Tweede Blad van „PIEL EI MAAS"
Een goed werk
bij uitstek in deze tijd.
Katholiek en toch...
FEUILLETON.
De ondergang
der Bokruiters.
Rond de boerderij
DRIES.
Ons Weekpraatje.
Zaterdag 3 Juni 1933
Vier en vijftigste Jaargang No. 3C
Ik zal maar met de deur in huis
vallen. Er zijn op 't oogenblik in
de stad heel veel kinderen, arme
kindereu, die noodig in de vacantie
eens een paar weken naar buiten
moeten.
't Is werkelijk hoognoodlg. niet
om één, maar om verschillende
redenen. Op de eerste plaats moeten
ze eens flink doorvoed worden, ze
krijgen thuis niet wat ze noodig
hebben; vader werkeloos, groote
gezinnen, U begrijpt de rest.
Er wordt in de stad veel armoede
geleden, zooals wij die hier niet
kennen. Dat komt omdat de men-
schen daar dikwijls armoede lijden,
zonder dat iemand het weet en dus
zonder dat ze eenige hulp krijgen,
terwijl dorpsgenooten elkaar meestal
wel kennen en helpen.
Zoodoende zijn er ouders, die
werkelijk honger lijden en wat
voor hen nog erger is moeten
toezien, dat hun kinderen tekort
komen.
Op de tweede plaats zou t zoo
goed zijn als de kinderen in de
vacantie naar buiten konden, omdat
ze dan niet de heele dag in de
nauwe, stoffige straten behoeven door
te brengen, maar eens de volle,
frissche lucht kunnen inademen. Ook
begrijpt U wel, dat ze in die straten
meer kwaad dan goed leeren; daar
zal ik maar niet verder op ingaan.
Op de derde plaats is 't zoo goed
als de ouders zien, dat er tenminste
nog menschen zijn, die met hen
meevoelen. Zij voelen zich zoo van
alles en ieder verlaten; 't is voor
hen toch al moeilijk om de moed
niet op te geven.
Ik behoef wel niet tevertelleo.dat
de kinderen zelf zich in de zevende
hemel voelen als ze zoo n vacantie-
uitstapje mogen maken.
Een klein voorbeeld: indePaasch-
vacantie zijn een paar jongens hier
geweest; toen ze weer weggingen
kregen ze de belofte mee, dat ze in
de groote vacantie mochten terug
komen. Een week daarna kwam ik
weer eens in dit huishouden en de
moeder vertelde me, dat ze eiken
avond vroegen, hoe dikwijls ze nu
nog naar bed moesten, voordat ze
weer naar Venray mochtenIk kom
er zoo nu en dan nog wel eens en
nog steeds tellen ze de dagen 1
Zou 't niet mogelijk zijn om meer
kinderen, die 't zoo noodig hebben,
de gewenschte vacantie buiten te
bezorgen? Onder de oorlog hebben
zooveel Belgische en Duitsche
jongens en meisjes hier 'n heerlijke
tijd doorgebracht, zouden we voor
onze eigen landgenooten miDder
gastvrij zijn
BETS1E NUYENS.
P.S. Ieder, die in de vacantie,
d.i. in Augustus 'n jongen of meisje
wil opnemen, of nog nadere inlich-
tingen wenscht, wordt verzocht zich
op te geven bij Kapelaan Geurts of
aan mijn adres St. Annalaan no. 3
Er zijn zoo van die dingen, die
ik me niet goed begrijpen kan...
Daar heb je Frans, herbergier. En
best katholiek natuurlijk Laat nooit
dronken lui in z'n café toe. Voert
ze niet vol, ot gooit ze d'r anders
uit. Loopt Zondags met 'n zakje
voor den arme door de kerk. Heeft
'n dochter in 't klooster. Doet geen
vlieg kwaad.
Maar daar komt 'n verkiezing.
Een zonderlinge Historie.
Naar het Duitsch.
10
Goddank riep Bukelrnann
verlicht uit. U neemt me een pak
van het hart. Ontvang mijn op
rechten dank voor uw snelle be
handeling Morgen zal ik u alles
wel vertellen.
Nu opeens zoo haastig?
vroeg Kirchhoff. Ik heb op
oogenblik tijd genoeg. Ik was toe
vallig nog op, dus had ik nog het
voordeel ook, dat ik niet uit mijn
bed werd gehaald.
