Tweede Blad van „PIEL EI MAAS" Een goed werk bij uitstek in deze tijd. Katholiek en toch... FEUILLETON. De ondergang der Bokruiters. Rond de boerderij DRIES. Ons Weekpraatje. Zaterdag 3 Juni 1933 Vier en vijftigste Jaargang No. 3C Ik zal maar met de deur in huis vallen. Er zijn op 't oogenblik in de stad heel veel kinderen, arme kindereu, die noodig in de vacantie eens een paar weken naar buiten moeten. 't Is werkelijk hoognoodlg. niet om één, maar om verschillende redenen. Op de eerste plaats moeten ze eens flink doorvoed worden, ze krijgen thuis niet wat ze noodig hebben; vader werkeloos, groote gezinnen, U begrijpt de rest. Er wordt in de stad veel armoede geleden, zooals wij die hier niet kennen. Dat komt omdat de men- schen daar dikwijls armoede lijden, zonder dat iemand het weet en dus zonder dat ze eenige hulp krijgen, terwijl dorpsgenooten elkaar meestal wel kennen en helpen. Zoodoende zijn er ouders, die werkelijk honger lijden en wat voor hen nog erger is moeten toezien, dat hun kinderen tekort komen. Op de tweede plaats zou t zoo goed zijn als de kinderen in de vacantie naar buiten konden, omdat ze dan niet de heele dag in de nauwe, stoffige straten behoeven door te brengen, maar eens de volle, frissche lucht kunnen inademen. Ook begrijpt U wel, dat ze in die straten meer kwaad dan goed leeren; daar zal ik maar niet verder op ingaan. Op de derde plaats is 't zoo goed als de ouders zien, dat er tenminste nog menschen zijn, die met hen meevoelen. Zij voelen zich zoo van alles en ieder verlaten; 't is voor hen toch al moeilijk om de moed niet op te geven. Ik behoef wel niet tevertelleo.dat de kinderen zelf zich in de zevende hemel voelen als ze zoo n vacantie- uitstapje mogen maken. Een klein voorbeeld: indePaasch- vacantie zijn een paar jongens hier geweest; toen ze weer weggingen kregen ze de belofte mee, dat ze in de groote vacantie mochten terug komen. Een week daarna kwam ik weer eens in dit huishouden en de moeder vertelde me, dat ze eiken avond vroegen, hoe dikwijls ze nu nog naar bed moesten, voordat ze weer naar Venray mochtenIk kom er zoo nu en dan nog wel eens en nog steeds tellen ze de dagen 1 Zou 't niet mogelijk zijn om meer kinderen, die 't zoo noodig hebben, de gewenschte vacantie buiten te bezorgen? Onder de oorlog hebben zooveel Belgische en Duitsche jongens en meisjes hier 'n heerlijke tijd doorgebracht, zouden we voor onze eigen landgenooten miDder gastvrij zijn BETS1E NUYENS. P.S. Ieder, die in de vacantie, d.i. in Augustus 'n jongen of meisje wil opnemen, of nog nadere inlich- tingen wenscht, wordt verzocht zich op te geven bij Kapelaan Geurts of aan mijn adres St. Annalaan no. 3 Er zijn zoo van die dingen, die ik me niet goed begrijpen kan... Daar heb je Frans, herbergier. En best katholiek natuurlijk Laat nooit dronken lui in z'n café toe. Voert ze niet vol, ot gooit ze d'r anders uit. Loopt Zondags met 'n zakje voor den arme door de kerk. Heeft 'n dochter in 't klooster. Doet geen vlieg kwaad. Maar daar komt 'n verkiezing. Een zonderlinge Historie. Naar het Duitsch. 