Tweed© Blad van „FEEL El MAAS FEUILLETON. De ondergang der Bokruiters. De werkende vrouw. Filosoof. Teekenend voorbeeld. Zaterdag 20 Januari 1934 Vijf en vijftigste Jaargang No 3 ff Een Romeinsche helm en andere vondsten uit de Peel. Vele menschen van Venray en omstteken hebben wel eens hooren spceken van aen gouden Romeinschen helm, die ongeveer 25 jaar geleden gevonden werd in de Peel bij Helenaveen, ongeveer op de plaats, waar volgens een oude volksover levering eenmaal 'n ridder in het moeras was verzonken. Weinigen zullen daarover echter meer bijzonderheden weten te ver tellen en 't is daarom, dat wij voor „Peel en Maas" eenige interessantig heden daaromtrent bijeenzochten uit het uitvoerige artikel, dat de tegen woordige conservator van 't Rijks museum Kam te Nijmegen, Dr. Eveleio, aan deze vondst wijdde in 1911 in de Oudheidkundige Mede- deelingea van bet Rijksmuseum te Leiden, In 1910 is n.l. deze helm in dit Rijksmus ;um terecht gekomen, waar hij thans nog berust. Blijkbaar is het oorspronkelijk 'n ijzeren helm geweest met een verguld zilveren buitenkap Het ijzer is echter weggeroest zoodat nog slechts de vergulde buitenbeklee- ding over is, die wel veel deuken en ander slijtage had bekomen, doch te Leiden prachtig gerestaureerd werd en daar thans een sieraad voor het museum is en iets heel bijzonders op 't gebied van al dergelijke helmen, zooals die ook in andere landen van Europa en Afrika enkele gevonden zijn. De wijdte van den helm is 20 c.M. en de hoogte ruim 17i/z c.M. terwijl de dikte der vergulde kappen 0.06 m.m. is. Midden over den helm loopt van voor naar achter eemkam, die er gemiddeld ongeveer li/s c.M. boven uit steekt bovendien is de helmkap van onderen afgezet door een ongeveer 4 c.M. breeden helm- rand. Behalve de eig. helmkap is er ook nog 'n wangklep, 'n nekbeschermer en 'n neusklep over, die eveneens tot den volledigen helm behoorden. Al deze onderdeelen zijn aan elkaar bevestigd door fijne klink nageltjes, terwijl uit enkele restjes blijkt, dat met iets langere nageltjes de ijzeren binnenkap en de zich daar binnen in nog bevindende leeren bekleeding was bevestigd. Geeft deze constructie dus reeds een hoogen dunk van de Romein sche edelsmeedkunst, nog meer doet dit de versiering. Op alle deelen van den helm komt n.l. een opgewerkte (relief) versiering voor van sierlijke bloempjes, kruisjes en parelrandjes, terwijl we bovendien nog overal kegelvormige knopjes vinden, die er van binnenuit ingeklonken zijo. Als extra versiering heeft iedere kaphelft nog 'n cirkeltjes in relief op eiken hoek en zuiver middenop een anker figuur van hoog opgewerkte pareltjes, ook de eene behouden wangklep bezit behalve het overige nog een extra ornament van perelrandjes in den vorm van twee liggende bladeren Een voorname bijzonderheid merk ten we echter nog niet op en wel, dat de helm ook twee inschriften bezithet eene op den helmrand n.l. Stablesia VI, wat beteekent, dat de drager van den helm tot de 6e afdeeling van het beroemde ruiter- corps der Stablesiani behoorde, het andere op den nekbeschermer en luidend Tit. Valon. Urs. en dan 't gewicht van de vergulde kap, wat op ongeveer 360 gr. terecht komt en ook klopt met 't gewicht der over gebleven deelen. De naam die er voor staat moet Een zonderlinge Historie. Naar het Duitsch. 