Tweed© Blad van „PEEL El MAAS Goudkorrels. In twee werelddeelen FEUILLETON De Kippenhouderij op het Platteland Vergadering van den Raad van Venray. Zaterdag 4 Juni 1932 Drie en vijftigste Jaargang No. 23 IX. Nooit goed Er zijn menschen, (en hun getal is legio) die bewust of onbewust den geest van tegenspraak hebben. Aller- i lastigste portretjes voor de samen leving I Als je zegt t is spierwit.. tien tegen één, dat zoon „elgenwijssie het pikzwart noemtwat kaarsrecht is wordt voor scheef en krom ver sleten. 't Zit 'm alleen maar in de opvatting, weet u En over den •smaak valt immers toch niet te twis- iten Laten we 't daarom dan maar blauw-blauw laten. Maar dit staat zoo vast als 'n huis t zijn tin heb belijke naturen, die trouw bij d r eigen meening zweren, die 't er op gezet hebben om altijd en eeuwig dwars tegen-den-man te zijn. Nu willen we hier niet zoozeer de bij- tijd-en-gelegenbeid-dwarsdrijvers met de zweep van afkeuring kennis .'a ei maken, de tegensprekers n.l. die tegen stroom ingaan om zoo maar wat te liefhebberen zulken zijn hoogst ver makelijk (of vervelend) in 'n gezel schap, wanneer zij b.v. hun mannetje geen tien woorden laten zeggen zonder expres de een of andere rectificatie in 't midden te brengen. Maar die we hier bijzonder op 't oog hebben en 'n vollen treffer waard zijn, dat zijn de pruttelaars van beroep en wat in dezelfde lijn ligt de geraffineerde afbrekers. Die zijn gevaarlijk, want zeslach ten sommige ijzervreters van de pers watdie weten ook overal wat uit te zuigen... Er kan niets gezegd of gedaan worden of zij verschillen in meening „ik zou dat zus of zoo gedaan hebben dat had ie moeten doen... lk vind nou maar, dat..." enz. enz. Uit elk gesprek, uit eiken vol zin, uit 'n oogknipje of 'n handdruk probeeren ze venijn te distilleeren. Het ligt voor de hand, dat zulke ondergravers van iemands bedoeling, het nergens en met niemand kunnen rooien. En van den anderen kant je bent te beklagen, als je onder de scherpe controle staat van menschen, die alles door 'n zwarten bril zien wat je ook doet en hoe goed 't ook gedaan wordt, 't is nooit goed. Ze zijn voor de samenleving wat zekere bruine springertjes zijn voor 'n menschenkind hoogst ondragelijk en vol kwelling, waarom een ieder bij de gedachte alléén aluit respect met de schouders schurkt... Tot zóóver zijn wij nog niet per soonlijk geweest en we wenschen dat ook niet te worden. Maar hoeft iemand wel zoo heel lang in den spiegel te kijken om te kunnen zeggen: „hé, ben jij dat, ouwe jongen En daarom gunnen we den lezer maar ampertjes den tijd om terloops 'n gewetensonderzoek je te doen. We gaan dus in galop weer verder. De geest van tegenspraak en critiek dateert reeds van het jaar 1 vóór Chr., want 't is niets meer of minder dan 'n uitloopertje van den hoog moed, die Adam en Eva ten val heeft gebracht. En daar alle na komertjes van het eerste menschen- paarden opgeblazen geest van Lucifer in zich ronddragen, zal 't niemand verwonderen, dat eenieder ook de geest van critiek min of meer is aangeboren. De mensch in doorsnee is zóó schrikkelijk verliefd op z'n eigen meening en oordeel, dat hij er in uitersten nood slechts van af stapt, ja niet zelden tegen beter weten in zich er aan vastklampt als een schip breukeling aan een stroohalm. Of zoo iets van domheid of zelfzucht 45 Links en rechts loopen, ware hoopen goudkorrels, afgezonderd door den stroom, langs en onder de ietwat uitgeholde oevers. Hij had moeite tot zich zeiven le komen en toen hij eindelijk de •oogen opsloeg, die zoolang door •den glans van het goud waren verblind en gevangen gehouden, voer hem een schrik als de dood door alle ledematen, Daar