Tweede Blad 'Fan „?£EL EN MAAS" Goudkorrels. r$SMH. mm In twee werelddeelen Drie en vijftigste Jaargang No. 19 FEUILLETON De Kippenhouderij op het Platteland Groote economische moelijkheden Amerika. in Het Briefje van duizend mark. Zaterdag 7 Mei 1932 Kijk VI. niet te veel links en rechts!... En, lezer Moeten we dit artikeltje nog met een ontsierende foto van een door en door nieuwsgierig Aagje illustreeren Of mogen we hier vol staan met in alle gauwte een flauwe penteekening van zulk een onhebbe- lijken bemoei-al te geven Ge kent ze immers maar al te wel, de bemoeizieKe luidjes, die men nergens vindt dan zoowat overal. Het bootd hebben ze heel luchtigjes op den romp, de ooren steil gespitst, het tongetje puntig geslepen, benzine in 't bloed, de oogen gewapend met vergrootglas en dan eeuwig en altijd druk in de weer met vraag en uitleg. Met hart en ziel leggen zij zich dan ook toe op de studie van Wabliefop de studie van zich zeiven kan u begrijpen Neen, zij vergeten zich zei ven, de edel moedige zieltjes, om zich geheel en al te geven aan de nietsnuttige studie van andermans handel en wandel. Ja. ja, belangstelling is maar alles Jammer echter voor zulke min of meer goedmeenende mensrhjes, dat tegen bedoeld notitie-nemen van Jan en Alleman, met alle klem gewaar schuwd dient te worden en wel om twee allerdringendste redenen, die wij hier een weinig voor den lezer zul len uitspinnen. Kijk niet te veel links en rechts De belangstelling, die de nieuws gierige „men'' voor den bem om ringenden evenmensch aan den dag legt, is verre van puur, ja niet zelden onedel tot in zekeren graad. En waarom Wijl al dat jagen en visschen zich meestal uitsluitend tot iets laakbaars beperkt. Over het goede in den evenmensch interesseert men zich gewoonlijk niet zoo bij zonder. Daar lacht men liever over heen met een spottend jalouzie-lachje. 't Is nu eenmaal zóó en niet anders: nieuwsgierig Aagje schuwt de zonnige zijde van 't menschelijk hart en zoekt bij voorkeur een piekje aan den naren schaduwkant, om daar in den rommelbak van fouten en gebreken naar iets van bun gading te snuffelen. Van alles en alles moeten zij het hunne hebben en weten en daarom draait voortdurend het hoofd van links naar rechts en van rechts naar links, het mechaniek bazaarpoppetje gelijk 't Is genoeg te bejammeren, dat wij, ook zonder nieuwsgierig te zijn het hoofd niet kunnen keeren of wenden zonder den evenmensch op 't een of ander zonde-terrein op heeterdaad te betrappen. We zijn allemaal menschen en zitten van onder tot boven vol menschelijk heidjes in ons doen en lateD. Niet dat zulks ons schoon praat. Want elke fout, elk gebrek is ontstichtend en ontsierend. Ze storen als vuile vlekken op blanke kleeren. Maar wat doet een verstandig mensch bij 't zien van een misstapje Hij mom pelt stil voor zich uit „wie zonder zonde is, werpe den eersten steen" en.... hij gaat verstandig verder. Domme Aagjes zijn er echter de menschen niet naar om iets over zijn kant te laten gaan, om een gezienen stap zoo maar weg te moffelen onder het plooienrijke kleed van verschoo ning In plaats van kiekeboe te spelen, waar het een niet al te grof gebrek in den evenmensch geldt, wordt op stel en sprong alarm geblazen en natuurlijk zóó luid, dat alle belang hebbenden er van mee kunnen smul len. En gewoonlijk zijn het de flauwste niemendalletjes, waar ze over vallen. Een kreukje in het karakter, een rimpeltje in 'n rede neering is veelal voldoende om hun nieuwsgierigheid op te wekken en „ach" en „wee" te klagen over het zondige menschdom. Zij wanen zich geheime agenten, wier taak bet