24 Het was Festenralh heel weinig om eten en drinken te doen. Hij speelde nog steeds den halfdronken en vermoeiden waard. Des te ijveriger luisterde hij echter naar alles, wat bij hem in de nabijheid gesproken werd. Zoo hoordb hij b.v. dat dit de laatste bijeenkomst onder den blooten hemel zou zijn, dat de meester met zijn getrouwen besloten hadden een groot gebouw, voor- loopig van hout, te stichten, dat voor het oog van de wereld voor andere doeleinden, heimelijk echter voor de bijeenkomsten der bokruiters gebruikt zou worden Indien men hen daar op het spoor kwam en hen wilde aan vallen, dan zouden zij zich weten te verdedigen. Over het feit, dat de dragonders door een verkeerde aangifte tot viak bij Meersen waren gezonden werd natuurlijk braaf gelachen. De bijeenkomsten bij de eenzame kapel waren tot nu toe de mooiste en prettigste geweest, de plechtige als Titus Valonius Ursus gelezen worden, en zal wel den naam van den officieelen weger geweest zijn, zooals de Romeinen die hadden voor voorwerpen van edel metaal, den naam dus van 'n soo't ijkmeester. De Peelvondst houdt echter be halve den helm nog meer belangrijks ia, n.l. 37 bronzen munten, 'n man telspeld, 'n spoor en een klokje, ook alles van bronsverder 'n stuk van een leeren dolkscheede met zilveren beslagstuk, drie leeren schoenen, groote stukken leer, blijkbaar van 't paardenzadel afkomstig en enkele reepjes wollen kleedingstof van den krijgsman. Vooral de munten zijn belangrijk, want deze dragen het stempel van den beroemden eersten Romeinschen Christenkeizer Constantijn de Groote, den zoon van de H. Helena. Deze Constantijn was bekeerd door de verschijning van een Kruis in de wolken mét het onderschrift Ia dit teeken zult gij overwinnen. Reeds in 306 was hij tot keizer uitgeroepen en vaardigde in 313 het bekende edict van Milaan uit, waar bij de Christenen vrijheid van gods dienst kregen. Toch duurde het nog tot 324 eer hij de alleenheerschappij verkreeg, waarna hij tot zijn dood in 337 'n vooibeeldig keizer bleef. Daar we in de Peel blijkbaar met een verongelukten ridder te doen hebben, die deze munten op zak droeg, kunnen we daaruit den tijd van het ODgeluk bepalen, wat dus blijkbaar in de eerste helft der vierde eeuw moet geweest zijn. De overige bij vondsten spreken vrijwel voor zich zelf, het klokje was blijkbaar aan het paardentuig bevestigd en gaf 'n lieflijk getingel, dat de landje. eenzame, tochten van vele ruiters dier dagen kon veraan genamen. Wat de schoenen betreft, hierbij zijn twee buitenschoenen en een binnenschoen. Blijkbaar droeg men du3 twee paar schoenen over elkaar. Over het maaksel daarvan willen we niet uitweiden, ook al zou dit voor de bekwame schoenmakers van tegen woordig zeer zeker interessant zijn. Uit deze beschrijving der vondst blijkt wel, hoe belangrijk ze geweest is voor de Romeinsche archaeologie, de wetenschap, die uit allerlei resten het hoog beschaafde leven der oude Romeinen bestudeert. Bij al de tal rijke beoefenaars dezer wetenschap in binnen- en buitenland heeft de Peel door deze vondst beteekenis en bekendheid gekregen, daarom is het ook billijk, dat wij, die zoo dicht bij de Peel wonen eenige kennis hebben van wie 1600 jaar geleden deze streek als veroveraars en beschaving- brengers bezochten. W. J. HER6EHS lUSr/Af/\ Wilt gij U weer frisch en flink voelen en Uw eetlust herkrijgen Ge bruik dan Foster's Maag- pillen, het ideale laxeermiddel. 