10 Goddank riep Bukelrnann verlicht uit. U neemt me een pak van het hart. Ontvang mijn op rechten dank voor uw snelle be handeling Morgen zal ik u alles wel vertellen. Nu opeens zoo haastig? vroeg Kirchhoff. Ik heb op oogenblik tijd genoeg. Ik was toe vallig nog op, dus had ik nog het voordeel ook, dat ik niet uit mijn bed werd gehaald. U bent altijd even "vriendelijk en voorkomend, riep de reciter, hem hartelijk de hand schuddend Maar de verdere geschiedenis zal ik u pas morgen vertellen. Ik denk, dat wij onze goede gast vrouw onnoodige onrust veroor zaken. Kan onze patient naar zijn woning vervoerd worden Dat hangt er geheel en a vanaf, hoe hij zich voelt, ant woordde de chirurg, Waar woont onze patiënt? Ik vraa^ dat maar, omdat ik hem dezer dagen toch nog wel eens een visite zal moeien brengen. Twee candidateo staan op de lijst één katholiek en één dissident. Dus temt Frans natuurlijk op den katho liek, denkt u Neen, dan hebt u 't mis. Want de katholiek is (hoe is 't toch mogelijk)... drankbestrijder. En Frans stemt op den dissident 1 Dat is zoo'n ding, dat ik niet heel goed begrijp. o— Mag ik u voorstellen mijnheer Theodoor, fabrikant. Bezit een model-fabriek, waarin hij aan 200 menschen 'n flink stuk brood laat verdienen. Vindt onder de kloosters en andere katholieke inrichtingen zijn grootste klandizie. Is zelf ook katho liek. En 'n beste, natuurlijk Laat de mannen van St. Vincentius nooit tevergeefs aan z'n deur kloppen. Zorgt goed voor zijn werkvolk en heeft 'n open oog voor hun licha melijke en geestelijke belangen. Dus op-en-top fijn katholiek... "ahm... en toch is mijnheer Theodoor, fabrikant en fijn-katholiek, geabon ïeerd op 'n „neutrale" krant... Zeg, Theodoor, weet je nog niet, dat onze groote Nederlandsche katho lieke dagbladen voor jou handel en industrie even goed zijn, en niet minder op de hoogte van beurs en financieele aangelegenheden dan die zoogenaamde nentrale krant „Jawel, eerwaarde, maar..." En het blijft bij maar... En meneer blijft geabonneerd op de neutraliteit... Ik moet je zeggen, dat ik zooiets niet goed begrijp. o— Ziet u daar aan uw rechterhand dat mooie renteniershuisje Daar woont de weledele heer Cornelis. oud 55 jaar, Weduwnaar. Lid van het Kerkbestuur. Lid van de ver- eeniging tot uitzendiging van zwakke kinderen. Best katholiek, natuurlijk 1 Plus bovendien eigenaar van 'n tiental mooie huisjes, waar zijn weledele elke week de lieve duitjes komt innen. Mijnheer zoo vraagt hem op zekeren dag 'n eerzaam huisvader zou ik dat ééne leegstaande huisje van u kunnen huren Het bevalt mij wel. En 'de prijs staat me ook wel aan." Goed, goed knikt welgedaan de weledele heer Cornelis dat vind ik best. Maar één ding wou ik nog vragen. Met z'n hoevelen wilt u het huis bewonen Met mijn vrouw en zeven kinde ren. Het achtste..." Hé? Wat zegt u??? Neen, dan kom ik er van terug. Daar kan niets van komen. Al die kleine kinderen verruineeien heel dat mooie huis. De verf en de vloer... Neen, dan ziilt u naar 'n ander huis moeten uitzien. Ik dacht, dat u maar 'n paar, en dan gróóte, kinderen had. Ellendige huisjesmelker, durft gij u nog katholiek te noemen Lezer, begrijpt u iets van de katholieke" opvatting van dat heer 7 Die geen groote gezinnen in z'n huis wil hebben, omdat anders de verf... Nu introduceer ik u in den huise- lijken kring van mijn vriend Jacques en zijn beminnelijke ega Jeannette.. U ziet 't direct't zija menschen van voornamen stand en toch zoo vriendelijk, hé, voor den minderen mensch! Niets geen grootsigheid, vindt u wel 't Zijn beste menschen hoor 1 Gaan heel dikwijls met hun heele huishoudentje (ze hebben er al zes) ter Communie. Mevrouw is presidente van die en-die liefdadige vereenigiag. Mijnheer is ook erg godsdienstig. O ja, reuze-katholiek 1 Maar ziet u ook eens, zoo tersluiks, hoe mevrouw met haar charmaDt limlachje zoo oncharmant wereldsch gekleed is. Als je dat tenminste ge kleed kan noemen Bloote armen, gedécolleteerd, veel te korte rok. Tenm:nste buiten de kerk natuurlijk. En ziet u die