is nauwkeurig notitie te nemen van Jan, Piet en Klaas wat betreft hun karakter, manieren en levenswijze. En wee den betrokken persoon, als er iets aan mankeert, als er iets niet door den beugel kan. Dan komen ze over de brug en zijn er als de kippen bij om iedereen met de blijde ont dekking in kennis te stellen met 't afgesleten woordentritsje „Heb je 't al gehoord Hebben zulke luid jes niet veel weg van kranten, die dagelijksch hun journalistiek eitje leggen van een „naar wij vernemen Is zulk opsnorren van gebreken en feilen in zich reeds kleingeestig en laakbaar, nog berispelijker wordt zulks wanneer een geestelijk persoon de dupe is van nieuwsgierige belang stelling of belangstellende nieuws gierigheid. En bedoelde gevallen zijn helaas niet zóó schaarsch als dat er witte raven gevonden worden. Want hoe vaak gebeurt het niet. dat een gees telijke in strenge observatie wordt genomen, dat de weetgrage parochi aan zijn gangen en wegen bespiedt en dan als natuurlijk gevolg de onnatuur lijkste conclusies trekt uit zijn doen en laten En bleef het nog maar alleen bij speuren en waarnemen. Maar alsof dit nog niet foei-leelijk genoeg, worden alle redeneerinkjes. die bij 't zien van dit of dat in hen opbobbelen, met zekere reizigers- radheid eruitgegooid, niet zelden natuurlijk tot eigen schade en schande. Zóó worden veelal de flauwe praatjes, uit den algemeenen men- schenduim gezogen, in de wereld geschopt. Wrange vruchten van dat links en rechts kijken Deden ze niet oneindig veel beter, die bemoei- grage menschjes, gewillig het oor te leenen aan de vermanende stéih van Sint Paulus „Ieder beproevé zijn eigen doen, want elk zal zijn eigen last dragen en ieder zal voor zich zelf aan God rekenschap geven (Gal. VI4, 5 en Rom. XIV 12). Of naar verkiezing aan het kort en krachtig woord van Joannes „Wat gaat het u aan (Joan XXI: 20). Dit zij de lijfspreuk voor allen, die te veel links en rechts kijken wat 'n ander doet, gaat mij geen steek aan De tweede reden, waarom het nieuwsgierig links en rechts kijken zoo hoogst gevaarlijk is en berispe lijk, is misschien nog dringender dan de eerste, wijl men daardoor zich zelf te kort doet, een schreeuwend onrecht ten opzichte van zich zelven pleegt. Dat spreekt als 'n politiemuts! Want alle zorg, die de nieuwsgierige Aagjes zoo kwistig aan anderen be steden, onthouden zij aan zich zelf. Ze doen zich dus wel degelijk te kort, ze verwaailoozen zich zelf in niet geringe mate. Of is het ooït gehoord, dat iemand twee heeren kan dienen De één of de ander zal er onder moeten lijden. Natuurlijk en niets zekerder dan dat 1 En hoe gaat het met de links ep en rechts kijkers Ze leven van 's morgens vroeg tot 's avonds laat buiten de deur. Is het dan te ver wonderen dat hun eigen huishouden daar binnen in de war loopt Duizend oogen en méér hebben zij wagewijd open om gebreken en gebrekjes bij anderen op te schar relen, die zij toch bij ge mis aan takt toch niet kunnen ver beteren. Maar één enkelen blik in hun eigen hart slaan, waar het niet zei 40 En hij was boos en toornde op zich zelven en wilde ook voor niets zich Zelven verloochenen en beschamen en dan zuchtte hij wel diep, maar stampte ten slotte met den voet en knarste op de tanden. En het einde was altijd, neen teruggaan nietmaar geld goud goud en dan zullen we zien eer nieteer nooit 1en nu aan het werk En hij stond voor den winkel waar hij zijn werktuigen moest inslaan. Hiermede was hij spoedig ge- reed en trok langs den stroom op. Niemand wilde hij in den weg slaan, niemand ook in den weg loopen. Nog uitdagend-nog verlegen liep hij rond en