Verklaring van eenige plaatsnamen. FEUILLETON De Kippenhouderij op het Platteland Voor de vrouwen Van jagers en stroopers. Voor de Missiën. Congres Jongens Tertiarissen te Venray 15 Aug. 1932. Zaterdag 20 Augustus 1932 Drie en vijftigste Jaargang No. 34 ft Folklore aan 'n ouder- wetsch Venraysch haardvuur. ui. Wilde jachten. Onder wilde jachten verstaat men een meestentijds ondefinieerbare troep of groep ruiters, wagens, paarden, enz., ofwel een spokende stormjacbt, die veel lawaai en radauw maakte. Wauneer een wilde jacht aankwam, met een bliksemsnelle vaart, was het eenieder geraden zich geschuild te hebben. Want anders beleefd men angstwekkende sekonden, welke iemand uren doen lijken. Is men op een weg, dan diene men goed het midden van den weg te l ouden. Vooral mag men er niet mee spot ten. Men kan (kon) een wilde jacht zeer goed ongevaarlijk maken door het lezen van Sint jans Evangelie, vooral op k uiswegen hielp zulk bidden. Ook behoedde men op deze wijze zich van de nadeelige gevol gen, die vaker tot den nas'e-p van 't overtrekken eener wilde jacht be hoorden. Zandstorm-jacht ia do Bosch hu «zen. Oostelijk van de Boschhuizen, waar de lijn Nijmegen—Venlo het zandheuvelgebied dwars doorsnijdt, huisde eertijds een wilde jacht. Vele kleffen zijn thans beboscht, maar tusschen de Groote Berg (in den volksmond hadden hebben nog de horgste heuvels hun eigen namen) en de St. Jozefsberg (van welke heu\eltop men goed de St. Jozefskapel te Strakt kan zien) hield de jacht thuis, geweldig zand-kolkend En vaak hoorde men een schreeuw doorheen rijten dit zou de stem zijn van een heks, die door zulk een zandstorm-jacht alhier bij heur luguber werk werd overvallen. En omkwam. Een gestrafte Spotter. Eenige lieden uit Venray zaten aan de Maas te visschen. Daar de vangst niet wou vlotten, verkortte men den tijd met elkander enkele spookhistories te vertellen. Een was erbij, die erom lachte, toen Jan Koetenats vertelde, dat aan den overkant van de Maas soms een wilde jacht door de lucht stoofhet was een wilde jacht van paarden. „Dat er een paard van los komt en den ezel meeneemt," spotte hij, bedoelende, dat er een paard van de wilde jacht uit z'n koers zou raken, en dan den ezel (bedoelende Jan Koetenats) meenam. Amper evenwel had hij het gezegd, of daar was 't rumoer aan de overzij. En plots kwam er een paard van de wilde jacht afdrijven in bliksemde vaart. Het stoof over de zittenden, en plonste met veel lawaai in het water. Hoog spatte het schuim en ze hoorden een dazend geploeter en een wanhopig bijgen. Maar als ze dan, rustig geworden, rondkeken, was de spotter verdwe nen Zeventien dagen nad en vond men zijn lijk afgedreven tot Gennep 1 l)e verdwenen kudde. Aan den Horster Peelkant ging een wilde jacht, waarin vaak duide lijk te hooren is schapengeblaat en een menschenkreet. Het is een herder met zijn kudde uit Horst, die zich te ver in de eertijds zoo verraderlijke en sompige Peel waagde en nimmer meer is terug gekomen. Ook hoort men vaak nog de hond van den herder in stormachtige nachten huilen om zijn meester. GERARD LEMMENS. II. Geysterec of Geisteren, steeds gebet 1 of nagenoeg geschreven als tegenwoordig. Behalve ons Limburg- sche Geysteren kennen we in ons land o.a. nog een Geesteren in de Achterhoek bij Lochem en een Geesteren in Twente bij Tubbergen. Geesteren in de Achterhoek komt in de 13de eeuw reeds herhaaldelijk voor, geschreven als Geisteren of Geysteren. In 1254 vinden we een akker in Bemmel, die Geist genoemd wordt. Verder hebb. n we hetzelfde woerd in Geestgronden en ook in het Friesche