poitretten aan den wand Dat zijn haar lieve kindertjes, maar gekiekt in Adamscostuum, om dat 't de mode is, om zoo je kinde ren te laten fotografeeren... En ziet u de kindertjes zelf eens... Weet ge nog, wat de Bisschoppen daarover hebben voorgeschreven M'n beste vriend Jacques, jij bent toch de baas in huis En je weet zelf toch ook wel, wat er in de wereld te koop is En allerbeste mevrouw, waarom zijt ge zoo veel bezorgd voor het lichamelijke welzijn van uw kinderen, en zoo bitter weinig voor hun blanke zieltjes Ge zijt toch katholiek Welnu dan... Dierbare lezers of lezeressen, er i3 nog zooveel, waar ik niets van be- 0riiP- Katholiek zijn... en toch geen vol waardig familieloon uitbetalen. Katholiek zijn... en toch voor de R. K. Universiteit of voor het Schaepmanfoods geen cent over hebben. Katholiek zijn. en toch geen lid willen worden van de K. R. O. Katholiek zijn... en toch stemmen op 'n niet-katholieken candidaat toch geabonneerd blijven op „De Telegraaf". „Het Nieuws van den Dag". „De Haagsche Post", enz. toch de groote gezinnen uit uw huis weren en toch meedoen aan spot ternij over vaders en moeders met 'n talrijk kroosten toch zich abso luut niet storen aan den Paus en de bisschoppen, als zij onzedige mode verbieden. Katholiek zijn en toch juist doen in 't praktische leven, alsof men heelemaal niet katholiek is. Dat zijn zoo van die dingen, die ik me niet goed begrijpen kan... (Uit„Overal.") De beteekenis van den landbouw ia de maatschappij I. Hooge eischen werden en worden thans nog gesteld aan het levenspeil Of we nu mogen zeggen, dat de welvaart verdwenen is als we dat levenspeil moeten verlagen, wil ik thans in 't midden laten. Dit is zeker, dat zonder of met minder welvaart dit levevsniveau niet mogelijk is. Ook de landbouw alleen zou niet bij machte zijn aan deze levens eischen te voldoen. Maar ofschoon die welvaart ver kregen is door handel en industrie, toch is deze terug te brengen op de oerproducten. De waarde van bezit en van in komen, zoowel van particulieren als van volken wordt uitgedrukt in geldswaarde en dit is ook begrijpelijk Want geld is nu eenmaal 't aan gewezen ruilmiddel waartegen men alle producten kan ruilen (koopeo). Toch maakt niet het geld het volksbezit en inkomen uit, hoevelen ook, door de verafgoding en de brute macht van geldbezit, met dit waan-denkbeeld rondloopen. Het geld zou niet de minste waarde hebben als men 't niet voor goederen kon ruilen. Op zich zelf kan 't op geen enkele wijze dienstbaar worden gemaakt ten bate van de menschheid Hiermee bedoel ik natuurlijk het begrip geld en niet de producten goud, zilver, koper enz., waarvan het geld gemaakt wordt, want deze kunnen wel gebezigd worden ten bate der menschen). Bij de weduwe Mertens. her nam de rechter. Hij is een fabri kant uit het zuiden, uit de buurt van Dortmond en is mij warm aanbevolen. Hij wil hier eenige weken doorbrengen, om relaties aan te knoopen een groote linnenweverij Ik denk nog een half uurtje bij hem te blijven Nu, dan zal ik maar afscheid nemen 1 zei Kirchhoff, terwijl hij een beleefde buiging voor mevrouw Riedenburg maakte en den rechter! de hand reikte. Wij zien elkander du3 morgen wel een ooger.blikje Hij wierp nog eens een snellen blik op den gewonde, die zijn oogen open en op hem gericht had, ze toen echter dadelijk lang zaam dicht deed, zonder dat een enkele trek op zijn.gelaat een spoor van ontroering had ver toond. Toen verwijderde hij zich eenigszins aarzelend, naar het scheen. Vermoedelijk was hij nieuwsgierig geweest, iets naders over den