'weede Blad van „PEEL El MAAS Iq lm werelddeelen ff Kerkelijke oudheden te Venray. lS FEUILLETON Bij de Indianen in Noord-West Brazillië. De Kippenhouderij op het Platteland Zaterdag 27 Februari 1932 Drie en vijftigste Jaargang No. 9 Door A. F. VAN BEURDEN. II. I)e kapel va» Veltuin. In Zuidelijke richting, aan den jrooten weg. die naar de Peel ge- eidt. ligt Veltum met een fraaie cape!, die volgens een gevelsteen in koorgedeelte van 1625 dateert, is omringd van schilderachtige loerenwoningen. Ze heeft een recht- loekig schip, dat volgens de ankers 1681 gebouwd is, met twee top- jevels. Vroeger had ze twee zij- ogangen, één is echter dichtgemet- eld. Er zijn drie rondboogvenstertjes, vaarin ik voor een 25 jaar geleden log oude gebrandschilderde glazen [êzien heb, o.a. ook een met een atafalk of doodskist, omgeven niet >randende kaarsen en nog andere roorstellingen. Zij zijn door glas in I ood vervangen. Waar de ruitjes ge- >leven zijn is onbekend. Ik heb het looit te weten kunnen komen. Jam- oer, dat ze verdwenen zijn en ver engen door niets zeggend gekleurd |ias. Men heeft wel beweerd, dat de lassetters de glaasjes medegenomen ladden. Het tongewelf van de kapel S gcstucadoord. op het dak staat een •eszijdig torentje. Het oudere koorgedeelte van 1625 s smaller dan het schip, is van hak teen, in 3/8 vormvan kleine steun- lijlers en rondboogvenstertjes voor- iien. Het hoofdaltaar heeft eenige oude jedeelten, de twee zij-altaren zijn >ok veranderd, dragen beelden. Dit illes is uit de tweede helft der XVII euw. Ook de schilderij der Vlaamsche ichool, voorstellende de Madonna een bloemkrans, is goed geschil- erd op doek. De beelden in de kapel lanwezig stellen voor de H. Rochus, H. Hubertus en H. Anna met L. Vr. en H. Kind, dat ouder is idan de twee vorigen. jl Nog is er een gekleed Maria- ÜJteeldje met enkele gouden sieraden en kandelaars en lavaboketel XVIe eeuw, ziekenlantaarn en eenige pries tergewaden. Door dat de groote Peelweg er langs loopt, is het sterk in het gezicht gekomen. Het kapelletje op 't Brucksken. Wanneer men langs de Paterskerk van het mooi veranderde plein bij het Gymnasium den weg door het veld neemt, naar het Brucksken en het station, dan ziet men aan het Brucksken achter de tuinen, kerkhof wegen van het Sint Servatius- gesticht een veldkapelletje langs den weg staan. Het is gewijd aan de H. Anna. Het is in baksteen opgetrokken met een 3/6 afgesloten achterzijde en rechtkantig topgeveltje, waarop een gesmeed ijzeren kruis. Het bevat een H. Annatrits van de tweede helft der 16e eeuw in een beeldnisje, dat met een ijzeren hekje afgesloten is, wat zeer verstandig is, daar al wat waarde heeft anders niet ^beveiligd voor de grijpvingers. Aan den Kruisweg staat een houten crucifix, Het kapelletje halfweg Oostrum—Venray. Aan den grooten weg Venray— Oostrum bij Lull (halfweg) ligt een 30 open gecement kapelletje, gewijd aan |>,^len H. Antonius van Padua, met npoogenaamde gezwenkte geveltjes. Het dateert van 1724. Uit bouw- 31 Het was een blanke, daaraan J®|kon &een twijfel zijn. Dat bloedend gekorven lichaam was van een blanke. Zijn klaaggeween was geen spreken, geen roepen, geen weenen maar iets van dat alles, en. toch ook weer niets, maar het ging u tot in de diepste diepten der ziel, het scheurde u het hart vaneen, deed het van wee in" krimpen en den adem stokken. Maar hulp en dadelijke hulp pogenblikkelijk, was hoogst noodig Meester Dorrens sprong van zijn aard en met een jachtmes in de Land, ging hij voorzichtig op het arme slachtoffer aan. Nu was er geen twijfel meer raan. Dat was het werk en de wraak der Indianen. Een boom uit te zoeken, aan welke