Tweede Blad ¥in „PBMIL* 11 MAAS'
99
Openbare Vergadering van den
Raad der Gemeente Venray,
Het Groene Kruis
Zaterdag 26 Maart 1932
Drie en vijftigste Jaargang No. 13
gehouden op 14 Februari 1932, namiddags 4 uur.
Voorzitter: de heer O. L. P. van de Loo, Burgemeester.
Secretaris: de heer A. F. M. van Haaren-
Afwezig met kennisgeving de heer J. H. M. H. Stoot.
De Voorzitter opent de vergadering met gebed, waarna aan de orde
is Vaststelling der notulen der vergaderingen van 26 November 1931
en 21 December 1931.
Wat betreft de notulen der vergadering van 26 November, zegt de
heer Millen. dat deze juist het omgekeerde bevatten van hetgeen door
hem gezegd is. Er staat n.l. „de heer Millen gelooft, dat het wel an
ders werd als maar werd ingelicht, dat hier veel bouwvakarbeiders zijn
en er dus crisis-werkeloosheid heerscht", terwijl door hem juist gezegd
is, dat als maar geadviseerd werd, dat hier veel landarbeiders zijn, wel
uitgemaakt zou worden, dat hier crisis-werkeloosheid heerscht en ook
waarschijnlijk een steunregeling zou worden goedgekeurd
Deze notulen worden, aldus aangevuld, vastgesteld.
De heer van Boven zegt, tot zijn spijt verhinderd te zijn geweest, de
voortzetting der vergadering van 21 December op 22 December bij te
wonen. Ondanks zijn afwezigheid laat men hem hierin toch het woord
voeren, althans volgens de notulen in de courant.
De Voorzitter antwoordt, dat dit 'n vergissing is en in de officieele
notulen ter plaatse staat: de heer van Haren.
De notulen der vergadering van 21 December 1931 worden vervol
gens ongewijzigd vastgesteld.
Bij de hierna gehouden trekking blijkt, dat no. 4 getrokken is, zoo
dat bij eventueele stemmingen in deze vergadering no. 4 der presentielijst,
i.e. de heer Nelissen, het eerst zijn stem moet uitbrengen.
De Voorzitter spreekt hierna als volgt
Alvorens met de behandeling der agenda door te gaan, zij het mij
oudergewoonte vergund een korten terugblik te werpen op het afgeloopen
jaar.
Bij den aanvang van 1931 werd er door mij reeds opgewezen, dat
er op gerekend moest worden, dat op de vette jaren de magere zouden
volgen, en inderdaad is in den loop van 1931 de economische toestand
hoe langer hoe ongunstiger geworden. Waren de eerste negen maanden
met name voor den landbouw nog zoodanig, dat in de meeste gevallen
nog een kleine winst mogelijk was, thans is de toestand zoo, dat zelfs
in het best geoutilleerde landbouwbedrijf van eenige winst geen spraxe
is, zelfs in de meeste gevallen niet van een normale rente van het in
het bedrijf gestoken kapitaal. Blijft deze toestand van langeren duur, dan
zijn de gevolgen voor deze, in hoofdzaak uit landbouwende bevolking
bestaande gemeente, niet te overzien. In belangrijke mate zal de belas
tingopbrengst dan beneden de raming blijven en zullen de gemeentefi-
nanciën hierdoor worden ontwricht. Ook de middenstanders en arbeiders
zullen de gevolgen hiervan ondervinden: in eene gemeente als de onze,
kan het middenstanders en arbeiders alléén goed gaan, als er tenminste
een bescheiden welvaart in den landbouwersstand is. Reeds thans zijn
die gevolgen tastbaar te voelen; de werkloosheid neemt hand over
hand toe, in het landbouwbedrijf worden veel minder arbeidskrachten
gevraagd dan vroeger, de groote bouwvakpatroons hebben hun arbeiders
bij tientallen gedaan moeten geven, in de sigarenindustrie heerscht ge
deeltelijke werkloosheid, de algemeene toestand wordt met den dag
slechter en helaas, niets wijst erop, dat in dezen toestand voorlooptg
verbetering zal komen.
