Uwm*
Weekblad voor VENRAY, HORST en Omstreken.
(VOORDEEL
Inflatie uit een
anderen hoek
bezien.
FEUILLETON.
De ondergang
der Bokruiters.
Bij 's Vaderlands
verdediging.
Zaterdag 12 Augustus 1933
Vier en vijftigste Jaargang No. 32
4NUFACTUlWi
BUJKEN
TOCH HET
MELK
PEEL EN MAAS
^MANUFACTk
BLIJKEN
TOCH HET
PRIJS DER A«jVKRT£NTlEN 1—8 regels 60 cent, elke regel meer 7*/* ct.
bij abonnement lagere tarieven.
Uitgave van FIRMA VAN DEN MUNCKHOF VENRAY
Telefoon 51 GIRO 150652
ABONNEMENTSPRIJS p. kwartaal voor Venray 65 ct., per post 75 cent
voor het buitenland 1 1.05 bij vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent
0. L. Vrouw Behoudenis
der Kranken, Oostrum.
Het te dure geld brengt vooral
ook den landbouwer-veehouder in
een ongunstige en onmogelijke
jiositie.
Niet te rechtvaardigen
tegenstellingen.
Hoewel wij op het staudpunt staan,
dat inflatie van het geld om zijn
groote nadeelen met alle middelen
moet worden tegengegaan, geven
wij hier toch gaarne een plaatsje
aan een beschouwing, waarin de
kwestie van inflatie bekeken wordt
door den bril voor het belang en
het recut van den landbouwer
veehouder, die tengevolge van het
te dure geld in een 'onmogelijke
en niet te handhaven posiiie is
komen te verkeeren. Deze een
voudige beschouwing bevelen we
in aller belangstelling aan.
Onderstaande is niet bedoeld als
critiek op de zienswijze van hen, die
van inflatie niets dan kwaads ver
wachten, maar wel om aan te toonen.
dat deflatie, dus te duur geld, zooals
wij dit thans kennen, ook groote
bevolkingsgroepen w.o. niet het
minst de boerenstand, in eene ongun
stige positie plaatst.
Vooraf een paar opmerkingen.
Het heeft thans geen zin meer. zal
men misschien opmerken, over inflatie
te spreken. De gulden heeft den
aanval weer doorstaan en zijn waarde
behouden en de Regeering heeft ver
klaard, dat zij den gouden standaard
zal handhaven.
Dat is waar, doch niets zegt ons,
dat dit de laatste aanval op ons
betaalmiddel zijn zal en 't resultaat
een volgende maal gelijk zal wezen.
Want niet de 700 millioen aan goud
van de Ned. Bank zijn alleen vol
doende om den gulden op peil te
houden. Hierin spreken ook andere
factoren een woordje mee, als onze
handels- en betalingsbalans en de
flnancieele toestand van rijk en ook
van de gemeeDten. Daarvoor moet
in het buitenland vertrouwen zijn
betreffende onze betalingscapaciteit.
Degene, die inflatie als een ramp
Een zonderlinge Historie.
Naar het Duitsch.
20
Maar zijn beide voortreffelijke
pistolen liet hij niet zien. Dat hij
zich ook hier als linnenhandelaar
uit een verafgelegen plaats in
Westfalen voordeed, spreekt van
zelf.
Hij besteedde den dag nuttig
om de stad eens nauwkeurig te
bekijken. Cok het klooster bekeek
hij van alle kanten. Kortom, hij
deed vooreerst terreinkennis op
en prentte ieder plekje in zijn
geheugen. Daarna schreef hij ge
durende eenige uren en als iemand
over zijn schouder had gegluurd
dan zou hij over den inhoud van
het schrijven, dat voor dien jongen
krachtigen man op de tafel lag,
eenigermate verwonderd zijn ge
weest; want het was een testament.
Zijn paard, dat tot nu toe door
Bokelmann ergens in de stad
was gestald, liet hij thans ook
naar Vliets logement overbrengen.