0.65 per flacon n0STER'Sf5»s: IMAAGPILLEN Het valt niet te ontkennen, dat de positie van de vrouw in het maat schappelijke productie proces meer en meer wordt teruggedrongen. De regeering heeft dezer dagen zelfs opnamen van nieuwe leden in den bond zouden daar mei meerdere pracht en praal kunnen geschieden en daardoor een nog dieperer. indruk maken. Ook zou men daar warme maaltijden hebben kunnen gebruiken, want de gewelven onder de kapel waren tot een volledige keuken ingericht geweest. Een van Festenralh's lafelgenooten kende zelfs nog het heele menu van een bijeenkomst die in den herfst van het vorige jaar daar had plaats gevonden eerst een minestra of soep met parmesankaas, toen Westfaalsch pekelvleesch met Weensche peter selie en salie, Danziger kabeljauw met Brandenburger saus, War- schausche schapenbout met knot- look, pasleitjes, die rechtstreeks uit Parijs zouden zijn gekomen, Engelsche gerookte rundertong. daarbij allerlei saladen, olijven kaas en de fijnste port, sherry, Madeira Bordeaux-, Bourgonje- en Rijnwijnen. Was het daarom wonder dacht Festenralh als die arme kerels, die thuis soms geen zout hadden om hun aardappeltjes te kruiden, fanatieke aanhangers werden van een bond die hun genoegens verschafte, die met de geneugten der beter gesitueerden konden wedijveren, ja die zelfs overtroffen Festenrath begreep, dat aan dit alles een weldoordacht plan te gronde lag, dat hier door een doortrapten, niets ontzienden booswicht alle zwakheden van de besloten om alle overheidsorganen te verplichten om de huwende ambte nares of arbeidster in overheidsdienst ottslag te verleenen Ook in het particuliere bedrijf worden geleidelijk meer posten, jaren lang door vrouwen of meisjes bezet, aan mannen of jongens toegewezen. Op sommige fabrieken geschiedt dat zelfs op groote schaal, o a. op enkele choco lade-fabrieken. Philips in Eindhoven is dezelfde richting ingegaan. Er worden wel geen meisjes ontslagen zonder bijzondere noodzaak, maar bet nieuwe personeel, dat wordt aangenomen, bestaat grootendeels uit jongens. We willen het niet verhelen, dat we een en ander toejuichen. Niet omdat we den werkenden vrouwen haar positie zouden misgunneD, verre van datWe juichen de ver vanging toe, omdat we het algemeen maatschappelijk belang er door gebaat achten. Een principiëele beschouwing over het recht der vrouw om zichzelf een toekomst te scheppen door een plaats te ambieeren in het productieproces, is overbodig. Velen zijn overtuigd, dat het priucipieel ODjuist is, dat de gehuwde vrouw een werkkriDg buitenshuis zoekt, maar over het recht in het algemeen van „de" vrouw, dat ze een niet-huishoude- lijken werkkring aanvaardt, bestaat in onze dagen vrijwel geen verschil van meeniog meer. Uitsluitend op practische gronden juichen we het toe, dat de positie der werkende vrouw wordt terug gedrongen. Omdat we aldus tot een maatschappelijk meer te verantwoor den verdeeling van den arbeid komen. We praten niet over uitzonderings gevallen, waarin de vrouw door de omstandigheden gedwongen is om als kostwinster van een gezin op te treden, maar we stellen vast, dat het voor een logische verdeeling van den arbeid noodig is om er op te letten, dat de arbeidsfuncties allereerst toevallen aan degenen, wier natuur lijke roeping het is om een gezin te verzorgen, nu of in de toekomst. De baten van den arbeid vallen daardoor meerderen menschen ten goede en bovendien wordt vetmeden, dat het eene gezin dubbel-op krijgt, terwijl iD het andere gezin gebrek wordt geleden. Maar, zoo lazen we dezer dagen iu een artikel, wij vrouwen hebben toch geen schuld aan de crisis? Neen, dat niet... Of, misschien.... Toen de oorlog uitbrak, werden in de meeste „beschaafde" landen de mannen onder de wapenen geroepen. Ginds om zich te laten slachten en hier om meerdere lange jaren in militair onnut te verslijten. De man nen konden dat óók niet helpen. Als gevolg van de oorlogsomstandig heden moest de productie