Tweed© Blad van „PEEL El MAAS
Goudkorrels.
In twee werelddeelen
FEUILLETON
De Kippenhouderij op
het Platteland
Vergadering van
den Raad van
Venray.
Zaterdag 4 Juni 1932
Drie en vijftigste Jaargang No. 23
IX.
Nooit goed
Er zijn menschen, (en hun getal is
legio) die bewust of onbewust den
geest van tegenspraak hebben. Aller-
i lastigste portretjes voor de samen
leving I Als je zegt t is spierwit..
tien tegen één, dat zoon „elgenwijssie
het pikzwart noemtwat kaarsrecht
is wordt voor scheef en krom ver
sleten. 't Zit 'm alleen maar in de
opvatting, weet u En over den
•smaak valt immers toch niet te twis-
iten Laten we 't daarom dan maar
blauw-blauw laten. Maar dit staat
zoo vast als 'n huis t zijn tin heb
belijke naturen, die trouw bij d r
eigen meening zweren, die 't er op
gezet hebben om altijd en eeuwig
dwars tegen-den-man te zijn. Nu
willen we hier niet zoozeer de bij-
tijd-en-gelegenbeid-dwarsdrijvers met
de zweep van afkeuring kennis .'a ei
maken, de tegensprekers n.l. die tegen
stroom ingaan om zoo maar wat te
liefhebberen zulken zijn hoogst ver
makelijk (of vervelend) in 'n gezel
schap, wanneer zij b.v. hun mannetje
geen tien woorden laten zeggen
zonder expres de een of andere
rectificatie in 't midden te brengen.
Maar die we hier bijzonder op 't
oog hebben en 'n vollen treffer waard
zijn, dat zijn de pruttelaars van beroep
en wat in dezelfde lijn ligt de
geraffineerde afbrekers.
Die zijn gevaarlijk, want zeslach
ten sommige ijzervreters van de pers
watdie weten ook overal wat uit
te zuigen... Er kan niets gezegd of
gedaan worden of zij verschillen in
meening „ik zou dat zus of zoo
gedaan hebben dat had ie moeten
doen... lk vind nou maar, dat..." enz.
enz. Uit elk gesprek, uit eiken vol
zin, uit 'n oogknipje of 'n handdruk
probeeren ze venijn te distilleeren.
Het ligt voor de hand, dat zulke
ondergravers van iemands bedoeling,
het nergens en met niemand kunnen
rooien. En van den anderen kant
je bent te beklagen, als je onder de
scherpe controle staat van menschen,
die alles door 'n zwarten bril zien
wat je ook doet en hoe goed 't ook
gedaan wordt, 't is nooit goed. Ze
zijn voor de samenleving wat zekere
bruine springertjes zijn voor 'n
menschenkind hoogst ondragelijk en
vol kwelling, waarom een ieder
bij de gedachte alléén aluit respect
met de schouders schurkt...
Tot zóóver zijn wij nog niet per
soonlijk geweest en we wenschen
dat ook niet te worden. Maar hoeft
iemand wel zoo heel lang in den
spiegel te kijken om te kunnen zeggen:
„hé, ben jij dat, ouwe jongen
En daarom gunnen we den lezer
maar ampertjes den tijd om terloops
'n gewetensonderzoek je te doen. We
gaan dus in galop weer verder.
De geest van tegenspraak en critiek
dateert reeds van het jaar 1 vóór
Chr., want 't is niets meer of minder
dan 'n uitloopertje van den hoog
moed, die Adam en Eva ten val
heeft gebracht. En daar alle na
komertjes van het eerste menschen-
paarden opgeblazen geest van Lucifer
in zich ronddragen, zal 't niemand
verwonderen, dat eenieder ook de
geest van critiek min of meer is
aangeboren.
De mensch in doorsnee is zóó
schrikkelijk verliefd op z'n eigen
meening en oordeel, dat hij er in
uitersten nood slechts van af stapt,
ja niet zelden tegen beter weten in
zich er aan vastklampt als een schip
breukeling aan een stroohalm. Of
zoo iets van domheid of zelfzucht
45
Links en rechts loopen, ware
hoopen goudkorrels, afgezonderd
door den stroom, langs en onder
de ietwat uitgeholde oevers.