onderzocht den bodem waar hij nog vrij was. Hij al het brood en vleesch wat hij kocht in een winkel en dronk niets dan het water der bergbeken die in den stroom vielen. Slapen deed hij in 't bosch, op de horizontale takken van een bloeiende wilde laurier, die er als toe gemaakt schenen. den van grove fouten krioelt, daar toe ontbreekt hun alle tijd en lust en tact. En toch Hoe dikwijls verwijt de pot hier niet den ketel, dat ie zwart ziet, Met hun onbeholpen vingers morrelen zij aan 't splintertje in het oog huns broeders en., zelfvergaan ze van de pijn, die de zware balk in hun eigen oog veroorzaakt, Wat 'n misplaatste belangstelling toch Met Paulus geven we hun den wijzen raad liever „hun eigen werk te doen 1" Dan hebben ze de handen vol en missen allen tijd om zich met Jan en Alleman te bemoeien. Dan ook werken zij zeer voordeelig en voor zich en voor anderen. Voor zich zelven, wijl zij dan alle zorg en attentie met het meeste succes aan hun eigen persoonlijkheidje kunnen wijden; voor anderen, omdat het edele voorbeeld van hun eigen- fouten-verbetering het beste middel is om ook anderen tot navolging te stemmen Met dit lesje sluiten we voorloo- pig den cursuin 't kijken. Misschien hebben we het „kijken" wel wat al te veel voor den lezer beperkt. Niet onmogelijk Ge zoudt er zoo ook de kluis bij kwijt raken: „niet te veel omhoog kijken, niet te veel omlaag, niet te veel vooruit"... Allemaal gemakkelijk gezegd Maar in welke richting mogen we dan wél kijken We hebben onze oogen toch niet voor niemandal Lezer, we beseffen uwe verlegen heid inzake van 't gebruik uwer oogen. Laten we daarom schappelijk zijn en de aangegeven grens van het kijken iet of wat verleggen. Kijk vrij dus naar alle kanten, maar... En dat simpele „maarije" doet 't 'm juist. Wilt ge omhoog kijken blik dan op naar den Hemel, de plaats van eeuwige belooning voor een deugd zaam leven Wilt ge omlaag kijken werp dan een blik in de hel, de plaats van eeuwige stiaf voor een zondig be staan Wilt ge vooruit kijken zie dan naar het gapend graf, dat u zoo de vergankelijkheid van al het aard- sche predikt en waarin ook uw lichaam vtoeg of laat aan bederf en verrotting zal wordea prijsgegeven Wilt ge achterwaarts kijken let dan op de tallooze en zware ver grijpen van uw vroeger leven en beken in allen deemoed, dat gij een ellendige zwakkeling zijt Wilt ge naar rechts kijken spie gel u dan zacht aan het zonnige voorbeeld van de vrome en God minnende zielen Wilt ge naar links kijken? sla dan een medelijdenden blik op de dolen de schapen, traag zich langs den levensweg sleepend, in de kranke leden dragend de doodelijke kiemen eener schier ongeneeslijke geloofs- en zedentuberculose Besmet u niet, maar hid. bid veel voor hen en leer van hen Nog eensselectie. We herinneren er aan, dat onze artikelen omtrent selectie, stammen uit de noodzaak om op de gewijzigde basis van een sterk gereduceerden eierprijs de pluimveeteelt zoo moge lijk nog loonend te herbouwen. We lazen van de week een vrij optimis tische beschouwing over dien eier prijs. Het is in de weken na Pascher: gebleken, zoo stond er o.m. in te lezen, hoe ten slotte heel onze ge weldige productie zoo goed als ge Zoo was zijn doen en laten, zoo ook zijn operatieplan. Terwijl hij stroomopwaarts ging met den blik den grond onderzoe kend, of hij geen sporen van goud mocht ontdekken. Dadelijk had hij ook zijn voordeel gedaan met de ondervinding, welke anderen mochten opdoen die voor hem werkten. Ook zag hij enkele verlaten „zoekplaatsen". Zoo klom hij hooger en hooger langs de zachte glooingen van den stroom, met