Op de begrooting 1932 drukt het werkloozenprobleem en de werkver
schaffing zijn stempel, maar indien de werkloosheid ook in de zomer
maanden blijft aanhouden als thans, zullen de daarop thans uitgetrokken
hooge bedragen, nog bij lange niet voldoende blijken te zijn, willen we
alle gehuwden en kostwinners aan werk helpen.
Gelukkig zal de wegen verbetering aan vele hoofden van gezinnen nog
gedurende een geheelen tijd werk kunnen geven en het zal den Raad
tot groote voldoening strekken, dat hij door zija besluit tot die verbe
tering over te gaan, in hooge mate gelijktijdig de belangen der land
bouwers en arbeiders heeft kunnen dienen. Ware dit werk achterwege
gebleven, het zoude onmogelijk geweest zijn, aan onze arbeiders, die
werken willen, werk te verschaffen, dat hun en hunne gezinnen voor
armoede behoedt en onze op zware lasten zittende boeren en keuter
boertjes, die eveneens te werk gesteld mogen worden, redt van den
ondergang. Dit mag wel eens worden vastgelegd.
Het jaar 1932 zal een bij uitstek moeilijk jaar wordeo; naast de ar
beiders zal aan de landbouwers, die tengevolge van de crisis noodlijdend
zijn geworden, de helpende hand moeten worden toegestoken.
Aan werken, die groote kapitaalsuitgaven eischen, is niet te denken.
Kapitaalsuitgaven zullen zooveel mogelijk moeten worden beperkt, alléén
reeds in verband met de groote moeilijkheden om dezelve te financieren,
maar alles wat in ons vermogen is, zal gedaan moeten worden om ar
moede buiten de gemeente te houden en al kan een gemeente daar
toe slechts weinig doen de landbouwers te helpen, waar dit mogelijk
is. Mij en de wethouders zal niets te veel zijn, om daartoe het onze
bij te dragen en wij rekenen daarbij op den krachtigen steun van den
geheelen Raad.
In tijden ,als deze moeten kleine verschillen wegvallen tegenover ons
aller grootste belang, te behouden wat in de jaren, die achter ons lig
gen, is bereikt, Daarvoor zullen offers gebracht moeten worden door
iederen stand, want iedere stand heeft boven zijn stand geleefd en wij
moeten terug naar eenvoud en versobering, graag of niet. Wij zullen
ons tijdig hebben aan te passen of wij zullen ondergaan.
De gezonde volkskracht en de diepe godsdienstzin van Noord-Lim
burg doen mij hopen, dat wij, met Gods hulp, in de zware taak, die
ons in dezen moeilijken tijd is opgelegd, zullen slagen.
Wij allen vertrouwen op God en weten, dat Zijne hulp het meest
nabij is, als de nood het hoogste is en daarom juist zien wij met onge
schokt vertrouwen de toekomst van Venray tegemoet.
Dan is aan de orde: vaststelling der voorloopige vergoedingen der
bijzondere lagere scholen, overeenkomstig artikel 101 der Lager On
derwijswet 1920.
De Voorzitter deelt mede, dat de vergoeding per leerling het gemid
delde bedraagt van de kosten per leerling der O. L. scholen te Venray.
Deze kosten bedragen volgens de laatst vastgestelde gemeenterekening
f 7.29. De gemeente moet hierop een voorschot geven van 80 procent.
Voor de bijzondere school Venray—kom bedraagt deze voorloopige
- vergoeding f 2624.40, voor de Jongensschool Leunen f 450.52, voor Je
meisjesschool Leunen f 489.88, voor de jongensschool Oirlo f 740.66,
voor de meisjesschool Oirlo f 449.06, voor de school Oostrum f 647.35,
voor de school Ostenray f 682.34. voor de school Merselo f 664.84,
voor de school Ysselsteyn f 806 27, voor de school Veulen f 431.56,
voor het St. Josephsgesticht f 810.64 en voor de Eerwaarde Zusters
Ursulinen f 2649,18.
Wordt algemeen goedgevonden.
Vervolgens is aan de orde voorstel van Burgemeester en Wethou
ders tot aanvulling der verordening op de veemarkt.
De Voorzitter leest de in verband hiermede ingekomen circulaire van
Ged. Staten voor, alsook de ontwerp-verordening, welke laatste onge
wijzigd wordt vastgesteld.