voet een van die groote mierennesten een meter hoog op geworpen was, met die groote, afschuwelijke harige roode mieren en afschuwelijk daar- 3f boven in den stam een wespennest en den rampzaligen met het ge blaat in de opening vastgebonden. kundig oogpunt is er niet veel werk van gemaakt. Het wegkapelletje te Oirlo. In Oirlo ligt een gecement bak- steenen kapelletje met een gevel steentje. dat het jaar der stichting aaogeeft als 1788. Het wegkapelletje te Kleindorp. De kapel, gewijd aan de H. Anna is een gecement open kapelletje, denkelijK uit de XVIIIe met recht standige topgeveltjes, in een nisje een houten H. Annatrits. Het ligt bij het gehucht Kleindorp. Wordt vervolgd. Uit het Dagboek van een Onder zoekingsreiziger. Vrij naar het Duitsch door B.B. IV. Bij sterkere stroomingen wordt het vaartuig met haken langs de oever verder getrokken en met lange vorkvormige stangen voortgeduwd. Bij stroomversnellingen en waterval len bewijst echter de „Espia" de grootste dienst. Espia is een bijna arm dik, ongeveer 50 meter lang touw, hetwelk uit vezelen van de Piasso-palm gevlochten wordt en een buitengewoon weerstandsver mogen heeft. Het maken en vlechten van zulk een touw, dat ook nog de eigenschap bezit, dat het op het water blijft drijven en niet vuil wordt, is een dagelijks tijdverdrijf en tevens welkom middel van be staan voor de tamme Indianen van den Boven-Rio-Negro. Van deze vezelen worden ook bezems gemaakt. Bij stroomversnellingen vaart de bemanning, welke de „Espia" moet bedienen eerst in een lichte kano voorop, slingert het touw om een dikke boom langs de oever, maakt het goed vast en Keert dan met het andere einde, het trouw langzaam afrollend, naar de lastboot terug. De roeiers op de lastboot halen nu het touw in en trekken zoo het vaartuig stroomopwaarts. De kano is onder- tusschen weer op zij van de lastboot vastgebonden, de mannen in de kano nemen het ingehaalde touw geleide lijk wederom op en leggen het in regelmatige rondingen wederom neer in de kano. Boven aangekomen, begint het zelfde spelletje weer opnieuw. Soms worden vier a vijf zulke touwen aan elkaar gebonden. Bij grootere stroom versnellingen, vooral bij steilere nederstortingen wordt de lastboot eenvoudig gelostmen legt alles zoo lang langs de kust en met groote moeite en tijdverlies wordt de boot verder gesleept en over de rotsen geschoven. Men mag dan nog van geluk spreken als het vaartuig door de hevige golfslag niet tegen de puntige klippen geslingerd en aan stukken geslagen wordt. Zulk een reis loopt natuurlijk zeer langzaam van stapel en vandaar komt het, dat men b.v. stroomop waarts een week lang noodig heeft om door al die stroomversnellingen heen te varen, terwijl men over het zelfde stuk stroomafwaats niet langer dan een dag behoeft. De gedwongen wachttijd tot de aankomst van onze boot wordt be nuttigd met het bestudeeren van de talrijke Indianen. In Jacuby, een kleine nederzetting bij de monding van de Curycuriaty, waarheen ik den veertienden Juli in een kano een uitstapje maakte, leer ik ook de taal der „Maku's" kennen. Onder de naam „Maku" kan men een menigte horden samenvatten, die in een uitgestrektheid van ongeveer Wat mocht hij wel bedreven hebben Wat voor een schelmstuk Wat voor een wandaad Wat voor een verhaal zal hij doen, wanneer die mond weer spreken kan Het eerst maakte hij het hoofd vrij, links en rechts, maar het bleef kermend tegen den stam gekeerd, en toen om de andere zijde van den stam buigend wilde hij de handen los maken Maar wat een helsche verfijning van marteling. Twee messen waren door de armen in den boomstam gedreven met satanische kunst en behen digheid