Tweede Blad ¥in „PBMIL* 11 MAAS' 99 Openbare Vergadering van den Raad der Gemeente Venray, Het Groene Kruis Zaterdag 26 Maart 1932 Drie en vijftigste Jaargang No. 13 gehouden op 14 Februari 1932, namiddags 4 uur. Voorzitter: de heer O. L. P. van de Loo, Burgemeester. Secretaris: de heer A. F. M. van Haaren- Afwezig met kennisgeving de heer J. H. M. H. Stoot. De Voorzitter opent de vergadering met gebed, waarna aan de orde is Vaststelling der notulen der vergaderingen van 26 November 1931 en 21 December 1931. Wat betreft de notulen der vergadering van 26 November, zegt de heer Millen. dat deze juist het omgekeerde bevatten van hetgeen door hem gezegd is. Er staat n.l. „de heer Millen gelooft, dat het wel an ders werd als maar werd ingelicht, dat hier veel bouwvakarbeiders zijn en er dus crisis-werkeloosheid heerscht", terwijl door hem juist gezegd is, dat als maar geadviseerd werd, dat hier veel landarbeiders zijn, wel uitgemaakt zou worden, dat hier crisis-werkeloosheid heerscht en ook waarschijnlijk een steunregeling zou worden goedgekeurd Deze notulen worden, aldus aangevuld, vastgesteld. De heer van Boven zegt, tot zijn spijt verhinderd te zijn geweest, de voortzetting der vergadering van 21 December op 22 December bij te wonen. Ondanks zijn afwezigheid laat men hem hierin toch het woord voeren, althans volgens de notulen in de courant. De Voorzitter antwoordt, dat dit 'n vergissing is en in de officieele notulen ter plaatse staat: de heer van Haren. De notulen der vergadering van 21 December 1931 worden vervol gens ongewijzigd vastgesteld. Bij de hierna gehouden trekking blijkt, dat no. 4 getrokken is, zoo dat bij eventueele stemmingen in deze vergadering no. 4 der presentielijst, i.e. de heer Nelissen, het eerst zijn stem moet uitbrengen. De Voorzitter spreekt hierna als volgt Alvorens met de behandeling der agenda door te gaan, zij het mij oudergewoonte vergund een korten terugblik te werpen op het afgeloopen jaar. Bij den aanvang van 1931 werd er door mij reeds opgewezen, dat er op gerekend moest worden, dat op de vette jaren de magere zouden volgen, en inderdaad is in den loop van 1931 de economische toestand hoe langer hoe ongunstiger geworden. Waren de eerste negen maanden met name voor den landbouw nog zoodanig, dat in de meeste gevallen nog een kleine winst mogelijk was, thans is de toestand zoo, dat zelfs in het best geoutilleerde landbouwbedrijf van eenige winst geen spraxe is, zelfs in de meeste gevallen niet van een normale rente van het in het bedrijf gestoken kapitaal. Blijft deze toestand van langeren duur, dan zijn de gevolgen voor deze, in hoofdzaak uit landbouwende bevolking bestaande gemeente, niet te overzien. In belangrijke mate zal de belas tingopbrengst dan beneden de raming blijven en zullen de gemeentefi- nanciën hierdoor worden ontwricht. Ook de middenstanders en arbeiders zullen de gevolgen hiervan ondervinden: in eene gemeente als de onze, kan het middenstanders en arbeiders alléén goed gaan, als er tenminste een bescheiden welvaart in den landbouwersstand is. Reeds thans zijn die gevolgen tastbaar te voelen; de werkloosheid neemt hand over hand toe, in het landbouwbedrijf worden veel minder arbeidskrachten gevraagd dan vroeger, de groote bouwvakpatroons hebben hun arbeiders bij tientallen gedaan moeten geven, in de sigarenindustrie heerscht ge deeltelijke werkloosheid, de algemeene toestand wordt met den dag slechter en helaas, niets wijst erop, dat in dezen toestand voorlooptg verbetering zal komen. Op de begrooting 1932 drukt het werkloozenprobleem en de werkver schaffing zijn stempel, maar