Dan wordt behandeld het voorstel van B. en W. om in verband met
een verzoek van de vereeniglng voor landbouwonderwijs een besluit te
nemen, dat de oprichting en instandhouding van landbouwhuishoud-
onderwijs in de gemeente noodig is.
De Voorzitter licht toe, dat dit hier reeds herhaaldelijk is uitgemaakt
en het besluit ook reeds in beginsel is genomen. Het moet thans offi
cieel worden genomen en aan de Koninklijke goedkeuring worden onder
worpen.
Wordt algemeen goedgevonden.
Nog is aan de orde voorstel van B. en W. tot het verleenen van
een éénmalig subsidie, groot f 300, aan de vereeniging voor landbouw
onderwijs, voor het geven van huishoudcursussen.
De Voorzitter zegt, dat omtrent de oprichting der diverse cursussen
overleg is gepleegd met de Inspectrice en de vereeniging voor landbouw
onderwijs. Er hebben zich zooveel leerlingen aangegeven, dat begonnen
is met 3 cursussen en 2 avondcursussen. Toen dit alles geregeld was,
kwam over de geheele lijn een vermindering van 12 pet. op de rijksbij
drage voor nijverheidsonderwijs en nu is het kapitaal niet voldoende
om alle cursussen te bekostigen.
Waar wij eenmaal zoover waren en het niet goed ging om* cursussen
te doen uitvallen immers welke cursus moet uitvallen is in over
leg met de vereeDiging voor landbouwonderwijs goed gevonden alle
cursussen te doen. doorgaan, mits de gemeente f 300 gaf. De rest, wat
te kort komt, doet de vereeniging voor landbouwonderwijs.
Dus, zegt de heer Millen, die f 300 zijn noodig omdat er niet genoeg
leerlingen zijn.
Juist omgekeerd, zegt de Voorzitter, omdat er zooveel gegadigden
waren, hebben wij juist die cursussen moeten inrichten en toen dit alles
klaar was, kwam de vermindering van 12 pet. der rijksgeiden.
De heer Millen heeft gehoord, dat niet alle leerlingen, die zich hebben
aangemeld, zijn toegelaten.
Dit komt, omdat deze dan nog te jong waren, zegt de Voorzitter.
Enkel meisjes van minstens 16 jaar worden tot de school toegelaten.
De heer Van Boven vraagt, of het de bedoeling is eene éénmalige
bijdrage te geven, waarop de Voorzitter bevestigend antwoordt.
Maar, zegt de heer van Boven, als de school nu eens noodlijdend
wordt, dan zullen we moeten steunen.
De Voorzitter zegt, dat dit anders gaat. Voor nijverheidsonderwijs
betaalt de gemeente automatisch 30 pet., terwijl het Rijk 70 pet. voor
zijn rekening neemt.
Wordt algemeen goedgevonden aan de vereeniging voor landbouw
onderwijs een eenmalig subsidie van f 300 toe te kennen.
Na voorlezing van het ingekomen schrijven van het Ned. Instituut
van Architecten inzake het uitvoeren van particulier werk door ambte
naren, zegt de Voorzitter, dat de Gemeente-architect hier nooit particu
lier werk doet.
De heer Vermeulen meent trouwens, dat dit in de instructie geregeld is.
Zeker zegt de Voorzitter, doch dit is 'n algemeene circulaire en het
zal wel niet overal in de instructie geregeld zijn.
Gemeentewerk, dat mag toch zeker, zegt de heer Jacobs.
Natuurlijk, zegt de Voorzitter, waarna het schrijven voor kennisgeving
wordt aangenomen.
Nog wordt na voorlezing door den Voorzitter voor kennisgeving
aangenomen, het ingekomen schrijven van het Gedeputeerd Bestuur
inzake begrooting der plaatselijke inkomsten en uitgaven.
Het verslag der Commissie tot wering van schoolverzuim wordt hierna
voor de leden ter Secretarie ter inzage gelegd.
Dan wordt behandeld het verzoek van den heer J. A. Poels, als wd.
voorzitter der Commissie tot verleening van steun aan landbouwers, die
als gevolg der crisis in nood verkeeren, om eene rentelooze bijdrage
uit de gemeentekas van 30 procent van den te verleenen steun tot een
maximaal bedrag van f 4500.