van velerlei hoog worden opgevoerd. Daarvan profiteerden alleen in materieelen zin bedoeld de vrouwen. Vrouwen en meisjes wenden zich aan het vervullen van betrekkingeD, welke voordien uitsluitend door mannen en jongens werden bekleed. Toen de demobilisatie kwam, ont stond tevens een economisch en industrieel hoogtij. De mannen keer den in hun normalen werkkring terug en de vrouwen behoefden nog niet weg, omdat er arbeid genoeg was. Eéns echter moesten de normale verhoudingen van productie en con sumptie zich herstellen, maar de vrouwen hielden hardnekkig vast aan haar verworven posities. Overal moesten ontslagen worden gegeven, maar waar die niet uitsluitend her vrouwelijk personeel golden, werden de mannen vaak slachtoffers. Met dezen leden huisgezinnen het werk- loozenleed I De vrouwen hebben de crisis niet gemaakt, maat een der vele oorzaken van de crisis is zeker wel de omstandigheid, dat de vrouwen niet tijdig haar plaatsen in het maat schappelijk productieproces aan de mannen hebben overgegeven, toen de de conjunctuur dat vereischte. We zien volkomen in, dat het een zwaar offer moet zijn voor vele vrouwen om de verworven positie weer prijs te geven. Ook voor een vrouw moet matcrieele onafhankelijk heid een kostbaar goed wezen. Arbeid van meisjes en vrouwen heeft hier en daar bovendien een gezinswelstand gebracht, welke anders niet bereikbaar zou zijn geweest en bovendien niets onmatigs inhoudt. Waar de vrouw echter mede concurreert op de arbeidsmarkt, leidt dat altijd tot een onjuiste, onrecht vaardige en ODpractische verdeeling van de arbeidsvoordeelen in de maatschappijv We praten het elkaar na, dat we terug moeten naar den levensstan daard van vóór den oorlog. Goed, maar dan ook tot de toenmalige arbeidsverhoudingen van mannen en vrouwen. Toen vond men geen vrouwelijk personeel op overheids- bureaux, postkantoren, op handels ondernemingen enz. Vrouwelijke winkelbedienden waren schaarsch vrouwelijk koffiehuispersoneel vond men alleen in verdachte zaken. Vóór den oorlog waren de loonen lager was de levenswijze eenvoudiger. Maar toen was de arbeidsverdeeling niet zóó, dat de een dubbel dik kon krijgen en de ander als een onder steunde pauper door het leven werd gestompt. Vrouwen hebben als maat schappelijke regel h*t recht, door de mannen onderhouden te worden, maar de mannen hebben het recht op den arbeid en zéker behoort hun logisch voorrang te worden verleend, als er een tekort aan arbeid is. menschelijke natuur, bijgeloof, afgunst, begeerigheid werden uit gebuit, om een bond te vormen welks leden met kleine vergrijpen begonnen, om ten slotte met moord te eindigen. En welke gevolgen zou deze bond niet hebben Geloofde de sluwe man die aan het hoofd van dezen bond stond, inderdaad, dat het hem vergund zou zijn, ongestraft dezen weg te kunnen blijven bewandelen, of dat hij zelfs machtig genoeg zou zijn om de overheid gewapenden lègenstand te bieden Qing het hier misschien om een openlijken opstand, om de stichting van een soort boeren republiek Leefden toch de tradities van de Munslersche wederdoopers nog altijd in het volk voort Of wilde de hoofd man, die het geroofde geld zoo goed wist aan te wenden om de nieuwelingen voor zijn zaak te winnen, slechts een bepaalde hoeveelheid schatten verzamelen, om zich dan straffeloos te ver wijderen Natuurlijk ging er gedurende den maaltijd groolere onge dwongenheid heerschen. Ver schillende boeren, die nog niet lang bij den bond waren aan gesloten, vroegen, wie of de meester was. Dat mocht niet gezegd worden antwoordde men; trouwens