heeft het latere christelijk- geworden Europa, de menschen, in verband gaan brengen met de Vasten. En zoo, dat ook zelfs de naam dien invloed ouderging men ging toen zeggen Carnaval beteekentCarni vale': hetgeen zeggen wil„Vaar wel, vleesch." We zullen het er deze drie dagen van te voren nog eens goed van nemen, nog eens flink plezier en lol maken, en dan, ja dan voor 40 dagen vaarwel aan het vleesch en allerlei genoegens. 1 En dan zetten we eenige vraag- teekens en eenige uitroepteekens. Men zou zeker het recht hebben onderwerpen. In het kamp was niemand meer te vinden, ook de bok was ver dwenen. De gevangenen werden van hun baarden ontdaan. Er bevonden zich onder hen behalve Carsten en Til, zes aan de dragonders bekende, zeer aan zienlijke burgers van Hertogen- rade. Natuurlijk weigerden zij geza menlijk alle inlichtingen. Zij ver telden, dat zij voor hun genoegen hierheen waren gekomen, dat hel een soort maskeradefeest was. Hun handen werden op den rug gebonden en voorafgegaan door eenige fakkeldragers, bega ven de dragonders zich op marsch totdat zij de plaats bereikt hadden waar zij hun paarden hadden achtergelaten. Festenrath's gedachten bepaal den zich uitsluitend tot Kirchhoff en zoodra zij den straatweg be reikt hadden, nam hij afscheid van den overste en snelde met Peter alleen vooruit, om in de nabijheid van de woning van den chirurg de wacht te houden. Helaas had hij er niet aan ge dacht om zich het wachtwoord te laten geven voor de dragonders, die den postenketen vormden en pas nadat een officier hem had herkend, liet men hem ongehin derd passeeren. Door dit oponthoud gingen echter eenige kostbare minuten verloren. Voor het huis van om. als men een veertigdaagschen tijd inging van werkelijke versterving (zoover als men dan kan en moest), om dan eens eenige dagen te voren het er goed van te nemen (maar uitspattingen mogen toch in ieder geval nooit maar we vragen nu rechtuit en eerlijk. Zullen juist de echte Carnaval- vierders die werkelijke veertigdaag- sche versterving over het algemeen het beste beoefenen Zoo neen en de vraag stellen is ze beantwoorden dan is er ook maar één conclusie dat dan ook zij juist het Minste recht heb ben om Carnaval te vieren De meeste Carnavalvierders maken over het algemeen van dit min of meer toevallig samentreffen van Carnaval met de 40-daagsche Vasten misbruik, om al maar weer eens drie dagen wat ordinaire, wal gelijke, wereldsche lol te kunnen maken. Van de daarna komende groote Vasten trekken ze zich niet veel aan, of, behoeven het wellicht, wat den leeftijd betreft, ook nog niet. tenminste wat de strenge ver plichting onder zonde betreft. Omdat er dus voor de meeste christenen zoo goed als geen Vasten is, daarom ook zoo goed als geen Vastenavond. Wie eerlijk is tegenover zich zei ven, wie mannelijk wil zijn in zijn gedragingen, die moet deze conclusie aandurven Dat is twee I We komen nu aan ons derde punt. Gestel, dat de Vasten werkelijk zóó werd doorgebracht door het meerendeel der christelijke menschen dat er werkelijk over het algemeen sprake kon zijn van een boetetijd en dat men dus werkelijk het recht had eenige dagen feestviering aan dat boete tijdperk te laten vooraf gaan. dan zouden we ons nóg moeten blijven verzetten tegen het voort bestaan van Carnaval wegens de vele andere zeer ernstige bezwaren, welke er feitelijk ieder jaar weer opnieuw tegen ingebracht kunnen worden We bedoelen 1) de vele in- en uitwendige zonden van onkuischheid 2) het vele drankmisbruik 3) de vecht- en steekpartijen 4) de onverantwoordelijke geld- verkwisting (en dat in onzen tijd) 5) de toeneming van den echt- wereldschen geest 6) de vermeerdering van den zedelijken nood. het zedelijke kwaad in deze wereld 7) het slechte voorbeeld, van de „hoogere" standen niet het minst. In de klauwen van woekeraars. In het Amsterdamsche weekblad „De Ceintuurbaan" wordt de droevige geschiedenis verhaald van een koster der Nederlandsche Hervormde Kerk, die onlangs wegens verduistering van 26.000 