De Voorzitter leest het ingekomen verzoek en het ontwerpbesluit van
Burgemeester en Wethouders voor en zegt, dat, waar van de overheid
zooveel offers worden gevraagd voor werkverschaffing en steunverleening
voor de arbeiders, naar de meening van B. en W. deze betrekkelijk
zeer geringe steun alleszins gemotiveerd is. Het zoude een ramp worden
voor de Gemeente als de boerenstand zich niet staande zoude kunnen
houden.
Niemand zal natuurlijk de waarborg kunnen geven dat deze f 4500
in haar geheel terugkomen. Dit zal van allerlei omstandigheden afhangen.
Als de crisis aanhoudt zal zeker een groot bedrag verloren gaan, maar
al ging zelh het geheele subsidie verloren, dan nog zou de verleening
van dit bedrag te billijken zijn. Het is slechts een peulschilletje tegen
het bedrag, dat voor de werkverschaffing zal noodig zijn.
De heer Van Haren zegt gaarne zijn stem aan dit voorstel te geven;
hij betwijfelt echter of dit bedrag wel groot genoeg zal zijn; mocht het
echter ontoereikend zijn, dan kuunen wij het nog altijd verhoogen. Hij
spreekt echter verder de hoop en verwachting uit, dat, als het eventueel
noodig wordt, dat ook de middenstand met een dergelijk request bij
den Raad komt, dit request met evenveel welwillendheid zal worden
ontvangen, nu arbeider en boer geholpen zijn.
De heer Millen vraagt, hoe de bedragen die terugkomen worden ver
deeld, waarop de Voorzitter antwoord ponds-pondsgewijze.
De heer Van Boven juicht het voorstel toe en hoopt, dat alle leden
hier voor zullen stemmen. Wij hebben eerst de arbeiders geholpen ea\
bieden nu den boerenstand de helpende hand. Beter ware het, dat dit
niet noodig was, maar wij staan nu eenm'aal voor de feiten. Spreker
hoopt, dat Gods beste zegen hierop moge rusten.
De Voorzitter hoopt, dat eene aanvrage als door den heer Van Haren
bedoeld niet noodig zal zijn, doch mocht het onverhoopt zoover komen,
dan zullen ook B. en W. zeker met de noodige welwillendheid daar
tegenover staan.
Wethouder Pubben verheugt het, dat het voorstel van alle zijden zoo
sympathiek ontvangen wordt. Hieruit blijkt wel, dat de nood van den
boerenstand wordt ingezien. Niemand onzer had ooit kunnen denken,
dat het nog zoover zou komeni Wij zullen thans op bescheiden wijze
de menschen moeten helpen. Spreker dankt den Raad en hoopt, dat
spoedig betere tijden mogen aanbreken, opdat terugbetaling mogelijk zal
blijken.
Het voorstel van B. en W. wordt hierna zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
Op voorstel van den Voorzitter worden vervolgens aangewezen als
vertegenwoordigers der Gemeente in het Bestuur der Plaatselijke stich
ting voor hulpverleening aan land- en tuinbouwers, de heeren P. M. H.
Pubben, Wethouder en L. J. van Haren, Raadslid.
Beide heeren verklaarden hunne benoeming aan te nemen.
De heer Houben dankt als Voorzitter van het steuncomité den Raad,
voor de zoo unaniem verleende hulp.
In verband met het voorstel van B. en W. om aan het Plaatselijk
Crisis-Comité eene bijdrage te verstrekken, tot het verschaffen van
extra hulp voor aanschaffing van kleeding, schoeisel, beddegoed. e.d.
aan daarvoor in aanmerking komende Crisis-werkloozen tot een gelijk be
drag als door het Nationaal Crisis Comité aan het Plaatselijk Comité
zal worden beschikbaar gesteld, over een tijdperk van 12 maanden en tot
een maximaal bedrag van 10 cent per ingezetene, zegt de Voorzitter,
dat volgens een nader ingekomen schrijven van het Nationaal Crisis-
Comité, dit voorstel eenige wijziging behoeft.
Voor plaatsen waar geen steunregeling is, wordt n.l. slechts 5 cent
per inwoner, voor dit doel beschikbaar gesteld. Dit komt voor Venray
neer op f 632.50.