indien de werkloosheid ook in de zomer maanden blijft aanhouden als thans, zullen de daarop thans uitgetrokken hooge bedragen, nog bij lange niet voldoende blijken te zijn, willen we alle gehuwden en kostwinners aan werk helpen. Gelukkig zal de wegen verbetering aan vele hoofden van gezinnen nog gedurende een geheelen tijd werk kunnen geven en het zal den Raad tot groote voldoening strekken, dat hij door zija besluit tot die verbe tering over te gaan, in hooge mate gelijktijdig de belangen der land bouwers en arbeiders heeft kunnen dienen. Ware dit werk achterwege gebleven, het zoude onmogelijk geweest zijn, aan onze arbeiders, die werken willen, werk te verschaffen, dat hun en hunne gezinnen voor armoede behoedt en onze op zware lasten zittende boeren en keuter boertjes, die eveneens te werk gesteld mogen worden, redt van den ondergang. Dit mag wel eens worden vastgelegd. Het jaar 1932 zal een bij uitstek moeilijk jaar wordeo; naast de ar beiders zal aan de landbouwers, die tengevolge van de crisis noodlijdend zijn geworden, de helpende hand moeten worden toegestoken. Aan werken, die groote kapitaalsuitgaven eischen, is niet te denken. Kapitaalsuitgaven zullen zooveel mogelijk moeten worden beperkt, alléén reeds in verband met de groote moeilijkheden om dezelve te financieren, maar alles wat in ons vermogen is, zal gedaan moeten worden om ar moede buiten de gemeente te houden en al kan een gemeente daar toe slechts weinig doen de landbouwers te helpen, waar dit mogelijk is. Mij en de wethouders zal niets te veel zijn, om daartoe het onze bij te dragen en wij rekenen daarbij op den krachtigen steun van den geheelen Raad. In tijden ,als deze moeten kleine verschillen wegvallen tegenover ons aller grootste belang, te behouden wat in de jaren, die achter ons lig gen, is bereikt, Daarvoor zullen offers gebracht moeten worden door iederen stand, want iedere stand heeft boven zijn stand geleefd en wij moeten terug naar eenvoud en versobering, graag of niet. Wij zullen ons tijdig hebben aan te passen of wij zullen ondergaan. De gezonde volkskracht en de diepe godsdienstzin van Noord-Lim burg doen mij hopen, dat wij, met Gods hulp, in de zware taak, die ons in dezen moeilijken tijd is opgelegd, zullen slagen. Wij allen vertrouwen op God en weten, dat Zijne hulp het meest nabij is, als de nood het hoogste is en daarom juist zien wij met onge schokt vertrouwen de toekomst van Venray tegemoet. Dan is aan de orde: vaststelling der voorloopige vergoedingen der bijzondere lagere scholen, overeenkomstig artikel 101 der Lager On derwijswet 1920. De Voorzitter deelt mede, dat de vergoeding per leerling het gemid delde bedraagt van de kosten per leerling der O. L. scholen te Venray. Deze kosten bedragen volgens de laatst vastgestelde gemeenterekening f 7.29. De gemeente moet hierop een voorschot geven van 80 procent. Voor de bijzondere school Venray—kom bedraagt deze voorloopige - vergoeding f 2624.40, voor de Jongensschool Leunen f 450.52, voor Je meisjesschool Leunen f 489.88, voor de jongensschool Oirlo f 740.66, voor de meisjesschool Oirlo f 449.06, voor de school Oostrum f 647.35, voor de school Ostenray f 682.34. voor de school Merselo f 664.84, voor de school Ysselsteyn f 806 27, voor de school Veulen f 431.56, voor het St. Josephsgesticht f 810.64 en voor de Eerwaarde Zusters Ursulinen f 2649,18. Wordt algemeen goedgevonden. Vervolgens is aan de orde voorstel van Burgemeester en Wethou ders tot aanvulling der verordening op de veemarkt. De Voorzitter leest de in verband hiermede ingekomen circulaire van Ged. Staten voor, alsook