U bent altijd even "vriendelijk
en voorkomend, riep de reciter,
hem hartelijk de hand schuddend
Maar de verdere geschiedenis zal
ik u pas morgen vertellen. Ik
denk, dat wij onze goede gast
vrouw onnoodige onrust veroor
zaken. Kan onze patient naar zijn
woning vervoerd worden
Dat hangt er geheel en a
vanaf, hoe hij zich voelt, ant
woordde de chirurg, Waar woont
onze patiënt? Ik vraa^ dat maar,
omdat ik hem dezer dagen toch
nog wel eens een visite zal moeien
brengen.
Twee candidateo staan op de lijst
één katholiek en één dissident. Dus
temt Frans natuurlijk op den katho
liek, denkt u Neen, dan hebt u 't
mis. Want de katholiek is (hoe is 't
toch mogelijk)... drankbestrijder.
En Frans stemt op den dissident 1
Dat is zoo'n ding, dat ik niet
heel goed begrijp.
o—
Mag ik u voorstellen mijnheer
Theodoor, fabrikant. Bezit een
model-fabriek, waarin hij aan 200
menschen 'n flink stuk brood laat
verdienen. Vindt onder de kloosters
en andere katholieke inrichtingen zijn
grootste klandizie. Is zelf ook katho
liek. En 'n beste, natuurlijk Laat de
mannen van St. Vincentius nooit
tevergeefs aan z'n deur kloppen.
Zorgt goed voor zijn werkvolk en
heeft 'n open oog voor hun licha
melijke en geestelijke belangen. Dus
op-en-top fijn katholiek...
"ahm... en toch is mijnheer
Theodoor, fabrikant en fijn-katholiek,
geabon ïeerd op 'n „neutrale" krant...
Zeg, Theodoor, weet je nog niet,
dat onze groote Nederlandsche katho
lieke dagbladen voor jou handel en
industrie even goed zijn, en niet
minder op de hoogte van beurs
en financieele aangelegenheden dan
die zoogenaamde nentrale krant
„Jawel, eerwaarde, maar..." En het
blijft bij maar... En meneer blijft
geabonneerd op de neutraliteit...
Ik moet je zeggen, dat ik zooiets
niet goed begrijp.
o—
Ziet u daar aan uw rechterhand
dat mooie renteniershuisje Daar
woont de weledele heer Cornelis.
oud 55 jaar, Weduwnaar. Lid van
het Kerkbestuur. Lid van de ver-
eeniging tot uitzendiging van zwakke
kinderen. Best katholiek, natuurlijk 1
Plus bovendien eigenaar van 'n
tiental mooie huisjes, waar zijn
weledele elke week de lieve duitjes
komt innen.
Mijnheer zoo vraagt hem op
zekeren dag 'n eerzaam huisvader
zou ik dat ééne leegstaande huisje
van u kunnen huren Het bevalt mij
wel. En 'de prijs staat me ook wel
aan."
Goed, goed knikt welgedaan
de weledele heer Cornelis dat
vind ik best. Maar één ding wou ik
nog vragen. Met z'n hoevelen wilt
u het huis bewonen
Met mijn vrouw en zeven kinde
ren. Het achtste..."
Hé? Wat zegt u??? Neen, dan
kom ik er van terug. Daar kan niets
van komen. Al die kleine kinderen
verruineeien heel dat mooie huis. De
verf en de vloer... Neen, dan ziilt u
naar 'n ander huis moeten uitzien.
Ik dacht, dat u maar 'n paar, en dan
gróóte, kinderen had.
Ellendige huisjesmelker, durft gij
u nog katholiek te noemen
Lezer, begrijpt u iets van de
katholieke" opvatting van dat heer 7
Die geen groote gezinnen in z'n huis
wil hebben, omdat anders de verf...
Nu introduceer ik u in den huise-
lijken kring van mijn vriend Jacques
en zijn beminnelijke ega Jeannette..
U ziet 't direct't zija menschen
van voornamen stand en toch zoo
vriendelijk, hé, voor den minderen
mensch! Niets geen grootsigheid,
vindt u wel 't Zijn beste menschen
hoor 1 Gaan heel dikwijls met hun
heele huishoudentje (ze hebben er al
zes) ter Communie. Mevrouw is
presidente van die en-die liefdadige
vereenigiag. Mijnheer is ook erg
godsdienstig. O ja, reuze-katholiek 1
Maar ziet u ook eens, zoo tersluiks,
hoe mevrouw met haar charmaDt
limlachje zoo oncharmant wereldsch
gekleed is. Als je dat tenminste ge
kleed kan noemen Bloote armen,
gedécolleteerd, veel te korte rok.