en de handen waren machteloos en de vingers ver uit gestrekt van elkander als in de krampen van den dood. Het gelaat kon hij niet zien Rillingen liepen over de ge korven huid, rillingen schokten het geheele lichaam. Met alle voorzichtigheid, trok hij de messen eerst uit een arm en toen, nadat hij de mieren had verjaagd en de wespen eveneens, met een weinig brandenden tabak trok hij het moordtuig uit den tweeden arm, dien hij stevig vasthield. Het lichaam gleed op den grond en het aangezicht werd zichtbaar. Als hadde hij een adder uit den mond zien schieten, zoo sprong Meester Dorrens op zij en achter uit, en liet een doffen kreet vijf lengte-graden langs de rechter oever van de Rio-Negro wonen en verschillende dialecten spreken. On gedurig van aard en onvast van karakter, zonder vaste woonplaats zwerft de Maku door de bosschen rond, veracht en vervolgd door zijn hoogerstaande Daburen, die hij als slaaf bij huis en veldarbeid moet dienen en door wie hij soms voor Europeesche waren aan blanken wordt verkocht. Een Maku-jongen ongeveer zoo veel als een goed eenloops geweer waard of nog min der. Zoo komt het, dat men in bijna alle nederzettingen langs de Boven- Rio-Negro Maku-slaven tegenkomt, die wegens hun aangeboren scherp zinnigheid en hunne buitengewone jagerstalenten zeer gezocht zijn. Hun valsch, leugenachtig wezen, hun dief achtig karakter en hun neiging tot dronkenschap vormen de keerzijde van de medaille. De wilde Makus dragen bogen met verschillende soorten pijlen, waaronder ook giftpijlen met uit hard palmhout toeloopendc spitsen, blaaspijpen en knotsen of knuppels. Naar men zegt moet bij sommige verborgen stammen de steenen bijl nog in gebruik zijn. Een boot of kano kennen ze niet, ze steken zwemmend of door ondiepten wadend de rivieren over. Den 19den Juli komt eindelijk de boot, welke de Superintendente van Sao Gabriel mij beloofd h3d des nachts echter raakt zij op geheim zinnige wijze los en drijft met de sterke stroom een heel eind stroom afwaarts. Drie dagen later wordt zij weer teruggebracht. Zoo ben ik ook nog gedwongen „A Festa da Trin- dade". het feest van de H. Drievul digheid, langs mij heen te laten gaan. Dit feest trommelt een heele massa halve en heele Indianen van wijd en zijd hier in het plaatsje Trindade bij elkaar. Niettegenstaande het zeer afgesleten Christelijke manteltje, niet tegenstaande heiligenbeelden en met hooge, schreeuwende geluiden voor gedragen en gezongen lofgezangen, is het een echt heidensch feest. Langs de Rio Negro (zwarte rivier) zijn wel veel kapellen, maar er is geen enkele priester en zoo viert het „Christelijke" volk de heiligen feesten naar eigen zin en smaak, n.l, met een geweldig lawaai en stroomen van „Schnaps" Salabardot, de gastheer en tevens „Imperador da Festa" (de keizer van het feest), is op het oogenblik naar zijn vaderland, Portugal. Maar zijn energieke echtgenoote, een Mesties, Donna Antonia, neemt de honneurs voortreffelijk waar en commandeert de lui met een ware stentor-stem. De „Juiz do Mastro" (de rechter van de Masl), de eigenlijke feest- organisator en Ceremoniemeester, 'n onschuldige en havelooze Indiaan naast haar speelt slechts een onbe duidende rol. De „juiz do mastro" moet zorgen voor de voorbereidsels van het feest en het oprichten van de masten, aan welker spits bananen en sinaasappe len als geschenk worden opgehan gen. Vandaar zijn naam „rechter van de mast". De heele komedie van het feest duurt acht dagen en kost den aanlegger van de plechtigheid eenige duizende marken. Elke dag vinden er, onder lawaai van trommels, fluiten en andere herriemakende in strumenten, processies plaats met wapperende