zijn werktuigen op de schouders. En het geluk was hem gunstig. Ongeveer bij de laatste goud- wassching liet hij zich neer en begon zijn onderzoek op de reeds aangegeven wijze. Wij moeten er bij voegen, dal er nog een andere reden bestond, om niet dan zoo kort mogelijk daar te blijven waar het druk was en nog al wemelde van goud zoekers. De geele koorts had eenige slachtoffers geëischt, nog weinigen maar zij was er. En dat was een vreeselijke vij and, dat gele monster, dat men de geele koorts noemde. Ziek zijn en dood zijn was bij na een en 't zelfde. Dat sterven was het werk van een paar uur. Maar er was gezorgd en voor goud en veel goud werden de lij ken begraven van hen die boven heel in het eigen land kon worden geplaatst, toen de prijs tot ongeveer 2 cent was teruggebracht, zoodat we ons naar de schrijver meende omtrent een eventueele geweldige overproductie nu niet zoo'n zorg behoeven te maken. Straks loopt de leg der kippen weer terug en dan zou ook de prijs weer bevredigend worden, luidde het betoog. Erg doordacht lijkt de zienswijze ons niet. Van de circa 3 milliard eieren, jaarlijks in ons land gepro duceerd, werd tot heden nog lang geen derde gedeelte binnen de gren zen geconsumeerd. Wanneer de consumptie door buitengewoon lage prijzen voor een oogenblik sterk is opgevoerd, dan moet men bedenken, dat het hier een nieuwtje gold, een profiteeren van buitengewone om standigheden, maar dat de verwach ting, als zoude ons volk blijven voortgaan met het verzwelgen van eieren, als nu eenige weken het geval was, een culunaire misvatting is. Er zijn al verscheidene menschen, die voorlooopig niet meer aan eieren kunnen denken zonder te griezelen Zeker zal de winterprijs wel iets beter zijn dan de huidige eierprijs, maat bijzonder loonend zal deze toch geenszins wezeD, Voor een belangrijk deel zal die winterprijs worden be paald door de mate, waarin dit jaar opnieuw werd aangefokt, een vraag stuk, hetwelk op het oogenblik nog niet is te overzien. Ruim dus alle minder productieve dieren absoluut op. Men kan ze met zekerheid onderkennen door valnest- controle, maar met een groote mate van waarschijnlijkheid ook op de volgende manieren. Ten eerste waar het jonge hennen betreft, lette men goed op, welke dieren bij gelijken leeftijd en bij gelijke behandeling vroeg of laat aan den leg gaan. Vroege legsters zijn ook bijna altijd legsters van véél eieren en omgekeerd zijn hennen, die eerst belangrijk later haar eerste eieren produceeren, als regel trage legsters. Aan het einde van den leg zal een goede eierproducente Iaat in den rui vallen, een slechte legkip ruit vroeg en lang. Ten tweedevoor alle hennen, dus van welken leeftijd ook, geldt, dat de bedrijvigste de meest produk- tieve dieren zijn. Loopen ze los, dan zullen de beste legsters een groot deel van haar kostje zelf opscharrelen, maar ook al worden ze op beperkte ruirhte gehouden, dan zullen de meestleggende kippen het drukst scharrelen en in beweging zijn. Be drijvige hoenders herkent men aan een ruig gevederte en aan haar afge knotte staartveeren, gevolg van het geregeld in- en uitloopen door het luik van het hok en van het bezoek aan de legnesten. De nagels van bedrijvige hoenders zijn bot-afgeslepen van trage legsters zijn ze scherp. Ten derde is een legseizoen eenigen tijd aan den gang, dan zal de gele kleur, welke zoo goed als alle nutrassen rond de anus-opening (onder de staart) en voorts rond de oogen, aan snavel en pooten ver- toonen, geleidelijk naar wit terug- loopen eerst rond de anus-opening, vervolgens rond de oogen, dan aan snavelpunt en