De heer Millen constateert, dat, wanneer wij indertijd een steunrege
ling hadden gemaakt, wij nu 10 cent per inwoner hadden gekregen.
De Voorzitter antwoordt, dat wij blij kunnen zijn, dat hier niet zoo
danige Crisis-werkloosheid is geweest, dat niet allen te werk zijn kun-
ken gesteld worden nu is tot nog toe een steunregeling onnoodig en
dat is veel beter.
De heer Millen zegt, dat hier niet geproheerd is, een steunregeling
goedgekeucd te krijgen. Er is nu eenmaal niets meer aan te doen, doch
Spreker blijft het jammer vinden, dat we daardoor thans maar 5 cent
krijgen.
Wethouder Odenhoven betreurt het, dat zoon groote gemeente als
Venray met 5 cent wordt afgescheept, terwijl zoovele kleinere gemeen
ten 10 cent krijgen, omdat ze een steunregeling hebben.
De heer van Boven vraagt, of dit geld uitsluitend bestemd is voor
de menschen bij de werkverschaffing, waarop de Voorzitter bevestigend
antwoord.
Het gewijzigde voorstel van B. en W., wordt hierna zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
Dan wordt behandeld, het ingekomen schrijven van den Nederland-
schen R. K. Politiebond ,St. Michaël, inzake jaarwedderegeling der
dienaren van politie.
Na voorlezing van dit schrijven, vestigt de Voorzitter de aandacht
op artikel 223 der Gemeentewet, waaruit blijkt, dat de Raad de salaris
regeling moet vaststellen onder goedkeuring van de Kroon. Aangezien
eerst voor kort is uitgemaakt, dat het hier dienaren van politie zijn en
geen veldwachters, hebben B. en W. de ontwerp-verordening nog niet
klaar.
Spreker zou er daarom voor zijn, dit request later te bespreken, te
gelijk met de verordening.
De heer Millen wijst op de vacature Fila en zou ook deze gaarne
zien aangevuld; nu moeten de anderen dat werk erbij doen.
De Voorzitter zegt, dat ook dit bij de verordening zal geregeld worden.
De heer van Boven heeft gezien, dat Derks thans belast is met het
ophalen van het gas-geld en vraagt, of de Directeur daar niet iemand
voor kan aanwijzen.
De Voorzitter zegt, dat wij juist met deze kleine dingen tot be
zuiniging moeten komen.
Ook hieromtrent zullen B. en W. echter met voorstellen komen.
De heer van Boven hoopt maar, dat het gunstige voorstellen zullen
zijn, want zooals de toestand nu is, voor de dienaren van politie is hij
onhoudbaar. Er wordt veel te veel van hen gevorderd.
De Voorzitter zegt, dat men ook niet moei overdrijven.
De ingekomen dankbetuigingen der Provinciale vereeniging, van
R. K. Openbare leeszalen in Limburg, A. N. W. B. en Patronaatscom
missie St. Antonius voor verleend subsidie worden hierna voor kennis
geving aangenomen.
Nog is aan de ordevoorstel van B. en W. tot veiling en verkoop
van circa 1 H.A. bosch, gelegen te Venray, Laagheide—Endepoel, ge
deelte van Sectie H 1237 en circa 3 H.A. bosch, gelegen te Venray,
vlakwater, gedeelte van Sectie D 3237.
De Voorzitter zegt, dat deze bosschen tengevolge der insectenplaag
in een dusdanigen toestand verkeeren, dat afsterven der boomen volgens
het oordeel van het Staatsboschbeheer zoo goed als zeker te verwach
ten is en langer uitstellen van velling het hout nagenoeg waardeloos
zou maken.
De bedoeling is deze werkzaamheden door werkloozen te doen ver
richten
Wordt algemeen goedgevonden.
De heer Millen meent, dat de Gasfabriek er wel een werkkracht bij
kan gebruiken. Nu wordt er soms 14 tot 16 uur gewerkt. Het per
soneel is daar niet op tegen, omdat het werk betreft, dat moet gebeuren,
maar was er iemand bij, dan konden ze ook eens vrij af nemen en kon
deze persoon misschien ook belast worden met het ophalen der gasre-
keningen.
