Tweede Blad van „FEIL EN MAAS"
Werkloozen-ellende.
Bij de Indianen in
Noord-West Brazillië.
Wees opgewekt.
FEUILLETON
Iq twee werelddeelen
De Kippenhouderij op
het Platteland
Zaterdag 30 Januari 1932
Drie en vijftigste Jaargang No. 5
Zoo te zijn, is heerlijk zoo niet
te zijn, is te bejammeren, maar niet
steeds te berispen, want opgewekt
heid is een karaktereigenschap, die
we niet allen in dezelfde mate bij
de geboorte hebben meegekregen.
We kunnen er echter veel toe bij
dragen, dat we niet door eigen
schuld dat kostbaar bezit verliezen,
en ook kunnen we door wilskracht
bewerken, dat het beetje opgewekt
heid dat ons eigen is, oefenende en
door verstandelijke uitbating wordt
vergroot.
Het is niet moeilijk om opgewekt
te schijnen, als alles goed gaat,
te bewijzen, dat men het is, daartoe
hebben velen in dezen tijd van zich
opstapelende teleurstellingen ruim
schoots gelegenheid. Verlies kan soms
heel zwaar wegen, maar er zal tóch
altijd nog wel iets blijven, dat ons
rest. Staren we nu steeds maar uit
sluitend op het verlies, en op teleur
stellingen, die we nog verwachten,
dan verzuren we heel het verdere
leven uit moedwil, of uit gebrek aan
energie. V/e hebben dan een leed.
dat we ons zelf aandoen.
Daarom leert zien, naar wat ons
bleef en naar het goede, dat een
toekomst ons nog kan brengen
Dezer dagen circuleerde in ver
schillende bladen een correspondentie
uit Berlijn aan de Nieuwe Rotter-
damsche Ct., waarin over den groo-
ten nood der werkloozen werd ver
haald.
Verschillende Duitsche gemeenten
zijn eenvoudig niet bij machte, om
het nog steeds groeiend getal perso
nen zonder werk aan een onder
steuning te helpen, die hen eenigszins
behoorlijk alleen maar van voedsel
voorziet. In de arme gemeenten ont
vangen de werkloozen vaak bedragen
van 2 of 3 Mark per week, d i. dus
f 1.20 tot f 1.80. Daarvan moeten
man en vrouw zien rond te komen.
Ja, den correspondent zijn ook ge
vallen bekend, waar slechts lis Mark
of 90 cent kon worden gegeven.
Men kan zich"eenvoudig niet in
denken hoe zulke menschen het leven
nog houden „Menschen, die daar
nooit aan hebben gedacht, vechten
nu om het naakte leven tegen den
hoDger. Voorbeelden te verschrikke
lijk om ze hier te beschrijven, leiden
vanzelf tot wanhoop en de ver
schrikkelijke uitingen daarvan leest
men in de couranten maar voor het
kleinste gedeelte. Velen, zeer velen
bezwijken onder den druk der zor
gen. Men lacht in het tegenwoor
dige Duitschland niet meer,"
Iets van de vertwijfelde stemming
dezer ongelukkigen kan men ook
gewaar worden uit het volgende
uittreksel van een werkloozen brief,
dat we in het katholieke weekblad
„Das Neue Reich" vonden
ook het steuncomité heeft zijn
hulpverleening in natura dagelijks
een halven liter melk en twee pond
brood geschorst sedert de vorige
week. „Strenge beperkingsmaatrege-
Ien tengevolge van den catastropha-
len fioancieelen nood der gemeenten."
Zooals de juffrouw van het comité
zegt Ik heb gerekend en gerekend.
Maar meer dan 16.75 mark per week
kan ik niet bij elkaar krijgen. Daar
van moeten wij. moeder, vijf broers
en zusters, en ik, leven, huur, brand
stof en (deeding betalen. Licht steken
we 's avonds al lang niet meer aan.