Hij had moeite tot zich zeiven
le komen en toen hij eindelijk de
•oogen opsloeg, die zoolang door
•den glans van het goud waren
verblind en gevangen gehouden,
voer hem een schrik als de dood
door alle ledematen,
Daar stond op de rots, die do
grot overwelfde en waaronder de
koningschat zich bevond een In
diaan m vollen krijgsmansdos
een machtige gestalte, als het
standbeeld van een held, vast aan
de rots geschroefd.
De laatste der Kazikeit.
Het was een prachtige ver
schijning Onbeweeglijk stond
zij daar.
Geen buks of geweer te zien.
Hij droeg den wapendos der
Indianen van vroeger jaren.
Een kostbare mantel uit bonte
en rijke veeren, als geweven,
daalde van zijn schouderen, een
vederenkrans uit een gouden dia-
getuigt.... dat laten we hier in 't
midden.
Nu kan dat eeuwig afbreken en
verkeerd uitleggen uit verschillende
oorzaken geboren worden, die toch
goed beschouwd allemaal zusjes zijn
van den hoogmoed. Het ligt echter
niet in ons bestek om alle hoovaardij-
vormen te belichten, waarvan de
menschen profiteeren om aan alles te
knibbelen en te knabbelen. Om ons
bij één ding te bepalen, nemen we
even de jalousie, handlangster van
valsche critiek, onder schot
De brompotten van deze soort
keeren alles het onderstboven, niet
zoozeer omdat zij te veel aan eigen
oordeel offeren, maar vooral wijl zij
't gemis voelen van al wat zij in
anderen afkeuren. Hun afbreken is
één en al berekening 't goede wil
len ze niet zien, omdat 't goed is
en overigens weten ze maar al te
wel, dat ze andermans woorden en
daden verdraaien en verkeerd uit
leggen... Zoo kan b.v. Mijnheer A,
zijn buurman niet luchten of zien,
omdat ie zich zelf de schaduwpartij
van buurman's gedrag gevoelt. Gaat
buurman 's morgens ter kerke, Mijn
heer A. heeft zoo iets te brommen
van „allemaal comedie. allemaal om
gezien te worden, allemaal om de
klandizie." Zijn kinderen laat buur
man heel wijselijk niet als blije vlin
ders her en der maar rondfladderen,
hetgeen Mijnheer A. natuurlijk als 'n
veroordeeling van zijn manier van
opvoeden beschouwt„hij vergeet,
dat ie zelf jong is geweest hij gunt
zijn kinderen geen halve cent hij
wil er zeker nonnetjes of patertjes
van maken."
Als degelijk huisvader wil buur
man niet avond aan avond den
huiselijken kring ontloopen om aan
biljart of speeltafel het huiselijk geld
ten deele te vergokken méér dan
genoeg voor Mijnheer A. om daar
over te struikelen: 'tis een huismusch,
'n pantoffelheld, 'n sulletje goedbloed
of 'n groote Jan Salie 1....
Hoe braaf en degelijk buurman
ook is, nooit is 't goed als 't een
of ander niet klopt met de ziens- of
handelwijze van Mijnheer A. Lag 't
niet te ver buiten de grens^ der be
spreking, dan zouden we gelijkelijk
ook haat en nijd, laster en kwaad
spreken met een hier passend voor
beeldje van knibbelzucht willen
illustreeren.
Zooals hierboven reeds werd aan
gestipt, zijn alle menschen min of
meer afkammers, met 't logisch ge
volg, dat ook alle menschen min of
meer afgekamd worden, 't Is een
wisselwerking van den een op den
ander. Ondoenlijk is 't natuurlijk
allen menschen-klassen 'n apart be
sprekinkje te wijden. Slechts op één
groep willen we 'n beetje ruimer 't
licht laten vallen n.l. de priesters.
Zij toch zijn de aangewezen perso
nen om van alle kanten beklad en
belasterd te worden. Nooit of te
nimmer goed kunnen doen schijnt
het uitsluitend voorrecht der priesters,
't Zijn hooge boomen, die het eerst
en het meest van stormen en wind
vlagen te lijden hebben, 't Is gelijk
hoe ze zich keeren of wenden, altijd
draaien ze verkeerd. En zoo dikwijls
men den priester een hak kan zetten,
viert het dubbelhartig Pharizeïsme
hoogtij.
Nooit goed „Altijd en eeuwig
hebben de priesters 't over God en
den Hemel, de Hel en het Oordeel.
