Uwm* Weekblad voor VENRAY, HORST en Omstreken. (VOORDEEL Inflatie uit een anderen hoek bezien. FEUILLETON. De ondergang der Bokruiters. Bij 's Vaderlands verdediging. Zaterdag 12 Augustus 1933 Vier en vijftigste Jaargang No. 32 4NUFACTUlWi BUJKEN TOCH HET MELK PEEL EN MAAS ^MANUFACTk BLIJKEN TOCH HET PRIJS DER A«jVKRT£NTlEN 1—8 regels 60 cent, elke regel meer 7*/* ct. bij abonnement lagere tarieven. Uitgave van FIRMA VAN DEN MUNCKHOF VENRAY Telefoon 51 GIRO 150652 ABONNEMENTSPRIJS p. kwartaal voor Venray 65 ct., per post 75 cent voor het buitenland 1 1.05 bij vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent 0. L. Vrouw Behoudenis der Kranken, Oostrum. Het te dure geld brengt vooral ook den landbouwer-veehouder in een ongunstige en onmogelijke jiositie. Niet te rechtvaardigen tegenstellingen. Hoewel wij op het staudpunt staan, dat inflatie van het geld om zijn groote nadeelen met alle middelen moet worden tegengegaan, geven wij hier toch gaarne een plaatsje aan een beschouwing, waarin de kwestie van inflatie bekeken wordt door den bril voor het belang en het recut van den landbouwer veehouder, die tengevolge van het te dure geld in een 'onmogelijke en niet te handhaven posiiie is komen te verkeeren. Deze een voudige beschouwing bevelen we in aller belangstelling aan. Onderstaande is niet bedoeld als critiek op de zienswijze van hen, die van inflatie niets dan kwaads ver wachten, maar wel om aan te toonen. dat deflatie, dus te duur geld, zooals wij dit thans kennen, ook groote bevolkingsgroepen w.o. niet het minst de boerenstand, in eene ongun stige positie plaatst. Vooraf een paar opmerkingen. Het heeft thans geen zin meer. zal men misschien opmerken, over inflatie te spreken. De gulden heeft den aanval weer doorstaan en zijn waarde behouden en de Regeering heeft ver klaard, dat zij den gouden standaard zal handhaven. Dat is waar, doch niets zegt ons, dat dit de laatste aanval op ons betaalmiddel zijn zal en 't resultaat een volgende maal gelijk zal wezen. Want niet de 700 millioen aan goud van de Ned. Bank zijn alleen vol doende om den gulden op peil te houden. Hierin spreken ook andere factoren een woordje mee, als onze handels- en betalingsbalans en de flnancieele toestand van rijk en ook van de gemeeDten. Daarvoor moet in het buitenland vertrouwen zijn betreffende onze betalingscapaciteit. Degene, die inflatie als een ramp Een zonderlinge Historie. Naar het Duitsch. 20 Maar zijn beide voortreffelijke pistolen liet hij niet zien. Dat hij zich ook hier als linnenhandelaar uit een verafgelegen plaats in Westfalen voordeed, spreekt van zelf. Hij besteedde den dag nuttig om de stad eens nauwkeurig te bekijken. Cok het klooster bekeek hij van alle kanten. Kortom, hij deed vooreerst terreinkennis op en prentte ieder plekje in zijn geheugen. Daarna schreef hij ge durende eenige uren en als iemand over zijn schouder had gegluurd dan zou hij over den inhoud van het schrijven, dat voor dien jongen krachtigen man op de tafel lag, eenigermate verwonderd zijn ge weest; want het was een testament. Zijn paard, dat tot nu toe door Bokelmann ergens in de stad was gestald, liet hij thans ook naar Vliets logement overbrengen. Het huis ze!f evenals de stallen had hij in den loop van den dag eens grondig onderzocht. Zijn vertrek lag boven de gelag- beschouwen. moeten dus niet te lichtvaardig oordeelen over de waarde van sluitende begrootingen. Op de tweede plaats gaat men reeds bijvoorbaat de gevolgen van inflatie van thans, vaak op een lijn stellen met die, ontstaan bij de voor malige Duiische inflatie. Dit gaat m.i. toch allerminst op. Toen liet men daar de bankbiljettenpersen draaien voor improductieve uitgaven. Thans behoefde dat nog niet zoo te zijn, eveomin als dat gebeurt in Engeland, Denemarken en andere inflatie-landen. Bovendien