Uirorcift
ontwikkeling.
Weekblad voor VENRAY, HORST en Omstreken.
YOORDEEUöST/:
5 MANUFACTUREN
IlYQORDEÊLIGSTj
nummer bestaat
uit TWEE bladen.
Dit
Het Feest van
de H. Familie
Politieke
Genève 1932.
Ons Weekpraatje.
Tuin- en Landbouw
Provinciaal Nieuws
Zaterdag 6 Februari 1932
Drie en vijftigste Jaargang No. 6
MANUFACTUREN
BLIJKEN
TOCH HET
PEEL EN MAA
BLIJKEN
TOCH HET
PRIJS DER ADVERTENTIEN 1—8 regels 60 cent, elke regei meer 7ct
bij abonnement lagere tarieven.
Uitgave van FIRMA VAN DEN MUNGKHOV
Telefoon 51 GIRO 150652
ENRAY
ABONNEMENTSPRIJS p. kwartaal voor Venray 65 ct., per post 75 cenj
voor het buitenland t 1.05 bij vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent
te VENRAY.
Ec is in <*e Parochiekerk te Ven
ray nog maar zelden een plechtig
heid te aanschouwen geweest, zóó
indrukwekkend en verheven als
Zondag j.l.
In de H. Familie zouden zestig
nieuwe leden hun intrede doen en
Vijf gouden jubilarissen zouden ge
huldigd worden, n.l. Mart. vao
Beesel. Joh. Kusters. H. Lrnders,
p. 1. Vetblakt en G. Vergeldt.
Onze verwacht'ngen waren hoog
gespannen, daar Zijne Hoogw. Exc
Mar. Verriet, zich bereid verklaard
had. de plechtigheden in de kerk
persoonlijk te verrichten, maar de
werkelijkheid heeft alles overtroffen
Met het zware gedreun der klox
ken van Venray's eeuwenouden
toren, werd het feest Vrijdagavond
ingezet. Men voelde, dat iets in
drukwekkends ging beg.nnen.
Te half zeven was de geheele H.
Familie in de kerk bijeen. Na de
gewone gebeden hield Pater Cahe
waert een predikatie over de eerste
der drie Goddelijke Deugden
over het Ge oof.
Is het te verwonderen, dat deze
superieure redenaar in vervoering
geraakte bij den aanblik van de
stampvolle kerk met zooveel oprech
te mannen, die in hun eenvoud van
hun geloof kwamen getuigen En
vooraan de vijf jubilarissen, veteraan
in den strijd van net gcede. iij
versaagden nooit, zij wankelden mm
mer. Gedurende de vijftig volle jaren
van hun lidmaatschap verloren ook
zij hun geloof en het vertrouwen in
de Aartsbroederschap niet. Bij alle
vernedering en verguizing bleven zi)
het vaandel van hun trouw noog
houden. Zij triomfeerden nu.
Immers, de H. Familie is nu ge
worden een geweldig leger van
dapperen.
<De tweede predikatie van Fater
Callewaert op Zaterdagavond over
de Goddelijke Deugd van de Hoop.
was niet minder schitterend.
Wat diepe gedachten over zoo n
schijnbaar eenvoudig onderwerp
En wat duidelijkWijsheid en een
voud hadden zich zoo harmonisch
vereenigd. dat ieder in eerbiedige
aandacht luisterde.
Zondagmorgen te zeven uur droeg
Z H. Exc. Mgr. Verriet bet H.
Misoffer op voor het welzijn der H.
Familie geassisteerd door Kapelaan
Geurts. De bisschop reikte ook zelt
de H, Commnnie aan de mannen uit.
Na de H. Mis gingen allen Daar
de zaal „Wilhelmina-', om gezamen
lijk te ontbijten Ook Mgr. err,et
nam aan het ontbijt deel. Het was
een echt gezellige bijeenkomst. Het
woord werd eerst gevoerd door
Pater Callewaert, die de jubilarissen
gelukwenschte met dezen dag. nu zij
door de H. Familie zullen worden
geridderd met den gouden medaille.
En heel geestig vertelde de Vlaam-
sche Pater van het effect, dat deze
ridderorden zouden hebben op de
hemelingen, als zij later, met hun
insignes om. aan de hemelpoort
zouden aankloppen.