vlaggen en vanen, met smakelooze heiligenbeelden beschil derd. Bruine schoonen in felle, veel kleurige kleerderen gekleed, dragen de kleine heiligenbeelden onophou delijk knetteren vreugdeschoten en sissen raketten de lucht in. Den 22s'en Juli des avonds schit tert heel Trindade in feestelijke ver lichting. Alle wegen zijn geillumi- neerd. Daar er niet genoeg lampen hoeren Schleicher. Schleicher zijn eerste vriend. Hij was het inderdaad. Schleicher d.e dief, de bedrieger de falsaris, de weggeloopene. Een Godsgerecht?! Vreeselijk Met de handen voor het gelaat stond daar de arme Meester Dor rens. Hoe dikwijls had hij hem wraak gezworen en tusschen de tanden hem verwenscht en ver vloekt en nu lag hij daar bewus teloos, een levend lijk, levend door de mieren verslonden en door wespen gepijnigd. Neen dat was te erg 1 onmen- schelijk 1 Maar hier moest raad geschaft worden misschien is het leven nog te redden. Hij vermande zich en trok den arme zoo zacht en voorzichtig mogelijk zoover hel noodig was van den boom. Water was er in de nabijheid. Hij hoorde het kletteren van een kleinen waterval. In ziji\ hoed haalde hij zooveel hij kon het frissche nat en wiesch er aan houdend lichaam en wonden, tor- wijl hij uit zijn veldflesch, een dronk brandy in den verdroogden mond, op de harde tong en de gespleten lippen goot. Hij kwam even bij, sloeg de oogen op, hij herkende hem sloot ze weder oogenblikkelijk bewoog zijn handen en zijn lippen als wilde hij iels zeggen gaf een diepen zucht en bleef zijn, bewijzen ook met petroleum half gevulde sinaasappelen-schillen goede dienst. Wij zijn door Dona Antonia aan tafel verzocht. Toen de gasten tege lijk met knechten en dienstmeiden en alle roeiers der in de haven lig gende booten, ruimschoots van koffie, thee. marmelade, zoet gebak en dunne manioka-bladeren voorzien en volgepropt waren, ging men over tot de dans. Deze dans vindt plaats in een groote, overdekte hal van het huis. AI naar gelang de geluiden van een trek-harmonica wisselen walsen, polka en galop elkander af. Oogenschijnlijk schijnt men zich goed te onderhouden, ofschoon de conversatie tusschen dansers en danseressen gelijk nul is. Wellicht gevoelen zij zich nog niet heel en al op hun gemak of zijn ze iet of wat schuw voor die vreemdelingen. Ondertusschen worden er sigaret ten en uitstekende portwijn rondge deeld, zelfs veel beter dan ik voor een hoop geld te Oporto gedronken heb. Eerst als de inheemsche dansen beginnen, wordt het bruine volkje vroolijker. Zoo dansen zij een origi- neele „Ronda". Trommelend en zin gend op eentonige wijs, maken eerst twee trommelslagers en voordansers een rondgang. Steeds meet deelne mers sluiten zich, als ganzen achter elkaar, bij hen aan, mannen en vrouwen, terwijl de mannen bij wijze van begeleiding op de maat in de handen klappen, totdat ten slotte alle dansers en danseressen een groote kring vormen. Op een teeken van de trommelaars gaan ze plotse ling met hun gezicht naar het mij den staan en nu beginnen de dansen van elk afzonderlijk. Twee dansers komen naar voren in de kring, dansen een tijdlang in de zaal voor elkander heen en weer, terwijl de anderen daarbij trommelen, zingen of in de maat in hun handen klap pen. Dan gaan zij naar elkander toestaan, de een draait zijn rechter voet om de voet van den ander en beide probeeren op hun linkervoet hinkend rond te draaien. Menigeen doet zijn zaakje slecht en wordt uitgelachen. De vrouwen dansen slechts twee aan twee in springende en draaiende bewegingen midden in de kring. Ondertusschen kraken daarbuiten een messing-kanon en geweren, die tot de monding toe geladen zijn. Al deze dansen