Het huis ze!f evenals de stallen
had hij in den loop van den dag
eens grondig onderzocht.
Zijn vertrek lag boven de gelag-
beschouwen. moeten dus niet te
lichtvaardig oordeelen over de waarde
van sluitende begrootingen.
Op de tweede plaats gaat men
reeds bijvoorbaat de gevolgen van
inflatie van thans, vaak op een lijn
stellen met die, ontstaan bij de voor
malige Duiische inflatie. Dit gaat m.i.
toch allerminst op. Toen liet men
daar de bankbiljettenpersen draaien
voor improductieve uitgaven. Thans
behoefde dat nog niet zoo te zijn,
eveomin als dat gebeurt in Engeland,
Denemarken en andere inflatie-landen.
Bovendien had het geld toen reed 3
een abnormale lage waarde in ver
gelijking met producten. Door inflatie
werd die abnormale toestand nog
vergroot. Nu is echter precies het
omgekeerde net geval, n.l. het geld
heeft een abnormale hooge waarde
en inflatie kon nu juist bijdragen tot
normaler verhoudingen.
Maar Duitschland handhaaft toch
ook maar den gouden standaard, zal
men zeggen. Dat is waar, doch de
middelen, die daarvoor gebruikt wor
den doen, althans voor 't buitenland,
weinig voor inflatie onder. Als de
aflossingen en renten van officieele
schulden niet worden betaald en van
particuliere schulden gehalveerd, geef
ik voor zulken gouden standaard ook
maar bitter weinig. Dat is, om een
geijkten term der laatste dagen te
gebruiken, den duivel uitdrijven met
Beëlzebub.
Ik wil niet, zooais velen, inflatie
zien als een voorsprong in den inter
nationalen handel, want deze kan
door afweermaatregelen, hetzij door
invoerbelemmeriogen, tariefsverhoo
giDg of ook inflatie, te niet worden
gedaan. Doch kan men door inflatie
Diet rekenen op een voorsproog, te
dure geld kan echter wel leiden tot
een achterstand. Een land dat aan
gewezen is op uitvoer, of beter ge
zegd op handel, kan zich op mone
tair (geldelijk) gebied niet zonder
bezwaar en gevaar, op een eiland
plaatsen.
Het ruilingsproces, waar in de
tegenwoordige maatschappij niemand
buiten kaD, heeft voor den producent
van goederen een schakel meer dan
voor hen, wiens arbeid direct met
geld beloond wordt. Deze kunnen
hun arbeidsloon onmiddellijk omzetten
voor de producten, welke zij noodig
hebben.
De producten w.o. ook de boeren,
ontvangen voor hun arbeid producten.
Deze moeten ze eerst te gelde maken,
waarvoor ze dan datgene kunnen
koopen, wat noodig is en de dien
sten kunnen betalen, die anderen hun
bewijzen. Door de waardedaling van
100 en meer procenten der land
bouwproducten is bun inkomen met
een gelijk procent gedaald. Erger
wordt dit nog daar zij, alhoewel ze
voor hun producten maar de helft of
minder guldens ontvangen, de op
hun bedrijf drukkende lasten en de
diensten welke anderen hun bewijzen,
slechts met een even groot, of althans
weinig minder, bedrag dan voorheeü
kunnen betalen.
Voor eenigen tijd terug stond 't
indexcijfer der landbouwproducten in
vergelijking met 191314 slechts op
68, terwijl de stedelijke loonen en
diensten nog op 212 stonden. Heeft
men zich er wel eens voldoende
rekenschap van gevraagd, wat die
paar cijfers beteekenen
kamer.' De vloer was maar heel
dunnetjes. Hij kon, .als verder
alles rustig was, duidelijk ieder
overluid gesproken woord verstaan
dat beneden in de gelagka ner
werd gewisseld.
Hij at 's morgens vroeg.
Overigens had hij met Bokel
mann, die hij in den loop van
den dag in de stad had opgezocht,
afgesproken, dat hij den volgen
den middag hij hem zou komen
eten.
