van „PMMS3Ü II MAAS"
Tweede Blad
De Boerenstand.
FEUILLETON.
De ondergang
der Bokruiters.
Naar beteren
tijd.
Beschaving
Waar kómt Carnaval
vandaan
Zaterdag 24 Januari 1934
Vijf en vijftigste Jaargang No 7
Een bron van volkskracht, zoowel
lichamelijke als geestelijke.
De boerenziel is christinne
van nature.
De boerenstand levert een
geboorte-overschot, dat het ge
boorte-tekort der steden aanvult.
Hij is spaarzaam, rustig, gods
dienstig van natute, voor een
sterk gezag en een hechte maat
schappelijke orde.
Echter, hij is ook kind van
zijn tijd en veel arbeid wacht,
om de boerendeugden meer wel
bewust eigendom van deze stoere
werkers te maken.
De ruggegraat der natie.
In het vrijzinnig-religieuze weekblad
„De Stroom" schrijft het lib trale lid
der Tweede Kamer H D. Louwers
het volgend artikel over „De Boeren
stand als bron van volkskracht"
„Het feit, dat de boerenstand de
bron is van volkskracht, zoowel van
de lichamelijke als van de geestelijke
is bij verschillende volkeren bekend.
De Duitscher heeft daarvoor 'n zeer
kernachtige uitdrukkingbij noemt
den boerenstand „jungbrunnen der
Volkskraft." De Engelsche dichter
Oliver Goldsmith uit zich in het
omstreeks 1760 geschreven gedicht
„The deserted Village" (Hei verlaten
Dorp) aldus
„But a bold peasantry, their country's
pride
When once destroyed, can never
be supplied."
(Een kloeke boerenstand, de trots
van hei land eens verwoest, is hij
nooit meer te herstellen).
In onzen tijd zien wij in Duitsch-
land bij de Regeering het felle voor
nemen den boerenstand ten koste
van alles te helpen en in stand te
houden Hitier en de zijnen zien in
hem de ruggegraat der natie. Door
een bizonder erfrecht, door allerlei
steun- en credietmaatregelen wil men
den boerenstand veilig stellen en zijn
heil is het heil van het volk. De
Engelsche Regeering heeft op bittere
wijze ervaren, dal men niet straffe
loos de wijze profetie van Gold
smith in den wind heeft geslagen
de Engelsche „Bold peasantry" de
kloeke boerenstand, is grootendeels
verwoest en met zeer ingrijpende
maatregelen arbeidt men aan het
ontzaglijke moeilijke werk van zijn
herbouw. Met kans op succes Het
is lang niet uitgesloten dat ook hier
des dichters uitspraak, dat herstel
nooit mogelijk is, bewaarheid zal
worden.
Waardoor bezit die boerenvolking
nu die toch zoo zeer gewaardeerde
eigenschappen Ik wil hier drie
f.-iten noemen alleen op het laatste
wil ik hier dieper ingaan.
De boerenstand levert een geboor
teoverschot, dat 't geboorte-tekort
der steden aanvult. De boerenstand
heeft een spaarzame, rustige menta
liteit spaarzaamheid vooral wordt
den boerenstand van nature geleerd.
Zijn arbeid levert in doorsnee luttel
gewin en de onzekere, altijd wisse
lende omstandigheden van het weer
die naar hun eigen, vrijmachtig be-
lieve.i nu eens goede, dan weer
slechte oogsten geven, zonder dat
de boer er iets toe of af kan doen.
prenten hem met ijzeren gestreng
heid in de noodzaak steeds op den
kwaden dag voorbereid te zijn. Op
zijn eeDzame, onverdedigbare hoeve
is de boer een gemakkelijke prooi
voor roof- en moordzucht. Hij is
dus voor veiligheid van lijf en goed
aangewezen op een sterk gezag en
hechte maatschappelijke ordehij
heeft een hartgrondigen hekel aan
oproer en slap gezag.
De boerenziel is godsdienstig van
Een zonderlinge Historie.
Naar het Duitsch.
25
Thans kwam Carsten met den
meester terug. Festenrath leunde
nog steeds tegen den wilgenboom
en steunde en zuchtte zachtjes.