hebben slechts weinig Indiaansch en zijn waarschijn lijk van Afrikaansche oorsprong. Evenzoo de instrumenten, die daar bij gebruikt worden, zooals trom mels, met slangenvel overtrokken houtcylinders, een stuk bamboe vol inkervingen, waarover de muzikant met een stokje heen en weer strijkt en zulke krassende geluiden te voor schijn roept, dat die alleen voor hoogst, alleronbeschaafdste ooren aangenaam kunnen klinken. Later gaan we nog even naar een troep volk kijken, dat ergen^ in een stroohut aan het dansen is. Een kleine ruimte door enkele smeulende olielampen duister belicht... een woeste bende bedronken, met heete kelen, brullende en tierende men- schen, die op de dolste wijze rond springen en dansen en zich als vleesch-geworden duivels gedragen. Tegen de muur liggen bruine, half naakte vrouwen met naakte kinder tjes, welke deels nog de borst noodig hebben en tegelijk met de „snaps" de moedermelk opzuigen. Daarbij nog het doffe lawaai van de trom mels de stof, welke de dansers op werpen, de rookwolken van de on misbare sigaretten, de scherpe reuk van de uitwasemingen van al die menschen en heel die heksenketel doortrokken van sterke „Rum"-lucht Een beeld vol walgelijke leelijkheid en duistere romantiek. onbeweeglijk. Hij was dood. Gerechte God 1 zijn dat uw straffen, uwe wegen Hij wist niet wat hij zeide, zoo was hij ontsteld, geheel van zich zeiven. Nu knielde hij hierbij het mis vormde lijk. De wonden waren niet te lellen een enkel insekt kroop nog uit de diepste',, -sneden. Waarlijk het was afschuwelijk, walgelijk. Wat te doen Of [hij wilde of niet, steeds werden zijne oogen lot het in den dood verwrongen gelaat van het arme slachtoffer getrokken en toch niet dan met een huive ring bleef hij er op staren. Hij scheurde eenige takken van den breed gebladerden boom af en spreidde weonend het groene doodsbed, en dekte het ook met dezelfde groene sprei. Toen ging hij er op uit. Er moesten toch menschen den omtrek zijn, dacfit hij. Werkelijk vond hij op een niet grooten afstand de versche sporen van een Indianenlager en van de vuren door dezen gestookt. Geen twijfel 1 Het was hun werk, hun wraak. Maar waarom Wat had Schleicher dan wel gedaan Terwijl hij daar stoud in ge dachten, hoorde hij den schreeuw We zijn blij als we wederom buiten de frissche nachtlucht inade men. Vanwege het lawaai duurt het nog lang voordat we tot rust komen. Heksensabbat overal 1 Zegeningen der Beschaving Wordt vervolgd. Vragen, pluimveeteelt, betref fende niet meer te zenden aan den Heer Boshouwers te Lent, doch aan Bureau PI. Pers, Laan straat 7, Soestdijk, met bijvoe ging van 6 cent postzegel voor porto. Wie toch moeten fokken. Het gaat slecht met onze pluim- veeteeltbedrijven. Zeer zeker zal de toestand ééns verbeteren, maar nooit meer zullen we 25 millioen kippen met voordeel kunnen cxploiteeren, zooals we dat in de laatste jaren deden, en misschien ook nimmer zullen de prijzen uit dien tijd weer- keeren. In de toekomst zullen dus, 6f de pluimveestapels sterk ingekrompen zijn, öf de pluimveeteelt zal in handen komen van slechts enkele personen, die groote hoenderparken exploi- teeren. We houden het op het eerste, omdat het bedrijf van beperkten om vang. ook de pluimveeteelt als bij bedrijf op de boerderij, het meest loonend zal zijn, daar betaalde arbeidskrachten de kostenrekening het zwaarst zullen drukken. We gaan dus vermoedelijk naar de exploitatie van kleine bedrijven, maar ook daar kan alleen een eenigs- zins beteekenende winst worden ge maakt met het allerbeste materiaal met kippen dus van zeer hooge productiviteit. Alles wat niet eerste-klas is, zal in de komende jaren worden