stond op de rots, die do grot overwelfde en waaronder de koningschat zich bevond een In diaan m vollen krijgsmansdos een machtige gestalte, als het standbeeld van een held, vast aan de rots geschroefd. De laatste der Kazikeit. Het was een prachtige ver schijning Onbeweeglijk stond zij daar. Geen buks of geweer te zien. Hij droeg den wapendos der Indianen van vroeger jaren. Een kostbare mantel uit bonte en rijke veeren, als geweven, daalde van zijn schouderen, een vederenkrans uit een gouden dia- getuigt.... dat laten we hier in 't midden. Nu kan dat eeuwig afbreken en verkeerd uitleggen uit verschillende oorzaken geboren worden, die toch goed beschouwd allemaal zusjes zijn van den hoogmoed. Het ligt echter niet in ons bestek om alle hoovaardij- vormen te belichten, waarvan de menschen profiteeren om aan alles te knibbelen en te knabbelen. Om ons bij één ding te bepalen, nemen we even de jalousie, handlangster van valsche critiek, onder schot De brompotten van deze soort keeren alles het onderstboven, niet zoozeer omdat zij te veel aan eigen oordeel offeren, maar vooral wijl zij 't gemis voelen van al wat zij in anderen afkeuren. Hun afbreken is één en al berekening 't goede wil len ze niet zien, omdat 't goed is en overigens weten ze maar al te wel, dat ze andermans woorden en daden verdraaien en verkeerd uit leggen... Zoo kan b.v. Mijnheer A, zijn buurman niet luchten of zien, omdat ie zich zelf de schaduwpartij van buurman's gedrag gevoelt. Gaat buurman 's morgens ter kerke, Mijn heer A. heeft zoo iets te brommen van „allemaal comedie. allemaal om gezien te worden, allemaal om de klandizie." Zijn kinderen laat buur man heel wijselijk niet als blije vlin ders her en der maar rondfladderen, hetgeen Mijnheer A. natuurlijk als 'n veroordeeling van zijn manier van opvoeden beschouwt„hij vergeet, dat ie zelf jong is geweest hij gunt zijn kinderen geen halve cent hij wil er zeker nonnetjes of patertjes van maken." Als degelijk huisvader wil buur man niet avond aan avond den huiselijken kring ontloopen om aan biljart of speeltafel het huiselijk geld ten deele te vergokken méér dan genoeg voor Mijnheer A. om daar over te struikelen: 'tis een huismusch, 'n pantoffelheld, 'n sulletje goedbloed of 'n groote Jan Salie 1.... Hoe braaf en degelijk buurman ook is, nooit is 't goed als 't een of ander niet klopt met de ziens- of handelwijze van Mijnheer A. Lag 't niet te ver buiten de grens^ der be spreking, dan zouden we gelijkelijk ook haat en nijd, laster en kwaad spreken met een hier passend voor beeldje van knibbelzucht willen illustreeren. Zooals hierboven reeds werd aan gestipt, zijn alle menschen min of meer afkammers, met 't logisch ge volg, dat ook alle menschen min of meer afgekamd worden, 't Is een wisselwerking van den een op den ander. Ondoenlijk is 't natuurlijk allen menschen-klassen 'n apart be sprekinkje te wijden. Slechts op één groep willen we 'n beetje ruimer 't licht laten vallen n.l. de priesters. Zij toch zijn de aangewezen perso nen om van alle kanten beklad en belasterd te worden. Nooit of te nimmer goed kunnen doen schijnt het uitsluitend voorrecht der priesters, 't Zijn hooge boomen, die het eerst en het meest van stormen en wind vlagen te lijden hebben, 't Is gelijk hoe ze zich keeren of wenden, altijd draaien ze verkeerd. En zoo dikwijls men den priester een hak kan zetten, viert het dubbelhartig Pharizeïsme hoogtij. Nooit goed „Altijd en eeuwig hebben de priesters 't over God en den Hemel, de Hel en het Oordeel. Zoo onmaatschappelijk mogelijk, om alleen 't oog te richten op dat andere leven. Ze pree ken maar raak over wereldverachting en versterving en laten