Tweed© Blad ¥aa „PUL El MAAS"
Rationeele
distributie.
Van jagers en
stroepers.
Even nadenken
Zaterdag 10 September 1932
Drie en vijftigste Jaargang No. 37
Dezer dagen is er weer ergens
een relletje geweest, toen vruchten
en groenten, welke aan de veiling
geen prijs konden opbrengen, wer
den vernietigd.
Men zal uit hetgeen we verder
schrijven in dit artikel, kunnen op
maken, dat ook wij het opzettelijk
vernietigen van etenswaren afkeuren.
Nochtans achten we de verontwaar
diging over zekere voedselvernieti-
ging als regel niet meer dan sen
timenteel vertoon.
Twee jaren geleden hebben we
onder den rook van Amsterdam
heele velden met kool gezien, welks
eenvoudig stonden af te vriezen en
te rotten, omdat uit de opbrengst
van de kool aan de veiling, de kos
ten van oogsten eu vervoeren niet
konden worden bestreden.
Die kool werd evengoed vernis
tigd en dagelijks konden de passeer-
ende hoofdstedelingen het verrifli
gingsproces aanschouwen.
la eiken groentenwinkel trouwens
worden regelmatig consumptiearti
kelen vernietigd. Wat niet tegen
vastgestelden prijs kan worden ver
kocht, laat men e.envoudig bederven.
Denken die winkeliers er aan om
hun onverkochte waren voor het
bederf onder werkloozen uit te
deelen
In slagerswinkels en in bakkerijen
gebeurt "hetzelfde. Opzettelijke ver
nietiging van onverkoopbare groen
ten aan veilingen is wat meer stui
tend voor het gevoel, maar in wezen
is het tenslotte niet erger daa het
laten bederven van levensmiddelen
in winkels.
Wanneer een patroontje met on
dergang wordt bedreigd, zal een
werklooze arbeider hem dan gratis
met zijn werkkracht helpen, onder
motto, dat hij toch niets heeft te
doen
Het stellen van deze vraag wi!
volstrekt niet zeggen, dat we ze
gaarne be /estigend beantwoord wil
len zien. Het zou dom zijn als een
werklooze arbeider zijn werkkracht
gratis disponibel stelde aan een pa
troon, zelfs al was die patroon hulp
behoevend. Zoo'n gratis-werkende
arbeiJer immers zou de werkgelegen
heid ontnemen aan en ander, die
voor zijn arbeid nog behoorlijk
wordt betaald.
Zoo staat het tenslotte ook met
de gratis verstrekking van groenten
en levensmiddelen aan menschen,
van wie men veronderstelt, dat ze
het noodig hebben.
De piijzen, betaald voor tuinbouw
producten zijn uiterst laag. Indien
de tuinders hun waren, welke ter
veiling geen kostprijs kunnen op
brengen, nu gratis beschikbaar gin
gen stellen voor werkloozen, ge
stichten e.d., dan zouden ze het
loonende gedeelte van hun afzet
daarmee drukken en hun eigen po
sitie dus weer verslechteren. Het is
en blijft zonde om etenswaren te
vernietigen, maar de tuinders kunnen
er misschien even moeilijk aan ont
komen als groentenhandelaren, slagers
bakkers enz. De wijze, waarop
tuinders hun onverkoopbare waar
vernietigen, lijkt cynischer dan de
manier, waarop anderen hun waren,
die ze niet tegen de vastgestelde
prijzen kunnen omzetten, laten ver
gaan maar practisch komt een en
ander toch op hetzelfde neer.
Er is maar een goede oplossing
in dit moeilijke geval en dat is de
overname; van onverkoopbare tuin
bouwproducten tegen kostprijs door
bepaalde lichamen organisaties,
commissies, dan wel o verheids-
FEUILLETON
De jagers en bcschwachters van
den omtrek kende hij tamelijk
goed aan hun spoor, dit echter
was hem geheel onbekend. E11
wie heeft sedert gisteren hij zulk
slecht weer hier in dit afgelegen
bosch iets te maken gehad
Hij liet de knapen langs den
gewonen weg \erder gaan, en ging
zelf het spoor na. Dat was in den
weeken moerasgrond niet moeilijk.