pooten. Kippen, welker geel aan de pooten nog het sterkst is, zullen de slechtste legsters zijn. Ten vierde aan het onderlichaam, in de richting naar de anus-opening, liggen de legbeentjes, welke bij een kip gemakkelijk zijn te voelen. Hoe wijder die beentjes van elkaar liggen, des te betere eierproducent zal het hoen als regel zijn. Kan men er juist ééi vinger (in de diktel tusschen leggen, dan beteekent het hoen als eierproducent niets of weinigbij een goede legkip zal de afstand tusschen de legbeentjes die van 2 a 3 vingerdikten zijn. Ten vijfdeoude hoenders zijn nimmer met voordeel aan te houden. Een goed hoen doet men niet weg, voor het den tweeden leg achter den rug heeft, maar na een derden leg is ook de beste kip minder waardig geworden. Tenslottemen schenke veel aan dacht aan de algemeene gesteldheid der dieren. Kippen, welke zwaar ziek zijn geweest, kunnen het best wor den opgeruimd. Zelfs hennen, welke alle eigenschappen van productieve dieren bezitten, moeten als minder waardig worden beschouwd, als haar gezondheidsconditie niet prima is. Zwakke, minder tierige beesten, reageeren op alle ongunstige invloe den als vocht, koude, gebrek aan zonlicht enz. door het staken of onderbreken van den leg. aan den stroom stierven, beneden n de monding, dan ging het eenvoudig de zee in en naar de haaien Zij, die zich met die taak be lastten, waren meeslal dronken zij zochten het gevaar te ver geten, in bedwelmende dranken. Goud en wiskey, waren de drijfveeren. Meester Dorrens begon zijn werk zijn zoeken. Geen oogen konden hem beloeren, zoo had hij het aangelegd, en het zand wat niet meer gewasschen kon woiden, hoopte hij tot een borstwering op naar den kant van den oever. Dat kon niemand opvallen. Eens zijn terrein afgebakend, had hij geen overlast te vreezen. Daartoe bestonden overeenkom sten en voorwaarden die nooit geschonden werden, en gewro ken door den strop. Zijn eerste dagen brachten zeer weinig. Hij werkte aan een kromming van den stroom, waar de golfslag met groot geweld den oever be- spoelde, dus ook met alle kracht tot wasschen en spoelen geëigend was. Met koorlsigen spoed en bevende handen, en jagenden adem bewerk te hij het zand. Niets! niets! niets! steeds niets! Een dag verging, een tweede, een derde. Bijna gaf hij het hier op. Den vierden morgen zette hij zich moedeloos neer op den rand van het uitgeholde en uitgespoelde terrein. II'j liet het hoofd troosteloos zakken op de borst, de moed scheen hem te begeven. Alles sloeg hem tegen, de tranen vulden zijn oogen. En hij lietze vloeien zijn tranen en zij vielen in de golven van den stroom. Maar wat glinsterde daar, doo zijn tranen heen, door de gol ven tegelijk, daar rechts, op den oever, onder het water, als door den stroom in het slib mee gesleept, gewasschen en daar neergelegd. Zou dat goud zijn? goudkorrels? die dikke boontjes? goud? goud! maar dan had hij toch de beste waschplaals? Maar hoe er bij te komen, wist hij maar of het goud was? Maar het water moet niet onklaar worden dan kan hij niet zien, en niets ordelijk doen, was het goud, o, dan!! Langzaam ging hij langs den oever te water, op korten afstand van zijn vondst. Nu nsm hij zijn akst die vooraan tamelijk plat was. Voorzichtig liet hij haar in de golven neergaan, lot aan.... zijn scbat, zooals hij het noemde. Hij beefde in al zijn ledematen, zijn oogen zagen bijna niets meer, als een sluier legde zich voor zijn blikken. Een dosis Foster's Maagpil- len bij het naar bed yaan verse aft 's morgens ge makkelijke en normale ont lasting. f 0.65 per flacon. Als men 's morgens het ochtend blad ter hand