onderwijl de anderen maar ploeteren, dat 't een aard heeft. Zij leven d'reigen Luilekkerland-leventje" Maar wijs zulke valsche brombeeren eens op de sociale actie, waarin de priester den werkman de hand boven deern oprijzend, kroonde het schoon intelligente hoofd. Uit het gelaat dat niet beschilderd was blikten of beter bliksemden twee zwarte oogen als karbonkels en een gouden rijzende zon glinsterde op zijn borst. Een pijlkoker had hij aan zijn zijde en een boog droeg hij in de linkerhand. In stilte verslonden zijn oogen den koenen reiziger, die van zijn schrik bekomen niet wist wat te denken. De sage der Kaziken, der ko ningskinderen der zon, liet hem koud. Toch had deze verschijning iels indrukwekkends iets koninklijks. Hun blikken ontmoetten elkan der. De boog bewoog zich in de hand van den Indiaan. Meester Dorrens had de hand aan zijn pistool. Op eens, keerde zich de Ka- zike tot hem en met een stem, zacht als muziek wat komt gij hier doen, ongelukkige? weet gij dan niet dat de schat der zon nekoningen den dood brengt, hem die hem ziet en rooft Hij sprak de taal van den Senor uit de haciënda van Sam José. Niet wil ik den schat der ko ningen der zon prins dat schijnt gij te zijn en hij wees op den machtigen blok goud die als een zon straalde door het spattende water dat er steeds op [neersprong en uiteen spatte te hoofd houdt, dan tappen ze weer uit 'n heel ander vaatje „wat maken die priesters zich toch dik over 't werkvolk. Waar bemoeien zij zich mee Laten ze den baas spelen over koster en keukenmeid Hun konink rijk is toch niet van deze wereld Nooit goed't Is wat moois met dat z.g. huisbezoek 't Heet natuurlijk allemaal pure belangstelling van den kant van den herder ten opzichte van zijn schapen en bokken. Maar in den grond beschouwd is 't alléén om 'n uitstapje, 'n theevisite te doen. Wel makkelijk als je hier en daar een „zoeten inval" hebt. En ze weten ook wel bij wie ze wezen mceten. Ze komen alléén den boel maar even opnemen, net als de man nen van de belasting ze kennen je huishouden op 'n prikje en ze weten precies hoeveel stoelen er in de voor- en achterkamer staan en wat er zoo al dagelijks op tafel komt." Maar hoe zou de beoordeeling luiden als de priesters geen huisbezoek brengen „Ze zitten ook liever op 'n warme kamer met 'n grooten sigaar in d'r mond. Als je op sterven ligt, dan is 't voor hen nog vroeg genoeg om eens even naar je te komen kijken. Maar voor de rest gelooven ze 't wel ze denken maar zóó geen nieuws, goed nieuws Nooit goed Een ijverig pastoor of kapelaan richt een patronaat op, sticht een vakvereeniging of bond, opent een apologetischen cursus voor oud en jong Hoe wordt er over gesproken „Die weet zeker geen raad met z'n tijd..." Op alle moge lijke manieren probeeren ze 't volk maar onder den duim te krijgen en te houden.,. Weer 'n nieuwe truc om naam te maken of de centen uit je zak te kloppen Maar nu de keerzijde. Als dezelfde pastoor of kapelaan slechts van tijd tot tijd biecht hoorde en 'n preekske hield en voor de rest alleen aan kerk en kerkhof dacht, dan zou 't liedje aldus van tekst veranderen „Die is ook liever lui dan moe..." Nog 'n echte van den ouden stempel, hobbelt niet mee met z'n tijd, 'n hater van nieu- wigheidjes Nooit goedPastoor X is 'n echt gemoedelijke papa in den om gang. Op straat salueert ie links en rechts en is kwistig met 'n mondje van troost en 'n woordje van steun. Booze tongen weten precies waarom ie zóó doet.„Jongen, jongen, wat slooft die man zich toch uit om bij Jan en Alleman in 'n goed blaadje te komen. Dat knikken en buigen gaat veel te automatisch om werke lijk gemeend te zijn. 