had het geld toen reed 3 een abnormale lage waarde in ver gelijking met producten. Door inflatie werd die abnormale toestand nog vergroot. Nu is echter precies het omgekeerde net geval, n.l. het geld heeft een abnormale hooge waarde en inflatie kon nu juist bijdragen tot normaler verhoudingen. Maar Duitschland handhaaft toch ook maar den gouden standaard, zal men zeggen. Dat is waar, doch de middelen, die daarvoor gebruikt wor den doen, althans voor 't buitenland, weinig voor inflatie onder. Als de aflossingen en renten van officieele schulden niet worden betaald en van particuliere schulden gehalveerd, geef ik voor zulken gouden standaard ook maar bitter weinig. Dat is, om een geijkten term der laatste dagen te gebruiken, den duivel uitdrijven met Beëlzebub. Ik wil niet, zooais velen, inflatie zien als een voorsprong in den inter nationalen handel, want deze kan door afweermaatregelen, hetzij door invoerbelemmeriogen, tariefsverhoo giDg of ook inflatie, te niet worden gedaan. Doch kan men door inflatie Diet rekenen op een voorsproog, te dure geld kan echter wel leiden tot een achterstand. Een land dat aan gewezen is op uitvoer, of beter ge zegd op handel, kan zich op mone tair (geldelijk) gebied niet zonder bezwaar en gevaar, op een eiland plaatsen. Het ruilingsproces, waar in de tegenwoordige maatschappij niemand buiten kaD, heeft voor den producent van goederen een schakel meer dan voor hen, wiens arbeid direct met geld beloond wordt. Deze kunnen hun arbeidsloon onmiddellijk omzetten voor de producten, welke zij noodig hebben. De producten w.o. ook de boeren, ontvangen voor hun arbeid producten. Deze moeten ze eerst te gelde maken, waarvoor ze dan datgene kunnen koopen, wat noodig is en de dien sten kunnen betalen, die anderen hun bewijzen. Door de waardedaling van 100 en meer procenten der land bouwproducten is bun inkomen met een gelijk procent gedaald. Erger wordt dit nog daar zij, alhoewel ze voor hun producten maar de helft of minder guldens ontvangen, de op hun bedrijf drukkende lasten en de diensten welke anderen hun bewijzen, slechts met een even groot, of althans weinig minder, bedrag dan voorheeü kunnen betalen. Voor eenigen tijd terug stond 't indexcijfer der landbouwproducten in vergelijking met 191314 slechts op 68, terwijl de stedelijke loonen en diensten nog op 212 stonden. Heeft men zich er wel eens voldoende rekenschap van gevraagd, wat die paar cijfers beteekenen kamer.' De vloer was maar heel dunnetjes. Hij kon, .als verder alles rustig was, duidelijk ieder overluid gesproken woord verstaan dat beneden in de gelagka ner werd gewisseld. Hij at 's morgens vroeg. Overigens had hij met Bokel mann, die hij in den loop van den dag in de stad had opgezocht, afgesproken, dat hij den volgen den middag hij hem zou komen eten. Toen blies Festenrath hel licht uit, opende het raam gedeeltelijk en luisterde. Beneden in de gelag kamer was het heel stil. Vliet was, zooals hij had gehoord, naar een logement in de stad gegaan. Spoedig daarop hoorde hij twee mannestemmen. Zij spraken in Hollandsch dialect, dat hij niet precies kon verslaan. Toch kon hij het gesprek in 't algemeen wel volgen. De beide mannen waren Vliets knecht en zooals hij uit ver schillende opmerkingen conclu deerde, Tils knecht, die eens was komen overwippen om met zijn collega wat te pralen. Zij stonden niet ver van het raam. Nadat zij over verschillende dingen gespro ken hadden, zeide Vliets knecht opeens: Dat is waar ook, dat zóu ik heelemaal vergeten hij jullie hebben ze gister scheerling, in plaats van peterselie hij de visch gedaan. Iieb jij niets gemerkt Dat de boeren voor dezelfde hoe veelheid producten, waarvoor ze iD 1914 honderd gulden ontvingen, thans maar f 68 ontvangen. En dat zij die stedelijke diensten aan hen bewezen, waarvoor