samenhang van deze nachtelijke gebeurtenissen te weten te komen, en ging klaarblijkelijk met tegenzin en onbevredigd weg. Waarde mevrouw Rieden burg, ik heb u. iets mede te deelen, zeide de rechter, toen Kirchhoff vertrokken was. Wilt u enkele minuten met mij in de voorkamer gaan? Hier zouden we den patiënt misschien kunnen storen. Een enkel woordje, mijnheer Bokelmannklonk het zwakjes uit Festenrath's mond. Ah, hij is bij bewustzijn, nu dat kon niet beter 1 riep de rechter, dadelijk naar hem toesnellend. Ik verzoek u dringend, spreekt u met niemand over mij fluisterde Festenrath, toen Bokel mann zijn hoofd naar hem toe boog. Ook niet met mijnheer Kirchhoff. Niemand behoeft de waarheid te weten. Wat bedoelt u eigenlijk vroeg de rechter. Uw incognito bewaar ik immers vanzelfspre kend. Verzwijgt u alstublieft ook de reden, waarom ik gewond ben, fluisterde Festenrath. Zegt u maar, dat wij dien man toevallig uit dit huis zagen komen, hoort u mij goed, toevallig Nu, dat zouden we anders aan Kirchhoff gerust overeen komslig de waarheid kunnen mee deelen, zeide de rechter. Doet u het liever niet, opdat er niet over gesproken wordt, ik verzoek het u nogmaals dringend fluisterde de kapitein. Goed, goed, ik zal zeggen dat wij hier toevallig voorbij kwamen, antwoordde Bokelmann Kirchhoff zou er weliswaar niet verder over spreken, maar ten slotte is het tcch beter zoo, wij moeten het geheim zorgvuldig bewaren. Ik dank u zeer, ik hecht daaraan heel veel waarde, zeide Festenrath. Hebt u den dief niet herkend 1 Neen, alleen het vermogen om producten voort te brengen en de Droducten zelf, bepalen het volks bezit en volksinkomen. Wanneer nu, om de lijn ruim te trekken b.v. Europa zelf alle grond stoffen kon voortbrengen om de broducten te vervaardigen, welke iet tot heden gevoerde levenspeil eischt en bovendien nog het noodige kwantum om de buitenlandscbe schulden te voldoen, dan kon dat levenspeil gehandhaafd blijven. Doch dit schijnt niet zoo te zijn, of het productievermogen wordt niet op de juiste wijze dienstbaar ge maakt. Want Europa, dat voor heen het „warenhuis" was voor een groot deel van de wereld, zit thans in zak en asch nu die klandizie gaat verminderen of ophouden. Was evenwel de handel en in dustrie niet alleen 't middel maar ook de oorsprong van, in dit geval, de Europeescbe welvaart, dan kon deze ook thans nog evengoed bestaan Het eigenlijke fundament van de door middel van industrie en handel verkregen welvaart, lag dus ergens anders. Het lag daar waar men onze producten zoo wilde betalen als voor die welvaart noodig was. En dit kon alleen door voor onze artikelen, een gedeelten van de oer producten, van 't betreffende land of werelddeel, af te staan, want uit eindelijk kan slechts met deze be taald worden, daar zij enkel bijdra gen tot vermeerdering van 't volks- vermogen. Nu gebeurde het een of 't ander. De landen, waarheen Europa ex porteerde, waren zoo rijk aan na tuurlijke voortbrengselen, dat ze en voor onze welvaart zorgden en nog voldoende vooc eigen bevolking overhielden, ofwel ze stonden voor ODze producten een zoo groot deel van hunne voortbrengselen af, dat zij zich zelf met een veel lager levenspeil moesten tevreden stellen. We gelooven wel de waarheid geen geweld aan te doen, als we veronderstellen, dat dit laatste het geval was, want als we hooren van hongersnood, van 't onbegrijpelijk primitieve leven van 't paria's be staan in 't Oosten en 't Westen, dan geloof ik, dat we deze conclu sie mogen trekken. Europa pleegde, om in 'n boeren term te spreken, roofbouw