Ook Mgr. sprak een hartelijk
wootd. Hij bracht hulde aan den
ijver van den Directeur en feliciteer-
de ook de Jubilarissen.
Geroerd door zooveel belangstel
ling, dankte de Heer van Beesel. uit
naam ook van de andere jubilarissen
Mar Pater Callewaert en Kapelaan
Geurts. voor alles, wat zij voot de
H. Familie deden. Nadat nog de
Heet Odenhoven van zijn welspre
kendheid bad blijk gegeven, verlieten
allen buitengewoon voldaan de zaal.
Om vier uur het gioote feest, het
eigenlijke feest. Pater Callewaert
hield zijn laatste predikatie over de
Goddelijke deugd der Liefde. Het
was de apotheose. Geen wonder,
dat doot zulke woorden het Apos-
telvuur oplaaide van de mannen.,
Het vuur van Jezus lief te hebben,
de zonden te haten als 't grootste
en eenige wezenlijke 'kwaad, zijn
evenaaste lief te hebben om God,
om van den geestelijken en stof-
felijken overvloed aan anderen te
geven.
Na de predikatie verrichtte Z. H.
Exc. de zegening der medailles. De
jubilarissen ontvingen hun gouden
eereteeken uit de handeu van den
Bisschop. Ook de nieuwe leden
kregen hun medailles door Mgr.
persoonlijk opgespeld.
Nadat de Bisschop nog een korte
toespraak had gehouden werd door
den Z.E. Heer Pastoor het slot
woord gesproken. Zichtbaar ontroerd
dankte hij Kapelaan Geurts voor
alles, wat deze voor het geestelijk
leven der parochie deed. Hij drukte
den mannen op het hart, trouw te
blijven aan hun belofte, opdat met
den aangroei der Aartsbroederschap,
ook het gehalte moge toene^oen.
Na bet Pontificaal Lof en den
zegea met het Allerheiligste, gingen
de mannen ongeveer te half zeven
naar huif. Met recht mocht Pater
Callewaert van „Uwen fanatieken
Directeur" spreken
Do ontwaking der katholieken
door don onderwijsstrijd.
Nieuwe leiders
We zagen een vorigen keer hoe
koning Willem I aan de katholieken
recht wilde laren wedervaren in hun
rechtmatige aanspraken op het ter
rein van het lager onderwijs. De
door den koning in het leven ge
roepen onderwijscommissie had ten
doel de bezwaren te onderzoeken
door de katholieken kerkvoogden en
de Gedeputeerde Staten van Noord-
Brabant ter kennis van de regeering
gebracht, en zoo mogelijk daaraan
tegemoet te komen.
Daartegen brak in het land een
hevig verzet los.
Reeds acht dagen na de instelling
der commissie kwam dit verzet bin
nenskamers tot uiting. Generaal
Merkus de Koek, minister van Bin-
nenlandsche zaken, tot wiens depar
tement ook de afdeeling onderwijs
behoord'.*, richtte op 20 November
1840 een uitvoerige nota tot den
koning om hem te overreden voort
te bouwen op het „zoo uitstekend
onderwijsstelsel" en geen nieuwe
proefneming te wagen. De bejaarde
minister achtte vrijheid vernietigend
voor de bestaansmogelijkheid der
onderwijzers en voor het openbaar
onderwijs. De bezwaren der katho
lieken noemde de minister ongegrond
als men verlicht was, zou men zich
aan sommige uitdrukkingen in de
schoolbanken niet stooten. De ka
tholieken werden volgens hem niet
geweerd. Men kiest tot onderwijzers
slechts brave menschen zotider op
godsdienst te letten. Op even lichte
wijze ging de minister over andere
bezwaren der in de adressen der
kerkvoogden en van de Brabantsche
Gedeputeerde medegedeelde katho
lieke bezwaren heen.
Het is wel merkmaördig, hier een
minister te hooren opkomen tegen
een koninklijk besluit, den minister
nog wel, d!e mede de afdeeling
onderwijs beheerde. In onze tijd zou
zoo iets tot de onmogelijkheden be-
hooren Wanneer een minister thans
geen commissie wenscht, dan komt
ze er niet of (de minister gaat heen.