Gaasterlaod. De Friesche vorm gaast vinden we daar wellicht ook nog in de plaatsnamen Gaast en Gaastmeer. In 't tegenwoordig Duitsch kennen we de woorden Geest en Geestland, die eenvoudig bïteekenen droge zandgrond i). In 't Nederduitsch der Middeleeuwen vinden we ook gêst geest) en ga*t gaast) in de beteekenis van hoog, droog land. In 't ondergelsch 'n soortgelijk woord, dat onvruchtbaar beteekent. Wellicht dat 't woord gust onvruchtbaar (bij 't vee) hierbij een verzwakte vorm is. Van 't woord Geyst-er-en is bier- mee 't eerste stuk verklaard de uitgang -er zou desnoods 'n uitgang kunnen zijn, waarmee 't bijvoegelijk naamwoord gevormd werd, dus Geyster zou dan beteekenen droog- zand. Waarschijnlijker is evenwel, dat «er hier een meervoudsuitgang is, z 'oals we ook hebben in 't dialectische kinder^ kinderen kal vers kalveren. Het algemeen Neder- Jandsch zet achter onze meervouden nog eens 'n meervoudsuitgang -en De Geysterrche bosschen zijn dan derhalve de bosschen van de droge zandgronden. Om de -en uitgaog te verklaren moeten we opmerken dat we spreken van Geystersche en niet van Geyste- rensche. Zoo ook spreken we van Scheveningsch en niet Schevenin- genscb, van Leidsch en niet Leidensch van Harlinger en niet Harlingensch of Harlingener enz. Deze -en is n.l naamvalsuitgang, die gebruikt wordt bij plaatsbepalingen, met 'n latijnsch woord locativus-uitgang genaamd. Daar hij als zoodanig slechts in 't meervoud thuishoort, is dit een aanduiding te meer, dat de -er uitgang vau Geyster, 'n meer voudsuitgang zal zijn. (In) Geysteren is dus te vertalen doorop de droge zandgronden, hetgeen met de bodem gesteldheid van 't grootste deel ook goed overeenkomt. Pas ontdekten we nog, dat er in Well, dicht bij de Maas, achter de buurtschap Elsteren (dus ongeveer tegenover Geysteren) 'n stuk bouw land ligt, dat 't Geyster-veld wordt genoemd. En wanneer men dat stuk grond kent, zal men ook weten, dat 't een beetje hooger ligt dan de omgeving en, schoon vlak bij de Maas, uit zandgrond bestaat. W. J. Vragen te zenden met post zegel aan Bureau Plaatselijke Pers, Laanstraat Soescdijk. De eerste leg. De pluimveeteelt is in enkele tien tallen jaren enorm vooruit gegaan Omstreeks den jare 1900 zal de gemiddelde jaarproductie der hoen ders zeker niet boven de 80 eieren zijn uitgegaan, terwijl het thans op goed geleide bedrijven niet moeilijk meer is om tot een gemiddelde te komen, dat boven het cijfer van 150 ligt. Over het algemeene gemiddelde, dus voor.onzen heelen pluimveestapel geldende, behoeft men nog geen al te hoog gestemde illusies te koesteren, het gaai zeker nog niet boven de 120 uit. Dat komt, omdat het nog zoo heel moeilijk is om vastgeroeste vooroordeelen weg te nemen. Menschen van ouder we tschen stempel kunnen hardnekkig aan traditioueele vormen vast houden. Ze kunnen je b.v. vragen, waarom breede en platte zitstokken noodig zijn en dan knikken ze op het ge geven antwoord instemmend en be grijpend, maar als je later toevallig eens in hun hokken kijkt, dan zie je er toch weer de ronde, pas-aange brachte stokken. „Och ja", heet het dan excuseerend, „we zijn dat nou zoo eenmaal gewoon en vroeger, toen deden ze het toch altijd zoo 1" Vroeger ja, heel vroeger legde een kip net als andere vogels in de natuur, één, twee of drie stellen eieren voor de bebroeding. Dat was één, twee of drie maal' circa 13 eieren per jaar. Door fokkunst en moderne ver- zorgings- en voedermethoden, hebben we de productie geleidelijk kunnen opvoeren. Vroeger kenden de menschen de nadeelen niet van de ronde zitstokken, maar nu we het uit