Toen blies Festenrath hel licht
uit, opende het raam gedeeltelijk
en luisterde. Beneden in de gelag
kamer was het heel stil. Vliet
was, zooals hij had gehoord, naar
een logement in de stad gegaan.
Spoedig daarop hoorde hij twee
mannestemmen. Zij spraken in
Hollandsch dialect, dat hij niet
precies kon verslaan. Toch kon
hij het gesprek in 't algemeen wel
volgen.
De beide mannen waren Vliets
knecht en zooals hij uit ver
schillende opmerkingen conclu
deerde, Tils knecht, die eens was
komen overwippen om met zijn
collega wat te pralen. Zij stonden
niet ver van het raam. Nadat zij
over verschillende dingen gespro
ken hadden, zeide Vliets knecht
opeens:
Dat is waar ook, dat zóu ik
heelemaal vergeten hij jullie
hebben ze gister scheerling, in
plaats van peterselie hij de visch
gedaan. Iieb jij niets gemerkt
Dat de boeren voor dezelfde hoe
veelheid producten, waarvoor ze iD
1914 honderd gulden ontvingen, thans
maar f 68 ontvangen.
En dat zij die stedelijke diensten
aan hen bewezen, waarvoor ze in
1914 honderd gulden betaalden, nu
eerst met f 212 kunnen voldoen.
Met dat cijfer 68 moeten de boeren
niet alleen de stedelijke diensten van
212 betalen, maar ook de grond - en
andere renten uit den hoogconjunc
tuur-tijd. Ook de pachten, ofschoon
die veelal verlaagd zijn, doch nog
geenszins in overeenstemming zijn
met 't fatale cijfer 68.
Misschien is deze opsomming nog
niet duidelijk genoeg om daaruit de
ontstellende gevolgen voor den boeren
stand te begrijpen. Ik zal daarom
nog duidelijker zijn en nemen als
voorbeeld enkele producten van de
gemengde en veeteeltbedrijven, zoo
als die hier in de omgeving veelal
voorkomeD.
Een jaar of drie geleden kon een
boer een interest van b.v. f 6000 a
5 pet. f 300 betalen met één rund
van 500 pond schoon gewicht.
Thans moet hij daarvoor hebben
twee runderen van 600 pond.
Toen kon 'n boer de sociale ver
zekeringen voor 'n knecht betalen
met de helft van een varken van
200 pond.
Thans moet hij daarvoor hebben
I1/2 varken van dat gewicht.
Eén uur arbeid a 50 cent, van een
vakman (smid, timmerman, metselaar,
schilder) kon de boer betalen met
b.v. 10 eieren. Nu moet hij daar
voor 30 eieren hebben.
De grondbelasting van 1 H.A.
grond berekend op f 7 kon 'n boer
voldoen met nog geen 5 K.G. boter.
Thans moet hij daarvoor hebben
(met steun) 7 K.G.
Zoo zouden we dit lijstje kunnen
uitbreiden met alle producten van
landbouw en veeteelt, uitgezonderd
misschien de tarwe.
De uitgaven der boeren zijn dus
practisch met 100 en in vele geval
len met 150 procent gestegen. En
zoo beteekent ook voor hem iedere
belastingverhooging waarin hij be
trokken wordt een dubbele verhoo
ging. Ook daaraan wordt niet ge
dacht.
Wat zou er nu billijkheidshalve
moeten gebeuren Ofwel de boeren
moesten alles wat ze moeten betaleD
kunnen voldoen met 68 procent van
de hoeveelheid producten, welke ze
daar in 191314 voor noodig had
den, ofwel hunne producten moesten
gelijk komen met 't stedelijke loon-
cijfer van 212.