In den zomer hebben we wel eens
een paar groschen meer -, toen heb
ik dikwijls in het park geslapen, dan
kon moeder mijn bed verhuren.
Moeder heeft bijna iederen dag aan
vallen van zwakte ik geloof, dat hel
ondervoeding is. De twee-jarige
Anne krijgt, sinds de steun geen
melk meer verschaft, alleen nog maar
moutkoffie en gort. Karl en Fnede
zijn al meer dan eens in de schooi
flauw gevallende kindervoeding
bestaat immers niet meer. Dikwijls
zou ik alles kapot kunnen slaan, of
het hardop uitschreeuwen dan denk
ik, ik trek er maar tusschenuit. Maar
dat kan ik toch niet van me gedaan
krijgen. Het' is ontzettend, moeder,
de broertjes en zusjes honger te zien
lijden, en daar bij te staan met al
zijn jonge kracht, zijn wil om te
werken. Zonder te kunnen helpen.
Dikwijls heb ik voor een bakkers
winkel gestaan om brood te bedelen.
Ik kon het niet. Dan heb ik op mijn
tanden gebeten en de vuisten gebald
in mijn zakken om de ruiten niet in
te smijten. Emil Franz, Jakob en de
andere vroegere collega's van de
werkplaats gaan al lang 's nachts
naar de tuinen om groenten en aard
appelen te stelen. Zij willen mij
altijd mee hebben. Tot nu toe heb
ik het nog niet gedaan. Maar wie
weet, misschien ben ik er morgen
nacht al bij. Lang houd ik dat alles
niet meer uit dan gebeurt er wat.
Ik kan u zeggenhet is eenvoudig
verschrikkelijk...."
Zulk een brief is een roman van
ellende op zichzelf.
Nu is het waar. dat de toestanden
in Duitschland bizonder erg zijn.
Niet alleen door de zware herstel
betalingen die momenteel trouwens
geschorst zijn en wel voorgoed ge
schorst zullen blijven doch ook
door 't feit in 't algemeen, dat men
het economisch leven heeft moeten
drijven met ontzaglijke credieten, die
hun overmatige rentelasten meebrach
ten.
Doch ook elders wordt thans dure
nood geleden. In Roemenië, in Hon
garije, in Polen, in Yoego-Slavië
bijvoorbeeld, landen, waarover we
maar schaars worden ingelicht, doch
waarover zoo nu en dan toch ver
schrikkelijke dingen betreffende den
economischen toestand bekend wor
den.
Daartegenover leven we bij ons
neg betrekkelijk in een dorado
men wordt niet moede, het ons te
herhalen.
Doch onlangs gaven we al enkele
staaltjes over werkloozenui keeringen,
die volstrekt onvoldoende moeten
genoemd worden 18 gulden per
week voor een gezin van 15 kinde-
len bijvoorbeeld.
In de Statenvergadering van Zuid
Holland heeft ook de socialist van
der Staal enkele voorbeelden gege
ven van dé manier, waarop platte
landsgemeenten soms hun werkloozen
steunen
„In Dubbeldam ontvangen de
werkloozen een uitkeering van f 8
per week.
„In Bergambacht zijn de uitkeerin-
gen 10 en 11. gulden per week, zon
der eenigen toeslag. In Lekkerkerk
dito.
„In Ammerstol wordt elf en tien
gulden uitgekeerd per gezin.
„In Oudewater zijnde uitkeeringen
elf en tien gulden, en kindertoeslag
tot een maximum van vier kinderen
van 50 ct. per kind.
„In Nieuwerkerk aan den IJssei
bedraagt de uitkeering voor de man
en vrouw f 10 en f 0.75 per kind.
In Zevenhuizen tien gulden voor
man en vrouw, geen kindertoeslag,
geen huurtoeslag, geen kolentoeslag
In Ameide zijn de uitkeeringen f 9
f 8 per weekkindertoeslag f 0.50
met een maximum van 4 kinderen,
geen huurtoeslag, geen kolentoeslag.