Maar het was in 1840. De per
soonlijke verantwoordelijkheid van
de ministers was wel zooeven inge
voerd, maar in de. praktijk was het
nieuwe regiem blijkbaar nog niet
volkomen tot werkelijkheid gewor
den. De2;koning had de'onderwijs
commissie zelf benoemd en zelf deed
hij zijn keus, zorgvuldig vermijdende
daarin de mannen van den minister,
den schoolopzieners, te benoemen,
die met hun hoogen superieur wel
al te zeer aan de bestaande school
wetgeving gehecht waren.
Maar niet alleen op het Departe
ment, maar het heele land door brak
het verzet los. Volgens de „Gods
dienstvriend" van Le Sage ten Broek
geraakte de heerschende partij „in
onstuimige woede", want haar troe
telkind, het godsdienst- en zeden
bedervende onderwijsmonopolie werd
bedreigden zij spande al hare
krachten in om dat gedrocht nog in
het leven te houden."
De Maatschappij tot Nut van het
Algemeen, die zich welbehaaglijk
voelde bij de bestaande toestand,
kwam met een verzoekschrift. De
Senaten der Universiteiten deden
hetzelfde. Er verscheen een groot
aantal scherpe geschriften.
De felle strijd vond de Nederlaod-
sche katholieken evenwel gereed. En
moest in vroeger tijd voornamelijk
Brabant de spits afbijten, thans
roerde vooral het bovenmoerdijksche
zich geducht en nam zelfs de leiding
met den directeur van het college
van Katwijk Jacobus Franciscus van
Vree, den lateren president van het
Groot Seminarie en in 1853 eersten
bisschop vwr Haarlem, aan het
hoofd.
Van Vree is een der groote figu
ren waaraan bij het nageslacht steeds
een dankbare herinnering moet
blijven voortleven om hetgeen we
hem verschuldigd zijn.
Geboren op 8 Februari 1807 te
Rhenoy in Gelderland, was hij na
zijn studiën op de seminariën te
Kuilenburg en 's Heerenberg, priester
gewijd te Miinster in 1831. Hij was
kapelaan te Amersfoort, toen Mgr.
van Wijkerslooth hem won voor
Katwijk, waar hij in 1838 na twee
jarig leeraarschap de leiding op zich
nam.
In alle katholieke werken van dien
tijd was van Vree de leider of
medewerker, of werd hij geraad
pleegd. Vooral op onderwijsgebied
werd hij meer en meer de special!
teit.
Zoo was deze man aldus dr.
Witlox in zijn Geschiedenis der Kath,
Staatspartij worstelend als het ware
met het werk dat hij vond of dat
men hem opdrong, vanaf 1840 de
plaats gaan innemen vooraan, bij de
leiding, waartoe zijn gaven hem zoo
bij uitstek geschikt maakten. Van
Vree was bovenal een verstandelijke
natuur, een ordenende, regelende
geest. Kalm en koel bezag en door
zag zijn scherp verstand een kwestie
of toestand, wikte en woog, om dan
met juist inzicht vast en zeker op
zijn doel af te gaan, daarbij door
fijn beleid en zeldzame tact geholpen.
Hij was een vurig strijder en werker,
verdraagzaam en voorzichtig, zwaar
tillend zelfs.
Naast dezen kalmen en meer stillen
werker zien we in dezen strijd den
dichterlijken, genialen, geestdnftigen
Broere optreden, leeraar aan het
seminarie Hageveld, den geestdriftigen
wekker die bij de katholieken een
fier zelfbewustzijnen zelfvertrouwen
wakker riep en een groote zorg had
voor het zuiver houden der begin
selen.
Dat Broere in 1840 in den onder
wijsstrijd ingreep vond zijn aanleiding
in een plompen aanval van den
Leidschen hoogleeraar M. Siegen-
beek, die gedurende lange jaren aan
het schooltoezicht verbonden was en
kort na de instelling der onderwijs
commissie een open brief aan Groen
van Prinsterer had gericht, waarin
hij opkwam tegen de beschuldiging
dat het onderwijs onchristelijk of
leerstellig was. Het seminarie Hage
veld kreeg daarin van hem te hooren
dat de domheid daardoor in het
katholiek kerkgenootschap georgani
seerd was.