De actie tegen loonsverlaging en
de pietluttigheid van den landbouw
steun doen zien, dat eene gelijk
schakeling op deze wijze wel haast
onmogelijk zal zijn. Doch nu 't feit
er ligt, dat ons volksinkomen met
een paar milliard is afgenomen, gaat
't toch niet aan, dat enkele volks
groepen zich daaraao onttrekken en
anderen een dubbel aandeel op te
offeren. Dat gebeurt thans evenwel,
't Eene inkomen staat op goudbasis,
met een opgeblazen waarde en 't
ander op productenbasis, dat tegen
den grond ligt.
Kan men zich wel verwonderen,
dat velen, daar er practisch zoo
weinig gebeurt om deze tegenstel
lingen eenigszins te neutraliseeren,
ook onder den boerenstand met
groote welwillendheid de inflatiepo-
De kleine George Mertens is er
toch aan gestorven 1
Och onzin, antwoordde Ti's
knecht. lk geloof niet, dat er
scheerling bij was. Zij zullen
hun maag wat te veel overladen
hebben, maar wat den kleinen
Mertens gemankeerd heef', dat
mag joost weten. Als er scheer
ling in de saus gezeten had, dan
zou ik het eerst mijn hachje er
bij ingeschoten hebben. Want ik
heb, toen ik laat thuis kwam,
alle saus, die de meid voor zich
zelf had weggezet, tot op den
laatsten druppel naar binnen ge
werkt en ik heb net zoo goed
geslapen als anders.
Heb je dat dan niet gezegd
vroeg Vliets knecht.
Neen. De meid vroeg me
voor het naar bed gaan, waar de
saus gebleven was. lk zei na
tuurlijk niets en toen hebben ze
natuurlijk gedacht, dat George
Mertens ze had opgelepeld.
Nu kan ik me er verder ook
niet mee bemoeien, want er valt
toch niets meer aan te veranderen
Maar scheerling was het vast
niet; 't is mogelijk, dat ze zich
aan wat anders ziek hebben ge-
gelen.
Ik heb medelijden met de
weduwe Mertens, zei Vliets knecht
Hier bij ons in huis dachten
ze, dat ze het niet zou overleven.
De komst van een rijtuig, dal
zich verlaat had, onderbrak het
gesprek.
gingen gadeslaan
Zeker, er worden b.v. vrijwillig
aangegane schulden door verminderd
doch bij den huidigeD toestand zijn
velen practisch ook met meer dan
100 pCt. gestegen.
En ik tel 't eene bezwaar weinig
grooter dan 't ander. D.
I.
„Dienst", zei ik. terwijl ik met
mijn rechteroog in de sawah op mijn
bord, die soep moet heeten, keek en
met mijn andere niet omdat ik
scheel ben. maar omdat een beleefd
mensch iemand, met wien hij spreekt,
aanziet en soep allerlei verrassingen
herbergt m'n collega aan den
overkant scherp aanzag, „dienst is
dienst en daaraan mag men zich,
hoor je goed, mag men zich niet
onttrekken.
Stel je voor, dat ik morgen de
vuile wasch moet inDemen en in
plaats van dezen wel niet verkwik
kelijke, maar zeer noodigen en nut
tigen plicht te vervullen, met Tineke
uit de cantine een zeer geanimeerd
gesprek begin over, om maar iets
te noemen, het nut van flanellen
hemden. Wat verdien ik door deze
plichtsverzaking meneer De kast,
nietwaar? We gaan verdermorgen
hebben we 25 K.M. te sjouwen, ik
bedoel te loopen en ik veronderstel,
dat ik den dag inwijd met den
dokter wijs te maken, dat ik hevige
maagpijn heb en 's Dachts niet heb
geslapen. Ik krijg vast en zeker een
zeer lekker drankje, dat smaakt naar
een mengsel van ranje, kaarsvet en
dienstkoffie en een dag binnendienst.
Heel prettig en makkelijk toege
geven, maar het geweten, waarde
vriend, het geweten, dat knaagt.