neemt en daarin leest, dat Wallstreet van flauwe stemming prijshoudend of vast is afgestemd, dan slaken vele in het nauw gedreven beleggers zuchten van verlichting. Hier is de wensch menigmaal de vader der gedachten, want men hoopt zoo dringend op verbetering in den economischen toestand, dat elke flauwe straal van hoop de werkelijk heid doet vergeten. Die werkelijkheid in Amerika is meer dan treurig. Er moeten op het moment circa 10 millioen werkloozen in de Vereenigde Staten zijn, en dat in een land, waar geen sociale wetten bestaan en ook van hooger hand geen sociale maatregelen geDomen worden. Trouwens Hoover heeft zich al enkele malen over uitgesproken, dat hij, gezien de slechte toestand van de Schatkist, er niet aan denkt om deze richting uit te gaan. De Amerikanen vinden het Euro- peesche gedoe in deze richting ver keerd en beschouwen de sociale lasten als een factor, die het concur rentievermogen doet verminderen en op den duur tot groote teleurstelling en tot verscherping der crisis zal moeten leiden. Wij willen dit Amerikaansche standpunt hier niet verder analyseeren, maar wij willen slechts volstaan met te zeggen, dat die millicenen werk loozen in Amerika zoo goed als geheel aangewezen zijn op pacticu- lieren steun. In New York bijv. is ongeveer 1/7 der bevolking, dus circa 1 millioen personen afhankelijk van liefdadigheid. Nu de particuliere ver mogens dag in dag uit slinken en de zoogenaamde „relief fünds" practisch leeg zijn, staat men voor de vraag, wat men verder moet doen om van een millioen menschen geen desperados te maken. Dit probleem uiterst moeilijk, want ook de «jcoote steden zien hun middelen angzamerhand uitgeput raken en zullen binnenkort niet in staat zijn om aan hun verplichtingen te voldoen, laat staan hun budgetten nog eens extra zwaar te belasten om de lang zaam verhongerende menigte van het Hij wist niet wat in hem om ging, wat met hem gebeurde, hij schokte op zijn voeten. Toch ging hij voort. Langzaam en met trillende handen haalde hij de platte krom ming naar boven, tot in het licht zou het waar zijn? het schittert toch zoo. maar dan was het veel, de korrels waren zoo groot, eerst echte pepi» ta's.— Dat alles ging hem als de blik sem door het hoofd. Op het zand tegen de borstwe ring, dus voor iedereen zichtbaar schudde hij de schuifel om. IJlings boog hij neer en had het in de hand. Hij zou het uitgeschreeuwd heb ben en uitgeschreid ook. Goud! het was goud! waarlijk goud! Meester Dorrens wist niet wat hem overkwam. Het schemerde hem wonderlijk voor de oogen. De gouden korrels die hij in de hand droeg, wogen zwaar als lood. Hij zou omgevallen zijn, indien hij zich niet langzaam had laten achterovergaan op den rand van zijn zoekplaats. Hij merkte niet dat hij zoo met de voelen in het water hing ook niet hoeveel tijd er verstreek eer hij zich rekenschap geven kon, ten volle van wat hem we dervoer. Niemand had het opgemerkt, Hij kneep de gevonden korrels allernoodzakelijkste te voorzien. Het is dus geheel niet ongerijmd om binnenkort,» tenminste wanneer er werkelijk niets gedaan wordt, honger opstootjes te verwachten, welke, eenmaal uitgebroken, heel wat be denkelijker zijn dan in Europa het geval zou zijn. Immers in het land van den vroegeren allmighty Dollar is het banditisme een goed georgani seerde tak van industrie. De bedrij vigheid in deze tak zal natuurlijk toenemen, want een geheel leger van radeloozen zullen zich bij de onder wereld aansluiten. Hierover mag men niet gering denken. Het geval van Lindbergh's baby spreekt hiervoor boekdeelen. Hoe wij ook begaan zijn met het lot