De Voorzitter zegt, dat werkdagen van 16 uur uitgesloten zijn. Daar
bij moeten we er aan denken, dat het gasbedrijf noodlijdend is en het
ook geen tijd is om tot personeeluitbreiding over te gaan.
In elk geval wordt er niet gewerkt volgens de arbeidslijst, zegt de
heer Millen.
De heer Millen wil voorts terugkomen, op het in het begin der ver
gadering, door den Voorzitter gesprokene. Zeker, het levenspeil is ver
laagd en allen zullen we ons moeten bekrimpen.
Maat de versobering, behoeft toch ook weer niet overdreven te
worden. Menschen die het nog betalen kunnen, moeten juist den le
venstandaard opvoeren of ophouden, opdat zij aldus aan andere gelegen
heid geven, nog wat te verdienen. De ambtenarenstand b.v. heeft over
het algemeen nog weinig van zijn inkomen verloren. Laat die stand dus
zijn levenspeil ophouden. Zeker zal ook die stand, waar het
mogelijk is, aan den tand moeten worden gevoeld. Spreker bedoelt
hier niet onze gemeenteambtenaren, maar van bovenaf moet het begin
nen, bij Ministers en Kamerleden, die mede ook doordat zij verschillende
betrekkingen bekleeden, veel te hooge inkomens hebben voor dezen tijd.
Laten die nu beginnen met hét voorbedd te geven. Spreker beeft ge
meend, dit, al staan wij er als raadslid buiten, hier eens te moeten zeggen.
De heer Goumans zegt, dat nog verschillende canadaboomen der
Gemeente moeten gesnoeid worden en wijst in dit verband ook op de
boompn, staande langs den gemeenteweg naar het Nieuwhuis.
De Voorzitter zal dit doen onderzoeken.
De heer Arts vraagt, hoe het zit met het uitbreidingsplan, waarop de
Voorzitter antwoordt dit eerstdaags terug te verwachten.
De heer Arts wijst verder op den vuilnishoop bij de Willemstraat,
die nog steeds niet is weggehaald.
De Voorzitter zegt dit ook te zullen doen nagaan. Als de puinhoop
is geruimd, hoopt Spreker echter, dat ook de omwonenden zullen mee
helpen, dat het storten van puin daar niet meer voorkomt.
De heer Vermeulen vraagt, hoe de uitslag is van het ingestelde on
derzoek, om retourkaartjes in te voeren.
De Voorzitter antwoordt, dat ook de conducteurs-chauffeurs hierom
trent gehoord zijn, doch algemeen gevreesd wordt, dat de meerdere
winst aan passagiers niet zal opwegen tegen de mindere opbrengst.
De heer Vermeulen, is het hier niet mee eens. Hij ziet er thans velen
loopen, en gelooft eerder, dat, als het tarief zoo blijft, dit aantal nog
zal toenemen.
De heer Millen zou eens een proef willen nemen voor een jaar.
De Voorzitter vindt het hiervoor nu geen tijd. We mogen het gevaar
niet lcopen, dat onze inkomsten lager worden.
De heer Vermeulen dankt den Voorzitter voor de toezending van
het mooie boekje, waarin de Politieverordening is afgedrukt, maar wil
meteen wijzen op artikel 165 hiervan. Dit luidt niet zooals het door den
Raad is vastgesteld.
De Voorzitter zegt, dat de in dit artikel genoemde persoonlijke
diensten geregeld zijn bij de Gemeentewet. Op verlangen van Ged.
Staten is nu de redactie van dit artikel der Politieverordening aangepast
aan artikel 126 der Gemeentewet.
Wethouder Pubben hoopt, dat de vee-arts vooral in het begin soepel
zal optreden bij de toepassing der nieuwe bepaling voor aanvoeren van
vee ter markt. Als geneesmiddelen ter bestrijding der runderhorsel zijn
aangewend, hoopt Spreker, dat het vee zal worden toegelaten.
De heer Van Boven spreekt de hoopt uit, dat eventueele aankoopen
van kleeding, schoeisel, beddegoed enz., voor bij de goedgekeurde
werkverschaffing geplaatste arbeiders in Venray zulten plaats vinden.