de ontwerp-verordening, welke laatste onge wijzigd wordt vastgesteld. Dan wordt behandeld het voorstel van B. en W. om in verband met een verzoek van de vereeniglng voor landbouwonderwijs een besluit te nemen, dat de oprichting en instandhouding van landbouwhuishoud- onderwijs in de gemeente noodig is. De Voorzitter licht toe, dat dit hier reeds herhaaldelijk is uitgemaakt en het besluit ook reeds in beginsel is genomen. Het moet thans offi cieel worden genomen en aan de Koninklijke goedkeuring worden onder worpen. Wordt algemeen goedgevonden. Nog is aan de orde voorstel van B. en W. tot het verleenen van een éénmalig subsidie, groot f 300, aan de vereeniging voor landbouw onderwijs, voor het geven van huishoudcursussen. De Voorzitter zegt, dat omtrent de oprichting der diverse cursussen overleg is gepleegd met de Inspectrice en de vereeniging voor landbouw onderwijs. Er hebben zich zooveel leerlingen aangegeven, dat begonnen is met 3 cursussen en 2 avondcursussen. Toen dit alles geregeld was, kwam over de geheele lijn een vermindering van 12 pet. op de rijksbij drage voor nijverheidsonderwijs en nu is het kapitaal niet voldoende om alle cursussen te bekostigen. Waar wij eenmaal zoover waren en het niet goed ging om* cursussen te doen uitvallen immers welke cursus moet uitvallen is in over leg met de vereeDiging voor landbouwonderwijs goed gevonden alle cursussen te doen. doorgaan, mits de gemeente f 300 gaf. De rest, wat te kort komt, doet de vereeniging voor landbouwonderwijs. Dus, zegt de heer Millen, die f 300 zijn noodig omdat er niet genoeg leerlingen zijn. Juist omgekeerd, zegt de Voorzitter, omdat er zooveel gegadigden waren, hebben wij juist die cursussen moeten inrichten en toen dit alles klaar was, kwam de vermindering van 12 pet. der rijksgeiden. De heer Millen heeft gehoord, dat niet alle leerlingen, die zich hebben aangemeld, zijn toegelaten. Dit komt, omdat deze dan nog te jong waren, zegt de Voorzitter. Enkel meisjes van minstens 16 jaar worden tot de school toegelaten. De heer Van Boven vraagt, of het de bedoeling is eene éénmalige bijdrage te geven, waarop de Voorzitter bevestigend antwoordt. Maar, zegt de heer van Boven, als de school nu eens noodlijdend wordt, dan zullen we moeten steunen. De Voorzitter zegt, dat dit anders gaat. Voor nijverheidsonderwijs betaalt de gemeente automatisch 30 pet., terwijl het Rijk 70 pet. voor zijn rekening neemt. Wordt algemeen goedgevonden aan de vereeniging voor landbouw onderwijs een eenmalig subsidie van f 300 toe te kennen. Na voorlezing van het ingekomen schrijven van het Ned. Instituut van Architecten inzake het uitvoeren van particulier werk door ambte naren, zegt de Voorzitter, dat de Gemeente-architect hier nooit particu lier werk doet. De heer Vermeulen meent trouwens, dat dit in de instructie geregeld is. Zeker zegt de Voorzitter, doch dit is 'n algemeene circulaire en het zal wel niet overal in de instructie geregeld zijn. Gemeentewerk, dat mag toch zeker, zegt de heer Jacobs. Natuurlijk, zegt de Voorzitter, waarna het schrijven voor kennisgeving wordt aangenomen. Nog wordt na voorlezing door den Voorzitter voor kennisgeving aangenomen, het ingekomen schrijven van het Gedeputeerd Bestuur inzake begrooting der plaatselijke inkomsten en uitgaven. Het verslag der Commissie tot wering van schoolverzuim wordt hierna voor de leden ter Secretarie ter inzage gelegd. Dan wordt behandeld het verzoek van den heer J. A. Poels, als wd. voorzitter der Commissie tot verleening van steun aan landbouwers, die als gevolg der crisis in nood verkeeren, om eene rentelooze bijdrage