Jij bent weer zwaar beschon
ken, met jou is niets te beginnenl
begon de meester ten zeerste ont
stemd. Jij bederft ons de heele
boel 1 Spreek op neb je nog
genoeg verstand hoe komen wij
van dien vreemdeling af? Hij
mag 'morgen vroeg niet meer
leven 1
Meen je dat? riep Festen
rath uit, met een enkelen gewel
digen greep den meester den baard
afrukkend en tegelijkerheid de
spitse muts achterover duwend,
zoodat hel hoofd van den kleinen
man geheel zichtbaar werd.
Hola, Peter 1 Voorwaarts,
dragonders 1 Hoera, vooruit 1 Ik
ben het, Vliet! schreeuwde Fes
tenrath.
Peter moest nog een ander sig
naal met de dragonders hebben
afgesproken, dat hij thans liet
nature. De dichter van den 19en
Psalm zegt de hemelen vertellen
Gods eer. en het uitspansel verkon
digt zijner handen werk. De profeet
Am os uit zich aldus De leeuw
heeft gebruld, wie zoude niet vree
zen De Heer heeft gesproken, wie
zoude niet profeteeren Op deze
twee pijlersrust ook nu nog de
godsdienstzin der boerenziel. Ontzag
voor het grootsche der Schepping
en besef van afhankelijkheid van de
geweldige Machten dier zelfde Schep
ping.
Wij, boeren, zien de dingen in de
natuur zich bij al hun grilligheid
naar vasten regel voltrekken
de grootheid van den Hemel boven
ons, met al zijn pracht bij stilte en
al zijn geweld bij storm treft ons
diep. Wij weten, dat wij bij al ons
werk slechts medearbeiders zijn van
Hooger Machtwij kunnen zaaien
als de wind den grond heeft ge
droogd en wij kunnen alleen slechts
oogsten als de regen verre blijft.
Op de processie van ontkieming en
groei, over het komen en gaan van
planten- en veeziekten hebben wij
zoo weinig te zeggen. Een diep af
hankelijkheidsbesef ligt in het boeren-
gemoed verscholen geen slaafsche
onderwerping maar een helder besef
fen van het feit. dat het niet bij den
mensch, maar bij een Ander is, hoe
zijn arbeid zal gelukken. Dat ons
boerenleven dan alleen een zegen
kan zijn, als wij het besef, de inner
lijke zekerheid hebben, dat de ons
doen en laten beheerschende macht
geen grillige demon is of een koud
hard noodlot, maar kan worden
onderkend als heilig, wijs en goed,
moet duidelijk zijn.
Ik geloof begrepen te worden, als
ik mijn uitspraak van straksde
boerepziel is godsdienstig van nature,
nu een nog diepere beteekenis geef,
door te zeggende boerenziel is
christinne van nature.
De boerenstand is echter ook kind
van zijn tijd het zoo toegenomen
verkeer van goederen en menschen
door fiets, spoor en bus, het zoo
toegenomen geestelijk verkeer door
krant, boek en radio heeft ook het
boerenleven beroerd. Het moderne
leven met zijn goed, maar ook met
zijn kwaad van jacht naar genot,
verheerlijking van het verstand, ver
slapping van het besef te moeten
jagen naar de volmaaktheid en zijn
gemakkelijk toegeven aan den drang,
zich uit te leven. Nu blijkt dat de
boerendeugden dikwijls meer latent
dan welbewust aanwezig 2ijn dat
kwam niet uit toen ze niet op de
proef werdeö gesteld en de boerderij
een eenzame afgeslotenheid was. Dat
komt wel uit, nu het moderne leven
zonder ontzag, deze stille eenzaam
heid ook voor zich opeischt.
Het is nu onze opgaaf het onbe
wuste te maken tot het welbewuste.
Wij moeten onzen boerenstand wijzen
op zijn taak in onze samenleving,
wij moeten hem leeren de vele
goede kansen, die ook nu nog arbeid
en omgeving hem bieden om geeste
lijk diepe, flink evenwichtige, fiere
menschen te worden ten volle uit te
putten. En niet alleen de mannen,
vooral ook de vrouwen, want deze
bepalen zeer sterk de levenshouding
van het heele geziu, van den ge-
heelen stand. Hier is arbeid, op
bouwende arbeid voor allerlei vormen
van landbouworganisaties, voor het
landbouw-huishoudonder wijs, voor
het dorpshuizecwerk en voor zooveel
nuttige instellingen meer.