ze in 1914 honderd gulden betaalden, nu eerst met f 212 kunnen voldoen. Met dat cijfer 68 moeten de boeren niet alleen de stedelijke diensten van 212 betalen, maar ook de grond - en andere renten uit den hoogconjunc tuur-tijd. Ook de pachten, ofschoon die veelal verlaagd zijn, doch nog geenszins in overeenstemming zijn met 't fatale cijfer 68. Misschien is deze opsomming nog niet duidelijk genoeg om daaruit de ontstellende gevolgen voor den boeren stand te begrijpen. Ik zal daarom nog duidelijker zijn en nemen als voorbeeld enkele producten van de gemengde en veeteeltbedrijven, zoo als die hier in de omgeving veelal voorkomeD. Een jaar of drie geleden kon een boer een interest van b.v. f 6000 a 5 pet. f 300 betalen met één rund van 500 pond schoon gewicht. Thans moet hij daarvoor hebben twee runderen van 600 pond. Toen kon 'n boer de sociale ver zekeringen voor 'n knecht betalen met de helft van een varken van 200 pond. Thans moet hij daarvoor hebben I1/2 varken van dat gewicht. Eén uur arbeid a 50 cent, van een vakman (smid, timmerman, metselaar, schilder) kon de boer betalen met b.v. 10 eieren. Nu moet hij daar voor 30 eieren hebben. De grondbelasting van 1 H.A. grond berekend op f 7 kon 'n boer voldoen met nog geen 5 K.G. boter. Thans moet hij daarvoor hebben (met steun) 7 K.G. Zoo zouden we dit lijstje kunnen uitbreiden met alle producten van landbouw en veeteelt, uitgezonderd misschien de tarwe. De uitgaven der boeren zijn dus practisch met 100 en in vele geval len met 150 procent gestegen. En zoo beteekent ook voor hem iedere belastingverhooging waarin hij be trokken wordt een dubbele verhoo ging. Ook daaraan wordt niet ge dacht. Wat zou er nu billijkheidshalve moeten gebeuren Ofwel de boeren moesten alles wat ze moeten betaleD kunnen voldoen met 68 procent van de hoeveelheid producten, welke ze daar in 191314 voor noodig had den, ofwel hunne producten moesten gelijk komen met 't stedelijke loon- cijfer van 212. De actie tegen loonsverlaging en de pietluttigheid van den landbouw steun doen zien, dat eene gelijk schakeling op deze wijze wel haast onmogelijk zal zijn. Doch nu 't feit er ligt, dat ons volksinkomen met een paar milliard is afgenomen, gaat 't toch niet aan, dat enkele volks groepen zich daaraao onttrekken en anderen een dubbel aandeel op te offeren. Dat gebeurt thans evenwel, 't Eene inkomen staat op goudbasis, met een opgeblazen waarde en 't ander op productenbasis, dat tegen den grond ligt. Kan men zich wel verwonderen, dat velen, daar er practisch zoo weinig gebeurt om deze tegenstel lingen eenigszins te neutraliseeren, ook onder den boerenstand met groote welwillendheid de inflatiepo- De kleine George Mertens is er toch aan gestorven 1 Och onzin, antwoordde Ti's knecht. lk geloof niet, dat er scheerling bij was. Zij zullen hun maag wat te veel overladen hebben, maar wat den kleinen Mertens gemankeerd heef', dat mag joost weten. Als er scheer ling in de saus gezeten had, dan zou ik het eerst mijn hachje er bij ingeschoten hebben. Want ik heb, toen ik laat thuis kwam, alle saus, die de meid voor zich zelf had weggezet, tot op den laatsten druppel naar binnen ge werkt en ik heb net zoo goed geslapen als anders. Heb je dat dan niet gezegd vroeg Vliets knecht. Neen. De meid vroeg me voor het naar bed gaan, waar de saus gebleven was. lk zei na tuurlijk niets en toen hebben ze natuurlijk gedacht, dat George Mertens ze had opgelepeld. Nu kan ik me er verder ook niet mee bemoeien, want er valt toch niets meer aan te veranderen Maar scheerling was het vast niet; 't is mogelijk, dat ze zich aan wat anders ziek hebben ge- gelen. Ik heb medelijden met de weduwe Mertens, zei Vliets knecht Hier bij ons in huis dachten ze, dat ze het niet zou overleven. De komst van een rijtuig, dal zich verlaat had, onderbrak