Reeds jn December 1840 kwam
Broere daartegen op in een brochure
welker rake woord de katholieken
in het hart greep. Hij zeide tot
Siegenbeek dat er een zekere partij
is, „tot welke gij behoort," door
wier toedoen de katholieken zoo lang
van al wat aanzien, invloed of ver
mogen heeft, werden uitgesloten
hen, die men beroofd had en ten
allen tijde onderdrukt, acht men goed
genoeg om in hun burgerlijken of
nog lageren kring te arbeiden en op
te brengen en dan^noemt men zich
aanzienlijken des lands en zegt
Roomschen wat zijt gij armHen
weert men overal uit alle bedieningen
plaatsen van aanzien en zegt
Roomschen wat zijt gij gemeen 1
Hen belet men op de alleronrecht-
vaardigste wijze scholen en instellin
gen tot hun geestbeschaving op te
richten en zegtRoomschen wat zijt
gij dom!
Dat klonk nog al
Een volgenden keer zullen we nog
eenige katholieke figuren in dezen
strijd zien optreden en nog met
eenige bewijzen toonen dat de
katholieken hun vroegere vreesachtige
bedeesdheid radicaal aflegden.
ROELAND.
Dona nobis Pacem.
Ons nageslacht zal het vermeld
vinden in de geschiedenisboeken
1932 Ontwapeningsconferentie
der Volkeren te Genève.
Wat er daarop volgen zal
We weten het niet.
Dat deel der geschiedenis, hetwelk
een antwoord zal geven op voren
staande vraag, gaat nu worden ge
vormd. Op Dinsdag, 2 dezer, is de
Conferentie geopend.
Onder de meest droeve en weinig
vertrouwen wekkende omstandig
heden
Het initiatief immers van de Con
ferentie ging uit van den Volken
bond. en twee leden daarvan
beoorlogen elkaar op het oogenblik
in bloedigen strijd.
Plechtige geloften van Vrede en
onderwerping aan Arbitrage zijn in
de laatste jaren gedaan. De inkt der
Verdragen daaromtrent is nauwelijks
droog, of reeds worden de fraaie
acten besmeurd met het warm-roode
bloed van duizenden, die vielen in
den strijd tegen elkaar.
We hopen op een succes der
Conferentie. En als dat wordt be
reikt, wat zal dan de winst in feite
wezen Weer een papier met hand-
teekeningen en zegels alléén, zonder
een wil tot vrede, een bereidheid tot
elke opoffering daarvoor
Genève 1932.
Wat gaat er om in de geesten der
menschen individueel Wat is die
algemeene roep om vrede, een
uitdrukkelijke wil, door overweging
gegrondvest, of een modeleuze
van dezen tijd
We zitten hier ver van het oor
logsgewoel in het Oosten, maar als
we de berichten van daar lezen, dan
jeuken ons de vingeren. O, het is
een braaf jeuken, want het onrecht
prikkelt ons en we zouden, als we
naar ons gemoed te werk gingen...
Dan is het ook duidelijk, dat die
anderen daar in het Oosten, die het
onrecht ondergaan, nog sterker
reageeren en... naar de wapenen
grijpen om zich te verzetten.
Als niet Sjanghai, maar Amster
dam nu eens door vreemde vliege
niers werd gebombardeerd, en oor
logsschepen schoten die stad
brand, zonder dat er oorlog was, en
als daarbij onschuldige mannen,
vrouwen en kinderen door de onver
laten uit den vreemde werden ge
dood, zou het dan bij het jeuken
der vingeren blijven, als we van dat
alles 'hoorden, of het ondervonden
We moeten er goed van door
drongen wezen, hoeveel men moet
kunnen verdragen en lijden, hoeveel
gevoel van eigenwaarde men moet
weten te onderdrukken, als we den
vrede willen bewaren, tot allen prijs,
althans zelf den strijd smadende.
Dat alles moeten we leeren, vóór
de Vrede een realiteit kan worden
op de wereld. De weg naar Vrede
leidt door smarten en foltering.