proefnemingen, w. t;nschappelijk geleid, weten, dat men door ronde zitstokken bij de jonge henDen vergroeide borstbeen- deren kweekt en men de dieren door platte en breede zitstokken een rustigen slaap verschaft, doordat ze des nachts geen evenwichtsoefeningen meer hoeven te houden op hun wankel zitje, nu we dat alles weten, waarom zoudfen we dan zoo eigenwijs zijn om de beesten nog langer te kwellen en ons zelve te benadeelen Onder minder ter zake kundige pluimveehouders kan ook zoo hard nekkig en onuitroeibaar het voor oordeel geroest zitten, dat men de jonge hennen niet eer voor Decem ber, liefst niet voor Januari aan den leg moet b.eogen. „Anders vallen ze toch nog in den rui," heet het. In werkelijkheid geldt dat alleen voor de jonge hennen, welke haar productie nog in het afloopende seizoen beginnen, in deze maand b.v. of in het begin van September. Dat is niet goed. Een aanvang van den leg echter tegen het einde van Sep tember of in het begin van October, is zeer profijtelijk. De jonge hennen, die dan gaan leggen, kunnen in Januari in een lichten rui vallen, maar dat is dan slechts een halsrui, welke in circa 3 weken verloopt meestentijds leggen de hennen er even goed om door. Men bedeDke bovendien bet vol gende. De eerste 20 tot 25 eieren van een jonge kip zijn klein van stuk. Doordat de eierprijs van No vember tot Januari het hoogst is hebben die kleine pullen-eieren dan ook haar waaide. Begint de leg echter in Januari, dan worden de kleine eieren geproduceerd in een tijd, waarin de markt met eieren van normale grootte reeds woidt overvoerd de kleine eitjes hebben dan zoo goed als geen handelswaarde en de eieren van grooter formaat worden door de jonge kippen dan eerst tegen April geproduceerd, d.i. wanneer de marktprijs tot beneden kostprijs is gedaald. Men voere de jonge hennen daar om thans krachtig, opdat ze op tijd, d.i. omstreeks het begin van Octo ber aan den leg komen. Men wachte vooral Diet met het verstrekken van voldoende porties goed meelvoer, tot de leg is begon- tea. onder motto, dat ze het voer dien tijd niet noodig hebben. Dan zijn we te laat. Voor een strafte productie is het noodig, dat het hoenderlichaam door een eiwitrijke voedering in een pri ma Iegconditie wordt gebracht. mond en tanden te reinigen, dikwijls een gang langs de deuren Tand verzorging is niet alleen schoon- getroosten om de contributie te innen, Het gebit en onzo gezondheid. 3 Ik had in huis nog iels le dom. Eu daarbij onze jager wilde mij hierheen vergezellen en i dat verkoos ik niet. Ik heb hem eerst laten gaan. De muziek viel in. Zij deed het lichte overkleed af en spoedig mengde het jonge paar zich onder de feestvierenden. Des boschwachters dochter was achttien jaren oud en mocht zich wel laten zien. Een nobele ge stalte, bruine haren zou glanzend als een kastanje wanneer zij uil den bast breekt, oogen, zoo vol, zoo klaar, zoo vriendelijk, dat men iedere gedachte er in lezen kan als een kiezel in een doorschijnen de beek, een vaardigheid van be weging ent adel van houding, door het lange, groene kleed nog verhoogd in het kort, knapper meisje was er in den omtrek niet te vinden, ofschoon het dorp zich op de schoonste van het dal be roemde en de naburige knapen hier menigmaal een vrouw kwa men zoeken. Geen wonder dat de jonge man nen slechts oogen voor haar had den. Selje was zedig en schuchter en zoo braaf als zij schoon was. Zij zonderde geen enkele uit, was tegen allen even vriendelijk zoodat de jongelui op het laatst meenden dat Setje een steen had waar andere menschen het hart hebben, Slechts één wist