het gesprek. gingen gadeslaan Zeker, er worden b.v. vrijwillig aangegane schulden door verminderd doch bij den huidigeD toestand zijn velen practisch ook met meer dan 100 pCt. gestegen. En ik tel 't eene bezwaar weinig grooter dan 't ander. D. I. „Dienst", zei ik. terwijl ik met mijn rechteroog in de sawah op mijn bord, die soep moet heeten, keek en met mijn andere niet omdat ik scheel ben. maar omdat een beleefd mensch iemand, met wien hij spreekt, aanziet en soep allerlei verrassingen herbergt m'n collega aan den overkant scherp aanzag, „dienst is dienst en daaraan mag men zich, hoor je goed, mag men zich niet onttrekken. Stel je voor, dat ik morgen de vuile wasch moet inDemen en in plaats van dezen wel niet verkwik kelijke, maar zeer noodigen en nut tigen plicht te vervullen, met Tineke uit de cantine een zeer geanimeerd gesprek begin over, om maar iets te noemen, het nut van flanellen hemden. Wat verdien ik door deze plichtsverzaking meneer De kast, nietwaar? We gaan verdermorgen hebben we 25 K.M. te sjouwen, ik bedoel te loopen en ik veronderstel, dat ik den dag inwijd met den dokter wijs te maken, dat ik hevige maagpijn heb en 's Dachts niet heb geslapen. Ik krijg vast en zeker een zeer lekker drankje, dat smaakt naar een mengsel van ranje, kaarsvet en dienstkoffie en een dag binnendienst. Heel prettig en makkelijk toege geven, maar het geweten, waarde vriend, het geweten, dat knaagt. Ik vestigde na deze werkendagsche preek mijn beide oogen op het rijst veld op mijn bord en ontdekte een stuk verlaten buffel. Inderdaad een aangename verrassing, 't Is onbe gonnen werk een buffel te kauwen ik slikte daarom huid en haar zonder eenig commentaar in met het gevolg dat ik me verslikte. Daardoor ont ging me de verdediging van het standpunt, dat dienst géén dienst is, voorgestaan door mijn overbuurman, en viel dus vanzelf het gesprek stil. Ik lepelde de vruchtbare sawah. M'n college was al bij de aardap pelen, maat hij heeft ook renners kwaliteiten. Ik vestigde mijn eene oog weer op hem en herbegon: „Dienst is en blijft nu eenmaal dienst." „Geen sprake van," bromde een kanjer van een aardappel tegenover me. „En 't voorschrift zegt V', was weer mijn be-rijst argument. „Welk voorschrift Ai, daar zat ik... bijna, want ik fantaseerde met zeer veel snelheid en overleg een der vele voorschrift- nummers „Voorschrift 401i, kijkt 't maar na." „Ik zal 't nakijken." Daar zal hij lang werk mee heb ben, dacht ik en begon aan een nieuw stuk buffel. Het gesprek stropte natuurlijk. Elk gesprek over „den dienst" stropt Maar Festenrath, die ademloos geluisterd had, bleef nog lang, zonder zich te bewegen,in dezelfde houding. Toen haalde hij diep adem en liep langen tijd in gedachten verzonken in zijn donkere kamer op en neer. Hij was zeer "ver moeid, want hij had in den af- geloopen nacht toch bijna niet geslapen en had overdag veel rondgezworven Maar hij gevoelde geen slaap in zijn oogen opkomen, hoewel hij eindelijk zijn vermoeide lede maten uitstrekte, daar hij koud begon te worden. Ongeveer tegen middernacht hoorde hij zachte schreden op de gang voor zijn deur. Hij had haar van binnen gesloten en ge grendeld. Iemand pakte, als bij vergissing den künk beet en rammelde daar aan. Festenrath bewoog zich niet. Hij had daarmee de bepaalde bedoeling om den waard want hij vermoedde, dat Vliet de rust verstoorder was een zorgeloos gevoel te verschaffen. Hij bootste zelf3 de diepe ademhaling na van iemand die slaapt, toen het stil werd en Vliet scheen te luisteren. Toen werd er nog heviger ge rammeld. Festenrath bewoog zich in 't geheel niet. Nu ken ik mijn mannetje tenminste! dacht hij. Nu, wij zullen zien 1 IV. en herbegint, omdat het onuitputbaar is en men er zoo amusant in kan kankeren, 't Woord kankeren is wat te erg wij zeggen sakkeren. Een