uit de gemeentekas van 30 procent van den te verleenen steun tot een maximaal bedrag van f 4500. De Voorzitter leest het ingekomen verzoek en het ontwerpbesluit van Burgemeester en Wethouders voor en zegt, dat, waar van de overheid zooveel offers worden gevraagd voor werkverschaffing en steunverleening voor de arbeiders, naar de meening van B. en W. deze betrekkelijk zeer geringe steun alleszins gemotiveerd is. Het zoude een ramp worden voor de Gemeente als de boerenstand zich niet staande zoude kunnen houden. Niemand zal natuurlijk de waarborg kunnen geven dat deze f 4500 in haar geheel terugkomen. Dit zal van allerlei omstandigheden afhangen. Als de crisis aanhoudt zal zeker een groot bedrag verloren gaan, maar al ging zelh het geheele subsidie verloren, dan nog zou de verleening van dit bedrag te billijken zijn. Het is slechts een peulschilletje tegen het bedrag, dat voor de werkverschaffing zal noodig zijn. De heer Van Haren zegt gaarne zijn stem aan dit voorstel te geven; hij betwijfelt echter of dit bedrag wel groot genoeg zal zijn; mocht het echter ontoereikend zijn, dan kuunen wij het nog altijd verhoogen. Hij spreekt echter verder de hoop en verwachting uit, dat, als het eventueel noodig wordt, dat ook de middenstand met een dergelijk request bij den Raad komt, dit request met evenveel welwillendheid zal worden ontvangen, nu arbeider en boer geholpen zijn. De heer Millen vraagt, hoe de bedragen die terugkomen worden ver deeld, waarop de Voorzitter antwoord ponds-pondsgewijze. De heer Van Boven juicht het voorstel toe en hoopt, dat alle leden hier voor zullen stemmen. Wij hebben eerst de arbeiders geholpen ea\ bieden nu den boerenstand de helpende hand. Beter ware het, dat dit niet noodig was, maar wij staan nu eenm'aal voor de feiten. Spreker hoopt, dat Gods beste zegen hierop moge rusten. De Voorzitter hoopt, dat eene aanvrage als door den heer Van Haren bedoeld niet noodig zal zijn, doch mocht het onverhoopt zoover komen, dan zullen ook B. en W. zeker met de noodige welwillendheid daar tegenover staan. Wethouder Pubben verheugt het, dat het voorstel van alle zijden zoo sympathiek ontvangen wordt. Hieruit blijkt wel, dat de nood van den boerenstand wordt ingezien. Niemand onzer had ooit kunnen denken, dat het nog zoover zou komeni Wij zullen thans op bescheiden wijze de menschen moeten helpen. Spreker dankt den Raad en hoopt, dat spoedig betere tijden mogen aanbreken, opdat terugbetaling mogelijk zal blijken. Het voorstel van B. en W. wordt hierna zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Op voorstel van den Voorzitter worden vervolgens aangewezen als vertegenwoordigers der Gemeente in het Bestuur der Plaatselijke stich ting voor hulpverleening aan land- en tuinbouwers, de heeren P. M. H. Pubben, Wethouder en L. J. van Haren, Raadslid. Beide heeren verklaarden hunne benoeming aan te nemen. De heer Houben dankt als Voorzitter van het steuncomité den Raad, voor de zoo unaniem verleende hulp. In verband met het voorstel van B. en W. om aan het Plaatselijk Crisis-Comité eene bijdrage te verstrekken, tot het verschaffen van extra hulp voor aanschaffing van kleeding, schoeisel, beddegoed. e.d. aan daarvoor in aanmerking komende Crisis-werkloozen tot een gelijk be drag als door het Nationaal Crisis Comité aan het Plaatselijk Comité zal worden beschikbaar gesteld, over een tijdperk van 12 maanden en tot een maximaal bedrag van 10 cent per ingezetene, zegt de Voorzitter, dat volgens een nader ingekomen schrijven van het Nationaal Crisis- Comité, dit voorstel eenige wijziging behoeft. Voor plaatsen waar geen