Zoo onmaatschappelijk mogelijk, om
alleen 't oog te richten op dat
andere leven. Ze pree ken maar raak
over wereldverachting en versterving
en laten onderwijl de anderen maar
ploeteren, dat 't een aard heeft. Zij
leven d'reigen Luilekkerland-leventje"
Maar wijs zulke valsche brombeeren
eens op de sociale actie, waarin de
priester den werkman de hand boven
deern oprijzend, kroonde het schoon
intelligente hoofd. Uit het gelaat
dat niet beschilderd was blikten
of beter bliksemden twee zwarte
oogen als karbonkels en een
gouden rijzende zon glinsterde
op zijn borst.
Een pijlkoker had hij aan zijn
zijde en een boog droeg hij in de
linkerhand.
In stilte verslonden zijn oogen
den koenen reiziger, die van zijn
schrik bekomen niet wist wat te
denken.
De sage der Kaziken, der ko
ningskinderen der zon, liet hem
koud.
Toch had deze verschijning iels
indrukwekkends iets koninklijks.
Hun blikken ontmoetten elkan
der. De boog bewoog zich in de
hand van den Indiaan.
Meester Dorrens had de hand
aan zijn pistool.
Op eens, keerde zich de Ka-
zike tot hem en met een stem,
zacht als muziek wat komt gij
hier doen, ongelukkige? weet
gij dan niet dat de schat der zon
nekoningen den dood brengt, hem
die hem ziet en rooft
Hij sprak de taal van den Senor
uit de haciënda van Sam José.
Niet wil ik den schat der ko
ningen der zon prins dat
schijnt gij te zijn en hij wees
op den machtigen blok goud die
als een zon straalde door het
spattende water dat er steeds op
[neersprong en uiteen spatte
te hoofd houdt, dan tappen ze weer
uit 'n heel ander vaatje „wat maken
die priesters zich toch dik over 't
werkvolk. Waar bemoeien zij zich
mee Laten ze den baas spelen over
koster en keukenmeid Hun konink
rijk is toch niet van deze wereld
Nooit goed't Is wat moois
met dat z.g. huisbezoek 't Heet
natuurlijk allemaal pure belangstelling
van den kant van den herder ten
opzichte van zijn schapen en bokken.
Maar in den grond beschouwd is 't
alléén om 'n uitstapje, 'n theevisite
te doen. Wel makkelijk als je hier
en daar een „zoeten inval" hebt. En
ze weten ook wel bij wie ze wezen
mceten. Ze komen alléén den boel
maar even opnemen, net als de man
nen van de belasting ze kennen je
huishouden op 'n prikje en ze weten
precies hoeveel stoelen er in de
voor- en achterkamer staan en wat
er zoo al dagelijks op tafel komt."
Maar hoe zou de beoordeeling luiden
als de priesters geen huisbezoek
brengen „Ze zitten ook liever op
'n warme kamer met 'n grooten
sigaar in d'r mond. Als je op sterven
ligt, dan is 't voor hen nog vroeg
genoeg om eens even naar je te
komen kijken. Maar voor de rest
gelooven ze 't wel ze denken maar
zóó geen nieuws, goed nieuws
Nooit goed Een ijverig pastoor
of kapelaan richt een patronaat op,
sticht een vakvereeniging of bond,
opent een apologetischen cursus voor
oud en jong Hoe wordt er over
gesproken „Die weet zeker geen
raad met z'n tijd..." Op alle moge
lijke manieren probeeren ze 't volk
maar onder den duim te krijgen en
te houden.,. Weer 'n nieuwe truc
om naam te maken of de centen uit
je zak te kloppen Maar nu de
keerzijde. Als dezelfde pastoor of
kapelaan slechts van tijd tot tijd
biecht hoorde en 'n preekske hield
en voor de rest alleen aan kerk en
kerkhof dacht, dan zou 't liedje aldus
van tekst veranderen „Die is ook
liever lui dan moe..." Nog 'n echte
van den ouden stempel, hobbelt niet
mee met z'n tijd, 'n hater van nieu-
wigheidjes
Nooit goedPastoor X is 'n
echt gemoedelijke papa in den om
gang. Op straat salueert ie links en
rechts en is kwistig met 'n mondje
van troost en 'n woordje van steun.