Hollandsch soldaat heeft de smoor aan dienst, omdat het dienst is daarmee uit andere redenen zijn er niet. Dienst is immers zoo iets on bestemds, dat 's morgens om half 6 de slaperige kop allereerst denkt waarom in 's hemelsnaam diezelfde kop vandaag zich moet bezighouden met een vijand, die op Gods gan- schen aardbodem niet te bekennen is, maar toch onherroepelijk moet verkend worden, bevochten, om den tuin geleid, begast, bestookt eD neer geschoten. Die lieve, onbestaanbare vijand ligt in hinderlagen, vliegt in de lucht en stelt alles in het werk om ons op zijn beurt onschadelijk te maken. Heel aardig dus. Dienst is ook excerceeren. De soldaat vraagt na tuurlijk hij vraagt altijd waar voor die flauwe kul dient. „Voor orde en tucht". Onbegrij pelijk. Wat is orde? Wat is tucht? Ik eet, slaap en drink c,p tijd, heel ordelijk dus. Bij „rechtsomkeert... marsch 1" maak ik volgens de rege len van "'oorschrift nummer-zooveel rechtsomkeert ik zwaai daarbij niet met mijn linkerarm, ik houd mijn hoold rechtop, enz. maar nee. het is toch niet goed en ik moet het tien keer over doeD. Et komt een vloek van lieve vloekjes over mijn lippen, zooals het een soldaat betaamt, maar ook dat helpt niet. M'n collega, die in een buiten model door de stad loopt en onge looflijk lui is nog luier dan ik, hoe is 't mogelijk vertrouwde me met de noodige geheimzinnigheid toe, dat hij den volgenden morgen op het ziekenrapport zou gaan. Hij had maagpijn of maagkrampen, of steken in de zij of een verrekte spier hij wist 't nog niet precies in zijn notitieboekje zou hij wel aan de hand van nauwkeurig bijgehouden aanteekeningen uitmaken. welke vreeselijke kwaal aan de beurt was. Notities maken is je reinste dienst klopperij, maar in het geval van mijn collega is 't een voorzichtige maatregel om dienst te ontloopen. Op marscli. Zon en stof en warmte en helmen, uitrustingen en dikke, dikke soldaten pakken. De kistjes sleepen 't stof mee, de luitenant veegt met zijn zakdoek langs zijn gezicht en de compagnie ziDgt. Dat is nu de Hollaudsche soldaat in zijn element, dat hij zelf vervloekt. Hij drijft in zijn hemd en onderbroek zijn tuniek-mouwen plakken aan zijn armen en zijn voeten branden, maar hij ziDgt en fluit. De Nederlandsche kazernes kennen ieder jaar een ander lied; dit jaar begint het met „pinda pinda lekka lekka 1" om te eindigen met „wiedewiedewiet Sjanghai." De mannen zingen het met entrain en prettig rhythme. hun voeten stampen op de maat. Dc compagniescomman dant rookt zijn pijp en enkele man schappen lurken aan hun veldflesch. En allen zweeten, 2weeten. De zon brandt op de jassen en broeken en dit broeit. En zij vloeken een beetje, de manschappen een klein beetje maar, omdat het dienst is en zij er dus het nut niet van inzien. Bij de Twee dagen waren sedert ver- loopen. George Mertens was be graven. Bijna het halve stadje had hem de laatste eer bewezen, ook de hapitein had zich bij den lijkstoet aangesloten; de chirurg was echter door een gewichtige reis verhinderd geweest. De weduwe Mertens bevond zich in net ziekenhuis; ze leed san aan vallen van zwaarmoedigheid of, zooals anderen helaas maar al te waar beweerden, van waanzin. Het was drie uur in den middag een heerlijke dag, die iedere borst hooger deed zwellen toen Festenrath zijn tegenwoordige ver blijfplaats verliet en in de richting van de stad liep. Hij had zich klaarblijkelijk voor deze gelegenheid zorgvuldiger gekleed dan anders en zooals hij daar voortstapte, vergetend, welke rol hij had te spelen, bespeurde men ondanks zijn streng burger lijke kleeding uil iedere beweging den geschoolden soldaat; uit alles sprak kracht maar ook regelmatig heid. Hij zou zich misschien wal meer in acht hebben genomen indien hij geweten had, dat voor het raam van een klein huis de chirurg