Vrede te vestigen en te bewaren,
voor altijd en onder alle omstandig
heden. dat is haast iets bovenmen-
schelijks.
Daarom zullen de geloovigen, om
dat groote goed machtig te worden,
niet uitsluitend op zich zelve en op
de menschheid vertrouwen, maar
door een voortdurend en aangehou
den „Dona nobis Pacem" Heer,
geef ons den Vrede dezen af
smeeken van den Hemelschen Vader.
Onderwijl ze, naarmate mensche-
lijke krachten zulks vermogen, aan
de vervulling van het ideaal mee
werken.
biedigen groet afscheid te nemen
van deze trouwe vaderlanders."
Is het niet lief gezegd Jammer,
dat er tegenwoordig ook nog een
fotopers bestaat 1 Ze hebben er nog
niets op gevonden om ook kiek-
toestellen te laten vleien. Bekijk de
plaatjes in de krant maar eens van
die uitvaart. Zie dat publiek maar
eens aan.... eerbiedig groetend
binnensmonds afscheid nemend
van twee trouwe vaderlanders. Daar
staan de mannen, stuntelig-sombec.
met de handen in d'r zakken, een
pijp of cigaret in den mond, hoeden
op het hoofd je mocht eens kou
vatten 1 of de pet op één oor.
Als het plaatje wat scherper was,
zou men de open monden van som
migen zien gapen 1 Enfin, iedereen
heeft wel eens zoon uitvaart van
een grooten doode bijgewoond en
altijd is dan de publieke houding
even Hollandsch-stuntelig.
We willen overigens geen woord
kwaad van ons volk zeggen,
heusch niet. We weten, dat velen
inderdaad innerlijk beroerd worden
bij zoo'n plechtigheid en dat ze er
vaak bij staan, met een brok m de
keel. Ongevoelig zijn we geenszins,
alleen hopeloos stuntelig. We durven
geen hoed afnemen enkelen niet
te na gesproken en we buigen
niet hoofsch, omdat zulk uiterlijk
eerbetoon ons niet af gaat. We zijn
er te houterig voor en koesteren o,
zooveel vrees, dat we ons „aanstel
len." En daarom slikken we liever
met moeite den brok in de keel weg
en bewaren we naar het uiterlijk
onze houding van kaf... patdon, van
kalme Hollanders.
Het zit 'm trouwens geenszins in
uiterlijk vertoon, wat het innige
meeleven betreft met het leed van
anderen, of een gevoelvol herdenken
van groote dooden. Die buitenlanders
met al hun hoofsche manieren en
hoedengezwaai zijn innerlijk misschien
oppervlakkiger dan wij. Best moge
lijk. Maar toch doet een beleefd
heid, die we kunnen zien en consta-
teeren, prettiger aan. dan onnaspeur
lijk weggeslikte ontroeringen....
We hopen, dat de lezers er niet
boos om zullen zijn, dat we eens
één keertje het vleien vergaten.
Een der prettigste en beminnelijk
ste menschenrassen is zeker dat der
journalisten. Niet omdat we er zelf
toe behooren, constateeren we zulks,
want daartegen zou onze bescheiden
heid, een bekende journalistendeugd
zich verzetten, neen, otr» wille van
de waarheid alleen stelden we het
bovenstaande vast.
Elke lezer is als recht-geaard
Nederlander natuurlijk lid van ten
minste twintig vereenigingen, die alle
in dringende behoefte voorzien. Hij
bezoekt dus regelmatig vergaderingen,
aanhoort lezingen, verdraagt het ge
zang van dames en andere juffrouwen
op gezellige bijeenkomsten enz. Hij
dus bekend met de gemiddelde
kwaliteit van het gebodene bij derge
lijke gelegenheden. Welnu, op al die
vergaderingen en bije'enkomsten is
ook een journalist aanwezig,
althans wordt hij in den persoon
van den hem vervangenden vereeni-
gingssecretaris geacht aanwezig te
zijn. En hebt u het ooit gelezen in
een verslag, dat de Voorzitter zijn
openingswoord er hakkelend uit
bracht, als ware hij onderden invloed
van sterken drank Hebt u ooit
gelezen, dat behalve de plaatsruimte
in het blad, ook nog andere redenen
aanleiding waren geweest om een
verslag te bekorten Heeft ooit een
verslaggever het neergeschreven, dat
zijn samenvatting van de interessante
leziDg van den bij uitstek zoo des
kundigen heer X. beperkt moest
zijn. omdat hij door den spreker
tijdelijk in slaap was gekletst
We kennen een raadslid, dat thuis
of in zijn stamcafé nooit over een
gehouden zitting spreekt, vóór hij
het verslag in de krant heeft gelezen.
