Tweede Blad 'Fan „?£EL EN MAAS"
Goudkorrels.
r$SMH.
mm
In twee werelddeelen
Drie en vijftigste Jaargang No. 19
FEUILLETON
De Kippenhouderij op
het Platteland
Groote economische
moelijkheden
Amerika.
in
Het Briefje van
duizend mark.
Zaterdag 7 Mei 1932
Kijk
VI.
niet te veel links
en rechts!...
En, lezer Moeten we dit artikeltje
nog met een ontsierende foto van
een door en door nieuwsgierig Aagje
illustreeren Of mogen we hier vol
staan met in alle gauwte een flauwe
penteekening van zulk een onhebbe-
lijken bemoei-al te geven
Ge kent ze immers maar al te wel,
de bemoeizieKe luidjes, die men
nergens vindt dan zoowat overal.
Het bootd hebben ze heel luchtigjes
op den romp, de ooren steil gespitst,
het tongetje puntig geslepen, benzine
in 't bloed, de oogen gewapend met
vergrootglas en dan eeuwig en altijd
druk in de weer met vraag en uitleg.
Met hart en ziel leggen zij zich
dan ook toe op de studie van
Wabliefop de studie van zich
zeiven kan u begrijpen Neen,
zij vergeten zich zei ven, de edel
moedige zieltjes, om zich geheel en
al te geven aan de nietsnuttige studie
van andermans handel en wandel.
Ja. ja, belangstelling is maar alles
Jammer echter voor zulke min of
meer goedmeenende mensrhjes, dat
tegen bedoeld notitie-nemen van Jan
en Alleman, met alle klem gewaar
schuwd dient te worden en wel om
twee allerdringendste redenen, die wij
hier een weinig voor den lezer zul
len uitspinnen.
Kijk niet te veel links en rechts
De belangstelling, die de nieuws
gierige „men'' voor den bem om
ringenden evenmensch aan den dag
legt, is verre van puur, ja niet zelden
onedel tot in zekeren graad. En
waarom Wijl al dat jagen en
visschen zich meestal uitsluitend tot
iets laakbaars beperkt. Over het
goede in den evenmensch interesseert
men zich gewoonlijk niet zoo bij
zonder. Daar lacht men liever over
heen met een spottend jalouzie-lachje.
't Is nu eenmaal zóó en niet anders:
nieuwsgierig Aagje schuwt de zonnige
zijde van 't menschelijk hart en zoekt
bij voorkeur een piekje aan den
naren schaduwkant, om daar in den
rommelbak van fouten en gebreken
naar iets van bun gading te snuffelen.
Van alles en alles moeten zij het
hunne hebben en weten en daarom
draait voortdurend het hoofd van
links naar rechts en van rechts naar
links, het mechaniek bazaarpoppetje
gelijk
't Is genoeg te bejammeren, dat
wij, ook zonder nieuwsgierig te
zijn het hoofd niet kunnen keeren
of wenden zonder den evenmensch
op 't een of ander zonde-terrein op
heeterdaad te betrappen. We zijn
allemaal menschen en zitten van
onder tot boven vol menschelijk
heidjes in ons doen en lateD. Niet
dat zulks ons schoon praat. Want
elke fout, elk gebrek is ontstichtend
en ontsierend. Ze storen als vuile
vlekken op blanke kleeren. Maar
wat doet een verstandig mensch bij
't zien van een misstapje Hij mom
pelt stil voor zich uit „wie zonder
zonde is, werpe den eersten steen"
en.... hij gaat verstandig verder.
Domme Aagjes zijn er echter de
menschen niet naar om iets over zijn
kant te laten gaan, om een gezienen
stap zoo maar weg te moffelen onder
het plooienrijke kleed van verschoo
ning
In plaats van kiekeboe te spelen,
waar het een niet al te grof gebrek
in den evenmensch geldt, wordt op
stel en sprong alarm geblazen en
natuurlijk zóó luid, dat alle belang
hebbenden er van mee kunnen smul
len. En gewoonlijk zijn het de
flauwste niemendalletjes, waar ze
over vallen. Een kreukje in het
karakter, een rimpeltje in 'n rede
neering is veelal voldoende om hun
nieuwsgierigheid op te wekken en
„ach" en „wee" te klagen over het
zondige menschdom. Zij wanen zich
geheime agenten, wier taak bet is
nauwkeurig notitie te nemen van Jan,
Piet en Klaas wat betreft hun
karakter, manieren en levenswijze.