gulden aan kerkelijke inkomsten terecht moest staan. Bij de behandeling zijoerzaak is gebleken, dat hij mede te gronde ging als ge volg van de afschuwelijke woeker- praktijken. %elke reeds zoo veel onheil hebben gesticht Toen de koster in verband met huiselijke moeilijkheden, ziekten in zijn gezin, reeds in 1913 begon met een klein bedrag op te nemen, was dit het begin van zijn ongeluk. Hij begon met f 100. Toen de bloedzuiger-geldschieter hem een maal vast had, liet hij hem niet meer los. Want een koster, die Kirchhoff aangekomen, zag hij licht in de huiskamer van den chirurg. Hij reed lot aan het huis en keek door de reten van de vensterluiken. Kirchhoff zat aan zijn tafel en schreef. Hij zag er eenigszins bleek uit, scheen echter overigens zoo rustig, ais ieder ander, die den ganschen avond en een ge deelte van den nacht over zijn boeken gebogen blijft. Dus het was, zooals de kapitein reeds gevreesd had. Kirchhoff had langs veiligen weg zijn woning weten te bereiken en zou waar schijnlijk alles weten te trotseeren wat f lasteraars" tegen hem kon den verzinnen. In dezen man school een ener gie, van welker groote beteekenis Festenrath zich maar al te duide lijk bewust was. Maar wat te doen Het begin was gemaakt moest de kapitein zich thans door deze nieuwe hindernis laten afschrik ken Hij reed terug naar Peter en vroeg hem of hij het gezicht van den kleinen man had herkend, met wien hij, Fester.ralh, had geworsteld. Ja, antwoordde Peter, hij geleek merkwaardig veel op den chirurg, maar die kan het toch niet geweest zijn Waarom niet i Wordt vervolgd» om de armen, want hij zag, dat Peter op het punt was tegen den wanhopig worstelenden slotenma- ker het onderspit te delven. Cars ten werd nu overweldigd en vol gens de regelen der kunst gebon den. Sinds het moment dat Peter Joshem zich op Carsten had ge worpen, was nauwelijks een minuut verloopen. De dragonders hadden zich gesplitst. De eerste afdeeling sprong snel te voorschijn, teneinde de bende te omsingelen; de tweede afdeeling door den ouden overste zelf aan gevoerd, vormde een gesloten geheel, gereed om overal in te grijpen, waar zich de hevigste tegenstand ontwikkelde. Gemakkelijk was de taak, om ook maar een gedeelte der bok ruiters te vangen, geenszins. Want zij hadden reeds de beide kamp vuren half gebluscht, zoodat er nog slechts een onzekere sche mering heerschte in het geheele kamp. Maar van te voren had men er ook niet op gerekend, om alle schavuiten te pakken te krijgen. Nu en dan vielen er scholen; op andere plaatsen hoort men een soort krijgsgeschreeuw. Festenrath en Peter snelden naar het midden van het kamp, gedeeltelijk om de vuren weer te doen oplaaien, gedeeltelijk ook om den chirurg op te sporen. Van dezen echter was niets te bespeuren. Ongeveer twintig man van de bende waren midden op de open ruimte bijeengedreven, van wie velen bloedden. Zij gaven zich zonder eenigen verderen tegenstand over. .Nog ongeveer een twintigtal bokruiters werden afzonderlijk of in kleine groepjes aangehouden. Maar dat was dan ook alles, wat men in deze duisternis te pakken had kunnen krijgen. De anderen waren waarschijnlijk door het broek ont vlucht. Er zal nog menigeen van hen in het moeras blijven steken, zeide de overste. Ten overvloede luitenant Muller, neem twintig man en rijdt de geheele omgeving nog eens af. Je zult nog wel menigen vogel knippen. Maar hebben wij den hoofdman Deze vraag was tot Festenrath gericht, die haar evenwel ontken nend beantwoordde. Enfin, in de stad kan nie mand komen, hernam de overste. En ook voor de stad heb ik een keten van posten opgesteld, die niet zoo gemakkelijk door iemand doorbroken kan worden, te meer daar het wel aan te nemen is, dat het geringste aantal naar de stadszijde ontsnapt is, en dat zij dus voor hel aanbreken van den dag de stad niet kunnen bereiken. Luitenant Muller, laat nog een maal het geheele kamp afzoeken en dan zullen we onze gevange nen eens aan een nader onderzoek

Peel en Maas | 1934 | | pagina 5