Nauwelijks had hij vijftig schreden
afgelegd of hij bleef staan een
eigenaardige lucht verbreidde zich
rondom hem. Hij ging verder en
vond in een dicht elzenbosch de
ingewanden van een juist open
gesneden reebok. Een jager had
het dier "niet geveld, dat wist hij
en dit werd nog duidelijker door
de oneigenaardige wijze van open
snijden. Alzoo tot hiertoe, tot in
de nabijheid van het dorp waag
den zich stroopers.
In zich zeiven morrende en half
luid pratende, bezag hij nog eens
het spoor, het aantal, de grootte
der schoenspijkers. Hij had de
gewoonte hard op te denken wan
neer hij in een opgewonden stem
ming waszijn ergernis gaf zich
distributiebedrijven opdat een en
ander tegen geringen prijs aan werk
loozen e.d. kan worden verstrekt.
Dan komt er voor de tuinders
tenminste eenig voordeel te staan
tegenover nadeel. Hoewel, dan
zullen het de normale distribuanten
de neringdoenden weer zijn, die te
klagen krijgen.
Folklore aan 'n ouder-
wetsch Venrayseh
haardvuur.
VI.
Over Kabouters.
Nabij het Veulen woonde een
aparte stam kabouters, de Tilkens.
Deze eigennaam vinden we gebleven
in de plaatselijke oord-namen als de
Tilklef (klef is een zandheuvel), of
Tilkenszand.
Gelijk men in 't algemeen, ook
elders, vertelt vau de kabouters, zoo
gaat ook hier de sage, dat de ka
bouters de measchen (van goede
wille, en veelal armere menschen, of
menschen die niet nieuwsgierig waren
om de kabouters en den kabouters
niks in den weg legden) 's nachts
kwamen helpen. Daarvoor verlang
den ze hier een bord rijstepap met
dikke melk (roëme) gemaakt en goed
met suiker en kaneel bestrooid. Zette
men niet een bord aldus klaar, dan
kwamen ze niet
Aan den Peelkant, te Merseio,
woonden ook érdmennekes ze
waren hier neer gestreken vanuit de
Maasstreken, alwaar ze verjaagd
waren. Daarom zochten ze hier zoo n
afgelegen oord uit. En omdat, als
de kabouters „aan den gang" waren,
ze op geleken op een dwarrelwolk
zemelen, noemde men de buurt en
de zaadbergen waar ze in woonden,
de zemelberg(en); er zullen wel Ven-
raysche ingezetenen en zeer zeker
Merselosche zijn, die deze plaatse
bjke naam nog wel kennen
Maar niet alleen dat de kabouters
bij bun dans of werk op 'n zemelen
wolk geleken (zemelen zijn gemalen
graan bolsters), maar onze érdmenne
kes bier, ofschoon ze de menschen
ook hielpen, hadden 'n kniesoorigen
aard, gelijk muggenzifters. Als de
menschen waar ze 's nachts giDgen
karneD, pannen schuren, enz. niet
alles pront op de plaats hadden
staan ofwel men voor hun geen
bord rijstepap eu ander etenswaar
op tafel klaar hadden gezet, gingen
ze van dat huis heen zonder maar
een hand te hebben uitgestoken.
Ofwel ze gingen, uit baloorigheid, er
alles verzetten en verplaatsen, zoodat
's morgens de boerin en boer alles
door elkaar vond, eu verschillende
dingen niet konden vinden.
Maar de menschen hier waren ook
nieuwsgierig. En toen 'n gedeelte
der kabouters zich 's nachts eens
beloerd zagen, verdwenen ze.
Andere partij bleef nog in de buurt
woonen, want ze hadden herrie
onder elkaar. Maar deze zijn nader
hand ook verdwenen en wel in een
zandwolk, precies als 'n wolk van
opgejaagde zemelen. Dit kwam, om
dat een strooper z'n dashond eens
zette in een vermeend konijnenhol,
om er een konijn te vangen (konij
nen waren goede vrienden van de
kabouters, en ze betrokken vaak
mekaars woning) Maar wat bleek
nu Dat het niet de ingang was
van een konijnenhol, doch die van
de érdmennekes. Onze mannetjes
stoven hoogst verschrikt en verbou
wereerd eruit, opjagend meteen eene
geweldige zandstofwolken zoo
verdween ook de andere partij.