En wee den betrokken persoon, als
er iets aan mankeert, als er iets niet
door den beugel kan. Dan komen ze
over de brug en zijn er als de kippen
bij om iedereen met de blijde ont
dekking in kennis te stellen met 't
afgesleten woordentritsje „Heb je 't
al gehoord Hebben zulke luid
jes niet veel weg van kranten, die
dagelijksch hun journalistiek eitje
leggen van een „naar wij vernemen
Is zulk opsnorren van gebreken en
feilen in zich reeds kleingeestig en
laakbaar, nog berispelijker wordt
zulks wanneer een geestelijk persoon
de dupe is van nieuwsgierige belang
stelling of belangstellende nieuws
gierigheid.
En bedoelde gevallen zijn helaas
niet zóó schaarsch als dat er witte
raven gevonden worden. Want hoe
vaak gebeurt het niet. dat een gees
telijke in strenge observatie wordt
genomen, dat de weetgrage parochi
aan zijn gangen en wegen bespiedt en
dan als natuurlijk gevolg de onnatuur
lijkste conclusies trekt uit zijn doen
en laten En bleef het nog maar
alleen bij speuren en waarnemen.
Maar alsof dit nog niet foei-leelijk
genoeg, worden alle redeneerinkjes.
die bij 't zien van dit of dat in hen
opbobbelen, met zekere reizigers-
radheid eruitgegooid, niet zelden
natuurlijk tot eigen schade en schande.
Zóó worden veelal de flauwe
praatjes, uit den algemeenen men-
schenduim gezogen, in de wereld
geschopt. Wrange vruchten van dat
links en rechts kijken Deden ze
niet oneindig veel beter, die bemoei-
grage menschjes, gewillig het oor te
leenen aan de vermanende stéih van
Sint Paulus „Ieder beproevé zijn
eigen doen, want elk zal zijn eigen
last dragen en ieder zal voor zich
zelf aan God rekenschap geven
(Gal. VI4, 5 en Rom. XIV 12).
Of naar verkiezing aan het kort en
krachtig woord van Joannes „Wat
gaat het u aan (Joan XXI: 20).
Dit zij de lijfspreuk voor allen, die
te veel links en rechts kijken wat
'n ander doet, gaat mij geen steek
aan
De tweede reden, waarom het
nieuwsgierig links en rechts kijken
zoo hoogst gevaarlijk is en berispe
lijk, is misschien nog dringender dan
de eerste, wijl men daardoor zich
zelf te kort doet, een schreeuwend
onrecht ten opzichte van zich zelven
pleegt. Dat spreekt als 'n politiemuts!
Want alle zorg, die de nieuwsgierige
Aagjes zoo kwistig aan anderen be
steden, onthouden zij aan zich zelf.
Ze doen zich dus wel degelijk te
kort, ze verwaailoozen zich zelf in
niet geringe mate.
Of is het ooït gehoord, dat iemand
twee heeren kan dienen De één
of de ander zal er onder moeten
lijden. Natuurlijk en niets zekerder
dan dat 1
En hoe gaat het met de links ep
en rechts kijkers Ze leven van
's morgens vroeg tot 's avonds laat
buiten de deur. Is het dan te ver
wonderen dat hun eigen huishouden
daar binnen in de war loopt
Duizend oogen en méér hebben
zij wagewijd open om gebreken en
gebrekjes bij anderen op te schar
relen, die zij toch bij ge
mis aan takt toch niet kunnen ver
beteren.
Maar één enkelen blik in hun
eigen hart slaan, waar het niet zei
40
En hij was boos en toornde op
zich zelven en wilde ook voor
niets zich Zelven verloochenen en
beschamen en dan zuchtte hij
wel diep, maar stampte ten slotte
met den voet en knarste op de
tanden.
En het einde was altijd, neen
teruggaan nietmaar geld goud
goud en dan zullen we zien eer
nieteer nooit 1en nu
aan het werk
En hij stond voor den winkel
waar hij zijn werktuigen moest
inslaan.
Hiermede was hij spoedig ge-
reed en trok langs den stroom op.