't Is allemaal om de menschen te lijmen en te smeren." Maar zou 't er beter op worden als Patoor X meer terugge trokken en stiller van aard was Dan heette 't immers weer „wat 'n droge pastoor, niets meegaand en zoo stug Hij is zeker bang, dat we te familiair met 'm worden I" Nooit goed Laatst stap ik uit den trein met m'n koffertje aan de hand. Of ik misschien wat vermoeid liep (ik had anders vier uur rustig gezeten) ik weet 't niet. maar in 'n wip vlogen twee witkielen S.S. op mij af om m'n „vrachie" te sjouwen. Op dergelijke pages ben ik al heel weinig gesteld en ik hield mij trou wens zelf voor sterk genoeg om persoonlijk m'n bagage te dragen redenen dus te over om de kruiers beleefd te bedanken. Maar daar had je de poppen aan 't dansen „wat zeg je van zoo'n kalen meneer. Hij hijgt als 'n postpaard en is nog te gierig om 'n arme drommel 'n stuiver te laten verdienen. Maar wat zou het gegeven hebben, als ik werkelijk moe was en mijn bagage door zóó n witkiel voor mij uit had laten dragen Wat zou er 'n gemor zijn opgegaan uit de rauwe kelen van de kerels, ik heb genoeg met de korrels die daar liggen langs de oevers de kruimels zijn genoeg voor uw blanken broeder. Ik heb geen broeder ant woordde hij zwaarmoedig geen blanken van over de zee geen uit de zonen der zon. De stam der zonnekinderen is dood, ik ben de. laatste van mijn stam, het laatste kind der zon. Wee u, raak niet aan den schat der zon des doods zult gij sterven, raakt uw hand den zonneschat, vlucht, verre van hier, booze geesten houden de wacht. Nog eens, vreemdeling, vlucht, dat goud brengt den dood. Niet te vergeefs ben ik hier heen gekomen, niet te vergeefs heb ik den schat ontdekt het goud gezien. Het goud wat ik zie is mijn dit goud behoort mij zoo luiden de wetten van dat land. Niet raken zal ik aan den schat der zonnekoningen, ik verklaar het u maar vullen wil ik mijn zakken met de gouden pepita's die hier verstrooid liggen in 't rond. Wat deert het u, dat ik ze hier opraap Nog eens en de zachte stem werd vreeselijk dreigend ga heen, vreemdeling en raak den heiligen schat der zons niet aan Ha 1 wij wisten dat voor de blanken niets heiligs is gezien hadden wij voor dagen en weken dat er blanken zwierven in de die daar bij 't spoor stonden te baliekluiven „kijk bij nou, wat 'n lef Die lui zijn nog te voornaam om zelf 'n pakje te dragen Ze laten zich net bedienen als de Sultan van Turkije Mot je nog peultjes Ziedaar 'n lichte greep in de massa voorbeelden, waarin 't duidelijk blijkt, hoe vooral de priester 't mikpunt is vao venijnige critiek, hoe vooral de priester de man is, die nooit iets goeds kan doen. Maar alia De dienstkaecht is niet gcooter dan zijn meester. (Joann. 15 20). En wat de groote Meester zelf deed, was toch ook nooit goed in 't oog 2ijner vijanden Ook Hij werd toch alle dagen afgebroken en nagejouwd door Pharizeeërs en ander uitschot Vragen te zenden met post zegel aan Bureau Plaatselijke Pers Laanstraat Soestdijk. Broedsche kippen. Weken en maanden achtereen zien we soms vergeefs uit naar een broed sche kip, maar nauwelijks is het broedseizoen voorbij, of we hooren een, dan „verdacht klok-geluid een paar dagen later zit een kip vast op het nest en een week nadien hebben meerdere broedsche kippen alle nest hokjes in beslag genomen en moeten de andere hoenders haar eieren in stille hoekjes op den bodem depo- neeren. De hoenderhoudec slingert nijdig de eene broedsche hen na de andere uit de nesten, maar hij heeft de deur van den stal nog niet achter zich dicht, of de beesten zitten al weer breed-uit op het ééne steenen ei. De broedschheid waart voorts als een epidemie in den hoender stapel voort. Broedsche kippen in zomerdagen is