de meesten wisten het werkelijk niet en sommigen deden maar, alsof zij het wel wisten. Heel slim Onze Peer, dat is mijn zwager, de broer van mijn vrouw Roos. In den grond 'ne goeie kerel. Maar bij poozen wat wringachtig. In de familie zeggen ze Onze Peer is 'ne filosoof... Als onze Peer zijn filosoof-buien heeft dan draaft hij door, gelijk 'n peerd met ooglappen aan. Den weg over. vooruitzonder te zien of er boomen of huizen naast den weg staan. Maar dan gaan wij tegen hem in. En zoudt ge dat gelooven Dan worden ons gedachten klaarder, en zien wij dingen die wij vroeger niet zagen Onze Peer kan wringen, bij zijn poozen. Zoo was hij, over een paar weken, weer naar Scherpen heuvel gegaan, op beevaart. En zat 's anderen daags daarover bij ons te vertellen en te pieKecen. Ja, veel volk daar... En bidden dat die menschen doen I Om ons Lieve Vrouwken uit den boom te lezen... Maar wat zeggen die men schen aan ons Lieve Vrouw? Wat vragen zij Allemaal dingen voor hun eigen profijt, beweerde Peer. Om 'n zieke koe te genezen... Om hunnen winkel te doen draaien... Om heel hun leven gezond te biijven, en gespaard van ongeluk en tegen slag. Dat en niet anders... Eigenbaat besloot Peer, en hij stopte zijn pijp, wrong ec de tabak met zijn duim in, en trok zijnen mond scheef. Ons Roos kwam uit haar schelp: Wat weet gij daarvan, Peer Hebben ze u dat gezegd Neen. maar dat is zeker. IJdele praat. PeerEn ik zeg u, dat veel menschen, daar en elders en in de kerk en te huis, ook voor andere dingen bid Jen. Om christelijk te blijven, om geen kwaad te doen, om in den hemel te komen, om veel andere menschen naar den hemel te zien gaaD, om in ons land en op den vreemde de meDschen te doen bekeeren. Daarom! Zachtjes aan Rozeken, suste Peer. Ge moet zoo niet opstuiven... Dat kan, dat kan, wat ge daar zegt. Maar dan moeten ze er de rest ook aflaten de zieke koe en hun winkel, en hun eigea gezondheid. Want dan riekt hun gebed aangebrand,' Peer. zei Roos, 't is 'n geluk dat gij niet onze Lieve Heerzijt. Ge zoudt geen hart hebben. Neen Bij lange niet. Onze Lieve Heer heeft zelf gezegd hoe wij moeten bidden in den Vaderons. En daar staat in: Geef ons heden ons dagelijksch brood... En wat is dat anders, dan gezond blijven, en geluk te hebben in leven en werken, en al de rest? Dat viel koud op Peer zijn maag. En als 't nen halven zomer regent, vaarde Roos voort, of als de droogte te lang aanhoudt, wat schrijven onze Bisschoppen dan voor? Gebeden tegen regen en droogte, Peer. En de Bisschoppen kennen toch beter den Vaderons dan wij. Peer krabde in zijn haar. Gij zoudt een onmenschelijke meester zijn, Peer. Maar moet daarom dan de godsdienst bestaan waagde hij. Neen. En daarom bestaat hij ook niet. Hij bestaat om de menschen naar God te brengen en heilig met Hem te doen leven. Maar het dage lijksch brood en de rest, dat mag er gerust bijkomen. Als de menschen dat vragen, meenen zij het toch goed. En vragen ze dat, omdat ze weten dat God oDze Vader is. En met dat gedacht is God in zijn schik, Peer. Peer geraakte laag van toon. Ja, wij kunnen dat verstaan, bekende bij. Maar de anderen De menschen die niet gelooven. Die verwijteD ons. dat wij maar gelooven en bidden voor ons profijt, voor eigen baat. Filosoof toch 'k Meende dat gij beter uit uw oogen zaagt De maünen die dat zeggen? Dat zijn precies de gasten die 't meeste op eigenbaat uit zijn. Die leven maar om geld bijeen te krabben, den grooten Jan te spelen, hun buiksken deugd te doen, hun lijf plezier te gunnen. Dat zijn juist de mannen van eigenbaat. En die