De arbeid wacht mogen er veel
toegewijde werkers en werksters
dezen wijngaard binnen gaan."
weerklinken. Toen wierp hij zich
op Carslen, die onwillekeurig was
achteruit geweken.
Festenrath had den meester,
onmiddellijk nadat hij hem den
baard had afgerukt, stevig bij den
nek gepakt en draaide zijn hoofd
in de richting der kampvuren.
Ziezoo, zeide hij met diepe,
zware stem, ik vergiste mij niet.
Gij zijt het, Kirchhoff 1 Smasd en
schande over u! De gerechtigheid
zal eindelijk zegevieren
Reeds stormden de dragonders
naderbij, Carsten worstelde als
een wanhopige met den taaien
knecht, toen stiet Kirchhoff, die
tot op dit oogenblik door de groote
verrassing, absoluut verdoofd was
geweest, opeens een schreeuw uit,
als van een wild dier, dat plotse
ling een vijand heeft ontdekt.
Daarop, met een kracht, waartoe
Festenrath hem nooit in staat had
geacht, rukte hij zich los, sloeg
den kapitein tegen de borst, zoo
dat hij terugtuimelde, greep naar
zijn zak en stak met een mes
naar hem
Festenrath ontweek den stoot,
maar op hetzelfde oogenblik ook
sprong Kirchhoff terzijde, ontglip
te handig een dragonder, die hem
den weg versperde en verdween
temidden der algemeene verwar-
ring.
Laat hem gaan dacht Fes
tenrath. Ontsnappen kan hij me
nu toch niet meer.
En hij wierp Carsten een lus
Al wéér zoo zal menige lezer
van den kop boven dit artikel zich
afvragen. Wil men het ons weder
om wijsmaken
Wil men ons wederom wijsmaken
dat de crisis zoo goed als bezworen
is, dat we een betere toekomst te
gemoet gaan
Het is ons al zoo dikwijls voor
speld geworden....!
En toch krijgen we dezen keer
gelijk We bedoelen n.l. allereerst
te betoogen, dat we een beteren tijd
voor wat de natuur betreft, tege
moet gaan
Heusch, straks zal het lente zijn
en dan komt de zomer Dan gelooft
u onvoorwaardelijk van ons, niet
tegenstaande... op het moment de
winterstormen nog gieren, sneeuw en
hagel ons koud-natte huiveringen
bezorgen.
Ondanks het wintersche van het
heden gelooven we aan een spoedig
komenden beteren tijd.
Omdat we het zien
's Morgens is het vroeger licht,
's avonds valt de duisternis later.
Het scheelt eiken dag maar een paar
minuten, maar die vormen toch
duidelijke teekenen van een beterend
verloop.
De boomen staan nog kaal en
houterig, maar wie door bosch of
park wandelt, ziet, hoe de struiken
reeds eenig nieuw leven vertoonen.
De botten worden dikker en krijgen
groenende punten.
Het zijn maar, kleine aanwijzingen,
maar ze geven ons een machtige
zekerheid. Door die kleine teekenen
weten we het, dat het straks weer
zomer zal zijn.
Zal er eindelijk ook niet een
beter economisch leven komen
dagen
Men meent eenige teekenei te
zien. De scheepvaart herstelt zich
iets, de werkloosheid miodert een
weinigje, bekwame mannen doen
hoopvolle uitspraken, de chaos in
het muntwezen ontwikkelt zich lang
zaam tot een nieuwe orde.
Laten we toch gelooven in de
teekenen. Met suggestie alleen is
niets te bereiken, maar wanneer
suggestie op eenerlei reëelen grond
steunt, dan kan ze tot wonderen
van heelende energie voeren.