een bezoeking. Men heeft last van ze en ze leggen niet. Niet onder alle rassen treedt broedschheid even veel vuldig op. Wie er niets of weinig mee te doen wil hebben, houde alleen hoenders van lichte rassen, van welke de Witte Leghorns meer in het bijzonder bekend staan om haar zeldzame broedschheid. Wie nog zekerder van zijn zaak wil zijn, overtuige zich, dat hij Witte Leg horns betrekt van een stam, bij welker vorming door selectie, ook gelet is op het niet-voorkomen van broedschheid. Onder Barnevelders, Reds en Wyandottes komt broedschheid nog al eens voor en bij nog zwaardere hoenders vaak. Fokkers echter van eerstgenoemde drie rassen hebben zich ook veelal op het weg-fokken van broedsche neigingen toegelegd, zoodat van hen wel dieren zijn te koopen, welke de ongewenschte eigenschap niet of slechts in geringe mate vertoonen. Heeft men dieren van zulken stam, dan zal broedsch heid toch weer voorkomen, als we bij verder fokken vreemd bloed hebben moeten invoeren. Wat moeten we nu met dergelijke last- en schadeposten beginnen Allereerst een waarschuwing een ouderwetsche methode is, om onge wenschte broedschheid weg te wer ken door de betreffende dieren met haar achtereinde in kqud water te dompelen. Die methode is wreed en gevaarlijk. Wreed, omdat broedsch heid gepaard gaat met verhoogde lichaamstemperatuur en met huidver schijnselen (broedvlekken op het onderlijf). Het dompelen in koud water is daarom én pijnlijk én in het algemeen kwellend voor de beesten. Gevaarlijk is de methode, omdat de plotselinge sterke afkoeling allerlei omstreken van den heiligen schat en gekomen zijn wij, te waken, te verdedigen den schat onzer vaderen, de koningen der zon, wee u Zoo goed voer mij als vjor u dat goud en niets zal mij be letten die goudkorrels op le ra pen, niets Wee uongelukkigede wraak der zon verslindt wie haar hoont I Terug, indien u uw leven dierbaar is. Kom, ik heb er genoeg van stiet Meester Dorrens uit met een half onderbroken vloek en hij deed een schrede vooruit naar den rand der waterkom het is tijd, voor dat de avond valt ben ik weg en is mijn goud in zeker heid. De Kazike strekt de hand af werend naar hem uit Wee u, roekelooze rampzalige wee, gij zijt des doods. Meester Dorrens liet zich niet meer terugschrikken. Langzaam daalde hij langs den rand af van de waterkom naar de plaats waar de goudkorrels zoo heerlijk en zoo verlokkelijk lagen voor het grijpen. De Kazike stiel een wonderlijk gehuil uit. Uit het struikgewas dat ondoor dringbaar de helling bedekte snorde een pijl door een onzicht bare hand afgeschoten, die Mees ter Dorrens met geweld trof op de borst en in den beginne bleef ziekelijke reacties kan opwekken. Men kan een hen broedsch-af maken en dus weer aan den leg brengen, door ze apart in een rennetje te plaatsen, waarin geen sprake kan zijn van hef maken van eenig nest. Nog beter is het om ze apart te zetten, gedurende enkele dagen, bij een jongen, vurigen haan In een ren tusschen andere kippen houdt ze neiging om zich af te zonderen men kan ze dat beletten, door ze met een lang touw aan één poot vast te binden het andere einde van het touw maakt men midden van de ren aan het gaas vast. De meest doeltreffende manier echter is het plaatsen van de kip in een gazen kooi, waarvan de bodem bestaat uit vaneen liggende latjes. Die kooi wordt midden in de ren opgehangen, zoodat ze schommelt met elke be weging van de kip. We hebben het van veel be'ang geacht om deze methoden nog eens onder de aandacht van onze lezers te brengen, nu speciaal ouder invloed van het warme Pinksterweer tal van kippen broedsch zijn geworden en ons daaromtrent meerdere vragen werden gesteld. Laat