steunregeling is, wordt n.l. slechts 5 cent per inwoner, voor dit doel beschikbaar gesteld. Dit komt voor Venray neer op f 632.50. De heer Millen constateert, dat, wanneer wij indertijd een steunrege ling hadden gemaakt, wij nu 10 cent per inwoner hadden gekregen. De Voorzitter antwoordt, dat wij blij kunnen zijn, dat hier niet zoo danige Crisis-werkloosheid is geweest, dat niet allen te werk zijn kun- ken gesteld worden nu is tot nog toe een steunregeling onnoodig en dat is veel beter. De heer Millen zegt, dat hier niet geproheerd is, een steunregeling goedgekeucd te krijgen. Er is nu eenmaal niets meer aan te doen, doch Spreker blijft het jammer vinden, dat we daardoor thans maar 5 cent krijgen. Wethouder Odenhoven betreurt het, dat zoon groote gemeente als Venray met 5 cent wordt afgescheept, terwijl zoovele kleinere gemeen ten 10 cent krijgen, omdat ze een steunregeling hebben. De heer van Boven vraagt, of dit geld uitsluitend bestemd is voor de menschen bij de werkverschaffing, waarop de Voorzitter bevestigend antwoord. Het gewijzigde voorstel van B. en W., wordt hierna zonder hoofde lijke stemming aangenomen. Dan wordt behandeld, het ingekomen schrijven van den Nederland- schen R. K. Politiebond ,St. Michaël, inzake jaarwedderegeling der dienaren van politie. Na voorlezing van dit schrijven, vestigt de Voorzitter de aandacht op artikel 223 der Gemeentewet, waaruit blijkt, dat de Raad de salaris regeling moet vaststellen onder goedkeuring van de Kroon. Aangezien eerst voor kort is uitgemaakt, dat het hier dienaren van politie zijn en geen veldwachters, hebben B. en W. de ontwerp-verordening nog niet klaar. Spreker zou er daarom voor zijn, dit request later te bespreken, te gelijk met de verordening. De heer Millen wijst op de vacature Fila en zou ook deze gaarne zien aangevuld; nu moeten de anderen dat werk erbij doen. De Voorzitter zegt, dat ook dit bij de verordening zal geregeld worden. De heer van Boven heeft gezien, dat Derks thans belast is met het ophalen van het gas-geld en vraagt, of de Directeur daar niet iemand voor kan aanwijzen. De Voorzitter zegt, dat wij juist met deze kleine dingen tot be zuiniging moeten komen. Ook hieromtrent zullen B. en W. echter met voorstellen komen. De heer van Boven hoopt maar, dat het gunstige voorstellen zullen zijn, want zooals de toestand nu is, voor de dienaren van politie is hij onhoudbaar. Er wordt veel te veel van hen gevorderd. De Voorzitter zegt, dat men ook niet moei overdrijven. De ingekomen dankbetuigingen der Provinciale vereeniging, van R. K. Openbare leeszalen in Limburg, A. N. W. B. en Patronaatscom missie St. Antonius voor verleend subsidie worden hierna voor kennis geving aangenomen. Nog is aan de ordevoorstel van B. en W. tot veiling en verkoop van circa 1 H.A. bosch, gelegen te Venray, Laagheide—Endepoel, ge deelte van Sectie H 1237 en circa 3 H.A. bosch, gelegen te Venray, vlakwater, gedeelte van Sectie D 3237. De Voorzitter zegt, dat deze bosschen tengevolge der insectenplaag in een dusdanigen toestand verkeeren, dat afsterven der boomen volgens het oordeel van het Staatsboschbeheer zoo goed als zeker te verwach ten is en langer uitstellen van velling het hout nagenoeg waardeloos zou maken. De bedoeling is deze werkzaamheden door werkloozen te doen ver richten Wordt algemeen goedgevonden. De heer Millen meent, dat de Gasfabriek er wel een werkkracht bij kan gebruiken. Nu wordt er soms 14 tot 16 uur gewerkt. Het per soneel is daar niet op tegen, omdat het werk betreft, dat moet gebeuren, maar was er iemand bij, dan konden ze ook eens vrij af nemen en kon