beter hoe het met haar stond en dat was Johan, een ri jke, jonge boeren zoon. Johan was grool, forsch gebouwd en toch slank. Aan hem was een schoone huzaar verloren gegaan 70i meende de majoor ook, als hij in het voorjaar op de keuring was en ergerde zich niet weinij toen dit heerlijk exemplaar aan zijne handen ontsnapte Hij had een-lijm echte houding, een schoone bruine ringbaard, beschaduwde zijn frisch, bloeiend gelaat en gaf een mannelijk vooi komen aan zijne trekken Donker haar viel in weelderige krullen langs zijn open vuorhoofd. Opgewektheid en vroolijkheid straalden uit zijn ge zicht, schelmachligheid zag hem de oogen uit. Hij was mee van de rijkste boerenzoons van het dorp, uat was bekend en alle meisjes waren eenstemmig dat hij ook de knapste en braafste was en dat kon zelfs de jager Kampei niet ontkennen, hoe gaarne hij het ook gedaan had, want hij was ijverzuchtig op Johan. De dans liep ten einde. Johan leidde zijne danseres naar haar plaats terug. Eenige minuten brachten de buurkinderen nog vroolijk gesnap door, toen scheiden zij. Dat zij werden gadegeslagen wisten beiden maar al te wel daarom zochten zij iedere gelegen heid te vermijden die het gehei huns harten verraden kon. De jager Kamper vervolgde het meisje overal en ging Johan voet voor voet na. Ook der meisjes lag veel aan gelegen eindelijk hier mede in het reine te komen of die beiden het met elkaar eens waren. Wel, verzekerde de eene, zij had Johan op een blik betrapt die ongemerkt naar Selje gevlogen was en die heel wat te denken gaf morgen meende weer de andere zij had ïgezien hoe Selj- zwarte oogen lang en niet zonde: beteekenis op Johan gerust hadden dat zij rood geworden was tot aan haar ooren toe alsof zij betrapt was, hier bleef het echter bij zekere bewijzen ontbraken zoo bleef haar nog altijd de hoop het kon niet zoo zijn Johan was nog te krijgen. Nu was het juist tijd om uit die onzeker! eid te gereken. Het feest ging zoo genoegelijk voorbij als een volksfeest op het land maar voorbij kan gaan. Het weer was prachtig, juist alsof het voor 't feest extra daa was, het was in den nazomer oud en jong, groot en klein, zaten aan lar.ge tafels onder het scha duwrijk loof in vroolijk gekeuvel Goed bier en een opgewekte Hoogstens 45 pCt. der schoolkin deren poetsen hun tanden. Van par ticuliere zijde heeft men een enquête gesteld om iets te weten te komen over de mond hygiëne in de breede lagen van het volk. Daarbij bleek, dat 55 pet. der kinderen niet eens een tandenborstel bezit.... Dit feit geeft aanleiding tot vele gevolgtrekkingen. Hoeveel kinderen, die wel een tandenborstel hebben, gebruiken deze geregeld en op de juiste wijze? Het is niet aan te nemen dat de ouders van dit groote belang voldoende doordrongen zijn, want anders zouden zij er de noodzake lijkheid van inzien, ook hun kinderen eraan te gewennen. Men hoort inte gendeel van onderwijzers, die op dit punt hun invloed trachten te laten gelden, herhaaldelijk de klacht, dat juist van de ouders de grootste tegenstand komt. Het is helaas een feit dat zelfs in den tegenwoordigen tijd vele ouders het reinigen der tanden als een ongewenschte luxe beschouwen. Over het algemeen wordt 4de waarde van hygiënische maatregelen wel toegegeven en als 'n boer een stuk vee koopt, zal hij zeker letten op het gebit, maar on danks dat alles laat de verzorging van mood en tauden nog zeer veel wenschen over. De gevolgen van deze nalatigheid en onervarenheid zijn ernstiger dan men geneigd is te denken. In 1927 alleen door ziekenfondsen bijna een millioen gulden uitgegeven voor