Ook wordt nog verteld van een
boerenknecht, die wel eens de ka
bouters in hun werk wou zien. Hij
in woorden en gebaren lucht. Hij
volgde de knapen. Met het vroolijk
en leerzaam gekeuvel was het
gedaan. Yan zijne ontdekking zeide
hij echter niets om ze niet bang
te maken en ze den moed te be
nemen alleen in het bosch en
tusschen de strikken te gaan.
Werktuigelijk maakte hij de
overige vogels los, en slak ze bij
de anderen in het wijde net van
zijn tasch. De vreugde over de
goede vangst was geheel bedorven
door deze ontdekking.
Reeds jaren had hij dezen sla-
ligen reebok gekend, hem steeds
als een oud bekende gegroet en
nu steelt zoo'n schurk hem juist
voor zijn neus weg.
Het was middag toen zij het
bosch uitkwamen. Van de oude,
eerbiedwaardige dorpskerk luidde
de klok het Angelus.
De arbeiders op het veld ont
blootten hunne hoofden; de arbeid
rustte tot zoolang. Dan spanden
zij de paarden uil. De klok riep
niet alleen tot het gfbed, zij noo-
digde ook lot het middageten.
Ook Joli3n, de jonge boer ver
liet met zijn sterke »bruinen" den
akker om eens te zien wat moe
der voor lekkers gekookt had. Al
voortgaande floot hij een vroolijk
deuntje alsof de arbeid slechts
kortswijl voor hein geweest was.
Toen hij langs de woning van
den houtvester ging, floot hij nog
harder en lustiger; liet de zweep
er hard tusschendoor knallen en
ioerde aan het trapgat, waarvan het
luik neergelaten was, maar waar nog
een spleetopening was. Toen de
kabouters aan het werk waren, stond
plots een kabouter onder aan de
trap, rifrafte gezwind de trap op en
blies door de spleet. Den volgenden
morgen merkte de boerenknecht, dat
de kabouter hem het ééne oog,
waarmee bij had geloerd, blind ge
blazen had.
Een andermaal had een boer in
de rijstepap een stuk oud zoolleer
van 'n schoen gesneden. Toen nu
de kabouters aan de pap begonnen
(na eerst alles geschuurd en geboend
te hebben), beten ze op die harde
taaie stukjes. Ze nameu wraak
alles sjouwden ze door elkaar, de
tafels in de stallen, de stoelen op den
zolder, het fornuis in de kelder, de
bezems, schoppen, enz. In de voor
kamer, de potten en pannen buiten,
afijn, het werd een heele janboel.
Hoe de boer en de boerin 's mor
gens opkeken, behoeft ge natuurlijk
niet te vragen
Door heel Limburg en vele andere
s-'reken vinden wij de kaboutersagen
hier spreekt van érdmennekes, daar
van aaver- of alvermannetjes, elders
van tilkens, laplaaders. kobolden,
duimeiingen of heuvelmannetjes. Ze
woonden meerendeels in zandheuvels,
op bergen, in holen, in bosschen-
op-welveode gronden, in 'n verlaten
ruïne. Onderscheidene perceelen of
buurtbenamiogen in onze provincie
diedèn nog aan, dat aldaar dat dwerg
volkje heeft gewoond, zoo Auver
wei, Auverput, Bolen- en Boeberg,
Gangenberg, Kabouterkief, Tilkes-
zand, TilkenskleffeD, Op Kobold,
Menneke Kiekoet, Mannekenszand,
in 't Wiemke, Glazenap, enzoovoorts,
Hierin zit toch zooveel „historie",
dal menigeen zich. in werkelijke ernst
heeft afgevraagd hebben er dan
werkelijk kabouters bestaan. Men
kan er z'n schouders voor ophalen
om eenige historiewaarde aan de
kaboutersagen toe te kennen, maar
daar zijn toch folkloristen en ge
leerden van naam, die inderdaad
eraan een zekeren historischen onder
grond geven.
Men wil wel eens hebbeu dat,
voordat de Germanen dit land be
volkten, er Kelten woonden, die op
hun beurt het zoogenaamde Kabou
tervolk zouden hebben opgejaagd en
verdreven, cfwel opgeslorpt in hun
nen stammen. Deze, men noemt ze
wel eens Venlanders zouden zeer
klein van postuur 2ija geweest, maar
zeer behendig en vlug.