Tenm:nste buiten de kerk natuurlijk.
En ziet u die poitretten aan den
wand Dat zijn haar lieve kindertjes,
maar gekiekt in Adamscostuum, om
dat 't de mode is, om zoo je kinde
ren te laten fotografeeren... En ziet
u de kindertjes zelf eens... Weet ge
nog, wat de Bisschoppen daarover
hebben voorgeschreven
M'n beste vriend Jacques, jij bent
toch de baas in huis
En je weet zelf toch ook wel,
wat er in de wereld te koop is
En allerbeste mevrouw, waarom
zijt ge zoo veel bezorgd voor het
lichamelijke welzijn van uw kinderen,
en zoo bitter weinig voor hun blanke
zieltjes
Ge zijt toch katholiek
Welnu dan...
Dierbare lezers of lezeressen, er i3
nog zooveel, waar ik niets van be-
0riiP-
Katholiek zijn... en toch geen vol
waardig familieloon uitbetalen.
Katholiek zijn... en toch voor de
R. K. Universiteit of voor het
Schaepmanfoods geen cent over
hebben.
Katholiek zijn. en toch geen lid
willen worden van de K. R. O.
Katholiek zijn... en toch stemmen
op 'n niet-katholieken candidaat
toch geabonneerd blijven op „De
Telegraaf". „Het Nieuws van den
Dag". „De Haagsche Post", enz.
toch de groote gezinnen uit uw huis
weren en toch meedoen aan spot
ternij over vaders en moeders met
'n talrijk kroosten toch zich abso
luut niet storen aan den Paus en de
bisschoppen, als zij onzedige mode
verbieden.
Katholiek zijn en toch juist doen
in 't praktische leven, alsof men
heelemaal niet katholiek is.
Dat zijn zoo van die dingen, die
ik me niet goed begrijpen kan...
(Uit„Overal.")
De beteekenis van den landbouw
ia de maatschappij
I.
Hooge eischen werden en worden
thans nog gesteld aan het levenspeil
Of we nu mogen zeggen, dat de
welvaart verdwenen is als we dat
levenspeil moeten verlagen, wil ik
thans in 't midden laten. Dit is
zeker, dat zonder of met minder
welvaart dit levevsniveau niet mogelijk
is. Ook de landbouw alleen zou
niet bij machte zijn aan deze levens
eischen te voldoen.
Maar ofschoon die welvaart ver
kregen is door handel en industrie,
toch is deze terug te brengen op de
oerproducten.
De waarde van bezit en van in
komen, zoowel van particulieren als
van volken wordt uitgedrukt in
geldswaarde en dit is ook begrijpelijk
Want geld is nu eenmaal 't aan
gewezen ruilmiddel waartegen men
alle producten kan ruilen (koopeo).
Toch maakt niet het geld het
volksbezit en inkomen uit, hoevelen
ook, door de verafgoding en de
brute macht van geldbezit, met dit
waan-denkbeeld rondloopen. Het
geld zou niet de minste waarde
hebben als men 't niet voor goederen
kon ruilen. Op zich zelf kan 't op
geen enkele wijze dienstbaar worden
gemaakt ten bate van de menschheid
Hiermee bedoel ik natuurlijk het
begrip geld en niet de producten
goud, zilver, koper enz., waarvan
het geld gemaakt wordt, want deze
kunnen wel gebezigd worden ten
bate der menschen).
Bij de weduwe Mertens. her
nam de rechter. Hij is een fabri
kant uit het zuiden, uit de buurt
van Dortmond en is mij warm
aanbevolen. Hij wil hier eenige
weken doorbrengen, om relaties
aan te knoopen een groote
linnenweverij Ik denk nog een
half uurtje bij hem te blijven
Nu, dan zal ik maar afscheid
nemen 1 zei Kirchhoff, terwijl hij
een beleefde buiging voor mevrouw
Riedenburg maakte en den rechter!
de hand reikte. Wij zien elkander
du3 morgen wel een ooger.blikje
Hij wierp nog eens een snellen
blik op den gewonde, die zijn
oogen open en op hem gericht
had, ze toen echter dadelijk lang
zaam dicht deed, zonder dat een
enkele trek op zijn.gelaat een
spoor van ontroering had ver
toond. Toen verwijderde hij zich
eenigszins aarzelend, naar het
scheen. Vermoedelijk was hij
nieuwsgierig geweest, iets naders
over den samenhang van deze
nachtelijke gebeurtenissen te weten
te komen, en ging klaarblijkelijk
met tegenzin en onbevredigd weg.