stond, wiens blikken hem scherp volgden, totdat Festenrath onder het poortgewelf van Her- togenrade verdwenen was. De kapitein was op weg naar Bokelmann. Hij had met dezen afgesproken heden middag een bezoek te bren- rust hangen zij zuchtend en snel de uitrusting af, koopen limonade, sinaasappelen en chocola, rooken cigaretten en voelen zich vrij man, omdat zij kunnen gaan liggen. „Omhangen 1" potdorie, daar begint 't gedoe weer en zij sjorren de riemen vast, zetten hun helm weer op en marebeeren, marcheeren Wordt vervolgd. vx fli rnflZk verstoort Uw gestel I iV •- ver5"oorT uw gesiei l A f.' ij en humeur. Neem C> -V i? geen sterk werken de purgeermiddelen, doch dc een normale ontlasting gevende f 0.65 p. flacon. De dubbelzinnige roi van Amerika. Lach eens tegen den Oome De dubbelzinnige en dubbelhartige rol, die Amerika in het wereldbestel speelt, wordt door Quaeritur in De Morgen op de volgende rake manier geteekend In het gezellige huishouden, dat zijn woonstee vond op de planeet Aarde neemt Oom Sam ongetwijfeld een bijzondere plaats in. Hij is niet alleen een pienter zakenman, maar ook groot moralist. Hij heeft in de eerste jaren van den grooten oorlog het oude Europa voortdurend voor gehouden, dat het toch heel onver standig en heel slecht was om zoo vreeselijk te vechten en na een paar jaar had hij de overtuiging gewou- nen. dat het verstandig en goed was om mee te doen. Na den oorlog wist hij precies te vertellen, hoe men het best den vrede kon maken en bevestigen door een Volkenbond, waarna hij lekker niet mee deed. Sindsdien heeft hij niet nagelaten, om aan de rest van het huishouden tel kens voor oogen te stellen, wat ze moesten doen om hun eigen geluk en dat van heel de menscbheid te bevorderen. Maar men mocht hem niet vragen, of hij zelf daarbij ook een handje wou helpen dat kon hij principieel niet doen. Tot in den allerlaatsten tijd werden we vergast op zedepreeken van dezen braven man over internationale samenwer king, wegneming van alle wantrou wen. broederschap, humaniteit en wat dies meer zij. Tot nu opeens' de boodschap komt over den oceaan Jullie kunnen naar de maan loopen met alle gezeur over samenwerking, stabillisatie en lage tariefmuren wij doen toch lekker wat bet beste voor ons is en de rest gaat ons geen bliksem aan. Daar zit nu het heele huishouden verbluft te kijken en de een na den ander vraagt Ja maar, hoe kunnen wij nu rustig de tafel der welvaart dekken, als die Oom Sam telkens een stuk van een der pooteo zaagt? Het wachten is nu op de volgen de redekundige boodschap van dezen zeldzamen Oome, een waar pronk stuk in bet gezellige huishouden, dat zijn woonstee vond op de planeet Aarde... En ieder, die geneigd zou zijn een zuur gezicht te zetten, moge de volgende klassieke spreuk voorge houden worden Lach ns tegen den oome gen bij de vrouw van den rent meester om zijn dank nog eens te betuigen. Toen hij bij Bokelmann, die in het ambtsgebouw woonde, de kamer binnentrad, overhandigde deze hem een brief. Hij was af komstig uit Festenrath's woon plaats, van zijn rentmeester. De kapitein verzocht dit schrij ven dadelijk te mogen lezen, aangezien het de eerste brief was na zijn vertrek. Ilij las het snel door, want het bevatte aanvanke lijk slechts algemeene en niet zeer belangrijke zakelijke mede- deelingen. Daarna las hij het echter mei grooter opmerkzaamheid, want aan het slot kwam de volgende tijding voor Nu moet ik u nog iets vertellen, wat eigenlijk niet tot mijn ambt behoort, maar wat ik toch liiel verzwijgen kan. U hebt mij geschreven dat u door zon derlinge omstandigheden gedwon gen was. in Hertogenrade onder een aDdereu naam op te treden. Het is dus mogelijk, dat u in hetgeen ik u heb mee te deelen ie;s aantreft, dat voor u van ga- wicht is. (Wordt vervolgd)

Peel en Maas | 1933 | | pagina 1