Ik vestigde na deze werkendagsche
preek mijn beide oogen op het rijst
veld op mijn bord en ontdekte een
stuk verlaten buffel. Inderdaad een
aangename verrassing, 't Is onbe
gonnen werk een buffel te kauwen
ik slikte daarom huid en haar zonder
eenig commentaar in met het gevolg
dat ik me verslikte. Daardoor ont
ging me de verdediging van het
standpunt, dat dienst géén dienst is,
voorgestaan door mijn overbuurman,
en viel dus vanzelf het gesprek stil.
Ik lepelde de vruchtbare sawah.
M'n college was al bij de aardap
pelen, maat hij heeft ook renners
kwaliteiten.
Ik vestigde mijn eene oog weer
op hem en herbegon: „Dienst is en
blijft nu eenmaal dienst."
„Geen sprake van," bromde een
kanjer van een aardappel tegenover
me.
„En 't voorschrift zegt V', was
weer mijn be-rijst argument.
„Welk voorschrift
Ai, daar zat ik... bijna, want ik
fantaseerde met zeer veel snelheid
en overleg een der vele voorschrift-
nummers „Voorschrift 401i, kijkt
't maar na."
„Ik zal 't nakijken."
Daar zal hij lang werk mee heb
ben, dacht ik en begon aan een
nieuw stuk buffel.
Het gesprek stropte natuurlijk.
Elk gesprek over „den dienst" stropt
Maar Festenrath, die ademloos
geluisterd had, bleef nog lang,
zonder zich te bewegen,in dezelfde
houding.
Toen haalde hij diep adem en
liep langen tijd in gedachten
verzonken in zijn donkere kamer
op en neer. Hij was zeer "ver
moeid, want hij had in den af-
geloopen nacht toch bijna niet
geslapen en had overdag veel
rondgezworven
Maar hij gevoelde geen slaap
in zijn oogen opkomen, hoewel
hij eindelijk zijn vermoeide lede
maten uitstrekte, daar hij koud
begon te worden.
Ongeveer tegen middernacht
hoorde hij zachte schreden op de
gang voor zijn deur. Hij had
haar van binnen gesloten en ge
grendeld.
Iemand pakte, als bij vergissing
den künk beet en rammelde daar
aan. Festenrath bewoog zich
niet. Hij had daarmee de bepaalde
bedoeling om den waard want
hij vermoedde, dat Vliet de rust
verstoorder was een zorgeloos
gevoel te verschaffen. Hij bootste
zelf3 de diepe ademhaling na van
iemand die slaapt, toen het stil
werd en Vliet scheen te luisteren.
Toen werd er nog heviger ge
rammeld. Festenrath bewoog zich
in 't geheel niet.
Nu ken ik mijn mannetje
tenminste! dacht hij. Nu, wij
zullen zien 1
IV.
en herbegint, omdat het onuitputbaar
is en men er zoo amusant in kan
kankeren, 't Woord kankeren is wat
te erg wij zeggen sakkeren. Een
Hollandsch soldaat heeft de smoor
aan dienst, omdat het dienst is
daarmee uit andere redenen zijn er
niet. Dienst is immers zoo iets on
bestemds, dat 's morgens om half 6
de slaperige kop allereerst denkt
waarom in 's hemelsnaam diezelfde
kop vandaag zich moet bezighouden
met een vijand, die op Gods gan-
schen aardbodem niet te bekennen
is, maar toch onherroepelijk moet
verkend worden, bevochten, om den
tuin geleid, begast, bestookt eD neer
geschoten. Die lieve, onbestaanbare
vijand ligt in hinderlagen, vliegt in
de lucht en stelt alles in het werk
om ons op zijn beurt onschadelijk te
maken.
Heel aardig dus. Dienst is ook
excerceeren. De soldaat vraagt na
tuurlijk hij vraagt altijd waar
voor die flauwe kul dient.
„Voor orde en tucht". Onbegrij
pelijk. Wat is orde? Wat is tucht?