Als de dokter bij een zieke eenige
verbetering constateert, kan het tot
een spoedig algeheel^ herstel leiden,
wanneer de zieke in de verbetering
gelooft, maar het harstel proces
wordt vertraagd, als de patiënt blijft
lamenteeren, dat zoo'n dokter goed
praten heeft, maar dat voor hem of
haar, patiënt, toch geen heil meer is
weggelegd. Zulke zwartgallige gees
ten gaan dood voor hun tijd.
We moeten meewerken aan het
genezingsproces door geloof en ver
trouwen en door de omstandigheden
gunstig te beïnvloeden
Dat kunnen we ook doen ten op
zichte van de crisis. Nu er eenige
teekenen van opleving zijn, moeten
we die kracht bijzetten.
Kijk r's aan: het is zoo zoetjes
aan voorjaar. In dezen tijd kwam
vroeger veel werk los. De een liet
den binnenboel eens schilderen, de
ander zijn tuin opknappen. Vrouwen
kregen schik om eens een siel nieuwe
gordijnen te koopen of de linnen
kast aan te vullen.
Onderhoudswerken van allerlei
aard liet men uitvoeren en het
noodigste werd vernieuwd. We
hebben dat alles een poosje na
gelaten, omdat het crisis was.
lotusschen zullen straks de stroppen
naar voren komen, wanneer blijkt,
dat door veiwaarloozing veel voor
goed verloren ging.
De crisis heeft nu lang genceg
geduurd. we moeten weer wat
laten doen.
Uit welbegrepen eigenbelang, maar
ook om de beterings-tendenzen te
versterken, welke zich in het
economisch leven ongetwijfeld opdoen
Zoo iets geeft moed en ver
trouwen. Door te laten arbeiden,
maken we van zwakke aanwijzingen
duidelijke teekenen en die zullen
ons over de crisis heenhelpen.
Werkt mede om het jaar 1934
tot het eerste van een duidelijke
maatschappelijke opleving te maken.
Analphabeten kent onze wereld
nietDank zij ons onderwijs I Wij
kunnen allen lezen en rekenen en
schrijven. Wij noemen ons allen
beschaafd. Velen zelfs noemen zich
algemeen ontwikkeld.
Intellectueel
Wij kunnen lezen Wij zijn be
schaafd
Maar hoevelen van ons lezen
enkel en alleen de krant en hoe
dan nog
Een auto-ongeluk hier, een bru
tale diefstal daar
Een laffe moord;
De sportuitslagen;
De overwinning van Hitier
De Amerika-reis van Prof. Picard
De crisis in Australië
Een smokkeldrama
Verborgen schat ontdekt bij een
afbraak te Rome
enz. enz.
Ze lezen en ze hebben niets, maar
oolr niets geen ander geestelijk voed
sel dan de krant en simpel de krant.
Zij noemen zich beschaafd 1 Zij
kunnen lezen
Een romannetje Ja dat kan er
nog wel bij.
Daar zijn er zelfs, en velen van
hen durven zich intellectueel te
noemen, die zich een bibliotheekje
hebben aangelegd. Stelselmatig groeit
dat uit. Steeds een deel er bij Want
ja, de firma is coulant. Ze levert
prompt op tijd. Geen dag te laat.
Iedere veertien dagen. Dat gaat bij
abonnement. Iedere veertien dagen
de nieuwste roman. Veelkleurige
omslag. Minstens 150 bladzijden
druk. En de prijs is geen bezwaar
15 cent franco thuis.
Een roman met een sprekende titel
Een roman met een griezelig titel
blad
Een roman met helden-liefde
Een roman met intrigues
Een roman met onmogelijkheden
Een roman zonder geest
Prullaria, waar die menschen zich
zoet mee houden, waar ze hun kost
bare, uitgespaarde tijd mee kapot
slaaD, waar ze hun tijd mee „pas-
seeren"!