De Voorzitter zegt, dat dit reeds in principe door het steuncomité is
besloten.
De heer Van Boven zou verder de marktgelden in dezen crisistijd
met de helft willen verminderen.
De Voorzitter antwoordt, dat zulke voorstellen maar zoo niet kuDnen
worden gedaan en eerst van alle kanten moeten worden bekeken. Deze
gelden worden geheven volgens een koninklijk goedgekeurde verorde
ning en alle verandering moet ook weer konioklijk worden goedgekeurd.
Daarbij kan de Gemeente nu zeker geen inkomsten missen.
De heer Arts zou op marktdagen de Groote Straat voor voertuigen
afsluiten, waarop de Voorzitter antwoordt, dat dit reeds op bepaalde
uren gebeurt.
De heer van Haren zou het kolenhok onder den Boog willen be
stemmen voor urinoir.
De Voorzitter zegt, dat er reeds vlak bij een is.
De heer van Haren zou deze dan goed in orde laten maken.
Niets meer aan de orde zijnde, sluit de Voorzitter de vergadering
met den christelijken groet.
Vergadering van
te VENRAY, Zondag 20 Maart.
Zondag hield de afd. Venray van
bovengenoemde vereeniging in het
Patronaat hare jaarvergadering.
De Voorzitter, Dr. Sala, opende
de vergadering met den christelijken
groet en een woord van welkom aan
de aanwezigen, die hij gaarne wensch-
te te beschouwen als de kern der
vereeniging, getrouwe bezoekers der
vergaderingen, als zij steeds zijn.
En toch is het zoo jammer, dat van
de ruim 1200 leden, die de vereeni
ging telt, er zoo bitter weinig zijn,
die de vergadering bijwonen.
Verreweg de meesten meenen zich
van hun ledenplicht gekweten te
hebben, als zij de contributie betaald
hebben en te zijner tijd profiteeren
van de diensten en het magazijn van
onze, zoo bij uitstek nuttige en cha
ritatieve vereeniging. O, kwamen er
eens een 500 of 600 leden ter ver
gadering. die allen zouden hooren
van het vele goede, dat de vereeni
ging op haar uitgebreid terrein van
werkzaamheden verricht, hoeveel
propaganda zou er van zulk een
vergadering niet uitgaan, tengevolge
waarvan het ledental gemakkelijk
met een 4 tot 500 zou kunnen stij
gen. Wat zouden de zorgen van
het bestuur verlicht worden, dat nu
zoo vaak moet passen en meten om
de eindjes aan elkaar te kunnen
knoopen en gewoonlijk nog zit met
met een aanwezig of verwacht kas-
ekort. En toch mag de vereeniging
hare werkzaamheden niet staken.
In dit verband gezien is het bui
tengewoon gelukkig, dat de veree
niging de diensten heeft van de
Eerw. Zusters-wijkveipleegsters, die
voor hun warme toewijding een be
scheiden honorarium erlangen. Was
dit niet het geval, de contributie zou
wel drie- of viermaal verdubbeld
moeten worden. Een woord van
oprechten dank en hulde aan de
Eerw. wijkverpleegsters, die weer en
wind trotseerend, onvermoeid steeds
op hun plaats zijn in dienst der
lijdende menschheid. (Met applaus
betuigde de vergadering hare in
stemming.)
In deze crisistijd zijn er, die zich
laten verleiden ontslag te nemen als
lid der vereeniging. zonder dat dit
nu juist noodzaak is. Dezulken moe
ten er echter op rekenen, dat wan
neer zij in nood geraken, niet zonder
meer weer lid der Vereeniging kun
nen worden, doch de contributie
tusschen hun ontslag en weder aan
melding eerst moeten bijbetalen.
Slechts als het Bestuur inziet dat de
ontslagname een gevolg is van finan-
tieele oorzaken, neemt het Bestuur
genoegen met minder dan de vast
gestelde jaarcontributie ad f 1.50,
ja, wordt in zulke omstandigheden
een lidmaatschapskaart wel gratis
afgegeven.
In tusschen moeten we den moed
niet verliezen en als Voorzitter doet
spreker dan ook gaarne een beroep
op de aanwezigen propagandisten te
willen zijn der VereeDiging en met