„Zuid Beijerland geeft uitkeeringen
van f 7 per week en een toeslag van
vijftig cent per kind boven de 2.
„In Meerkerk bedraagt de uitkee
ring achc en zeven gulden per week
met een kindertoeslag van 50 cent
tot een maximum van vijf kinderen.
„Dirksland. Uitkeering voor de
uitgetrokken werkloozen van f 6,50
per week, kindertoeslag 50 ct. per
week tot een maximum van vier
kinderen.
„Gouderak uitkeeringen van f 6
f 7, f 8, f 9 en f 10 per week.
„Moordrecht. Een gezin met zes
kinderen moet leven van f 10, per
week."
Als men daarnaast de uit Duitsch
land gemelde bedragen zet, dan kan
men deze nog weelderig noemen.
Wie echter bekend is met huishoude
lijke budgets, zal zich wel wachten,
om deze kwalificatie er aan te
schenken. De leven3 van zulke werk-
loozengezinnen moeten zich wel
voortsleepen met totale beroo zing
van al wat maar op eenige voldoe
ning aan de meer dan scrikt-mate-
rieele behoeften lijkt. Ja, die strikt-
materieele behoeften zijn in alle ge
vallen wellicht niet volledig te stillen,
vooral als daarbij dan nog komen
bizondere omstandigheden van ziek
ten e.d.
Er zijn crisis-comité's opgericht
om aanvullenden steun te verleenen.
Doch wat we er hier en daar van
hooren en zien, wekt niet den indruk,
dat 't overal even vlot loopt met
het ophalen van gelden en goederen
in natura. Daar zal méér moeten ge
schieden. Zij, die nog met werk en
behoorlijke levensomstandigheden zijn
gezegend, dienen zich wel bewust te
zijn van hun duren plicht.
En daarnaast en daarboven moet
er in Den Haag meer begrip komen
voor plaatselijke omstandigheden en
behoeften.
Terwijl ook met de grootte der
gezinnen beter moet worden gerekend.
Dat is de beste manier, om onze
werkloozen-massa's te behoeden voor
de vertwijfeling en de aantrekkings
kracht van het communistisch avon
tuur.
laguoaitD H»d»deillajia.
Zoo kan het niet langer
Verban die dageD, waarop gij door
pijn in uw rug en spieren, door
urinestoornissen, hoofdpijn en duize
ligheid, door afgematheid, terneerge
slagenheid en uitputting uw werk
niet doen kunt. Deze verschijnselen
zijn dikwijls de eerste waarschuwin
gen van verzwakking der afschei
dingsorganen.
Van de gezondheid en kracht dezer
organen hangt uw welzijn af. Zijn
zij verzwakt, dan hoopen urinezuur
en andere schadelijke stoffen zich op,
welke rugpijn, spit. waterzucht,
graveel en blaasstoomissen veroor
zaken.
Herstel uw gezondheid door vanaf
beden Foster's Rugpijn Pillen te ge
bruiken, Dit speciale middel werkt
rechtstreeks op de betreffende organen,
neemt de oorzaak weg van uw lijden,
waardoor gij u wede? spoedig flink
en gezond zult voelen.
Bij alle drogisten enz. a f 1.75
per flacon. 26
Uit het Dagboek van een Onder
zoekingsreiziger.
Vrij naar het Duitsch door B.B.
II.
Den 3den Juli 's morgens vroeg
loopen wij Moura binnen, de eerste
Opgewektheid is een der kost
baarste levensdeugden, maar ze mag
niet worden verward met ijdel ver
trouwen, optimisme zonder grond
slag. Menschen, die het leven slechts
j van de vroolijke zijde willen bezien,
alle zorgen weglachende en elk
serieus overdenken uit den booze
vindende, die worden ook wel
opgewekte naturen geheeten, maar in
wezen is deze opgewektheid niets
anders dan luidruchtigheid, waarmee
ze hun geestelijke armoe aan de
waarneming van anderen pogen te
onttrekken. Zeker, zorgeloos gaan ze
het gevaar tegemoet, omdat ze
het niet zien, of de oogen er voor
sluiten, hopende, dat bet wel tijdig
zal wegtrekken. Zitten ze eenmaal
I in den put, dan maakt hun ver
meende opgewektheid plaats voor
radeloozen angst.