Zij noemen zich intellectueel, alge
meen ontwikkeld, beschaafd
Maar zijn zij, die zich met derge
lijk „geestelijk voedsel" tevreden
stellen, die voldaan zijn, wezenlijk
voldaan, geen bespotting van alle
echte beschaving
Een boek dat verheft
Een boek dat beter maakt
Een boek dat de geest bevredigt
Een boek dat geestelijk rijker
maakt
Een boek dat stil maakt
Een boek dat na doet denken
Zoo'n boek lezen ze niet
Zij noemen zich beschaafd, maar
in werkelijkheid zijn ze ellendig
oppervlakkig
Het is jakkeren op straat, jakkeren
in de fabriek, jakkeren op 't kantoor.
jakkeren thuis, jakkeren ook in hun
binnenste
De techniek heeft alles zoo ge
makkelijk gemaakt. Zóó gemakkelijk,
dat zij zelfs geen behoefte meer ge
voelen om mensch te zijn, redelijk
wezen, dat zij hun verstand zoet
kunnen houden met een machine
product en niet meer hunkeren naar
een idee, een gedachte, een beeld
Hun hersens raken verweekt. Hun
gevoel raakt verstompt, 't Zijn men
schen zonder fut, menschen zonder
geest, menschen zonder ziel Ze
weten niet meer en gevoelen niet
meer wat waar is en schoon.
Ze lezen prullaria
En zij noemen zich beschaafd
De geleerde volkskundigen zeggen
hetgeen ons door persoonlijke in
formatie nog duidelijker gebleken is
dat Carnaval eigenlijk een feest
is van heidenschen oorsprong een
lente-feest, een feest van de vrucht
baarheid der Moederaarde, een feest
van de levensvreugde welk feest
o.a. in het heidensche Rome zóó
danig werd gevierd, dat het daar
eenvoudig verboden werd 1 De
Moeder aarde werd als persoon
voorgesteld en reed in een wapen
schip „char-naval" van het eene volk
naar het andere.
En nu vragen we aanstonds
hebben wij christenen, redenen, om
een heidensch feest te laten voort
bestaan
Dat is een
„Maar," zal men zeggen, „we
meenen eens gehoord te hebben, dat
de heidensche feesten door de komst
van het christendom meestal zijn ge
kerstend christelijk gemaakt). En
dat ook zoo het heidensche Carnaval
aldus is gemaakt tot het christelijke
Vastenavond. We laten dus, door
Carnaval te vieren, geen heidensch,
maar een christelijk feest vooribe-
staan.
Daar antwoorden we op, dat voor
vele heidensche feesten andere chris
telijke feesten in de plaats zijn ge
komen sommige heidensche feesten
door het christendom totaal zijn
afgeschaften, wat ons geval betreft,
de Vastenavond met de Kerk niets,
maar dan ook niets te maken heeft.
Vastenavond heeft met de Kerk
zóóveel te maken, dat er wel op
vele plaatsen gedurende die dagen
feest... aanbidding is om. eerherstel
te geven voor de vele uitspattingen,
welke er zonder twijfel die dagen
meer dan anders gebeuren. Dat is
heel iets anders
Maar is er dan heelemaal geen
verband met de Kerk, b.v. met den
kerkelijken Vastentijd Ja, maar dan
mogen we maar alleen dit zeggen
1) de tijd, waarin dat heidensche
feest vroeger viel 2) de manier,
waarop het gevierd werd, 3) de
redenen, waarom het gevierd werd
dat alles heeft het latere christelijk-
geworden Europa, de menschen, in
verband gaan brengen met de Vasten.
En zoo, dat ook zelfs de naam dien
invloed ouderging men ging toen
zeggen Carnaval beteekentCarni
vale': hetgeen zeggen wil„Vaar
wel, vleesch." We zullen het er
deze drie dagen van te voren nog
eens goed van nemen, nog eens
flink plezier en lol maken, en dan,
ja dan voor 40 dagen vaarwel aan
het vleesch en allerlei genoegens.
1
En dan zetten we eenige vraag-
teekens en eenige uitroepteekens.
Men zou zeker het recht hebben
onderwerpen.
In het kamp was niemand meer
te vinden, ook de bok was ver
dwenen. De gevangenen werden
van hun baarden ontdaan.
Er bevonden zich onder hen
behalve Carsten en Til, zes aan
de dragonders bekende, zeer aan
zienlijke burgers van Hertogen-
rade.
Natuurlijk weigerden zij geza
menlijk alle inlichtingen. Zij ver
telden, dat zij voor hun genoegen
hierheen waren gekomen, dat hel
een soort maskeradefeest was.