Niemand wilde hij in den weg
slaan, niemand ook in den weg
loopen.
Nog uitdagend-nog verlegen liep
hij rond en onderzocht den bodem
waar hij nog vrij was.
Hij al het brood en vleesch wat
hij kocht in een winkel en dronk
niets dan het water der bergbeken
die in den stroom vielen.
Slapen deed hij in 't bosch,
op de horizontale takken van een
bloeiende wilde laurier, die er als
toe gemaakt schenen.
den van grove fouten krioelt, daar
toe ontbreekt hun alle tijd en lust
en tact.
En toch Hoe dikwijls verwijt de
pot hier niet den ketel, dat ie zwart
ziet, Met hun onbeholpen vingers
morrelen zij aan 't splintertje in het
oog huns broeders en., zelfvergaan
ze van de pijn, die de zware balk
in hun eigen oog veroorzaakt,
Wat 'n misplaatste belangstelling
toch Met Paulus geven we hun
den wijzen raad liever „hun eigen
werk te doen 1"
Dan hebben ze de handen vol en
missen allen tijd om zich met Jan
en Alleman te bemoeien. Dan ook
werken zij zeer voordeelig en voor
zich en voor anderen. Voor zich
zelven, wijl zij dan alle zorg en
attentie met het meeste succes aan
hun eigen persoonlijkheidje kunnen
wijden; voor anderen, omdat het
edele voorbeeld van hun eigen-
fouten-verbetering het beste middel
is om ook anderen tot navolging te
stemmen
Met dit lesje sluiten we voorloo-
pig den cursuin 't kijken.
Misschien hebben we het „kijken"
wel wat al te veel voor den lezer
beperkt. Niet onmogelijk Ge zoudt
er zoo ook de kluis bij kwijt raken:
„niet te veel omhoog kijken, niet te
veel omlaag, niet te veel vooruit"...
Allemaal gemakkelijk gezegd
Maar in welke richting mogen we
dan wél kijken We hebben onze
oogen toch niet voor niemandal
Lezer, we beseffen uwe verlegen
heid inzake van 't gebruik uwer
oogen. Laten we daarom schappelijk
zijn en de aangegeven grens van
het kijken iet of wat verleggen. Kijk
vrij dus naar alle kanten, maar... En
dat simpele „maarije" doet 't 'm
juist.
Wilt ge omhoog kijken blik dan
op naar den Hemel, de plaats van
eeuwige belooning voor een deugd
zaam leven
Wilt ge omlaag kijken werp dan
een blik in de hel, de plaats van
eeuwige stiaf voor een zondig be
staan
Wilt ge vooruit kijken zie dan
naar het gapend graf, dat u zoo
de vergankelijkheid van al het aard-
sche predikt en waarin ook uw
lichaam vtoeg of laat aan bederf en
verrotting zal wordea prijsgegeven
Wilt ge achterwaarts kijken let
dan op de tallooze en zware ver
grijpen van uw vroeger leven en
beken in allen deemoed, dat gij een
ellendige zwakkeling zijt
Wilt ge naar rechts kijken spie
gel u dan zacht aan het zonnige
voorbeeld van de vrome en God
minnende zielen
Wilt ge naar links kijken? sla dan
een medelijdenden blik op de dolen
de schapen, traag zich langs den
levensweg sleepend, in de kranke
leden dragend de doodelijke kiemen
eener schier ongeneeslijke geloofs-
en zedentuberculose Besmet u niet,
maar hid. bid veel voor hen en leer
van hen
Nog eensselectie.
We herinneren er aan, dat onze
artikelen omtrent selectie, stammen
uit de noodzaak om op de gewijzigde
basis van een sterk gereduceerden
eierprijs de pluimveeteelt zoo moge
lijk nog loonend te herbouwen. We
lazen van de week een vrij optimis
tische beschouwing over dien eier
prijs. Het is in de weken na Pascher:
gebleken, zoo stond er o.m. in te
lezen, hoe ten slotte heel onze ge
weldige productie zoo goed als ge
Zoo was zijn doen en laten, zoo
ook zijn operatieplan.
Terwijl hij stroomopwaarts ging
met den blik den grond onderzoe
kend, of hij geen sporen van goud
mocht ontdekken. Dadelijk had
hij ook zijn voordeel gedaan met
de ondervinding, welke anderen
mochten opdoen die voor hem
werkten.