tandheelkundige behandeling. Ruim 1500-menschen moesten dat jaar in het ziekenhuis opgenomen worden voor verwaarloosde tand- en mond- gebreken. Doordat velen wegens kiespijn enz. hun werk eenige dagen of weken moesten verzuimen, wordt er jaarlijks 230 millioen gulden min der verdiend. Vele menschen zouden gaarne terwille van huu gezondheid roggebrood willen eten, wanneer hun verwaarloosd gebit het hun niet be lette. Het is eenvoudig niet na te gaan, hoeveel maag- en darmkwalen worden veroorzaakt door slecht kauwen en aangestoken tanden. Men kan haast niet gelooven, hoe het gebit verwaarloosd wordt in kringen die zichzelf zonder aarzelen voor beschaafd en zindelijk verkla ren, daar vindt men soms wel een overdreven angst voor bacillen, die in het geheel niet gemotiveerd is, doch aan den anderen kant laat men op het eigen lichaam 'n kwee ken voor deze diertjes ontstaan. De bacteriën en bacillen, die met de lucht en met Ijet voedsel in den moed komen, hebben allen tijd om zich ustig te vermenigvuldigen, wanneer de tanden slechts eens in de de 24 uur gereinigd worden. De spijsres ten tusschen de tanden vormen een ideale voedingsbodem voor hen menige ziekte breekt alleen uit omdat de ziektekiemen in den mond te lang gelegenheid hebben gehad om zich rus ig te vermenigvuldigen in die mate, dat de natuurlijke afweermid delen van 't menschelijk lichaam nie meer opgewassen' zijn tegen zoo'n massa zorgvuldig opgekweekte bacil len. Het is dus niet genoeg eens per heidsverzorging, want dan zou het genoeg zijn, 's morgens de voortan den licht te borstelen en den mond te spoelen, om te voorkomen, dat een onaangename adem de omgeving hindert. Op die wijze kan men een tandenborstel best een jaar gebruikeo en de meeste menschen verlangen dat er ook van. Wanneer wij echter onze tanden en daarmee ons geheele lichaam gezond willen houden, dan het op zijn minst noodig, 's mor gens en 's avonds de tanden grondig te borstelen en den mond te spoelen. Het is eigenlijk pas in orde, wanneer 't medisch voorschrift cpvolgen voer en na eiken maaltijd de tanden poetsen. Zooals onze ouders stelling verdedigen, dat de trap van beschaving van een volk wordt bepaald door het verbruik van zeep, zoo moeten wij tot de overtuiging komen dat in den modernen tijd een andere maatstaf moet worden aan gelegd en deze maatstaf is Het verbruik aan tandenborstels. muziek deden het hunne om vroolijk e stemming teweeg te brengen. Alles verheugde zich slechts één was döar d e zich nie! verheugde en die was de jager Kamper. Hij had een paar maal mei Selje gedanst. Johan, zei Setje, als zij bei den den langen weg der polonai door het dorp meemaakten zorg toch dat ik niet meer met den jager behoef te dansen. Waarom wilt gij dan met hem niet meer dansen? Neen, ik doe het niet meer of ik verlaat de baan. Zoo even heeft hij mij nog slechte en onpassende woorden i het oor gefluisterd waarover ik mij in het openban* schamen zou. Dat moet hij zeker onder de soldaten geleerd hebben. Wat wilde hij dan? vroeg de jonge man. Zijn oogen fonkelden als kolen vuur, onwillekeurig hal de hij zijn sterke vuist. Zwijg hier liever van stil. Ik wil niet meer met hem dan sen, dat is de hoofdzaak. Maar dat zal uw vader op vallen. Bij hem schijnt hij een wit voetje te hebben. Vader meent dat alle men schen zoo zijn als hij. Zooals hij het meent, zegt hij het den lui vlak in het gezicht en wanneer hij iets op het hart heeft, moet het er uit. Hij gelooft dat iedereen zoo is als hij zich Bisschoppelijk Missiecomité. Ingekomen en vertrokken personen van 29 Juli tot 5 Aug. INGEKOMEN E. Deckers, dienstbode, Hoenderstr. 