men het geval gewoon verloopen, dan onderbreken de dieren voor weken achtereen den leg. Wordt een hoen spoedig broedsch af gemaakt, dan kan ze den leg weer na een week hervatten. Iets over het stellen van vragen. Rechtstreeks aan hierboven ge noemd adres. Door bemiddeling van de redactie dezer krant kunnen om trent Pluimveeteelt altijd vragen aan ons worden gesteld, welke dan, mits postzegel voor antwoord werd bij gevoegd, steeds spo'edig, als regel omgaande, worden beantwoord. Deze dienst is nu en dan vrij omvangrijk, doch functionneert prompt. Men bepale zich echter bij voorkeur tot de Nut-Pluimveeteelt. Wanneer men ons b.v. vraagt, waar siereendjes te bekomen zijn, dan willen we zoo mogelijkook gaarne met inlich tingen van dienst zija, maar dan moet men er ons den tijd voor laten. Er bestaan b.v. geen speciale fokke rijen voor siereendjes in ons land, zoodat we dus zelf eerst informaties moeten inwinnen bij bepaalde lief hebbers of speciaal-clubs. Zulke correspondenties, welke ook voor de geadresseerden geen zakelijk belang gelden, verloopen niet altijd vlot. Men schrijve voorts altijd het adres goed duidelijk, d.w.z. het adres van afzender. Het komt wel voor, dat we zulk adres in het geheel niet kunnen ontcijferen of dat we bet verkeerd „vertalen". Een gewone vraag moet binnen een week beant woord zijn. Wie dan nog geen be richt heeft, herhale de vraag nog eens. Doode dieren voor bacterio logisch onderzoek zende men, met vermelding van ziekteverschijnselen enz. en met postzegel voor bericht, franco aan een dezer adressen Rijkssecuminrichting, Rotterdam, of Instituut voor Parasitaire en Infectie ziekten. Utrecht. Het onderzoek is gratis. Op Maandag 30 Mei 1932, nam. half 5. Voorzitter O van de Loo, Burge meester. Secretaris van Haaren. Tegenwoordig alle leden. De Voorzitter opent de vergade ring met gebed en wijst erop, dat de led^n de raadsnotulen allen thuis hebben gekregen en vraagt of et op hangen in zijn kleeren. Niemand had de loerende oogen gezien, die verscholen in het hout hem betrachten als een prooi. Toen echter de pijl neerviel hij stiet af op het goud dat Meester Dorrens op zijn borst droeg, sprong een Indiaan, groot als een reus, in vollen krijgs- dos, met een vervaarlijk gehuil te voorschijn. Als een tijger vloog hij van rots tot rots het jachtmes flikke rend in de dreigende rechterhand en met een wip over de waterkom. Meester Dorrens had even nog den tijd om met de linkerhand den gewapenden arm van den Roodhuid te grijpen, in de rechter had hij zijn pistool. Een worsteling ontstond, toen werd er een schot gehoord en de Indiaan stortte in zijn bloed neer in het water met Meester Dorrens die hem niet losliet. De Indiaan roerde zich niet meer. Hij was dood. Meester Dorrens schrok bleek als de dood. Hij had niet willen schieten. In de worsteling was het pis tool afgegaan hij had zijn vij and in 't hart getroffen. Meester Dorrens vloog de hel ling op tot in het houtgewas. Hij voelde bij inslikt dat hij daar zekerder was. Toen hij van al de vreeselijke of aanmerkingen zijn. Daar niemand der leden hierop iets aan te merken had, weiden ze onveranderd goed gekeurd. 