Booze tongen weten precies waarom
ie zóó doet.„Jongen, jongen, wat
slooft die man zich toch uit om bij
Jan en Alleman in 'n goed blaadje
te komen. Dat knikken en buigen
gaat veel te automatisch om werke
lijk gemeend te zijn. 't Is allemaal
om de menschen te lijmen en te
smeren." Maar zou 't er beter op
worden als Patoor X meer terugge
trokken en stiller van aard was
Dan heette 't immers weer „wat 'n
droge pastoor, niets meegaand en
zoo stug Hij is zeker bang, dat we
te familiair met 'm worden I"
Nooit goed Laatst stap ik uit
den trein met m'n koffertje aan de
hand. Of ik misschien wat vermoeid
liep (ik had anders vier uur rustig
gezeten) ik weet 't niet. maar in 'n
wip vlogen twee witkielen S.S. op
mij af om m'n „vrachie" te sjouwen.
Op dergelijke pages ben ik al heel
weinig gesteld en ik hield mij trou
wens zelf voor sterk genoeg om
persoonlijk m'n bagage te dragen
redenen dus te over om de kruiers
beleefd te bedanken. Maar daar had
je de poppen aan 't dansen „wat
zeg je van zoo'n kalen meneer. Hij
hijgt als 'n postpaard en is nog te
gierig om 'n arme drommel 'n stuiver
te laten verdienen. Maar wat zou
het gegeven hebben, als ik werkelijk
moe was en mijn bagage door zóó n
witkiel voor mij uit had laten dragen
Wat zou er 'n gemor zijn opgegaan
uit de rauwe kelen van de kerels,
ik heb genoeg met de korrels die
daar liggen langs de oevers
de kruimels zijn genoeg voor uw
blanken broeder.
Ik heb geen broeder ant
woordde hij zwaarmoedig geen
blanken van over de zee geen
uit de zonen der zon.
De stam der zonnekinderen
is dood, ik ben de. laatste van
mijn stam, het laatste kind der
zon.
Wee u, raak niet aan den
schat der zon des doods zult
gij sterven, raakt uw hand den
zonneschat, vlucht, verre van
hier, booze geesten houden de
wacht. Nog eens, vreemdeling,
vlucht, dat goud brengt den dood.
Niet te vergeefs ben ik hier
heen gekomen, niet te vergeefs
heb ik den schat ontdekt het goud
gezien. Het goud wat ik zie is
mijn dit goud behoort mij zoo
luiden de wetten van dat land.
Niet raken zal ik aan den schat
der zonnekoningen, ik verklaar
het u maar vullen wil ik mijn
zakken met de gouden pepita's
die hier verstrooid liggen in 't
rond. Wat deert het u, dat ik
ze hier opraap
Nog eens en de zachte
stem werd vreeselijk dreigend ga
heen, vreemdeling en raak den
heiligen schat der zons niet aan
Ha 1 wij wisten dat voor de
blanken niets heiligs is gezien
hadden wij voor dagen en weken
dat er blanken zwierven in de
die daar bij 't spoor stonden te
baliekluiven „kijk bij nou, wat 'n
lef Die lui zijn nog te voornaam
om zelf 'n pakje te dragen Ze laten
zich net bedienen als de Sultan van
Turkije Mot je nog peultjes
Ziedaar 'n lichte greep in de massa
voorbeelden, waarin 't duidelijk blijkt,
hoe vooral de priester 't mikpunt is
vao venijnige critiek, hoe vooral de
priester de man is, die nooit iets
goeds kan doen. Maar alia De
dienstkaecht is niet gcooter dan zijn
meester. (Joann. 15 20). En wat de
groote Meester zelf deed, was toch
ook nooit goed in 't oog 2ijner
vijanden Ook Hij werd toch alle
dagen afgebroken en nagejouwd door
Pharizeeërs en ander uitschot
Vragen te zenden met post
zegel aan Bureau Plaatselijke
Pers Laanstraat Soestdijk.
Broedsche kippen.
Weken en maanden achtereen zien
we soms vergeefs uit naar een broed
sche kip, maar nauwelijks is het
broedseizoen voorbij, of we hooren
een, dan „verdacht klok-geluid een
paar dagen later zit een kip vast op
het nest en een week nadien hebben
meerdere broedsche kippen alle nest
hokjes in beslag genomen en moeten
de andere hoenders haar eieren in
stille hoekjes op den bodem depo-
neeren. De hoenderhoudec slingert
nijdig de eene broedsche hen na de
andere uit de nesten, maar hij heeft
de deur van den stal nog niet achter
zich dicht, of de beesten zitten al
weer breed-uit op het ééne steenen
ei. De broedschheid waart voorts
als een epidemie in den hoender
stapel voort.