Waarde mevrouw Rieden
burg, ik heb u. iets mede te deelen,
zeide de rechter, toen Kirchhoff
vertrokken was. Wilt u enkele
minuten met mij in de voorkamer
gaan? Hier zouden we den patiënt
misschien kunnen storen.
Een enkel woordje, mijnheer
Bokelmannklonk het zwakjes
uit Festenrath's mond.
Ah, hij is bij bewustzijn, nu
dat kon niet beter 1 riep de rechter,
dadelijk naar hem toesnellend.
Ik verzoek u dringend,
spreekt u met niemand over mij
fluisterde Festenrath, toen Bokel
mann zijn hoofd naar hem toe
boog. Ook niet met mijnheer
Kirchhoff. Niemand behoeft de
waarheid te weten.
Wat bedoelt u eigenlijk
vroeg de rechter. Uw incognito
bewaar ik immers vanzelfspre
kend.
Verzwijgt u alstublieft ook
de reden, waarom ik gewond ben,
fluisterde Festenrath. Zegt u maar,
dat wij dien man toevallig uit dit
huis zagen komen, hoort u mij
goed, toevallig
Nu, dat zouden we anders
aan Kirchhoff gerust overeen
komslig de waarheid kunnen mee
deelen, zeide de rechter.
Doet u het liever niet, opdat
er niet over gesproken wordt, ik
verzoek het u nogmaals dringend
fluisterde de kapitein.
Goed, goed, ik zal zeggen
dat wij hier toevallig voorbij
kwamen, antwoordde Bokelmann
Kirchhoff zou er weliswaar niet
verder over spreken, maar ten
slotte is het tcch beter zoo, wij
moeten het geheim zorgvuldig
bewaren.
Ik dank u zeer, ik hecht
daaraan heel veel waarde, zeide
Festenrath. Hebt u den dief niet
herkend 1
Neen, alleen het vermogen om
producten voort te brengen en de
Droducten zelf, bepalen het volks
bezit en volksinkomen.
Wanneer nu, om de lijn ruim te
trekken b.v. Europa zelf alle grond
stoffen kon voortbrengen om de
broducten te vervaardigen, welke
iet tot heden gevoerde levenspeil
eischt en bovendien nog het noodige
kwantum om de buitenlandscbe
schulden te voldoen, dan kon dat
levenspeil gehandhaafd blijven.
Doch dit schijnt niet zoo te zijn,
of het productievermogen wordt niet
op de juiste wijze dienstbaar ge
maakt. Want Europa, dat voor
heen het „warenhuis" was voor een
groot deel van de wereld, zit thans
in zak en asch nu die klandizie gaat
verminderen of ophouden.
Was evenwel de handel en in
dustrie niet alleen 't middel maar
ook de oorsprong van, in dit geval,
de Europeescbe welvaart, dan kon
deze ook thans nog evengoed bestaan
Het eigenlijke fundament van de
door middel van industrie en handel
verkregen welvaart, lag dus ergens
anders. Het lag daar waar men
onze producten zoo wilde betalen
als voor die welvaart noodig was.
En dit kon alleen door voor onze
artikelen, een gedeelten van de oer
producten, van 't betreffende land of
werelddeel, af te staan, want uit
eindelijk kan slechts met deze be
taald worden, daar zij enkel bijdra
gen tot vermeerdering van 't volks-
vermogen.
Nu gebeurde het een of 't ander.
De landen, waarheen Europa ex
porteerde, waren zoo rijk aan na
tuurlijke voortbrengselen, dat ze en
voor onze welvaart zorgden en nog
voldoende vooc eigen bevolking
overhielden, ofwel ze stonden voor
ODze producten een zoo groot deel
van hunne voortbrengselen af, dat
zij zich zelf met een veel lager
levenspeil moesten tevreden stellen.
We gelooven wel de waarheid
geen geweld aan te doen, als we
veronderstellen, dat dit laatste het
geval was, want als we hooren van
hongersnood, van 't onbegrijpelijk
primitieve leven van 't paria's be
staan in 't Oosten en 't Westen,
dan geloof ik, dat we deze conclu
sie mogen trekken.