opgeruimd, maar wie later nog mee wil tellen in de pluimveeteelt, zal daarnaast hebben te zorgen, dat zijn geselec teerde foktoom op peil blijft dooi regelmatigen nieuwen aanfok en door bloedverversching. Ook dit jaar dus zal in de meeste pluim veebedrijven gefokt moeten worden, doch alleen om wille van den foktoom zei ven, voor nieuw en beter materiaal daarin. Natuurlijk mag niet worden volstaan met de noodzakelijke verjonging van den foktoom ollééo, maar mede zal men voldoende jonge henneD moeten kweeken om daaruit door valnest- controle de allerbeste te kunnen kiezen en de productieve kwaliteit van den foktoom op te voeren. Dan zijn er dit jaar vele pluim veehouders, die zich voor het eerst een goeden foktoom moeten ver schaffen. Tot nu toe stelden velen hunner, al was dat niet de verstan digste economische politiek, zich tevreden met uit eigen materiaal te kweeken, zonder dat ze er geselec teerde fokdieren op na hielden, om dat de gemiddelde opbrengst toch wel bevredigend was en winst op het bedrijf mogelijk maakte. Voor de toekomst zal dat niet meet gelden. Zulke pluimveehouders moeten straks ze worden door de eier- prijzen gedwongen hun pluimvee stapel opruimen en zich een beperkt aantal prima dieren verschaffen van zeer hooge productiviteit. Omdat kosten van arbeid en voeding prac- tisch gelijk blijven, kunnen ze alleen op de exploitatie van zulke kippen nog winst boeken, althans verliezen vermijden of drukken. Zij hebben op het oogenblik daar toe de hulp noodig van de leveranciers van fokmateriaal. Het kweeken van productieve stammen en regelmatige valnestcontrole, zijn onbegonnen, te van een nachtuil in hel woud. Nachtuil heette een opperhoofd der Huronen. Dat wist hij, de Huronen had den hier uitgestrekte jachtgronden. Te onderscheiden van den schreeuw van den vogel zei ven was deze niet en uil bij de Indi anen was geen scheldnaam, geen schande zoo te heeten, de uil was het zinnebeeld van wijsheid en waakzaamheid 1 De Indianen gaven zooals men ziet den ouden Grieken niets toe. Hun Minerva, de godin dei- wijsheid en der wetenschap, had den uil tot heilig dier verkoren die was haar gewijd. Trouwens een andere eigenschap wat dit opperhoofd met den uil gemeen had, was dat hij in het duister zoo goed zag, als bij dag. Meester Dorrens was goed ge zien bij den machtigen en krijgs- zuchtigen sfam. Ook hun had hij diensten be wezen, bij het afbakenen van hun jachtgronden in het Congres- land. Hij ging op hem af en weldra zag hij den Indiaan in zijn schil derachtig kostuum staan voor een machtigen den. Zijn paard graas de in zijn nabijheid. Hij blikte op toen hij stappen hoorde en Dorrens naderen zag maar geen trek van zijn gezicht verried de minste ontroering. Ik groet mijn broeder den Nacht uil, hij is een groot opperhoofd kostbaar en tijdroovend werk ge weest op bedrijven, waar het om coDsumptie-eieren te doen was. Op hoenderparken echter, waar het speciaal om het verkrijgen van goed fokmateriaal gaat, is dat heel anders. Daar kon men zich het meerdere werk en de meerdere kosten getroosten, omdat de eieren en kuikens ook extra-prijzen opbrachten en opbrengen. De A.P.N.V. heeft die bedrijven onder controle en garandeert, dat men er krijgt, wat aangeboden wordt en verlangd. Het is verkeerd om ter wille van een paar centen voordeel, eieren van eigen kippen voor broeddoeleinden te gebruiken, omdat men later onbe rekenbaar groot nadeel heeft door mindere opbrengsten. Om te laten welke voordeelen men met goed fokmateriaal kan bereiken, geven we hier een paar cijfers van de jongste Legdemonstratie op het Oosting-Iustituur voor Kleinveeteelt te Emmen. Hoenderparken, die