Ook zag hij enkele verlaten
„zoekplaatsen".
Zoo klom hij hooger en hooger
langs de zachte glooingen van den
stroom, met zijn werktuigen op
de schouders.
En het geluk was hem gunstig.
Ongeveer bij de laatste goud-
wassching liet hij zich neer en
begon zijn onderzoek op de reeds
aangegeven wijze.
Wij moeten er bij voegen, dal
er nog een andere reden bestond,
om niet dan zoo kort mogelijk
daar te blijven waar het druk
was en nog al wemelde van goud
zoekers.
De geele koorts had eenige
slachtoffers geëischt, nog weinigen
maar zij was er.
En dat was een vreeselijke vij
and, dat gele monster, dat men
de geele koorts noemde.
Ziek zijn en dood zijn was bij
na een en 't zelfde.
Dat sterven was het werk van
een paar uur.
Maar er was gezorgd en voor
goud en veel goud werden de lij
ken begraven van hen die boven
heel in het eigen land kon worden
geplaatst, toen de prijs tot ongeveer
2 cent was teruggebracht, zoodat
we ons naar de schrijver meende
omtrent een eventueele geweldige
overproductie nu niet zoo'n zorg
behoeven te maken. Straks loopt de
leg der kippen weer terug en dan
zou ook de prijs weer bevredigend
worden, luidde het betoog.
Erg doordacht lijkt de zienswijze
ons niet. Van de circa 3 milliard
eieren, jaarlijks in ons land gepro
duceerd, werd tot heden nog lang
geen derde gedeelte binnen de gren
zen geconsumeerd. Wanneer de
consumptie door buitengewoon lage
prijzen voor een oogenblik sterk is
opgevoerd, dan moet men bedenken,
dat het hier een nieuwtje gold, een
profiteeren van buitengewone om
standigheden, maar dat de verwach
ting, als zoude ons volk blijven
voortgaan met het verzwelgen van
eieren, als nu eenige weken het
geval was, een culunaire misvatting
is. Er zijn al verscheidene menschen,
die voorlooopig niet meer aan eieren
kunnen denken zonder te griezelen
Zeker zal de winterprijs wel iets
beter zijn dan de huidige eierprijs,
maat bijzonder loonend zal deze toch
geenszins wezeD, Voor een belangrijk
deel zal die winterprijs worden be
paald door de mate, waarin dit jaar
opnieuw werd aangefokt, een vraag
stuk, hetwelk op het oogenblik nog
niet is te overzien.
Ruim dus alle minder productieve
dieren absoluut op. Men kan ze met
zekerheid onderkennen door valnest-
controle, maar met een groote mate
van waarschijnlijkheid ook op de
volgende manieren.
Ten eerste waar het jonge hennen
betreft, lette men goed op, welke
dieren bij gelijken leeftijd en bij
gelijke behandeling vroeg of laat aan
den leg gaan. Vroege legsters zijn
ook bijna altijd legsters van véél
eieren en omgekeerd zijn hennen, die
eerst belangrijk later haar eerste
eieren produceeren, als regel trage
legsters. Aan het einde van den leg
zal een goede eierproducente Iaat in
den rui vallen, een slechte legkip ruit
vroeg en lang.
Ten tweedevoor alle hennen,
dus van welken leeftijd ook, geldt,
dat de bedrijvigste de meest produk-
tieve dieren zijn. Loopen ze los, dan
zullen de beste legsters een groot
deel van haar kostje zelf opscharrelen,
maar ook al worden ze op beperkte
ruirhte gehouden, dan zullen de
meestleggende kippen het drukst
scharrelen en in beweging zijn. Be
drijvige hoenders herkent men aan
een ruig gevederte en aan haar afge
knotte staartveeren, gevolg van het
geregeld in- en uitloopen door het
luik van het hok en van het bezoek
aan de legnesten. De nagels van
bedrijvige hoenders zijn bot-afgeslepen
van trage legsters zijn ze scherp.
Ten derde is een legseizoen
eenigen tijd aan den gang, dan zal
de gele kleur, welke zoo goed als
alle nutrassen rond de anus-opening
(onder de staart) en voorts rond de
oogen, aan snavel en pooten ver-
toonen, geleidelijk naar wit terug-
loopen eerst rond de anus-opening,
vervolgens rond de oogen, dan aan
snavelpunt en pooten. Kippen, welker
geel aan de pooten nog het sterkst
is, zullen de slechtste legsters zijn.