Hun handen werden op den
rug gebonden en voorafgegaan
door eenige fakkeldragers, bega
ven de dragonders zich op marsch
totdat zij de plaats bereikt hadden
waar zij hun paarden hadden
achtergelaten.
Festenrath's gedachten bepaal
den zich uitsluitend tot Kirchhoff
en zoodra zij den straatweg be
reikt hadden, nam hij afscheid
van den overste en snelde met
Peter alleen vooruit, om in de
nabijheid van de woning van den
chirurg de wacht te houden.
Helaas had hij er niet aan ge
dacht om zich het wachtwoord te
laten geven voor de dragonders,
die den postenketen vormden en
pas nadat een officier hem had
herkend, liet men hem ongehin
derd passeeren.
Door dit oponthoud gingen
echter eenige kostbare minuten
verloren. Voor het huis van
om. als men een veertigdaagschen
tijd inging van werkelijke versterving
(zoover als men dan kan en moest),
om dan eens eenige dagen te voren
het er goed van te nemen (maar
uitspattingen mogen toch in ieder
geval nooit maar we vragen nu
rechtuit en eerlijk.
Zullen juist de echte Carnaval-
vierders die werkelijke veertigdaag-
sche versterving over het algemeen
het beste beoefenen
Zoo neen en de vraag stellen
is ze beantwoorden dan is er
ook maar één conclusie dat dan
ook zij juist het Minste recht heb
ben om Carnaval te vieren
De meeste Carnavalvierders maken
over het algemeen van dit
min of meer toevallig samentreffen
van Carnaval met de 40-daagsche
Vasten misbruik, om al maar weer
eens drie dagen wat ordinaire, wal
gelijke, wereldsche lol te kunnen
maken. Van de daarna komende
groote Vasten trekken ze zich niet
veel aan, of, behoeven het wellicht,
wat den leeftijd betreft, ook nog
niet. tenminste wat de strenge ver
plichting onder zonde betreft.
Omdat er dus voor de meeste
christenen zoo goed als geen Vasten
is, daarom ook zoo goed als geen
Vastenavond.
Wie eerlijk is tegenover zich zei
ven, wie mannelijk wil zijn in zijn
gedragingen, die moet deze conclusie
aandurven
Dat is twee I
We komen nu aan ons derde
punt.
Gestel, dat de Vasten werkelijk
zóó werd doorgebracht door het
meerendeel der christelijke menschen
dat er werkelijk over het algemeen
sprake kon zijn van een boetetijd
en dat men dus werkelijk het recht
had eenige dagen feestviering aan
dat boete tijdperk te laten vooraf
gaan.
dan zouden we ons nóg moeten
blijven verzetten tegen het voort
bestaan van Carnaval wegens de
vele andere zeer ernstige bezwaren,
welke er feitelijk ieder jaar weer
opnieuw tegen ingebracht kunnen
worden
We bedoelen
1) de vele in- en uitwendige
zonden van onkuischheid
2) het vele drankmisbruik
3) de vecht- en steekpartijen
4) de onverantwoordelijke geld-
verkwisting (en dat in onzen tijd)
5) de toeneming van den echt-
wereldschen geest
6) de vermeerdering van den
zedelijken nood. het zedelijke kwaad
in deze wereld
7) het slechte voorbeeld, van de
„hoogere" standen niet het minst.
In de klauwen van
woekeraars.
In het Amsterdamsche weekblad
„De Ceintuurbaan" wordt de droevige
geschiedenis verhaald van een koster
der Nederlandsche Hervormde Kerk,
die onlangs wegens verduistering
van 26.000 gulden aan kerkelijke
inkomsten terecht moest staan. Bij
de behandeling zijoerzaak is gebleken,
dat hij mede te gronde ging als ge
volg van de afschuwelijke woeker-
praktijken. %elke reeds zoo veel
onheil hebben gesticht
Toen de koster in verband met
huiselijke moeilijkheden, ziekten in
zijn gezin, reeds in 1913 begon
met een klein bedrag op te nemen,
was dit het begin van zijn ongeluk.