op die achterlijke landen. Doch 't ligt ook voor de hand, dat deze volkeren bij meerdere ontwikkeling, zich dit niet eeuwig zouden laten welgevallen. Daarbij komt, dat personen, door zucht naar winst gedreven, dien roofbouw wel goedvinden maar dezen liever ten eigen, dan ten bate van 'n land of werelddeel aanwenden. De conclusie is dus dezehet aandeel dat industrie en handei heb ben gehad in ons levenspeil, vindt eensdeels zijn oorsprong in den landbouw hier en ook gedeeltelijk buiten Europa die de grondstoffen leverde voor 't menschelijk arbeids vermogen der industrie, anderdeels doordat men in de landen van afzet de industrieproducten ruilde tegen een zoo groot kwantum hunner voortbrengselen, al was 't dan ook in den vorm vao geld, waardoor men hier de arbeidskracht op peil kon houden en nog een gedeelte overbleef om 't leven op 't bekende niveau te brengen. Beiderzijds moet dus de industrie steunen op den landbouw, is 't niet door 't leveren van grondstoffen voor directe verwerking, onder alle omstandigheden evenwel voor de levering van 't menschelijk arbeids vermogen, wat bij alle mecbaniseering toch onontbeerlijk is. Ofschoon onze, op handel, stad en industrie georienteerde mensch heid de verbeteriog (tenminste ver hooging) van ons levenspeil voor namelijk toeschrijft aan het industriëele vernuft en den kloeken handelsgeest toch zal men een groot deel hunner verdiensten in dezen terug moeten brengen op den landbouw. De in- dustie en handel moeten steunen op een juist en stevig landbouwfunda- ment. Doch daar is niet eerst voor gezorgd, maar nu een gedeelte onder graven is en weggezakt, voelt men de klappen. Als men ze nu ook maar zelf opving l Dit gebeurt even wel niet, doch wat gebeurt er dan wel Velen zouden willen dat. nu het overblijvende landbouwfundament, waarop de industrie en stad moeten steunen, zoo goedkoop zijn produc ten afstond, dat het voor hun overige levenseischen toch nog evenveel overhielden. Het geweldig industrie- en handels apparaat, dat voorheen steunde op den landbouw van hier en in andere landen, zou men nu laten drukken alleen op den landbouw in Europa en dus... dooddrukken I Waarvan ieder iand op zich weer den dans tracht te ontspringen. En Nederland „hinkt" ook mee. Maar hoe Wordt vervolgd. Neen, hij droeg een baard, ongetwijfeld een valsche, ant woordde de rechter. Maar nu moet u niet meer praten, het zou u misschien kwaad kunnen doen. Maar wat de vergoeding van het gestolen goed betreft, kunt u de familie Riedenburg gerust ver zekeren, dat ik daar borg voor sta, fluisterde de kapitein. Ja, ja, dat komt wel in orde, hernam Bokelmann. Daar moet ik voor zorgen I Toen verzocht hij de vrouw des huizes hem naar de voorkamer te volgen, waarop beiden het vertrek verlieten' Festenrath scheen wat onrustig te zijn. Of zijn wond hem pijn veroorzaakte, dan wel of iets an ders zijn gemoed verontrustte, hoe het ook zij, hij haalde onregelma tig adem en maakte enkele bewe gingen, die hem des te meer pijn veroorzaakten. Daar hoorde hij stemmen aan.de deur. Is alles goed, Mullervroeg een zachte meisjesstem. Watheei't de dokter gezegd In het geheel geen gevaar, juffrouw Riedenburg, antwoordde de gerechtsdienaar, die in de lo- geerka ner was achtergebleven en nu bij de half geopende deur stond. Den hemel zij dank l sprak Annette, Maar hoe in de wereld was het mogelijk, dat u onze huisdeur open aantrof? Ja, juffrouw, dat zal meneer Hij had 'nen os en hij vloekte. Schreumelijk vloeken kos ie. De herbergier, waar ie Zondags z'n eigen zat pruufde, en