Europa pleegde, om in 'n boeren
term te spreken, roofbouw op die
achterlijke landen. Doch 't ligt ook
voor de hand, dat deze volkeren bij
meerdere ontwikkeling, zich dit niet
eeuwig zouden laten welgevallen.
Daarbij komt, dat personen, door
zucht naar winst gedreven, dien
roofbouw wel goedvinden maar
dezen liever ten eigen, dan ten bate
van 'n land of werelddeel aanwenden.
De conclusie is dus dezehet
aandeel dat industrie en handei heb
ben gehad in ons levenspeil, vindt
eensdeels zijn oorsprong in den
landbouw hier en ook gedeeltelijk
buiten Europa die de grondstoffen
leverde voor 't menschelijk arbeids
vermogen der industrie, anderdeels
doordat men in de landen van afzet
de industrieproducten ruilde tegen
een zoo groot kwantum hunner
voortbrengselen, al was 't dan ook
in den vorm vao geld, waardoor
men hier de arbeidskracht op peil
kon houden en nog een gedeelte
overbleef om 't leven op 't bekende
niveau te brengen.
Beiderzijds moet dus de industrie
steunen op den landbouw, is 't niet
door 't leveren van grondstoffen
voor directe verwerking, onder alle
omstandigheden evenwel voor de
levering van 't menschelijk arbeids
vermogen, wat bij alle mecbaniseering
toch onontbeerlijk is.
Ofschoon onze, op handel, stad
en industrie georienteerde mensch
heid de verbeteriog (tenminste ver
hooging) van ons levenspeil voor
namelijk toeschrijft aan het industriëele
vernuft en den kloeken handelsgeest
toch zal men een groot deel hunner
verdiensten in dezen terug moeten
brengen op den landbouw. De in-
dustie en handel moeten steunen op
een juist en stevig landbouwfunda-
ment. Doch daar is niet eerst voor
gezorgd, maar nu een gedeelte onder
graven is en weggezakt, voelt men
de klappen. Als men ze nu ook
maar zelf opving l Dit gebeurt even
wel niet, doch wat gebeurt er dan
wel
Velen zouden willen dat. nu het
overblijvende landbouwfundament,
waarop de industrie en stad moeten
steunen, zoo goedkoop zijn produc
ten afstond, dat het voor hun overige
levenseischen toch nog evenveel
overhielden.
Het geweldig industrie- en handels
apparaat, dat voorheen steunde op
den landbouw van hier en in andere
landen, zou men nu laten drukken
alleen op den landbouw in Europa
en dus... dooddrukken I Waarvan
ieder iand op zich weer den dans
tracht te ontspringen.
En Nederland „hinkt" ook mee.
Maar hoe
Wordt vervolgd.
Neen, hij droeg een baard,
ongetwijfeld een valsche, ant
woordde de rechter. Maar nu moet
u niet meer praten, het zou u
misschien kwaad kunnen doen.
Maar wat de vergoeding van
het gestolen goed betreft, kunt u
de familie Riedenburg gerust ver
zekeren, dat ik daar borg voor
sta, fluisterde de kapitein.
Ja, ja, dat komt wel in orde,
hernam Bokelmann. Daar moet ik
voor zorgen I
Toen verzocht hij de vrouw des
huizes hem naar de voorkamer te
volgen, waarop beiden het vertrek
verlieten'
Festenrath scheen wat onrustig
te zijn. Of zijn wond hem pijn
veroorzaakte, dan wel of iets an
ders zijn gemoed verontrustte, hoe
het ook zij, hij haalde onregelma
tig adem en maakte enkele bewe
gingen, die hem des te meer pijn
veroorzaakten. Daar hoorde hij
stemmen aan.de deur.
Is alles goed, Mullervroeg
een zachte meisjesstem. Watheei't
de dokter gezegd
In het geheel geen gevaar,
juffrouw Riedenburg, antwoordde
de gerechtsdienaar, die in de lo-
geerka ner was achtergebleven en
nu bij de half geopende deur
stond.
Den hemel zij dank l sprak
Annette, Maar hoe in de wereld
was het mogelijk, dat u onze
huisdeur open aantrof?
Ja, juffrouw, dat zal meneer
Hij had 'nen os en hij vloekte.