Hij begon met f 100. Toen de
bloedzuiger-geldschieter hem een
maal vast had, liet hij hem niet
meer los. Want een koster, die
Kirchhoff aangekomen, zag hij
licht in de huiskamer van den
chirurg. Hij reed lot aan het
huis en keek door de reten van
de vensterluiken.
Kirchhoff zat aan zijn tafel en
schreef. Hij zag er eenigszins
bleek uit, scheen echter overigens
zoo rustig, ais ieder ander, die
den ganschen avond en een ge
deelte van den nacht over zijn
boeken gebogen blijft.
Dus het was, zooals de kapitein
reeds gevreesd had. Kirchhoff had
langs veiligen weg zijn woning
weten te bereiken en zou waar
schijnlijk alles weten te trotseeren
wat f lasteraars" tegen hem kon
den verzinnen.
In dezen man school een ener
gie, van welker groote beteekenis
Festenrath zich maar al te duide
lijk bewust was.
Maar wat te doen
Het begin was gemaakt moest
de kapitein zich thans door deze
nieuwe hindernis laten afschrik
ken
Hij reed terug naar Peter en
vroeg hem of hij het gezicht van
den kleinen man had herkend,
met wien hij, Fester.ralh, had
geworsteld.
Ja, antwoordde Peter, hij
geleek merkwaardig veel op den
chirurg, maar die kan het toch
niet geweest zijn
Waarom niet i
Wordt vervolgd»
om de armen, want hij zag, dat
Peter op het punt was tegen den
wanhopig worstelenden slotenma-
ker het onderspit te delven. Cars
ten werd nu overweldigd en vol
gens de regelen der kunst gebon
den.
Sinds het moment dat Peter
Joshem zich op Carsten had ge
worpen, was nauwelijks een minuut
verloopen. De dragonders hadden
zich gesplitst.
De eerste afdeeling sprong snel
te voorschijn, teneinde de bende
te omsingelen; de tweede afdeeling
door den ouden overste zelf aan
gevoerd, vormde een gesloten
geheel, gereed om overal in te
grijpen, waar zich de hevigste
tegenstand ontwikkelde.
Gemakkelijk was de taak, om
ook maar een gedeelte der bok
ruiters te vangen, geenszins. Want
zij hadden reeds de beide kamp
vuren half gebluscht, zoodat er
nog slechts een onzekere sche
mering heerschte in het geheele
kamp.
Maar van te voren had men er
ook niet op gerekend, om alle
schavuiten te pakken te krijgen.
Nu en dan vielen er scholen; op
andere plaatsen hoort men een
soort krijgsgeschreeuw.
Festenrath en Peter snelden
naar het midden van het kamp,
gedeeltelijk om de vuren weer te
doen oplaaien, gedeeltelijk ook om
den chirurg op te sporen.
Van dezen echter was niets te
bespeuren. Ongeveer twintig man
van de bende waren midden op
de open ruimte bijeengedreven,
van wie velen bloedden.
Zij gaven zich zonder eenigen
verderen tegenstand over. .Nog
ongeveer een twintigtal bokruiters
werden afzonderlijk of in kleine
groepjes aangehouden. Maar dat
was dan ook alles, wat men in
deze duisternis te pakken had
kunnen krijgen. De anderen waren
waarschijnlijk door het broek ont
vlucht.
Er zal nog menigeen van
hen in het moeras blijven steken,
zeide de overste. Ten overvloede
luitenant Muller, neem twintig
man en rijdt de geheele omgeving
nog eens af. Je zult nog wel
menigen vogel knippen. Maar
hebben wij den hoofdman
Deze vraag was tot Festenrath
gericht, die haar evenwel ontken
nend beantwoordde.
Enfin, in de stad kan nie
mand komen, hernam de overste.
En ook voor de stad heb ik een
keten van posten opgesteld, die
niet zoo gemakkelijk door iemand
doorbroken kan worden, te meer
daar het wel aan te nemen is,
dat het geringste aantal naar de
stadszijde ontsnapt is, en dat zij
dus voor hel aanbreken van den
dag de stad niet kunnen bereiken.
Luitenant Muller, laat nog een
maal het geheele kamp afzoeken
en dan zullen we onze gevange
nen eens aan een nader onderzoek