Broedsche kippen in zomerdagen
is een bezoeking. Men heeft last van
ze en ze leggen niet. Niet onder alle
rassen treedt broedschheid even veel
vuldig op. Wie er niets of weinig
mee te doen wil hebben, houde
alleen hoenders van lichte rassen,
van welke de Witte Leghorns meer
in het bijzonder bekend staan om
haar zeldzame broedschheid. Wie
nog zekerder van zijn zaak wil zijn,
overtuige zich, dat hij Witte Leg
horns betrekt van een stam, bij
welker vorming door selectie, ook
gelet is op het niet-voorkomen van
broedschheid.
Onder Barnevelders, Reds en
Wyandottes komt broedschheid nog
al eens voor en bij nog zwaardere
hoenders vaak. Fokkers echter van
eerstgenoemde drie rassen hebben
zich ook veelal op het weg-fokken
van broedsche neigingen toegelegd,
zoodat van hen wel dieren zijn te
koopen, welke de ongewenschte
eigenschap niet of slechts in geringe
mate vertoonen. Heeft men dieren
van zulken stam, dan zal broedsch
heid toch weer voorkomen, als we
bij verder fokken vreemd bloed
hebben moeten invoeren.
Wat moeten we nu met dergelijke
last- en schadeposten beginnen
Allereerst een waarschuwing een
ouderwetsche methode is, om onge
wenschte broedschheid weg te wer
ken door de betreffende dieren met
haar achtereinde in kqud water te
dompelen. Die methode is wreed en
gevaarlijk. Wreed, omdat broedsch
heid gepaard gaat met verhoogde
lichaamstemperatuur en met huidver
schijnselen (broedvlekken op het
onderlijf). Het dompelen in koud
water is daarom én pijnlijk én in het
algemeen kwellend voor de beesten.
Gevaarlijk is de methode, omdat de
plotselinge sterke afkoeling allerlei
omstreken van den heiligen schat
en gekomen zijn wij, te waken,
te verdedigen den schat onzer
vaderen, de koningen der zon,
wee u
Zoo goed voer mij als vjor
u dat goud en niets zal mij be
letten die goudkorrels op le ra
pen, niets
Wee uongelukkigede
wraak der zon verslindt wie haar
hoont I Terug, indien u uw leven
dierbaar is.
Kom, ik heb er genoeg van
stiet Meester Dorrens uit met
een half onderbroken vloek en
hij deed een schrede vooruit naar
den rand der waterkom het is
tijd, voor dat de avond valt ben
ik weg en is mijn goud in zeker
heid.
De Kazike strekt de hand af
werend naar hem uit
Wee u, roekelooze rampzalige
wee, gij zijt des doods.
Meester Dorrens liet zich niet
meer terugschrikken.
Langzaam daalde hij langs den
rand af van de waterkom naar
de plaats waar de goudkorrels
zoo heerlijk en zoo verlokkelijk
lagen voor het grijpen.
De Kazike stiel een wonderlijk
gehuil uit.
Uit het struikgewas dat ondoor
dringbaar de helling bedekte
snorde een pijl door een onzicht
bare hand afgeschoten, die Mees
ter Dorrens met geweld trof op
de borst en in den beginne bleef
ziekelijke reacties kan opwekken.
Men kan een hen broedsch-af
maken en dus weer aan den leg
brengen, door ze apart in een rennetje
te plaatsen, waarin geen sprake kan
zijn van hef maken van eenig nest.
Nog beter is het om ze apart te
zetten, gedurende enkele dagen, bij
een jongen, vurigen haan In een ren
tusschen andere kippen houdt ze
neiging om zich af te zonderen men
kan ze dat beletten, door ze met
een lang touw aan één poot vast te
binden het andere einde van het
touw maakt men midden van de
ren aan het gaas vast. De meest
doeltreffende manier echter is het
plaatsen van de kip in een gazen
kooi, waarvan de bodem bestaat uit
vaneen liggende latjes. Die kooi
wordt midden in de ren opgehangen,
zoodat ze schommelt met elke be
weging van de kip.