verwijten dat aan ons Kluchtspelers, Peer Maar waarom zeggen ze het dan Om hun eigen gezelschap te vergrooten. Om aan de snullen te doen gelooven, dat wij van 't zelfde sop overgoten zijn als zij Daarom. k Ben fier over ons Roos. Zij is niet op haar tong gevallen, 'k Weet er iets van.... Maar vandaag.... En ging ze me nu haren Vaderons niet aan 't.opzeggen, traagzaam en gemeten Zoo zult ge bidden, zei onze Lieve Heer Onze Vader, die in de hemelen zijt... Eerst God aanspreken als onze Vader, en zeggen dat wij zijn kinderen zijn. Dat zijn de aller schoonste woorden, dat is bet schoonste gebed Daar kan niets boven gaan. bedacht 1 Deze meester kon dus de hoop koesteren, ingeval de bende eenmaal ontdekt zou worden, de laaiste le zijn, die in hechtenis zou worden genomen of intusschen middelen tot vluchten of tot uitvluchten kunnen ver zinnen. Het kwam er hier dus op aan, hem op heelerdaad te betrap pen, en dat wilde Festenralh. Hij bemerkte, dat de' meester verscheidene personen bij zich liet komen en met hen in 't gehein sprak. Waarschijnlijk deelde hij hun opdrachten uit voor verschei dene nieuwe diefstallen. Festenrath verwachte met zeker heid, dal de meester ook tot hem nog wel eens het woord zou richten en inderdaad zoodra de maaltijd ten einde was, kwam Carsten, om den vermeenden Vliet te zoeken en hem mede te deelen dat de meester in ieder geval met hem nog een hartig woordje le bespreken had, want er moest nu eindelijk eens voor goed met dien vreemdeling afgerekend worden. Intusschen waren meer dan twee uren voorbijgegaan, meer dan de tijd, dien Peter Joshem voor noodig had verklaard, om de dragonders tot aan den rand van den Wilgenkamp te brengen Zij moesten dus thans reeds ter bestemder plaatse gearriveerd zijn. Maar alvorens Festenrath tot een beslissenden stap over ging, wilde hij zich eerst overtuigen, of dit ook inderdaad het geval was en hij liep daarom met ....En dan, Peer. ons dagelijksch brood. Ja, ja. zei Peer. Dat weet ik al. 't Is goed. - En dan vergiffenis voor onze zonden en belofte dat wij ook aan andere vergeven. ....En niet toegeven aan bekoring en verleiding en van aile kwaad bevrijd blijven. ....Zoo bidden de geloovigen. Peer. Te Scherpenheuvel. en elders, en in de kerk, eo te huis, en op hun werk, en overal en altijd „Onze Vader, die in de hemelen zijt...." TH. VAN TICHELEN. Te dezer plaatse hebben we er meer dan eens op gewezen in wélk een bevoorrechte positie, tengevolge van de Regeeriogspolitiek ter be scherming van den gulden ten be hoeve waarvan inkrimping van aller lei diensten, neerkomend op het ont slag van vele ambtenaren, salaris- en loonsverlagingen en vermindering van steuDbijslag aan de gemeenten ge schieden, zwaardrukkende maatrege len worden ingevoerd en de boeren bevolking met een paar honderd millioen wordt gesteund de hou ders van vaste-rentegevende obligaties en andere stukken worden gebracht. Alles wordt omlaag gedrukt, allééa de vaste rente der staats-, provinciale gemeente en waterschapsschulden en de vaste rente der hypotheken niet. Deze worden niet alleen niet ver laagd, doch, doordat de koopkracht van den goudgulden tot het dubbele en meer van voor eenige jaren is gestegen, onrvangen deze trekkers van vaste rente thans véél méér dan veelal het geval was op het oogen- blik toen ze hun gelden aan de open bare lichamen uitleenden of als hypo theek verstrekten. De nieuwe belastingen moeten mede dienen, om de houders van deze obligaties van openbare lichamen aan hun rente te helpen; en de steun aan het boerenbedrijf verhuist voor een groot