De grootere Kelten en later de
Germanen konden volgens hunne
opvattingen moeilijk een dergelijk
klein aecschenslag als „mannen'
aanzien, weshalve ze hen gingen
beschouwen als 'n soort geheimzin
nige wezens, die kwaad maar ook
wel goed dedendoor steeds op
jagen en zich ervan terughouden
door en van de „grootere" bevol
king eu door andere motieven, trok
het volkje zich terug in zandbergen,
enz. en zou dit volkje verjaagd en
van armoede en gebrek uitgestorven
zijn.
Mogelijk ook vindt het geloof aan
het bestaau hebben van dit klein
menscbenslag (immers: er wordt
steeds in den verleden tijd gespro
ken zijn oorsprong in den weet
van 't bestaan hebben van de holen-
menscheu (l'homme des cavernes).
De holenmensch was klein vaD
postuur en had in den grond zijn
verblijfplaats. Het in holen en spe
lonken en grotten wonen van den
prae-historischen mensch zal dan
ook wel mogelijk geleid hebben tot
het ontdekken van de mineralen.
Immers, in de mijnwerkerssagen
vinden we terug het motief vao het
kolenmanneije en den berggeest
wendde het hoofd niet van het
keukenvenster af.
Weinig schreden achter hem
kwam de houtvester Buchholz
met zijn beide knapen aan.
Gramschap en ergernis hadden
een wolk over zijn anders zoo
helder en open voorhoofd getrok
ken. Peinzend en overleggend
ging hij verder. Hij was in zijn
geest met den brutalen strooper
bezig die den reebok geschoten
had.
Doch, wat zag hij daar?
Hetzelfde voetspoor dat hij zoo
even in het bosch gevonden had.
Hier was geen misverstand mo
gelijk dezelfde grootte, het
zelfde aan lal schoenspij kers. Ilij
ziet op voor hem uit gaat de
jonge boer en werpl een vriende
lijken groet naar zijn huis.
Ja, de ingedrukte voetspore d
hier op den weg zijn van hem
en aldus is de jonge boer toch
een strooper
Reeds een half jaar had hij ge
zocht om hiervan zekerheid te
krijgen, nu echter, nu hij de
ontdekking gedaan heeft, schrikt
hij er voor terug.
Een stroom van gedachten be
stormde hem. Zijn eigen dochter
had een goed oog op dezen stroo
per, dat was zeker.
Ieder woord, iedere ontmoeting
der jonge lieden, alles waarop
hij vroeger geen acht had gesla
gen, kwam hem nu helder voor
den geest en verkreeg duidelijke
mogelijk vindt dit volksgeloof, dat
de genomen de mineralen (metaal-erts,
goud, kolen, enz.) onder hunne hoede
hebben (en bewerken, gelijk men
vertelt te Afferden. enz. waar de
kabouters in hunne holen schatten
hadden) z'n ontstaan uit het gegeven
perspect.
De algemeene kaboutersage, ont
daan dus van de plaatselijke ver
telsels gelijk wij hiervoor eenige
gaven, kuunen we dus ongeveer
samenvatten de overlevering zegt,
dat de kabouters ook onze Limburg-
sche streken eenmaal hebben bewoond
Geen ander volk betrad hunnen
bodem. En ijverig smeedden de
kabouters in hunne onderaardsche
„werkplaatsen" het ijzer en bewerk
ten den harden steen tot oorlogs
tuig en gereedschappen, en maakten
van goud en zilver kunstige sieraden.
Ofwel hielden ze zich bezig met het
brouwen van dranken en het klaar
maken van geneesmiddelen en ver-
gift.
Toen kwam een nieuw volk iD
hunne streken, de Kelten. De kabou
ters bezwoeren hun ondergang. Klein
en sterk wisten zij het voordeel van
hun in hunne slimmigheid. En waren
ze niet bekend met de onderwereld
De boosaardige dwergen gingen de
hulp inroepen van de onderaardsche
geesten, die de bewoners zoo lang
met hen samen zouden kwellen
totdat, moe getergd, het volk 't land
zou verlaten. Maar de toestand van
de kabouters werd onhoudbaar. En
daar ze al van de meer vruchtbare
streken hadden moeten verhuizen
naar de zandbergen, enz., toen kwam
opeens een wending in hun lijden.