We hebben het van veel be'ang
geacht om deze methoden nog eens
onder de aandacht van onze lezers
te brengen, nu speciaal ouder invloed
van het warme Pinksterweer tal van
kippen broedsch zijn geworden en
ons daaromtrent meerdere vragen
werden gesteld. Laat men het geval
gewoon verloopen, dan onderbreken
de dieren voor weken achtereen den
leg. Wordt een hoen spoedig broedsch
af gemaakt, dan kan ze den leg weer
na een week hervatten.
Iets over het stellen van vragen.
Rechtstreeks aan hierboven ge
noemd adres. Door bemiddeling van
de redactie dezer krant kunnen om
trent Pluimveeteelt altijd vragen aan
ons worden gesteld, welke dan, mits
postzegel voor antwoord werd bij
gevoegd, steeds spo'edig, als regel
omgaande, worden beantwoord. Deze
dienst is nu en dan vrij omvangrijk,
doch functionneert prompt. Men
bepale zich echter bij voorkeur tot
de Nut-Pluimveeteelt. Wanneer men
ons b.v. vraagt, waar siereendjes te
bekomen zijn, dan willen we zoo
mogelijkook gaarne met inlich
tingen van dienst zija, maar dan
moet men er ons den tijd voor laten.
Er bestaan b.v. geen speciale fokke
rijen voor siereendjes in ons land,
zoodat we dus zelf eerst informaties
moeten inwinnen bij bepaalde lief
hebbers of speciaal-clubs. Zulke
correspondenties, welke ook voor de
geadresseerden geen zakelijk belang
gelden, verloopen niet altijd vlot.
Men schrijve voorts altijd het
adres goed duidelijk, d.w.z. het adres
van afzender. Het komt wel voor,
dat we zulk adres in het geheel niet
kunnen ontcijferen of dat we bet
verkeerd „vertalen". Een gewone
vraag moet binnen een week beant
woord zijn. Wie dan nog geen be
richt heeft, herhale de vraag nog
eens. Doode dieren voor bacterio
logisch onderzoek zende men, met
vermelding van ziekteverschijnselen
enz. en met postzegel voor bericht,
franco aan een dezer adressen
Rijkssecuminrichting, Rotterdam, of
Instituut voor Parasitaire en Infectie
ziekten. Utrecht. Het onderzoek is
gratis.
Op Maandag 30 Mei 1932,
nam. half 5.
Voorzitter O van de Loo, Burge
meester.
Secretaris van Haaren.
Tegenwoordig alle leden.
De Voorzitter opent de vergade
ring met gebed en wijst erop, dat
de led^n de raadsnotulen allen thuis
hebben gekregen en vraagt of et op
hangen in zijn kleeren.
Niemand had de loerende oogen
gezien, die verscholen in het hout
hem betrachten als een prooi.
Toen echter de pijl neerviel
hij stiet af op het goud dat
Meester Dorrens op zijn borst
droeg, sprong een Indiaan,
groot als een reus, in vollen krijgs-
dos, met een vervaarlijk gehuil
te voorschijn.
Als een tijger vloog hij van
rots tot rots het jachtmes flikke
rend in de dreigende rechterhand
en met een wip over de waterkom.
Meester Dorrens had even nog
den tijd om met de linkerhand
den gewapenden arm van den
Roodhuid te grijpen, in de rechter
had hij zijn pistool.
Een worsteling ontstond,
toen werd er een schot gehoord
en de Indiaan stortte in zijn
bloed neer in het water met
Meester Dorrens die hem niet
losliet.
De Indiaan roerde zich niet
meer.
Hij was dood.
Meester Dorrens schrok bleek
als de dood.
Hij had niet willen schieten.
In de worsteling was het pis
tool afgegaan hij had zijn vij
and in 't hart getroffen.
Meester Dorrens vloog de hel
ling op tot in het houtgewas.
Hij voelde bij inslikt dat hij
daar zekerder was.
Toen hij van al de vreeselijke
of aanmerkingen zijn. Daar niemand
der leden hierop iets aan te merken
had, weiden ze onveranderd goed
gekeurd.
2. Voorstel van B. en W. tot ver
betering der Oostrumschebeek, Loobeek
Lollebeek en Boddebroekerloop, voor
zoover deze op grondgebied der ge
meente Venray zijn gelegen.
De Voorzitter deelt mede, dat de
Raad thans een nieuw besluit moet
nemen en wel in verband met artikel
12 der Waterstaatswet. Geen onteige
ningskwesties hebben zich tot nog
toe voorgedaan, doch in de toekomst
zou de kwestie der schadeloosstelling
wel eens aan de orde kunnen komen.