49 van Elten; N. Martens, z.b., Tuinstraat 2 van Heerlen; H. Linssen, tuinier, Marktstraat 1 van Tegelen; M. Vullings, z.b., idem; J. Vissers, z.b., Oirlo F 48 van Elsloo; A. Janssen, dienstbode, Gr. Straat 12 van Wanssum; A. Kruysen, barbier, Maasheesche- weg 4 van Blerick; M. Franssen, dienstbode, Patersstraat 19 van Bakel; M. Garretsen, verpleegster, St. Anna- laan 5 van Renkum. VERTROKKEN M. Deckers, z.b., n. Heerlen-Heilbron; Marcellis, idem; H. Reiss, bakker, naar Oploo. Ons Bisdom een eereplaats in de H.. Kindsheid. Voor eenigen tijd had te Parijs de jaarvergadering plaats van den Cen- tralen Raad der H. Kindsheid, waar voornaamste landen waren ver tegenwoordigt. Uit het jaarverslag over 1981 bleek, dat ook de H. Kindsheid den weerslag der wereld crisis had ondervonden, hoewel nog t in die mate als gevreesd werd. Het resultaat was, dat slechts 6 pet. minder aan de Missies kon uitge keerd worden dan in het voorafgaand jaar. In sommige landen waren de gelden, die op de banken waren ge deponeerd, „geblokkeerd." Bij de verschillende gezantschappen wordeD evenwel stappen gedaan, om van de regeeringen verlof te krijgen, het geld over te maken. De totale opbrengst over de heele wereld bedroeg 940.000 gld. (in 1930 was het 047.000 gld) Niet minder dan 435 missies ontvingen oadersteuniag. Onder alle landen spant Duitsch- land de kroon. Met zijn 580 duizend gulden overvleugelt het Frankrijk, iet klassieke missieland, dat 468 ille opbracht. Eeu eeresaluut mag wel aan de Duitsche katholieken worden gebracht, die bij de geweldige economische crisis, die hun vaderland doorworstelt, nog zoo'n bewonderens waardige edelmoedigheid jegens de Missies aan den dag legden. Na Frankrijk volgen de Ver. Staten van Noord Amerika met 438 mille. Italië met 221 mille en België met 164 mille gulders. Op de zesd plaats komt Nederland met 143 gulden. Zeker een prachtig resultaat, vooral als men het gering aantal katholieken van Nederland vergelijkt met dat van aüdere landen. Onder de vijf Nederlandsche diocesen slaat het bisdom Roermond met 48.300 gld. het record. Er zijn weinig bisdommen op de heele wereld die zulk een cijfer halen. In België wordt het alleen door het groote bisdom Mechelen overtroffen. Oader 88 bisdommen "an Frankrijk is geen enkel, dat met Roermond kan concurjeerenalleen Parijs, Straatsburg en Metz (beide tot voor kort bij Duitschland behoorend!) naderen ons cijfer maar halen het niet Een woord van oprechten dank mag zeker gebracht worden vooreerst aan de plaatselijke directeuren van wier ijver de bloei der H. Kindsheid de parochies grootendeels afhangt en .dte meestal de organisatoren van de "optochten zijn. Maar vervolgens ook dank aan de zelatricen, die zich ter liefde van de H. Kindsheid zoo uitgeeft. Men kan de menschc echter niet in het hart zien. Hij schijnt veel met Kamper op te hebben naar het mij voor komt. Dat heeft ook al zijn redenen Hij is dag en nacht om he heen, zoekt op alle mogelijke wijze in zijn gunst te komen ziet het haast zijn oogen af hoe hij hem op eenige wijze kan vallen en van dienst zijn daarom meent vader dat hij wat wonders aan hem heeft. Ik denk echter als mijn tante zaliger: Vleiende kallen hebben de scherpste nagels. Zoo was de jager ai vro toen hij nog op de boerderij woonde. Wanneer wij beiden een jongensstreek hadden ui gevoerd en hij bevreesd was dat het zou komen, dan zei hij het vader, hield zich onschuldig en ik kreeg mijn verdiende straf voor. En mijne moeder heeft het ook niet aan hem v rd-end dat hij haar thans links laat liggen zij