Schreumelijk vloeken kos ie. De
herbergier, waar ie Zondags z'n
eigen zat pruufde, en die uit schrik
veur de klandisie z'n plicht nie dee,
was soms bang, det de duvels uit
de hel deur de plavuizen van z'n
gelagkamer zouwen kruipe, um Dries
zoo heette de vloeker, nao beneje te
slêpe. En de pastoor, tege wien ie
dè 'ns ooit gezeed ba, antwoordde
„Dan nemen ze jouw ook mee,
kastelein, umde ge nooit het vloeken
belet, al hangt daor ook een schil
derij van „Hier vloekt men niet,
en ook nog umdè ge de zatlappen
altijd nog draok schenkt. Morgen
kastelein". En toen was de pastoor
weggegaon, en de kastelein zee wel
bij z'n eigen „Die weet ook altijd
iets", maar sinds dien tijd was ie
nog veul ongeruster, as uurst. Want
ze mosten is kommen I
Dries vloekte, thuis, in de herberg,
op het land, afijn overal, en hij
vloekte als een Christen bidden
moet's morgens als men opstaat,
's avonds als men slapen gaat, voor
en na het eten, en bij ieder voor
naam werk wat begonnen of geëin
digd wordt.
Bekoringen om te vloeken had
Dries niet. Voor dat ie bekoord
kon worden, rolden de vloeken uit
zijn moud, spoten ze er uit als het
leidingwater uit de slang, waar ze
in Den Bosch 's Woensdags de vee
markt mee schoon spulten.
Maar toen het missie werd, kreeg
Dries het toch benauwd. Der waren
van die paters mee hoog krage, en
die kosten het zegge. Vooral die
over et vloeken te keer was gegaon,
die bagget Dries zoo benauwd ge
makt, dè Dries bij 't uitgaan der
kerk tegen zinnen buurman zee,
„dettie... nooit meer... nooit meer...
zou vloeken..."
Iets wat de buurman in twijfel
trok, omdat Dries, waar hier puntjes
staan weer ijselike vloekwoorden
'osgelaten had. Maar hij meende het
dezen keer, en de pater had hem in
den biechtstoel geleerd, hoe hij lang
zaam die verkeerde gewoonte moest
afleeren en ze ernstig en aanhoudend
bestrijden. En. Dries zou het doen,
Hij vloekte verschillende keeren,
voor hij er erg in had, maar tijden:
de Missie bleef hij volhouden, en 'i
begon er al aardig op te stalen.
Toen na de Missie alles zijn ge
wonen gang weer gaan moest, trok
de pastoor er eens op uit om te
zien, hoe Dries het maakte. En toen
hij dicht bij het land van Dries
kwam, zag hij precies wat hij ver
wacht had. Dries stond op zijn akker
met zijn os en met zijn ploeg. Maar
der gebeurde niks. Dries sloeg met
de zweep en rukte aan het zeel,
maar de os stond en de ploeg stond
en Dries stond precies waar ie mee
ploegen had meenen te beginnen.
Toen Dries den pastoor zag, wenkte
hij met de zweep, en begon toen
mee zenne mouw het zweet van het
voorhoofd te vegen. De pastoor
kwam dichter bij.
Wa ist Dries" vroeg hij met het
onnoozelste gezicht detti trekken
kon.
„Pastoor, mennen «s wil nie
trekke."
Dè docht ik wel, ge het zeker
niet gevloekt."
Nee de doe ik... nie meer. Jé
,daor valt re weer eenen uit".
"Des zonder erg Dries, mar vol-
hauwe".
Mar mag ik nouw nie is efkes
vloeke um mennen os aan de gang
te krijgen."
„Nee Dries de meugde nie".
„Mar wa moet ik dan doen".
„Oew eige kwaoj gewoontes
afleeren en oewen os ander gewoon-
tes aonleere. Dè moette Dries,"
En dat moeten wij allemaal als
wij slechte gewoonten hebben. Die
moeten wij afleeren, en wij-moeten
daarbij goede gewoonten aanleeren.
Daarom is het maar heel gemakkelijk
en verstandig om van het kwaad
geen gewoonte te maken. Dat spaart
ons veel moeite, ergernis, veidriet
en ellende. Om van de schuld, die
wij door zonde en zondige gewoonte
tegenover God opstapelen, niet eens
te spreken.
St. Jansklokken. J. KNAAPEN.
Bokelman nu wel aan mevrouw
Riedenburg uitleggen, antwoordde
Muller. YVij mogen in het geheel
niets over deze zaak verraden
wij hebben daarvoor strenge or
ders ontvangen.