Ten vierde aan het onderlichaam,
in de richting naar de anus-opening,
liggen de legbeentjes, welke bij een
kip gemakkelijk zijn te voelen. Hoe
wijder die beentjes van elkaar liggen,
des te betere eierproducent zal het
hoen als regel zijn. Kan men er juist
ééi vinger (in de diktel tusschen
leggen, dan beteekent het hoen als
eierproducent niets of weinigbij
een goede legkip zal de afstand
tusschen de legbeentjes die van 2 a
3 vingerdikten zijn.
Ten vijfdeoude hoenders zijn
nimmer met voordeel aan te houden.
Een goed hoen doet men niet weg,
voor het den tweeden leg achter
den rug heeft, maar na een derden
leg is ook de beste kip minder
waardig geworden.
Tenslottemen schenke veel aan
dacht aan de algemeene gesteldheid
der dieren. Kippen, welke zwaar ziek
zijn geweest, kunnen het best wor
den opgeruimd. Zelfs hennen, welke
alle eigenschappen van productieve
dieren bezitten, moeten als minder
waardig worden beschouwd, als haar
gezondheidsconditie niet prima is.
Zwakke, minder tierige beesten,
reageeren op alle ongunstige invloe
den als vocht, koude, gebrek aan
zonlicht enz. door het staken of
onderbreken van den leg.
aan den stroom stierven, beneden
n de monding, dan ging het
eenvoudig de zee in en naar de
haaien
Zij, die zich met die taak be
lastten, waren meeslal dronken
zij zochten het gevaar te ver
geten, in bedwelmende dranken.
Goud en wiskey, waren de
drijfveeren.
Meester Dorrens begon zijn werk
zijn zoeken. Geen oogen konden
hem beloeren, zoo had hij het
aangelegd, en het zand wat niet
meer gewasschen kon woiden,
hoopte hij tot een borstwering op
naar den kant van den oever.
Dat kon niemand opvallen.
Eens zijn terrein afgebakend,
had hij geen overlast te vreezen.
Daartoe bestonden overeenkom
sten en voorwaarden die nooit
geschonden werden, en gewro
ken door den strop.
Zijn eerste dagen brachten zeer
weinig.
Hij werkte aan een kromming
van den stroom, waar de golfslag
met groot geweld den oever be-
spoelde, dus ook met alle kracht
tot wasschen en spoelen geëigend
was.
Met koorlsigen spoed en bevende
handen, en jagenden adem bewerk
te hij het zand.
Niets! niets! niets!
steeds niets!
Een dag verging, een tweede,
een derde.
Bijna gaf hij het hier op.
Den vierden morgen zette hij
zich moedeloos neer op den rand
van het uitgeholde en uitgespoelde
terrein.
II'j liet het hoofd troosteloos
zakken op de borst, de moed scheen
hem te begeven. Alles sloeg
hem tegen, de tranen vulden zijn
oogen.
En hij lietze vloeien zijn tranen
en zij vielen in de golven van
den stroom.
Maar wat glinsterde daar, doo
zijn tranen heen, door de gol
ven tegelijk, daar rechts, op
den oever, onder het water, als
door den stroom in het slib mee
gesleept, gewasschen en daar
neergelegd.
Zou dat goud zijn? goudkorrels?
die dikke boontjes? goud?
goud! maar dan had hij toch de
beste waschplaals? Maar hoe
er bij te komen, wist hij maar
of het goud was? Maar het
water moet niet onklaar worden
dan kan hij niet zien, en niets
ordelijk doen, was het goud,
o, dan!!
Langzaam ging hij langs den
oever te water, op korten afstand
van zijn vondst. Nu nsm hij
zijn akst die vooraan tamelijk plat
was. Voorzichtig liet hij haar
in de golven neergaan, lot aan....
zijn scbat, zooals hij het noemde.
Hij beefde in al zijn ledematen,
zijn oogen zagen bijna niets
meer, als een sluier legde zich
voor zijn blikken.