Hun kunnen en hun rijk was nu
finaal uithet christendom verscheen,
En dit vernietigde de macht van de
booze geesten, die de bondgenooten
waren van de dwergen. Ellendig nu
werd hun bes'aan. Alleen 's nachts
konden ze zich uit hunne holen en
schuilplaatsen vertoonen (Hiervan
daan vindt men op enkele plaatsen
de sage over kabouters, die de
menschen dwars zaten, en das, gelijk
ten onzent inde „Venraysche" buurt,
de menschen niet hielpen.) Maar
kabouters waren hun slimmigheid
niet geheel kwijt. Ze dachten, we
moeten de menschen maar helpen,
dan geven ze ons ook iets weder.
En zoo slopen zij 's nachts uit hunne
verblijfplaatsen en kropen in de
huizen en hutten der measchen bin
nen om er te werken en daardoor
voedsel en kleeren te krijgenen op
vele plaatsen waren de bewoners
hun wel min of meer gunstig gezind.
Ook omdat ze vaak medelijden had
den en onder het kaboutervolkje
tocb ook hulpvaardigen en goeierts
waren. Maar hun voortbestaan in
bolen en bergen of waar ze ook
leefden, werd en was armzalig, want
overdag durfden ze zich niet te
vertoonen, en op vele plaatsen be
gonnen de menschen uit spotzucht
enz. hen in hun werk bemoeilijken.
En na den dood van hunnen laat-
sten opperhoofd, Kyrie, (inderdaad
wordt in verscheidene Limburgsche
kaboutersagen deze naam genoemd
als hoofdman) trokkeri ze heen, ver
dreven door het geklep der Angelus-
klokken, hetwelk thans door de
steeds meer en meer verchristiani-
foor Be/asrden
zijn inderdaad het
middel ter bevorde
ring van een normale
stoelgang. Zij werken
zacht en aangenaam.
0.65 per flacon.
omtrekken; het was zeker, tus
schen hen bestond verstandhou
ding.
Maar even zeker was het voor
hem, dat een strooper nooit zijn
dochler zouten altaar voeren.
Liever wil ik. hij schrok
terug voor de gedachte, maar zijn
hand greep onwillekeurig het ge
weer vaster.
Mistroostig ging hij het huis
binnen. Reeds bij het binuenko
men en het afleggen van zijn
geweer en tasch konden de huis-
genooten zijn misnoegdheid op-
mei ken.
liet gezicht toonde duidelijk,
dat de zon daarbinnen niet meer
scheen. En zoo was het ook,
alles wat hem bewoog of opwekte,
las men in zijn trekken en ge
baren, in zijn doen en laten.
Over de zaak zelf sprak hij
geen woord, maar men kon het
hem toch aanzien, dat iets niet
bij hem in orde was.
Hoe iemand een strooper werd.
En was de jonge boer echt een
strooper zoo vraagt misschien
menig lezer. Ik kan er niet recht
wijs uit worden en geloof het ook
niet. De jager en de houtvester
konden er ook niet wijs uit wor
den, hoezeer zij ook spionneerden.
Zij geloofden het echter toch.
Evenwel had Johan werkelijk
dit rampzalig bedrijf ter hand ge
nomen, dat reeds menigeen in
seerde landen ging klinken en wat
zij niet konden verdragen. En ze
kwamen nooit meer terug
GERARD LEMMENS.
lagamlea üsSedssliagsa.
Zoo kan het niet langer
Verban die dagen, waarop gij
door pijn in uw rug en spieren, door
urinestoornissen, hoofdpijn en duize
ligheid, door afgematheid, terneerge-
slageuheid en uitputting uw werk
niet doen kunt. Deze verschijnselen
zijn dikwijls de eerste waarschuwin
gen van verzwakking der afscbei-
dingsorganen.
Van de gezondheid en kracht dezer
organen hangt uw welzijn af. Zijn
zij verzwakt, dan hoopen urinezuur
en andere schadelijke stoffen zich op,
welke rugpijo, spit, waterzucht,
graveel en blaasstoornissen veroor
zaken.
Herstel uw gezondheid door vanaf
heden Foster's Rugpijn Pillen te
gebruiken. Dit speciale1*middel werkt
rechtstreeks op de betreffende organen
neemt de oorzaak weg van uw lijden,
waardoor gij u weder spoedig flink
eu gezond zult voelen.