2. Voorstel van B. en W. tot ver betering der Oostrumschebeek, Loobeek Lollebeek en Boddebroekerloop, voor zoover deze op grondgebied der ge meente Venray zijn gelegen. De Voorzitter deelt mede, dat de Raad thans een nieuw besluit moet nemen en wel in verband met artikel 12 der Waterstaatswet. Geen onteige ningskwesties hebben zich tot nog toe voorgedaan, doch in de toekomst zou de kwestie der schadeloosstelling wel eens aan de orde kunnen komen. Er is wel een arbitragecommissie, die alles zoo eerlijk mogelijk zal be hartigen en van diens beslissing is beroep open bij den kantonrechter, wanneer het bedragen betreft beneden de f 200 en bij de rechtbank voor hoogere bedragen. Gezien de nood der tijden, de heerschende werkeloos heid en de noodzakelijkheid der beekverbetering is er met het werk bereids aangevangen. De heer Stoot begrijpt niet, dat nu nog een zoodanig besluit moet genomen worden, daar vroeger aan de beken niets kon gebeuren of het moest bij Gedeputeerde Staten wor den aangevraagd. De Voorzitter antwoordt, dat vast houden aan dezen stelregel het werk zeker een half jaar vertraagd zou hebben, terwijl het er juist om te doen was, de werkeloosheid zoo spoedig mogelijk te bestrijden. De heer Stoot vraagt, hoe het staat met het op te richten water schap, waaromtrent de Voorzitter zegt, dat dit in de najaarsvergadering der Provinciale Staten zal behandeld worden. De heer Arts zegt, dat de aannemers geen kans hebben gehad aan de brug te Oostrum. De Voorzitter zegt, dat dit punt thans niet aan de orde is en de heer Arts na de vergadering hierover kan spreken. De heer Vermeulen vraagt, of er al ontevredenen zijn, bij een of andere onteigening van grond bij de beek verbetering, waarop de Voorzit ter ontkennend antwoord. Hierna vraagt de heer Vermeulen, wie de kosten draagt bij eventueele procedure, waarop de Voorzitter zegt, dat deze komen voor de Com missie van Beheer of wel voor hen die in het ongelijk worden gesteld. 3. Voorstel van B. en W. tot vast stelling eener verordening, regelende het herten van vergunningsrechten voor den verkoop van sterken drank en eener verordening op de invordering van dit vergunningsrecht. De Voorzitter leest bet concept verordening voor, waaruit we aan- teekende, dat de vergunningsrechten gesteld worden op een minimum van f 40, vroeger f 25. De heer Stoot vraagt wie de des kundige is, die deze huurwaarde der cafés vaststeld. Als de Voorzitter zegt, dat de heer Timmermann hierover een rapport uitbrengt, en dit rapport de grond slag is van de beslissing van B. en W„ zegt de heer Stoot, dat hij liever een andere deskundige bad, en wel vooral daar dan de huurwaarde was vastgesteld, door iemand die niet van B. en W. afhing. De Voorzitter zegt, dat de heer Timmermann tot tevredenheid deze taak steeds heeft uitgevoerd, gelet op de weinige reclames, die belang hebbenden anders wel tijdig zouden indienen. De heer van Boven zegt, dat hij het zeer juist vindt, wanDeer de schatting wordt gebazeerd op den omzet, waarop de Voorzitter ant woordt, dat deze verordening prac- tisch op zijn voorstel neerkomt. voorvallen bekomen was zocht hij hijgend en het pistool in de hand, den Kazike. De Zoon der zon was verdwe nen mer een merg en been door dringende schreeuw. Waren er meer geweest, gereed hem te hulp te snellen? Dacht hij in zijn bijgeloof dal de geest der wateren zijn helper gedood had en dat hij hem nu zoude medesleepon in zijn onderaardsche holen. Hadden hij en de zijnen de vlucht genomen, naar de hoogten der bergen. Zouden zij terugko men en hem met groote over macht overvallen? Raadsels die hij niet in slaat was op le lossen. Maar hij moest zich den tijd te nutte maken eer het avond werd. Hier wilde hij geen oogenblik blijven, meer dan noodig was. En onverrichter zake wilde hij niet weg. Met het pistool in de hand, doorzocht hij de omliggende boschjes. Geen Roodhuiden meer te zien. Alles eenzaam en verlaten. Toen waagde hij zich voor zichtig buiten de bedekking, van het houtgewas. De Kazike was verdwenen en geen spoor van Indianen verder te zien. Langzaam naderde Meester Dor rens tot de waterkom. De Indiaansche reus was ook

Peel en Maas | 1932 | | pagina 5