Een dosis Foster's Maagpil-
len bij het naar bed yaan
verse aft 's morgens ge
makkelijke en normale ont
lasting. f 0.65 per flacon.
Als men 's morgens het ochtend
blad ter hand neemt en daarin leest,
dat Wallstreet van flauwe stemming
prijshoudend of vast is afgestemd,
dan slaken vele in het nauw gedreven
beleggers zuchten van verlichting.
Hier is de wensch menigmaal de
vader der gedachten, want men hoopt
zoo dringend op verbetering in den
economischen toestand, dat elke
flauwe straal van hoop de werkelijk
heid doet vergeten.
Die werkelijkheid in Amerika is
meer dan treurig. Er moeten op het
moment circa 10 millioen werkloozen
in de Vereenigde Staten zijn, en dat
in een land, waar geen sociale wetten
bestaan en ook van hooger hand
geen sociale maatregelen geDomen
worden. Trouwens Hoover heeft zich
al enkele malen over uitgesproken,
dat hij, gezien de slechte toestand
van de Schatkist, er niet aan denkt
om deze richting uit te gaan.
De Amerikanen vinden het Euro-
peesche gedoe in deze richting ver
keerd en beschouwen de sociale
lasten als een factor, die het concur
rentievermogen doet verminderen en
op den duur tot groote teleurstelling
en tot verscherping der crisis zal
moeten leiden.
Wij willen dit Amerikaansche
standpunt hier niet verder analyseeren,
maar wij willen slechts volstaan met
te zeggen, dat die millicenen werk
loozen in Amerika zoo goed als
geheel aangewezen zijn op pacticu-
lieren steun. In New York bijv. is
ongeveer 1/7 der bevolking, dus circa
1 millioen personen afhankelijk van
liefdadigheid. Nu de particuliere ver
mogens dag in dag uit slinken en
de zoogenaamde „relief fünds"
practisch leeg zijn, staat men voor
de vraag, wat men verder moet doen
om van een millioen menschen geen
desperados te maken. Dit probleem
uiterst moeilijk, want ook de
«jcoote steden zien hun middelen
angzamerhand uitgeput raken en
zullen binnenkort niet in staat zijn
om aan hun verplichtingen te voldoen,
laat staan hun budgetten nog eens
extra zwaar te belasten om de lang
zaam verhongerende menigte van het
Hij wist niet wat in hem om
ging, wat met hem gebeurde,
hij schokte op zijn voeten.
Toch ging hij voort.
Langzaam en met trillende
handen haalde hij de platte krom
ming naar boven, tot in het licht
zou het waar zijn? het
schittert toch zoo. maar
dan was het veel, de korrels
waren zoo groot, eerst echte pepi»
ta's.—
Dat alles ging hem als de blik
sem door het hoofd.
Op het zand tegen de borstwe
ring, dus voor iedereen zichtbaar
schudde hij de schuifel om. IJlings
boog hij neer en had het in de
hand.
Hij zou het uitgeschreeuwd heb
ben en uitgeschreid ook.
Goud! het was goud! waarlijk
goud!
Meester Dorrens wist niet wat
hem overkwam. Het schemerde
hem wonderlijk voor de oogen. De
gouden korrels die hij in de hand
droeg, wogen zwaar als lood.
Hij zou omgevallen zijn, indien
hij zich niet langzaam had laten
achterovergaan op den rand van
zijn zoekplaats.
Hij merkte niet dat hij zoo
met de voelen in het water hing
ook niet hoeveel tijd er verstreek
eer hij zich rekenschap geven
kon, ten volle van wat hem we
dervoer.
Niemand had het opgemerkt,
Hij kneep de gevonden korrels
allernoodzakelijkste te voorzien.
Het is dus geheel niet ongerijmd
om binnenkort,» tenminste wanneer er
werkelijk niets gedaan wordt, honger
opstootjes te verwachten, welke,
eenmaal uitgebroken, heel wat be
denkelijker zijn dan in Europa het
geval zou zijn. Immers in het land
van den vroegeren allmighty Dollar
is het banditisme een goed georgani
seerde tak van industrie. De bedrij
vigheid in deze tak zal natuurlijk
toenemen, want een geheel leger van
radeloozen zullen zich bij de onder
wereld aansluiten.
Hierover mag men niet gering
denken. Het geval van Lindbergh's
baby spreekt hiervoor boekdeelen.