.En wie is dan de gewonde?
vroeg Annette, iemand uit ons
stadje
Neen. Maar u kunt hem toch
wel even zien, zei hij vertrouwe
lijk. Hij ligt daar met gesloten
oogen heel netjes op het bed, 't
is net alsof hij slaapt, heelemadl
aangekleed.
Heb je hem dan al den een
of anderen verkoelenden drank
gegeven Dat zal hem toch be
paald goed doen, zei Annette.
Daaraan hebben we heusch
nog niet gedacht, antwoordde de
gerechtsdienaar.
Een tijdlang hoorde Festenrath
verder niets. Daarna scheen An
nette te zijn teruggekomen. De
gerechtsdienaar kwam aan zijn
bed en vroeg of mijuheer Meisner
wat wilde drinken.
Ja, heel graag, zei Festenrath
zachtjes. Is iemand van de bewo
ners van dit huis in de buurt, ik
zou graag een paar woorden....
Hij had de laatste woorden wat
luider uilgesproken. Annette was
plotseling op den drempel versche
nen.
Juffrouw, hij zou u graag
iets willen zeggen, riep Muller.
Komt u toch een oogenblik bin-
en.
Iagiuadtn Hiitdnllagon.
Onnoodig Lyden
Als iedere beweging u pijn doet,
als pijn in de lendeoen, urinestoor-
nissen, hoofdpijn, duizeligheid, en
rheumatiscbe pijnen uw leven tot
een last maken en gij uw werk moet
laten liggeü, wordt gij gewaarschuwd
dat de organen van uw rug niet
behoorlijk werken.
Waarom wilt gij noodeloos lijden
aan rheumatiek, spit, waterzucht of
blaaszwakte
Gebruik Foster's Rugpijn Pillen
bij het eerste waarschuwende teeken
der organen, welke de urine afschei
den en zoodoende de onzuiverheden
uit het bloed filtreeren. Foster's
Pillen heelen en versterken deze
verzwakte organen, zoodat de on
zuiverheden, welke zich anders op-
hoopen en afzetten, en zoodoende
eindelooze pijn en ongemak veroor
zaken, afgevoerd worden.
In alle deelen van Holland hebben
dankbare personen hun levenslust
herwonnen, dank zij Foster's Pillen.
„Foster's Rugpijn Pillen zijn verkr.
bij alie drogisten enz. f 1.—, f 1.75
en f 3.— per doos." 29
We hebben altijd een zwak ge
had voor wat „het volk" heetlet
welhet volk, .zonder hoofdletters,
dus de menschenmassa, welke dorp,
stad. provincie, een land of de we«
reld in het algemeen' bewoont. Het
volk moge al eens door wat heet
hoofden een oogenblik op sleeptouw
worden genomen en dan uit den band
springen, wanneer het volk zich zel
ve is. dan is over het algemeen goed
en lobbesachtig.
Zij liet zich thans door niemand
meer terughouden. Het licht van
de kaars viel op het gelaat van
den gewonde. Toen Annette na
derbij kwam, zag zij een paar
groote oogen op zich gericht
zij kromp ineen do gewonde
glimlachte, toen plotseling bewoog
hij zijn rechterarm en legde den
wijsvinger op zijn mond.
Ik wilde u slechts mijn op
rechten dank betuigen, mejuffrouw
zeide hij en u mededeelen, dat ik
in slaat ben om reeds nu mijn
eigen woning op te zoeken.
Muller, riep mijnheer Bokel-
mann daar niet
ik zal eens kijken, zei de
gerechtsdienaar, terwijl hij haas
tig het vertrek verliet.
Annette, ik ben het, terwille
van u ben ik hier, fluisterde de
kapitein gejaagd, terwijl het jonge
meisje met strakke oogen;en met
gevouwen handen, half in'de
grootste verbazing, half smeekend
voor hem stond. Ik moest het
geheim houden. Ik zal je schrijven.
Blijf mij trouw, Annette. Ik denk
slechts aan jouwl Alles zal opge
helderd worden, maar blijf mij in
ieder geval trouw....
Mevrouw Riedenburg vraagt
naar u, juffrouw, viel Muller hem
in de rede, in de deuropening te
voorschijn komende. Neen, mijn
heer Bokelmann had niet geroe
pen. U ziet er zoo ontdaan uit
juffrouw..,..
ijÜIk heb nog nooit een gewon-