heeft hem altijd rein g-.houden en hem verpleegd als haar eige kind, jaren lang. Zoo spraken zij beiden nog lang met elkaar. De uren gingen om als minuten. De eerste, onbedor ven neiging vervulde beider hart met al haar stille vreugde en vuile tevredenheid. Een echter stond aan den anderen kant van den tuin, bij den houtvester Buchholz en deze had het jonge paar niet Een prachtige zonnedag. En een zonnige jeugd, in blije stemming te- samen in de Minderbroederskerk te Venray. Gods zegen over het congres. En een broederlijke opwekking tot de strijd voor-Christus in deze moote- leelijke tijd. Een broederlijke op wekking, een machtige vermaning bewust-cbmtelijke leven in deze spannende tijd. En daarna het con gres. Om half elf in de aula vau het bekende Venraysche Gymnasium. Waar we verwelkomd werden door monter strijkje onder leiding van dhr. Math. Arcs. Op bet podium de Hóogeetw. Provinciaal, de Commissaris der Derde Orde P. Perpetuus Palant, Plechelmus O.M.C. uit Langeweg het congres-comité, genoodigde geestelijken. In de zaal een vierhon derd jongens uit alle deelen van het land gekomen per fiets, per bus, per trein en misschien per andere ge legenheid. Na r-p:ning me gebed verwelkomt Commissaris de aanwezigen, bij- zofder P. Provinciaal, die door zijn tegenwoordigheid blijk heeft willen geven van zijn medeleven met de opbloeiende franciscaansche jeugdbe weging. Een bijzonder woord van welkom aan de jeugd:ge vertegen woordigers van de jurisdictie der P. Capucijnen met hun leider Plechelmus. Spr. zegt, dat wij bijeen zijn om in vuur te geraken voor het franciscaansche ideaal, om onze roeping te kennen, die een dadenprogram omvat, radicaal, zoo als Franciscus dat heeft voorgedaan. Daden, die o. k de wereld van de erde Orde verwacht. Wij moeten kans nu grijpen. De Pausen ragen het, de wereld snakt ernaar. Snakt naar het radicalisme van Franciscus, zooals P. Muckermann zeide „de Were d heeft Franciscus noodig", zooals Dr. Feron zeide De Derde Orde en St. Franciscus kunnen ons redden". Maar de geest drift, hoezeer ook ontbrand dient de leiding te volgen. Ei die leiding vraagt van haar volgelingen geloof het Franciscusidiaal. Dan kan de wereld gered wordea uil hét oog verloren en toen zij in wei velenden dans ronddraaiden volgden hen twee giftige oogen vol nijd en wraaklust. De jager K&mper was sluw en valscb, daaraan twijfelde niemand en toen hij Setje met zijn aan zoeken begon te achtervolgen, was het ook geen kwaad plan van hem. 'I ls waar, de oude boschwachter was nog sterk en krachtig als eeu eik, maar hij was oud en kon toch ook niet eeuwig blijven leven. Zijn beide zoons, de eenige kinderen die be halve Selje nog leefden, waren jong en het stond nog ver te bezien of een van hen 's vaders opvolger als houtvester in Hannelhal zou worden.' Het houtvestersambt was goed en de inkomsten groot, overvloed an hout en allerlei soort van wild, de woning op de helling gemakkelijk en ruim ingericht, een schoone tuin en menig mor gen akkerland behoorde er toe. Als de jager nu de hand van de schoone boschwachiersdochter bekwam, kon de plaats hem niet ontgaan. Dal het bij Selje met dat alie-s zoo maar niet gaan zou, giste en bevroedde hij. Daaren tegen zocht hij de ouders voor zich te winnen en liet het noch aan list of vleierijen, noch aan kleine, tallooze dienslbetuigingen ontbreken die zoo licht geeigend zijn om iemands gunst te winnen 'Wal hij eigenlijk wilde, hield hij vooreerst nog verborgen, inle nende, men moest zoo in eens niet met de deur in huis vallen. (Wordt vervolgd.)

Peel en Maas | 1932 | | pagina 5