deze persoon misschien ook belast worden met het ophalen der gasre- keningen. De Voorzitter zegt, dat werkdagen van 16 uur uitgesloten zijn. Daar bij moeten we er aan denken, dat het gasbedrijf noodlijdend is en het ook geen tijd is om tot personeeluitbreiding over te gaan. In elk geval wordt er niet gewerkt volgens de arbeidslijst, zegt de heer Millen. De heer Millen wil voorts terugkomen, op het in het begin der ver gadering, door den Voorzitter gesprokene. Zeker, het levenspeil is ver laagd en allen zullen we ons moeten bekrimpen. Maat de versobering, behoeft toch ook weer niet overdreven te worden. Menschen die het nog betalen kunnen, moeten juist den le venstandaard opvoeren of ophouden, opdat zij aldus aan andere gelegen heid geven, nog wat te verdienen. De ambtenarenstand b.v. heeft over het algemeen nog weinig van zijn inkomen verloren. Laat die stand dus zijn levenspeil ophouden. Zeker zal ook die stand, waar het mogelijk is, aan den tand moeten worden gevoeld. Spreker bedoelt hier niet onze gemeenteambtenaren, maar van bovenaf moet het begin nen, bij Ministers en Kamerleden, die mede ook doordat zij verschillende betrekkingen bekleeden, veel te hooge inkomens hebben voor dezen tijd. Laten die nu beginnen met hét voorbedd te geven. Spreker beeft ge meend, dit, al staan wij er als raadslid buiten, hier eens te moeten zeggen. De heer Goumans zegt, dat nog verschillende canadaboomen der Gemeente moeten gesnoeid worden en wijst in dit verband ook op de boompn, staande langs den gemeenteweg naar het Nieuwhuis. De Voorzitter zal dit doen onderzoeken. De heer Arts vraagt, hoe het zit met het uitbreidingsplan, waarop de Voorzitter antwoordt dit eerstdaags terug te verwachten. De heer Arts wijst verder op den vuilnishoop bij de Willemstraat, die nog steeds niet is weggehaald. De Voorzitter zegt dit ook te zullen doen nagaan. Als de puinhoop is geruimd, hoopt Spreker echter, dat ook de omwonenden zullen mee helpen, dat het storten van puin daar niet meer voorkomt. De heer Vermeulen vraagt, hoe de uitslag is van het ingestelde on derzoek, om retourkaartjes in te voeren. De Voorzitter antwoordt, dat ook de conducteurs-chauffeurs hierom trent gehoord zijn, doch algemeen gevreesd wordt, dat de meerdere winst aan passagiers niet zal opwegen tegen de mindere opbrengst. De heer Vermeulen, is het hier niet mee eens. Hij ziet er thans velen loopen, en gelooft eerder, dat, als het tarief zoo blijft, dit aantal nog zal toenemen. De heer Millen zou eens een proef willen nemen voor een jaar. De Voorzitter vindt het hiervoor nu geen tijd. We mogen het gevaar niet lcopen, dat onze inkomsten lager worden. De heer Vermeulen dankt den Voorzitter voor de toezending van het mooie boekje, waarin de Politieverordening is afgedrukt, maar wil meteen wijzen op artikel 165 hiervan. Dit luidt niet zooals het door den Raad is vastgesteld. De Voorzitter zegt, dat de in dit artikel genoemde persoonlijke diensten geregeld zijn bij de Gemeentewet. Op verlangen van Ged. Staten is nu de redactie van dit artikel der Politieverordening aangepast aan artikel 126 der Gemeentewet. Wethouder Pubben hoopt, dat de vee-arts vooral in het begin soepel zal optreden bij de toepassing der nieuwe bepaling voor aanvoeren van vee ter markt. Als geneesmiddelen ter bestrijding der runderhorsel zijn aangewend, hoopt Spreker, dat het vee zal worden toegelaten. De heer Van Boven spreekt de hoopt uit, dat eventueele aankoopen van kleeding, schoeisel, beddegoed enz., voor bij de goedgekeurde werkverschaffing geplaatste arbeiders in Venray zulten plaats vinden. De Voorzitter zegt, dat