van de familie Lindbergh, is het feit, dat voor de opsporing van het kind circa 1 millioen Dollar is uit gegeven typeerend voor de groote gedragen, die de Amerikaansche schatkist heeft te spendeeren voor het banditisme. Met die millioenen Dollars, gelooven wij, dat het geheel wat rationeeler zou zijn. wanneer Hoover alsnog zal besluiten om meer sociaal te gaan denken. Misschien zal dat. buiten besparing, ook ver lichting van den meer dan treurigen economischen toestand van de werk loozen kunnen beteekenen. Met dat al is echter de naaste toekomst van de Vereenigde Staten zeer gevaarlijk geworden. Vandaar, dat er in Amerika meer en meer stemmen opgaan om geene faciliteiten te verleenen aan de oor logsschulden-crediteuren, ook al zou Duitschland niet meer betalen. Van het Amerikaansche blnnenlandsche standpunt is dit te begrijpen, want „charity begins at home" en wanneer niet duidelijk blijkt, dat de Ameri kaansche economische situatie zal opklaren, wanneer de onderlinge schulden geheel en al worden ge schrapt, beteekent het annuleeren ervan een zwaar offer, dat Amerika grootendeels zal moeten dragen. Natuurlijk kan men zeggen, dat in origine die oorlogsschulden niet jeheel en al te verdedigen waren. Maar wanneer men er zich eenmaal op heeft ingesteld, blijft het toch altijd een zeer groote opoffering om er afstand van te doen. Is het waar, dat Duitscbland's concurrentie vermogen er door zal stijgen ten nadeele o.a. van Amerika, dan is het wel heel veel van het Amerikaansche Volk gevergd om in eigen land ontzaglijke misere te lijden ter wille van een staat, die niet geheel en al de Amerikaansche sympathie geniet. Met het voort schrijden van de wereld-ellende en met het zich meer en meer terug' trekken binnen de eigen grenzen, is het verleenen van faciliteiten aan anderen niet meer een daad. die in het kader der omstandigheden ligt, al mag men dit ook betreuren. Welke maatregelen Amerika zal nemen, wanneer de ex-geallieerden in gebreke blijven, is nog niet te overzien. Vader Klüagelkamp had van Jan Pepelkes een middelmatig boertje een koe gekocht, een schoone melkkoe. Druke meun was al tien maal in den stal geweest en beweerde, dat zij de koe een sieraad was voor den ganschen stal. Nu zat vader met zijn grooten geldbuil in de huiskamer en telde de daalders in rijtjes op de taiel, terwijl Jan toekeek en zijn pijp rookte. Ik kom er niet, zei vader, ik moet grover geschut laten aanrukken. Hij ging in de kamer na een kor ten tijd kwam hij weer terug. vast in de hand. Zijn oog zoekt de plaats van de vondst en ziedaar, dat was ze blonken hem nog niet meer kor rels tegemoet? Wie weet of hij niet rijk was in een keer. Een soort van extase maakte zich van hem meester. Hij zag een man voor zich uit gaan en die man had zijne gelaat strekken maar men kende hem niet, men zeide maar al leen Mijnheer, tot hem, meer niet ook zijn kennissen konden in hem geen bekende vinden, hoe scherp men den vreemden man ook opnam. Hij kwam van Antwerpen en ging naar Maastricht. Daar stond die vreemde man met zijn gelaatstrekken op de Kleine Gracht. Langzaam ging hij voorbij. Voor een huis stond hij stil en zag er nieuwsgierig rond en om. Maar het huis was veranderd en andere menschen woonden er en deden ook een anderen handel en hij trad er binnen. Men vroeg wat hij wilde. Hij wist het niet, och ja vragen wilde hij, of die menschen daar al lang woonden Neen maar men zag wel dat hij vreemd was. Vroeger had er een Dorrens gewoond, maar dat was een deug niet geweest en die op een v^pe- gen morgen weggeloopen was, en

Peel en Maas | 1932 | | pagina 5