Bij alle drogisten enz. a f 1.75
per flacon. 26
Asda we d'r niks mer an (loen.
En kun je me ook vertellen...
waarom
Nou... Eerwaarde... da doe ik
liever nie. li kunt daarom gerust bij
ons aankomen, als U dat verkiest,
maar daarover.,., spreek ik liever
nie. ik heb er m'n rede voor 1
Wie het dan heel tactisch weet
aan te leggen, komt toch nog wel
te weten... wat voor gewichtige
reden tot zulk een radicaal besluit
voerde.asda we d'r niks mer an
doen 1
Wat voor redenen dat zooal zijn
Kies maar uit
Ze willen „de Eerwaarde" niet
stooten, maar... als U er toch op
aandringt.... ja, zLt li, m'n man is
heel erg bij... en die beweert.,, maar
u neemt het mij niet kwalijk Eer
waarde dat het allemaal maar
poppekast is
Als ge dan zegt... dan kom ik
eens als je man thuis is....
Doet Li geen moeite Menheer....
want bij wil er toch geen praat
over hebben
En dan ga je maar weer... althans
voorloopig.
Wil je nog enkele van die ge
wichtige redenen hooren
Asda ze d'r heele leven nog geen
boterham van 't Kerkgaan hebben
gegeten.
Asda O. L. Heer de menschen
ook maar laat tobben.
Asda de pastoor je ook niet aan
tafel vraagt, as je honger lijdt.
Asda 't hetzelfde is of ze van
den hond of van de kat gebeten
worden.
Asda ze bij den modernen bond
zijn aangesloten.
Asd i 't bij de Roomschen ook
allemaal geen heiligen zijn.
Asda ze d'r maar liever voor uit
komen.. en datter genoeg zijn, die
naar de Kerk gaan en d'r toch niks
van meenen,
Asda ze d'r jongen uit het patro
naat gezet hebben.
Asda 't toch mer om de centen
te doen is.
Asda ze zich niet laten dwingen.
Nou... en dan ga je voorloopig
maar.... tot bij een volgend bezoek
de storm wat bedaard is.
ellende gestort, maar nog niemand
geluk en welvaart had aange
bracht.
De oude boer, zijn vader, was
een hartstochtelijk liefhebber van
de jacht Een prachtige buks,
benevens tasch hing altijd in de
zijkamer te pronk en menig her
tengewei sierde nog den wand en
getuigde "an zijn jachllusl.
In 1848, loen de jacht voor het
algemeen werd opengesteld eu
nog eenigen lijd later, toen reeds
lang voor herten, reeën, hazen en
vossen .gewone toestanden waren
ingetreden, was hij een der aan
voerders waar het goldt een veld
tocht tegen het wild te onder
nemen.
Iedereen kan in hel gebergte
een buks of geweer hanleeren. In
afdeelingen van twintig tot dertig
man trokken de boeren met alle
mogelijke jachtgeweren uit, zoo
dat het den schijn had alsof zij
een arsenaal geplunderd hadden.
Heele dagen en nachten bleven
zij in het bosch en schoon zij ook
meer rundvleesch en spek mee in
het bosch namen, dan herten- of
reebouten er uil brachten, toch
bleven zij opgewekt en vroolijk,
zorgden er voornamelijk voor dal
zij in 't bosch aan niets gebrek
hadden en thans nog springt hun
't hart in het lijf op wanneer men
ze aan dezen tijd herinnert.
Toen orde en kalmte waren
teruggekeerd, legde de koorts zich
neer en nadat de schoone wild-
Want... och.... zoo kwaad zijn ze
niet
't Is anders wel jammer, dat zoo-
velen zich met zoo'n dooddoener af
maken van hun plicht.... tegenover
God!
Kombegin weer eens
Ja... die nonnetjes...
Een paar jaar geleden vertoefde
een onzer Hollandsche paters Jezu
ïeten op zijn doorreis naar het Zui
den van Frankrijk, eenige dagen bij
z'n Confraters te Lyon.
Wegens afwezigheid van den
Franschen aalmoezenier van de ge
vangenis der ter dood veroordeelden
werd hem verzocht tijdelijk diens
functie waar te nemen.