Hoe wij ook begaan zijn met het
lot van de familie Lindbergh, is het
feit, dat voor de opsporing van het
kind circa 1 millioen Dollar is uit
gegeven typeerend voor de groote
gedragen, die de Amerikaansche
schatkist heeft te spendeeren voor
het banditisme. Met die millioenen
Dollars, gelooven wij, dat het geheel
wat rationeeler zou zijn. wanneer
Hoover alsnog zal besluiten om meer
sociaal te gaan denken. Misschien
zal dat. buiten besparing, ook ver
lichting van den meer dan treurigen
economischen toestand van de werk
loozen kunnen beteekenen.
Met dat al is echter de naaste
toekomst van de Vereenigde Staten
zeer gevaarlijk geworden.
Vandaar, dat er in Amerika meer
en meer stemmen opgaan om geene
faciliteiten te verleenen aan de oor
logsschulden-crediteuren, ook al zou
Duitschland niet meer betalen. Van
het Amerikaansche blnnenlandsche
standpunt is dit te begrijpen, want
„charity begins at home" en wanneer
niet duidelijk blijkt, dat de Ameri
kaansche economische situatie zal
opklaren, wanneer de onderlinge
schulden geheel en al worden ge
schrapt, beteekent het annuleeren
ervan een zwaar offer, dat Amerika
grootendeels zal moeten dragen.
Natuurlijk kan men zeggen, dat
in origine die oorlogsschulden niet
jeheel en al te verdedigen waren.
Maar wanneer men er zich eenmaal
op heeft ingesteld, blijft het toch
altijd een zeer groote opoffering om
er afstand van te doen.
Is het waar, dat Duitscbland's
concurrentie vermogen er door zal
stijgen ten nadeele o.a. van Amerika,
dan is het wel heel veel van het
Amerikaansche Volk gevergd om in
eigen land ontzaglijke misere te
lijden ter wille van een staat, die
niet geheel en al de Amerikaansche
sympathie geniet. Met het voort
schrijden van de wereld-ellende en
met het zich meer en meer terug'
trekken binnen de eigen grenzen, is
het verleenen van faciliteiten aan
anderen niet meer een daad. die in
het kader der omstandigheden ligt,
al mag men dit ook betreuren. Welke
maatregelen Amerika zal nemen,
wanneer de ex-geallieerden in gebreke
blijven, is nog niet te overzien.
Vader Klüagelkamp had van Jan
Pepelkes een middelmatig boertje
een koe gekocht, een schoone
melkkoe. Druke meun was al tien
maal in den stal geweest en beweerde,
dat zij de koe een sieraad was
voor den ganschen stal.
Nu zat vader met zijn grooten
geldbuil in de huiskamer en telde de
daalders in rijtjes op de taiel, terwijl
Jan toekeek en zijn pijp rookte.
Ik kom er niet, zei vader, ik
moet grover geschut laten aanrukken.
Hij ging in de kamer na een kor
ten tijd kwam hij weer terug.
vast in de hand.
Zijn oog zoekt de plaats van de
vondst en ziedaar, dat was ze
blonken hem nog niet meer kor
rels tegemoet?
Wie weet of hij niet rijk was
in een keer.
Een soort van extase maakte
zich van hem meester.
Hij zag een man voor zich uit
gaan en die man had zijne gelaat
strekken maar men kende
hem niet, men zeide maar al
leen Mijnheer, tot hem, meer niet
ook zijn kennissen konden in
hem geen bekende vinden, hoe
scherp men den vreemden man
ook opnam.
Hij kwam van Antwerpen en
ging naar Maastricht.
Daar stond die vreemde man
met zijn gelaatstrekken op de
Kleine Gracht.
Langzaam ging hij voorbij.
Voor een huis stond hij stil en
zag er nieuwsgierig rond en om.
Maar het huis was veranderd
en andere menschen woonden er
en deden ook een anderen handel
en hij trad er binnen.
Men vroeg wat hij wilde.
Hij wist het niet, och ja
vragen wilde hij, of die menschen
daar al lang woonden
Neen maar men zag wel dat
hij vreemd was.
Vroeger had er een Dorrens
gewoond, maar dat was een deug
niet geweest en die op een v^pe-
gen morgen weggeloopen was, en