Ik eet, slaap en drink c,p tijd, heel
ordelijk dus. Bij „rechtsomkeert...
marsch 1" maak ik volgens de rege
len van "'oorschrift nummer-zooveel
rechtsomkeert ik zwaai daarbij
niet met mijn linkerarm, ik houd
mijn hoold rechtop, enz. maar
nee. het is toch niet goed en ik
moet het tien keer over doeD. Et
komt een vloek van lieve vloekjes
over mijn lippen, zooals het een
soldaat betaamt, maar ook dat helpt
niet.
M'n collega, die in een buiten
model door de stad loopt en onge
looflijk lui is nog luier dan ik,
hoe is 't mogelijk vertrouwde
me met de noodige geheimzinnigheid
toe, dat hij den volgenden morgen
op het ziekenrapport zou gaan. Hij
had maagpijn of maagkrampen, of
steken in de zij of een verrekte
spier hij wist 't nog niet precies
in zijn notitieboekje zou hij wel aan
de hand van nauwkeurig bijgehouden
aanteekeningen uitmaken. welke
vreeselijke kwaal aan de beurt was.
Notities maken is je reinste dienst
klopperij, maar in het geval van
mijn collega is 't een voorzichtige
maatregel om dienst te ontloopen.
Op marscli.
Zon en stof en warmte en helmen,
uitrustingen en dikke, dikke soldaten
pakken. De kistjes sleepen 't stof
mee, de luitenant veegt met zijn
zakdoek langs zijn gezicht en de
compagnie ziDgt.
Dat is nu de Hollaudsche soldaat
in zijn element, dat hij zelf vervloekt.
Hij drijft in zijn hemd en onderbroek
zijn tuniek-mouwen plakken aan zijn
armen en zijn voeten branden, maar
hij ziDgt en fluit. De Nederlandsche
kazernes kennen ieder jaar een ander
lied; dit jaar begint het met „pinda
pinda lekka lekka 1" om te eindigen
met „wiedewiedewiet Sjanghai." De
mannen zingen het met entrain en
prettig rhythme. hun voeten stampen
op de maat. Dc compagniescomman
dant rookt zijn pijp en enkele man
schappen lurken aan hun veldflesch.
En allen zweeten, 2weeten. De zon
brandt op de jassen en broeken en
dit broeit. En zij vloeken een beetje,
de manschappen een klein beetje
maar, omdat het dienst is en zij er
dus het nut niet van inzien. Bij de
Twee dagen waren sedert ver-
loopen. George Mertens was be
graven. Bijna het halve stadje
had hem de laatste eer bewezen,
ook de hapitein had zich bij den
lijkstoet aangesloten; de chirurg
was echter door een gewichtige
reis verhinderd geweest. De
weduwe Mertens bevond zich in
net ziekenhuis; ze leed san aan
vallen van zwaarmoedigheid of,
zooals anderen helaas maar al te
waar beweerden, van waanzin.
Het was drie uur in den middag
een heerlijke dag, die iedere
borst hooger deed zwellen toen
Festenrath zijn tegenwoordige ver
blijfplaats verliet en in de richting
van de stad liep.
Hij had zich klaarblijkelijk
voor deze gelegenheid zorgvuldiger
gekleed dan anders en zooals hij
daar voortstapte, vergetend, welke
rol hij had te spelen, bespeurde
men ondanks zijn streng burger
lijke kleeding uil iedere beweging
den geschoolden soldaat; uit alles
sprak kracht maar ook regelmatig
heid. Hij zou zich misschien wal
meer in acht hebben genomen
indien hij geweten had, dat voor
het raam van een klein huis de
chirurg stond, wiens blikken hem
scherp volgden, totdat Festenrath
onder het poortgewelf van Her-
togenrade verdwenen was.
De kapitein was op weg naar
Bokelmann.
Hij had met dezen afgesproken
heden middag een bezoek te bren-
rust hangen zij zuchtend en snel de
uitrusting af, koopen limonade,
sinaasappelen en chocola, rooken
cigaretten en voelen zich vrij man,
omdat zij kunnen gaan liggen.