Dan weet hij n.l. pas, wat hij eigen
lijk heeft gezegd.
Met dat alles bedoelen we slechts
duidelijk te maken, welk een bemin
nelijke vleiers journalisten zijn. Nog
een ander voorbeeld diene daartoe.
In alle dagbladen stond deze week
uitvoerig de plechtige uitvaart-ver-
slagen van de verongelukte slacht
offers der vliegramp in Bangkok. Ook
de houding van het publiek werd
geschetst. Iedere verslaggever deed
dat in zijn eigen woorden, maar die
kwamen toch alle op hetzelfde neer.
Daarom citeeren we maar uit een
willekeurig blad. Het heet daarin
„Overal langs den weg, die werd
gevolgd, bleven de voorbijgangers
een wijle staan, om met ee^ eer-
Nog een enkel woord te dezer
plaatse over twee branden van deze
week. We zullen kort wezen, omdat
we al zoo dikwijls aanvoerden, wat
we ook nu weer zeggen willenhoe
nuttig n.l. redlijnen zijn bij brand.
Gedachtig aan het „Frappez, frappez
toujours herinneren we daaraan bij
elke gelegenheid.
Drie menschen verbrandden deze
week weer levend, in Den Haag,
doordat ze den normalen vluchtweg
langs de trap door vuur versperd
vonden. Ze stonden bij een venster,
maar daar was geen redlijn beves
tigd. Iemand heeft zich nog weten
te redden langs inderhaast aaneenge
bonden lakens en dekenstoen hij
op vijf meter boven den grond was,
scheurde het laken... Maar hij brak
gelukkig slechts een enkel.
In Meppel brandde op Zondag
nacht een slagerij uit. De bewoners,
zoo luidt het verslag in de krant
„...probeerden langs de trap naar
beneden te komen, hetgeen echter
niet gelukte. Een raam aan de
Hagendwarsstraat kon echter door
R. geopend worden, Daardoor
riepen de in doodsgevaar verkee-
rende menschen om hulp."
Op het allerlaatste moment konden
de menschen worden gered door
middel van aangedragen ladders, die
tegen het venster werden gezet.
Brand in den nacht beneden,
slapende menschen daarboven,
zóó vallen regelmatig slachtoffers.
Heden dezen, morgen of een anderen
keer wij.
Tenzij wij tijdig ons leven ver
zekeren door bij het venster van
elke boven-slaapkamer een haak in
den muur te laten bevestigen en
daaraan een touw of een dunne ijzer
kabel opgerold te hangen.
Een goedkoope premie, een uit
gave voor ééns.
In den siertuin.
Nu het weer zoo zacht is en we
nauwelijks meer winter hebben te
duchten, is er reeds heel veel werk
in den tuin te doen. Denk er vooral
om, tijdig de bollen te ontdekken,
want ze zullen door den zachten
winter reeds vrij ver ontwikkeld zijn
en als het dek dan te lang blijft
liggen, groeien ze gijl uit. Wel
voorzichtig wezen natuurlijk, niet al
het dek gelijk wegnemen. Heesters
moeten in deze maand gesnoeid
worden, maar niet dezulke, welke
op het hout van het vorig jaar
bloeien met die wachten we nog.
Ook kunnen heesters in deze maand
nog worden verplant.
De rozen moeten eveneens van
het dek worden ontdaan. Tegen
bladwesp graven we roDdom struiken
of stammen een steek aarde weg,
waarvoor wè nieuwe aarde aanbren
gen.