deel via de hypotheken naar de hypotheekhouders. Hoe onrechtvaardig dit werkt hebben wij te dezer plaatse méér dan eens aangetoond uit het voor beeld van een boer die voor het geld van een hypotheek, welke hij op zijn bedrijf vestigde, indertijd koeien kocht en die nu dubbel zoo veel of nog meer koeien zou moeten teruggeven om zijne hypotheek af te lossen. Nu is het Dgbl. v. Nbr. onlangs naar aanleiding van een pleidooi van prof. Gimbrère voor devaluatie „muntcorrectie" noemt hij het bij dezen professor op bezoek gegaan. En het blad kreeg daar een voor beeld te hooren, dat den toestand, mede door de Regeeriogspolitiek veroorzaakt, wel zéér scherp belicht. De professor deelde n.l. mede, dat er onder de vele brieven, welke hij had ontvangen, óók een was van een leeraar aan H.B.S. en Gymna sium. die tot 1932 in den gaven goudgulden had geloofd tot zijn oogen open gingen door een geval, dat zich in zijn onmiddellijke om geving voordeed. De prof. vertelde Hij heetl het op een der Zuid- Hollandsche eilanden medegemaakt, dat een broer en een zuster een hoeve van f 100.000 erfden. De zuster trok bij het huwelijk van haar broer eruit met een hypotheek van f 40,000. Na jaren van harden arbeid en tobben is de broer thans gefailleerd me: f 60.000 hypotheek schuld. terwij! de zuster. die totaa! wankelende schreden in de richting van den rand van de open ruimte. Wij zullen ons daar verdekt opstellen, waar de wilgen het dichtst zijn had Peter gezegd. Deze plek zocht Festen rath op. Om de vergaderden te misleiden deed hij alsof hij het te kwaad gekregen had en waggelde doo de duisternis onder de dichte wilgenboomen. Hel duurde niet lang, of hij aoorde zachtjes de vraag fluisteren: Vliet? Ben jij het? Ja, wat is er? antwoordde Festenrath schijnbaar uil zijn hu meur. Ik hen Vliet Welnu, wij liggen hier ach ter, twintig passen van deze plek verwijderd. Het is tijd luidde hei zachte antwoord. Het hart klopte den kapitein bijna in de keel bij de gedachte, dat hij reeds zoo kort voor de beslissing van zijn onderneming stond en toen hij weer naar de bende terugkeerde, was zijn gang onwillekeurig elastischer en ge ruster. Toen hij echter Carsten op zich aan zag komen, liet hij zijn schouders onmiddellijk weer zakken. Hallo, wat had jij daar in je eentje in hel donker le maken, Vliet vroeg de slotenmaker. Ik voel me verre van lekker antwoordde Festenrath. Ais de meester nog met me pralen wil, dan is hel de hoogste tijd. Want ik ga hier in het gras liggen slapen of ik rijdt direct naar huis terug. Maar we moeten immers eerst nog over dien vreemdeling praten, ezel 1 Mij goed, roep den meester dan maar antwoordde Festenrath en leunde zwaar Legen een wil- genstam. Hij zou graag met den meesier -(leen zijn geweest, de tegenwoor digheid van Carsten verontrustte hem, want legen twee mannen, van wié de eene behendig en lis tig, de ander reusachtig sterk was, kon hij onmogelijk op. Plotseling schoot Peter hem in de gedachte. Hij riep den naam van den knecht tamelijk luid. omdat iemand van de bende hem toch niet zoo gemakkelijk kon hooren. Hier ben ik, wat is er aan de hand klonk een stem uil het donker. Zeg aan je mannen, dal ik ze over enkele minuten noodig heb, kom daarna terug en blijf hier in de buurt. Neem jij den grootsten voor je rekening, ual is Carsten. Ik zal den kleinen vast pakken. Een minuut verliep. Ik ben weer terug! klonk Peters slem zachijes ml nel duis ter. lieb je wapens Ik zal het wel klaarspelen, maak u maar niet angstig. Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1934 | | pagina 5