die uit schrik veur de klandisie z'n plicht nie dee, was soms bang, det de duvels uit de hel deur de plavuizen van z'n gelagkamer zouwen kruipe, um Dries zoo heette de vloeker, nao beneje te slêpe. En de pastoor, tege wien ie dè 'ns ooit gezeed ba, antwoordde „Dan nemen ze jouw ook mee, kastelein, umde ge nooit het vloeken belet, al hangt daor ook een schil derij van „Hier vloekt men niet, en ook nog umdè ge de zatlappen altijd nog draok schenkt. Morgen kastelein". En toen was de pastoor weggegaon, en de kastelein zee wel bij z'n eigen „Die weet ook altijd iets", maar sinds dien tijd was ie nog veul ongeruster, as uurst. Want ze mosten is kommen I Dries vloekte, thuis, in de herberg, op het land, afijn overal, en hij vloekte als een Christen bidden moet's morgens als men opstaat, 's avonds als men slapen gaat, voor en na het eten, en bij ieder voor naam werk wat begonnen of geëin digd wordt. Bekoringen om te vloeken had Dries niet. Voor dat ie bekoord kon worden, rolden de vloeken uit zijn moud, spoten ze er uit als het leidingwater uit de slang, waar ze in Den Bosch 's Woensdags de vee markt mee schoon spulten. Maar toen het missie werd, kreeg Dries het toch benauwd. Der waren van die paters mee hoog krage, en die kosten het zegge. Vooral die over et vloeken te keer was gegaon, die bagget Dries zoo benauwd ge makt, dè Dries bij 't uitgaan der kerk tegen zinnen buurman zee, „dettie... nooit meer... nooit meer... zou vloeken..." Iets wat de buurman in twijfel trok, omdat Dries, waar hier puntjes staan weer ijselike vloekwoorden 'osgelaten had. Maar hij meende het dezen keer, en de pater had hem in den biechtstoel geleerd, hoe hij lang zaam die verkeerde gewoonte moest afleeren en ze ernstig en aanhoudend bestrijden. En. Dries zou het doen, Hij vloekte verschillende keeren, voor hij er erg in had, maar tijden: de Missie bleef hij volhouden, en 'i begon er al aardig op te stalen. Toen na de Missie alles zijn ge wonen gang weer gaan moest, trok de pastoor er eens op uit om te zien, hoe Dries het maakte. En toen hij dicht bij het land van Dries kwam, zag hij precies wat hij ver wacht had. Dries stond op zijn akker met zijn os en met zijn ploeg. Maar der gebeurde niks. Dries sloeg met de zweep en rukte aan het zeel, maar de os stond en de ploeg stond en Dries stond precies waar ie mee ploegen had meenen te beginnen. Toen Dries den pastoor zag, wenkte hij met de zweep, en begon toen mee zenne mouw het zweet van het voorhoofd te vegen. De pastoor kwam dichter bij. Wa ist Dries" vroeg hij met het onnoozelste gezicht detti trekken kon. „Pastoor, mennen «s wil nie trekke." Dè docht ik wel, ge het zeker niet gevloekt." Nee de doe ik... nie meer. Jé ,daor valt re weer eenen uit". "Des zonder erg Dries, mar vol- hauwe". Mar mag ik nouw nie is efkes vloeke um mennen os aan de gang te krijgen." „Nee Dries de meugde nie". „Mar wa moet ik dan doen". „Oew eige kwaoj gewoontes afleeren en oewen os ander gewoon- tes aonleere. Dè moette Dries," En dat moeten wij allemaal als wij slechte gewoonten hebben. Die moeten wij afleeren, en wij-moeten daarbij goede gewoonten aanleeren. Daarom is het maar heel gemakkelijk en verstandig om van het kwaad geen gewoonte te maken. Dat spaart ons veel moeite, ergernis, veidriet en ellende. Om van de schuld, die wij door zonde en zondige gewoonte tegenover God opstapelen, niet eens te spreken. St. Jansklokken. J. KNAAPEN. Bokelman nu wel aan mevrouw Riedenburg uitleggen, antwoordde Muller. YVij mogen in het geheel niets over deze zaak verraden wij hebben