dit reeds in principe door het steuncomité is besloten. De heer Van Boven zou verder de marktgelden in dezen crisistijd met de helft willen verminderen. De Voorzitter antwoordt, dat zulke voorstellen maar zoo niet kuDnen worden gedaan en eerst van alle kanten moeten worden bekeken. Deze gelden worden geheven volgens een koninklijk goedgekeurde verorde ning en alle verandering moet ook weer konioklijk worden goedgekeurd. Daarbij kan de Gemeente nu zeker geen inkomsten missen. De heer Arts zou op marktdagen de Groote Straat voor voertuigen afsluiten, waarop de Voorzitter antwoordt, dat dit reeds op bepaalde uren gebeurt. De heer van Haren zou het kolenhok onder den Boog willen be stemmen voor urinoir. De Voorzitter zegt, dat er reeds vlak bij een is. De heer van Haren zou deze dan goed in orde laten maken. Niets meer aan de orde zijnde, sluit de Voorzitter de vergadering met den christelijken groet. Vergadering van te VENRAY, Zondag 20 Maart. Zondag hield de afd. Venray van bovengenoemde vereeniging in het Patronaat hare jaarvergadering. De Voorzitter, Dr. Sala, opende de vergadering met den christelijken groet en een woord van welkom aan de aanwezigen, die hij gaarne wensch- te te beschouwen als de kern der vereeniging, getrouwe bezoekers der vergaderingen, als zij steeds zijn. En toch is het zoo jammer, dat van de ruim 1200 leden, die de vereeni ging telt, er zoo bitter weinig zijn, die de vergadering bijwonen. Verreweg de meesten meenen zich van hun ledenplicht gekweten te hebben, als zij de contributie betaald hebben en te zijner tijd profiteeren van de diensten en het magazijn van onze, zoo bij uitstek nuttige en cha ritatieve vereeniging. O, kwamen er eens een 500 of 600 leden ter ver gadering. die allen zouden hooren van het vele goede, dat de vereeni ging op haar uitgebreid terrein van werkzaamheden verricht, hoeveel propaganda zou er van zulk een vergadering niet uitgaan, tengevolge waarvan het ledental gemakkelijk met een 4 tot 500 zou kunnen stij gen. Wat zouden de zorgen van het bestuur verlicht worden, dat nu zoo vaak moet passen en meten om de eindjes aan elkaar te kunnen knoopen en gewoonlijk nog zit met met een aanwezig of verwacht kas- ekort. En toch mag de vereeniging hare werkzaamheden niet staken. In dit verband gezien is het bui tengewoon gelukkig, dat de veree niging de diensten heeft van de Eerw. Zusters-wijkveipleegsters, die voor hun warme toewijding een be scheiden honorarium erlangen. Was dit niet het geval, de contributie zou wel drie- of viermaal verdubbeld moeten worden. Een woord van oprechten dank en hulde aan de Eerw. wijkverpleegsters, die weer en wind trotseerend, onvermoeid steeds op hun plaats zijn in dienst der lijdende menschheid. (Met applaus betuigde de vergadering hare in stemming.) In deze crisistijd zijn er, die zich laten verleiden ontslag te nemen als lid der vereeniging. zonder dat dit nu juist noodzaak is. Dezulken moe ten er echter op rekenen, dat wan neer zij in nood geraken, niet zonder meer weer lid der Vereeniging kun nen worden, doch de contributie tusschen hun ontslag en weder aan melding eerst moeten bijbetalen. Slechts als het Bestuur inziet dat de ontslagname een gevolg is van finan- tieele oorzaken, neemt het Bestuur genoegen met minder dan de vast gestelde jaarcontributie ad f 1.50, ja, wordt in zulke omstandigheden een lidmaatschapskaart wel gratis afgegeven. In tusschen moeten we den moed niet verliezen en als Voorzitter doet spreker dan ook gaarne een beroep op de aanwezigen propagandisten te willen zijn der VereeDiging en met

Peel en Maas | 1932 | | pagina 5