Er is wel een arbitragecommissie,
die alles zoo eerlijk mogelijk zal be
hartigen en van diens beslissing is
beroep open bij den kantonrechter,
wanneer het bedragen betreft beneden
de f 200 en bij de rechtbank voor
hoogere bedragen. Gezien de nood
der tijden, de heerschende werkeloos
heid en de noodzakelijkheid der
beekverbetering is er met het werk
bereids aangevangen.
De heer Stoot begrijpt niet, dat
nu nog een zoodanig besluit moet
genomen worden, daar vroeger aan
de beken niets kon gebeuren of het
moest bij Gedeputeerde Staten wor
den aangevraagd.
De Voorzitter antwoordt, dat vast
houden aan dezen stelregel het werk
zeker een half jaar vertraagd zou
hebben, terwijl het er juist om te
doen was, de werkeloosheid zoo
spoedig mogelijk te bestrijden.
De heer Stoot vraagt, hoe het
staat met het op te richten water
schap, waaromtrent de Voorzitter
zegt, dat dit in de najaarsvergadering
der Provinciale Staten zal behandeld
worden.
De heer Arts zegt, dat de aannemers
geen kans hebben gehad aan de brug
te Oostrum.
De Voorzitter zegt, dat dit punt
thans niet aan de orde is en de heer
Arts na de vergadering hierover kan
spreken.
De heer Vermeulen vraagt, of er
al ontevredenen zijn, bij een of
andere onteigening van grond bij de
beek verbetering, waarop de Voorzit
ter ontkennend antwoord.
Hierna vraagt de heer Vermeulen,
wie de kosten draagt bij eventueele
procedure, waarop de Voorzitter
zegt, dat deze komen voor de Com
missie van Beheer of wel voor hen
die in het ongelijk worden gesteld.
3. Voorstel van B. en W. tot vast
stelling eener verordening, regelende
het herten van vergunningsrechten voor
den verkoop van sterken drank en
eener verordening op de invordering
van dit vergunningsrecht.
De Voorzitter leest bet concept
verordening voor, waaruit we aan-
teekende, dat de vergunningsrechten
gesteld worden op een minimum van
f 40, vroeger f 25.
De heer Stoot vraagt wie de des
kundige is, die deze huurwaarde der
cafés vaststeld.
Als de Voorzitter zegt, dat de heer
Timmermann hierover een rapport
uitbrengt, en dit rapport de grond
slag is van de beslissing van B. en
W„ zegt de heer Stoot, dat hij liever
een andere deskundige bad, en wel
vooral daar dan de huurwaarde was
vastgesteld, door iemand die niet
van B. en W. afhing.
De Voorzitter zegt, dat de heer
Timmermann tot tevredenheid deze
taak steeds heeft uitgevoerd, gelet
op de weinige reclames, die belang
hebbenden anders wel tijdig zouden
indienen.
De heer van Boven zegt, dat hij
het zeer juist vindt, wanDeer de
schatting wordt gebazeerd op den
omzet, waarop de Voorzitter ant
woordt, dat deze verordening prac-
tisch op zijn voorstel neerkomt.
voorvallen bekomen was zocht
hij hijgend en het pistool in de
hand, den Kazike.
De Zoon der zon was verdwe
nen mer een merg en been door
dringende schreeuw.
Waren er meer geweest, gereed
hem te hulp te snellen? Dacht
hij in zijn bijgeloof dal de geest
der wateren zijn helper gedood
had en dat hij hem nu zoude
medesleepon in zijn onderaardsche
holen.
Hadden hij en de zijnen de
vlucht genomen, naar de hoogten
der bergen. Zouden zij terugko
men en hem met groote over
macht overvallen?
Raadsels die hij niet in slaat
was op le lossen. Maar hij moest
zich den tijd te nutte maken eer
het avond werd.
Hier wilde hij geen oogenblik
blijven, meer dan noodig was.
En onverrichter zake wilde hij
niet weg.
Met het pistool in de hand,
doorzocht hij de omliggende
boschjes.
Geen Roodhuiden meer te zien.
Alles eenzaam en verlaten.
Toen waagde hij zich voor
zichtig buiten de bedekking, van
het houtgewas.
De Kazike was verdwenen en
geen spoor van Indianen verder
te zien.
Langzaam naderde Meester Dor
rens tot de waterkom.
De Indiaansche reus was ook