onder controle gesteld zijn van de A.P.N.V. moeten gedoogen, dat vanwege die organisatie in het voorjaar onver wacht wat eieren uit het bedrijf worden weggehaald. Die wordeD dan in het Oosting-Instituut bebroed en uit de jonge hennen worden door loting 10 stuks, plus 2 reserve- hennen aangewezen voor valnest controle gedurende een jaar. Welnu, de jongste controle van zulke hennen gaf b.v. tot resultaat, dat in de afd. Witte Leghorns de Stamboekfokkerij ,,'t Molentje", te Venray-Heide, eerste werd met 2162 eieren van 10 hennen. Tweede werd de heer Steenstra te Ureterp met 2118 eiereD van 10 kippen. Derde de heer Van Beuningen te Kerk-Avezaath met 2224 eiereD, echter van veel minder gemiddeld gewicht, van 10 kippen. Zulke resultaten worden op ge wone bedrijven zelfs niet in de verte benaderd, als men bedenkt, dat het hier geen keur-toomen betrof, maar jonge hennen, buiten de bedrijven gefokt uit willekeurig door buiten staanders geraapte eieren. Alleen pluimveehouders, die met dergelijk materiaal een nieuwen pluimveestapel gaan opbouwen, kun nen zich in de toekomst handhaven. Fantastische geruchten. Bij de rondvraag op eene vergade ring der Eiervereeniging te Swalmen werden de volgende vragen gesteld. 1. Is het waar dat de C.R.E. nog een groot kwantum kalkeieren heeft en een groot kwantum eieren in koelhuizen opgeslagen 2. Bestaan er plannen bij het Bestuur der CR.E. om bij nog grootere daling der prijzen de eieren in de koelhuizen te zetten en eerst later na verkoop de leden uit te betalen, zooals dezer dagen vermeld stond in het verslag der jaarvergade ring van Keipen 3. Heeft de secretaris het verslag gelezen ia de Limburger Koerier van de afdeeling Wellerlooi, waarin wordt gezegd, dat de directeur uit eigen beweging zijn salaris zou hebben verminderd met f 25000 De Secretaris der C.R.E.deze vragen beantwoordende zegt. dat hij tot zijn groot genoegen de eerste vraag ontkennend kan beantwoorden. De C.R.E. heeft noch eieren in de kalk, noch eieren in de koelhuizen en zelfs op dit oogenblik geen enkel versch ei meer in het magazijn. Dit laatste vindt echter zijn oorzaak in het feit dat met ingang van 15 Febr. door Duitschland een nieuwe belas ting bij den invoer van eieren wordt geheven, namelijk 2 pCt. „Omzet belasting." Daarom werden zooveel mogelijk eieren voor dien datum in gevoerd. Op de 2e vraag kan spreker ant woorden dat dit nog nooit ter sprake is gekomen in het Bestuur der C.R.E. op het oorlogspad zoowel als in de jachtgronden van het volk der Huronen. Nachtuil was een prachtige verschijning al was zijn huid bruin, koperkleurig. Een Irolsche gestalte het hoofd met een krans van schoone uilenvee- ren gedekt waarvan de grootsten als een diadeem zijn voorhoofd, kroonden en zijn lang losfladde- rend haar in bedwang hielden dat ordeloos hing op zijn gelaat. Een hoog voorhoofd, bliksemen de bruine oogen, een adelaars neus een ietwat breede mond tus schen smalle lippen. Hij stond er als een beeld in brons gegoten. Mijn blanken broeder dankt Nachtuil voor zijn groet. Wat zoekt hij in de jachtgronden der Huronen Uw blanke broeder is een vriend der Huronen en heeft met het groote hoofd Nachtuil de vredes pijp gerookt en trouw gesloten. Mijn blanken broeder is trouw alle blanken zijn niet trouw,De wilde hond der prairiën was niet trouw. Het volk der Huronen heeft hem ter dood veroordeeld. Hij was valsch als een valsch dier, hij moest sterven door de dieren. Nachtuil stolde het voor in den grooten raad, de groote raad volgde het woord van Nachtuil. De wilde hond moest sterven. Meester Dorrens herinnerde zich het blaffende spreken van

Peel en Maas | 1932 | | pagina 5