„Omhangen 1" potdorie, daar
begint 't gedoe weer en zij sjorren
de riemen vast, zetten hun helm
weer op en marebeeren, marcheeren
Wordt vervolgd.
vx fli rnflZk
verstoort Uw gestel
I iV •- ver5"oorT uw gesiei
l A f.' ij en humeur. Neem
C> -V i? geen sterk werken
de purgeermiddelen,
doch dc een normale
ontlasting gevende
f 0.65 p. flacon.
De dubbelzinnige roi
van Amerika.
Lach eens tegen den Oome
De dubbelzinnige en dubbelhartige
rol, die Amerika in het wereldbestel
speelt, wordt door Quaeritur in De
Morgen op de volgende rake manier
geteekend
In het gezellige huishouden, dat
zijn woonstee vond op de planeet
Aarde neemt Oom Sam ongetwijfeld
een bijzondere plaats in. Hij is niet
alleen een pienter zakenman, maar
ook groot moralist. Hij heeft in de
eerste jaren van den grooten oorlog
het oude Europa voortdurend voor
gehouden, dat het toch heel onver
standig en heel slecht was om zoo
vreeselijk te vechten en na een paar
jaar had hij de overtuiging gewou-
nen. dat het verstandig en goed was
om mee te doen. Na den oorlog
wist hij precies te vertellen, hoe
men het best den vrede kon maken
en bevestigen door een Volkenbond,
waarna hij lekker niet mee deed.
Sindsdien heeft hij niet nagelaten, om
aan de rest van het huishouden tel
kens voor oogen te stellen, wat ze
moesten doen om hun eigen geluk
en dat van heel de menscbheid te
bevorderen. Maar men mocht hem
niet vragen, of hij zelf daarbij ook
een handje wou helpen dat kon hij
principieel niet doen. Tot in den
allerlaatsten tijd werden we vergast
op zedepreeken van dezen braven
man over internationale samenwer
king, wegneming van alle wantrou
wen. broederschap, humaniteit en
wat dies meer zij. Tot nu opeens'
de boodschap komt over den oceaan
Jullie kunnen naar de maan loopen
met alle gezeur over samenwerking,
stabillisatie en lage tariefmuren wij
doen toch lekker wat bet beste voor
ons is en de rest gaat ons geen
bliksem aan.
Daar zit nu het heele huishouden
verbluft te kijken en de een na den
ander vraagt Ja maar, hoe kunnen
wij nu rustig de tafel der welvaart
dekken, als die Oom Sam telkens
een stuk van een der pooteo zaagt?
Het wachten is nu op de volgen
de redekundige boodschap van dezen
zeldzamen Oome, een waar pronk
stuk in bet gezellige huishouden, dat
zijn woonstee vond op de planeet
Aarde...
En ieder, die geneigd zou zijn een
zuur gezicht te zetten, moge de
volgende klassieke spreuk voorge
houden worden Lach ns tegen den
oome
gen bij de vrouw van den rent
meester om zijn dank nog eens
te betuigen.
Toen hij bij Bokelmann, die in
het ambtsgebouw woonde, de
kamer binnentrad, overhandigde
deze hem een brief. Hij was af
komstig uit Festenrath's woon
plaats, van zijn rentmeester.
De kapitein verzocht dit schrij
ven dadelijk te mogen lezen,
aangezien het de eerste brief was
na zijn vertrek. Ilij las het snel
door, want het bevatte aanvanke
lijk slechts algemeene en niet
zeer belangrijke zakelijke mede-
deelingen.
Daarna las hij het echter mei
grooter opmerkzaamheid, want
aan het slot kwam de volgende
tijding voor
Nu moet ik u nog iets
vertellen, wat eigenlijk niet tot
mijn ambt behoort, maar wat ik
toch liiel verzwijgen kan. U hebt
mij geschreven dat u door zon
derlinge omstandigheden gedwon
gen was. in Hertogenrade onder
een aDdereu naam op te treden.
Het is dus mogelijk, dat u in
hetgeen ik u heb mee te deelen
ie;s aantreft, dat voor u van ga-
wicht is.
(Wordt vervolgd)