Nu geviel het, dat juist 'n paar
dagen na zijn in functie-trediag de
tijding kwam, dat het beroep op
gratie van een tei dood Iveroordeel-
de was verworpen en dat deze dus
des anderendaags zijn straf zou on
dergaan.
liet was een jonge man van 25
jaar, die achtereenvolgens drie vrou
wen had vermoord om zich van
haar geld meester te maken.
Schoon reeds lang in gevangen
schap bad hij nog geen enkel bezoek
gehad van zijn vroegere vrienden,
noch van zijn familie.
Allen schaamden zich over hem.
Den aalmoezenier der gevangenis
had hij niet willen ontvangen.
Toen nu de doodstijding was
aangekomen haastte onze Jezuïet zich
naar zijn cel om hem zoo mogelijk
nog met God te verzoenen en zoo
zijn ziel voor de eeuwigheid te
redden.
Menschenredder als hij was, hield
hij zich of hij den terdoodveroor-
deelde slechts als belangstellende
vriend kwam bezoeken.
Er werd zoo wat gepraat over
onverschillige onderwerpen. Allengs
door den gemoedelijken toon, dien
de Pater aansloeg, begon het ge
sprek te vlotten.
De gevangene begon wat over
zich zelf te spreken, over zijn leven
in de eerste jongelingsjaren en ver
volgens over zijne misdaden, waar
voor bij ter dood veroordeeld was.
I'enslotte werd hij heel vertrouwe
lijk.
Nu achtte de Pater den tijd ge
komen, om ook eens over de toe
komst te praten, over dien vreese-
lijken dag van morgen, waarop hij
voor Gods oordeel zou moeten ver
schijnen.
Maar dat was 'mis
Woest vloog de veroordeelde op.
Spreek daar nu niet van, riep
hij uit, begin niet over God. dien ik
vanaf mijn eerste Communie niet
meer erkend heb.
Ik ben blij, dat ik nog eens
met een mensch heb kuunen praten,
maar maak me niet bang voor den
dood. Ga daa liever weg, ga weg,
ga weg uit mijn cel
Nou, mijn jongen, we zullen
er niet meer over praten, zei de
Pater. Ook is het zoetjesaan tijd
voor me om heen te gaan.
Maar nu moet gij mij ook eens
een plezier doen. Kijk, ik heb hier
een klein kruisbeeldje, en de Pater
haalde een klein crucifixje van ondec
zijn toog. dat zal ik hier op tafel
leggen. Dat moest ge nu niet in den
hoek gooien maar daar laten liggen.
Misschien zult ge er, om mij plezier
te doen, ook wel eens 'nen keer
naar willen kijken.
Morgen vroeg kom ik eerst nog
afscheid van u nemen.
De Pater ging heen.
Hij richtte z'n schreden naar het
klooster der Carmelitessen te Lyon,
vertelde daar 't geval en verzocht
de brave zielen den Hemel een
heilig geweld aan te doen cpdat de
voorraad bijna tot het laatste hert
gedood was, kwam er vanzelf een
einde aan de pret.
Zoo ging hot onzen boer ook
zijn schoon jachtgeweer hing
rusiig aan den wand en werd er
slechls eens per jaar afgenomen,
op Msgdalenadsg, voor het vogel
schieten.
Zijn lust en liefde voor het
jachtvermaak had zijn zoon Johan
geheel overgeërfd. Dat hij als
knaap reeds krijgertje speelde en
iederen hollen sleutel afvijlde en
lot een geweer vervormde, dat hij
eiken klosjes doorboorde en er
kleine kanonnen van maakte en
daardoor heel wat kruit verschoot
dal hij, grooter geworden, zich
een geweer met dubbelen loop
aanschafte, op iederen boom aan
legde, maar ook iederen boom
voorbijschoot, dat zal hein nie
mand kwalijk nemen die zelf ook
eens jongen geweest is en zijn
kunst als kanonnier beproefd
heeft.
Dit alles diénde echter om zijn
aangeboren lust lot schieten en
jagen te wekken en te voeden.
Zijn trouwe medehulp bij al die
jongensstreken was de latere jager
Kamper, toentertijd nog koeherdor
op de boerderij. Erger was 't dat
deze hem er toe verleidde zijn
vader eenige dozijnen slaghoedjes
en menig handvol kruit uit den
grooten kruithoorn met ingesne
den bloemen te ontstelen.
Toen zij verder in de vlegel-