De Pelargoniums (Geraniums), die
we stekten en gedurende den winter
droog hielden, moeten we nu gaan
begieten, opdat we ze bijtijds kun ea
verpotten en in Mei buiten kunnen
uitzetten.
Op de perken brengen we, voor
zoover we dat niet reeds in het
najaar deden, de voorjaarsbloemen,
als Vergeet-me-nietje3, Violen,
Madeliefjes, Phloxen enz. In groep
jes passen ze ook zeer goed in het
boordbed.
Uit de grasperken steken we de
Paardenbloemen, Weegbree en ander
onkruid. Daarna bemesten weper
10 vierkante meters 6 ons patentkali
en 6 ons superfosfaat, in Maart 3
ons zwavelzure ammoniak en in den
zomer 2 ons chilisalpeter. Bij gebruik
van gemengde kunstmest volge men
de daarbij gegeven aanwijzingeu.
In bakken en zaaipannen kunnen
we reeds Asters zaaien en Violieren,
Lobelia's en Petunia's.
In den moestuiu.
Het spitten moet nu zoo gauw
mogelijk worden beëindigd.
We gaan reeds voort met zaaien
en wel bij opvolging spinazie, raap
stelen en radijs. Ook tuinboonen
kunnen worden gelegd. De vroege
Mei-Doppers konden de vorige
maand al in den grond, nu wordt
het zeker tijd.
Pootuien kunnen uitgeplant wor
den in voedzamen grond en als het
weer zacht blijft, dan planten we
ook weeuwen-koolplanten. speciaal
de sluitkoolplantenbloemkool ver-
eischt nog een beschutte plaats tegen
schutting of muur.
Vroege aardappelen kunnen we
laten voorklemen door ze op een
warme plaats in het licht te leggen.
Doe dat in platte kistjes, dan
kan men ze gemakkelijk meenemen
naar den tuin zonder de planten te
beschadigen, als ze in de tweede
helft van Maart in den grond worden
gebracht. Groote partijen legt men
uit op rekken.
Wat de bemesting betreft van den
moestuin: stalmest brengen we met
bet spitten onder; kunstmest strooien
we een a twee weken voor we
zaaien ter plaatse uit. We harken
den kunstmest luchtig onder.
Aan muren en schuttingen zien
we aan draden de grijsblauwe pop
pen der koolvlinders hangen. Ver
zamel die nu om ze te verbranden;
we krijgen dan meer moo e, gave
kooien.
VENRAY. 5 Februari 1932
DRANKWET.
Burgemeester en Wethouders van
Venray brengen ter openbare kennis,
dat is ingekomen een verzoek van
Johan Hendrik van Kan, bakker,
wonende te Venray-Veulen H. 27a,
om vergunning voor den verkoop
van sterken drank in het klein voor
de benedenvoorkamer van het huis,
plaatselijk gemerkt Veulen H. 27a.
Binnen twee weken na de dag-
teekening dezer bekendmaking kan
eenieder tegen het verleenen dezer
vergunning schriftelijk bezwaren in
dienen.
Venray, 3 Februari 1932.
Burgemeester en Wethouders van
Venray,
O. VAN DE LOO.
De Secretaris,
VAN HAAREN.
DRANKWET.
Burgemeester en Wethouders van
Venray brengen ter openbare kennis,
dat is ingekomen een verzoek van
Johanna Maria Elisabeth Theuws.
weduwe van Thomas Hubeitus
Theodorus Janssen, zonder beroep,
wonende te Venray, Marktstraat 2,
om vergunning voor den verkoop
van sterken drank in het klein voor
de benedenvoorkamer van het huis
plaatselijk gemerkt Marktstraat 2.
Binnen twee weken na dagteeke-
ning dezer bekendmaking kan een
ieder tegen het verleenen dezer ver
gunning schriftelijk bezwaren indienen
Venray, 3 Februari 1932.
Burgemeester en Wethouders van
Venray,
O. VAN DE LOO.
De Secretaris,
VAN HAAREN
PutronaHls-niouws.
Al wederom is van hooge zijde
beslist, dat de biljarten in de groote
patronaatszaal niet vrij zijn vaa be
lasting. Voor de beide biljarten moet
jaarlijks over de honderd gulden be
taald worden, ofschoon ze toch