daarvoor strenge or ders ontvangen. .En wie is dan de gewonde? vroeg Annette, iemand uit ons stadje Neen. Maar u kunt hem toch wel even zien, zei hij vertrouwe lijk. Hij ligt daar met gesloten oogen heel netjes op het bed, 't is net alsof hij slaapt, heelemadl aangekleed. Heb je hem dan al den een of anderen verkoelenden drank gegeven Dat zal hem toch be paald goed doen, zei Annette. Daaraan hebben we heusch nog niet gedacht, antwoordde de gerechtsdienaar. Een tijdlang hoorde Festenrath verder niets. Daarna scheen An nette te zijn teruggekomen. De gerechtsdienaar kwam aan zijn bed en vroeg of mijuheer Meisner wat wilde drinken. Ja, heel graag, zei Festenrath zachtjes. Is iemand van de bewo ners van dit huis in de buurt, ik zou graag een paar woorden.... Hij had de laatste woorden wat luider uilgesproken. Annette was plotseling op den drempel versche nen. Juffrouw, hij zou u graag iets willen zeggen, riep Muller. Komt u toch een oogenblik bin- en. Iagiuadtn Hiitdnllagon. Onnoodig Lyden Als iedere beweging u pijn doet, als pijn in de lendeoen, urinestoor- nissen, hoofdpijn, duizeligheid, en rheumatiscbe pijnen uw leven tot een last maken en gij uw werk moet laten liggeü, wordt gij gewaarschuwd dat de organen van uw rug niet behoorlijk werken. Waarom wilt gij noodeloos lijden aan rheumatiek, spit, waterzucht of blaaszwakte Gebruik Foster's Rugpijn Pillen bij het eerste waarschuwende teeken der organen, welke de urine afschei den en zoodoende de onzuiverheden uit het bloed filtreeren. Foster's Pillen heelen en versterken deze verzwakte organen, zoodat de on zuiverheden, welke zich anders op- hoopen en afzetten, en zoodoende eindelooze pijn en ongemak veroor zaken, afgevoerd worden. In alle deelen van Holland hebben dankbare personen hun levenslust herwonnen, dank zij Foster's Pillen. „Foster's Rugpijn Pillen zijn verkr. bij alie drogisten enz. f 1.—, f 1.75 en f 3.— per doos." 29 We hebben altijd een zwak ge had voor wat „het volk" heetlet welhet volk, .zonder hoofdletters, dus de menschenmassa, welke dorp, stad. provincie, een land of de we« reld in het algemeen' bewoont. Het volk moge al eens door wat heet hoofden een oogenblik op sleeptouw worden genomen en dan uit den band springen, wanneer het volk zich zel ve is. dan is over het algemeen goed en lobbesachtig. Zij liet zich thans door niemand meer terughouden. Het licht van de kaars viel op het gelaat van den gewonde. Toen Annette na derbij kwam, zag zij een paar groote oogen op zich gericht zij kromp ineen do gewonde glimlachte, toen plotseling bewoog hij zijn rechterarm en legde den wijsvinger op zijn mond. Ik wilde u slechts mijn op rechten dank betuigen, mejuffrouw zeide hij en u mededeelen, dat ik in slaat ben om reeds nu mijn eigen woning op te zoeken. Muller, riep mijnheer Bokel- mann daar niet ik zal eens kijken, zei de gerechtsdienaar, terwijl hij haas tig het vertrek verliet. Annette, ik ben het, terwille van u ben ik hier, fluisterde de kapitein gejaagd, terwijl het jonge meisje met strakke oogen;en met gevouwen handen, half in'de grootste verbazing, half smeekend voor hem stond. Ik moest het geheim houden. Ik zal je schrijven. Blijf mij trouw, Annette. Ik denk slechts aan jouwl Alles zal opge helderd worden, maar blijf mij in ieder geval trouw.... Mevrouw Riedenburg vraagt naar u, juffrouw, viel Muller hem in de rede, in de deuropening te voorschijn komende. Neen, mijn heer Bokelmann had niet geroe pen. U ziet er zoo ontdaan uit juffrouw..,.. ijÜIk heb nog nooit een gewon-

Peel en Maas | 1933 | | pagina 7