Een tchte opgewekte geest is lang
i niet altijd luidruchtig, maar wel
steeds zonnig en moedig zulke'geest
j kan slechts huizen in de lichamen
van hen, die even verstandig zijn als
1 dapper. Met verstandig verstaan we
I dan al weer niet geleerd, al sluit het
j een het ander niet uit.
De lezer herinnert zich misschien
nog wel, hoe het vorig jaar ergens
in de Ver. Staten een autobus met
1 schoolkinderen onderweg ingesneeuwd
raakte en daardoor van de bewoon
de wereld w?rd geisoleerd. De
chauffeur trachtte hulp te krijgen in
het naastbij gelegen dorp, maar hij
kwam om van kou en ellende, voor
hij zijn doel kon bereiken.
Een knaap van twaalf jaar nam
in de autobus toen de leiding over
de andere kinderen op zich: zever-
gingen allen schier van honger en
kou. De leidende knaap wist zich
i den dood nabij, maar hij maakte
I grapjes om den geest der kinderen
levendig te houden. Hij zoog liedjes
en liet die meezingen. Hij comman-
j deerde en dirigeerde lichaamsoefenin-
I gen om de kinderen uit den slaap te
i houden, die in dit geval een eeuwige
slaap zou beteekeneo, nu een zeer
strenge vorst heerschte en de hevige
koude door de stukkende raiten naar
binnen drong.
Dagen hield hij den strijd vol met
moed en opgewektheid als eenige
wapenen. En eindelijk kwam er red-
i ding, zoo niet voor allen, dan
toch voor de meesten tijdig genoeg.
President Hoover heeft dien knaap
later bij zich genood, hij za' in
j zijn leven heel wat hoogere gasten
van mindere waarde hebben ontvan
gen.
De vorige week ruimde men in
een mijn van Beuthen de ingestorte
gangen uit om te trachten de veertien
slachtoffers van het ongeluk te....
bergen als lijken- Niemand dacht
anders, want reeds volle zeven dagen
waren de stakkerds bedolven. Toen
gebeurde het wonder. In een heel
j kleiue ruimte van slechts ruim een
vlerkante meter zaten zeven over
levenden nog bijeen, toen redders
hun plaats hadden bereiktéén in
het midden en de overige zes tegen
hem aan. Die ééne had de anderen
gered met zijn opgewektheid, zijn
verhalen, waarmee hij den tijd doodde
en geen ruimte liet voor naargeestige
gedachten, met zijn.... grapjes I
De zes anderen kropen tegen hem
aan, zooals een drenkeling in de
haven het lichaam stijf tegen een
verankerde boei zou drukken.
Wie redelijk zijn en opgewekt,
dat zijn de besten en dappersten
onder ons, die met woord en gebaar
ook bij anderen den moed er in
houden, als er zwarigheid is, en ze
daarmee redden.
27
Kom binnen, vriend, sprak
de eigenaar van het erf, kom
binnen, wat een weer wat een
weer! In dit ongelukkige land,
zijn de onweders zoo vreeselijk
men zou meenen dat de wereld
verging en wanneer gij in dat
onweer zijt geweest en te paard
nog zoo het paard dood,
dan kunt gij God niet genoex
danken, dat gij er nog zoo van af
gekomen zijt, nu, kom binnen
en wees welkom in mijn huis!.
Meester Dorrens wist niet wat
te antwoorden.
Ja zoo sprak men in do om
streken van Maastricht, op de
winkel had hij immers dikwijls,
die taal gehoord, op de Kleine
Gracht, van de buitenlieden, die
er kwameu om-hun inkoopen te
doen.
Toen hij wat bekomen was van
zijn verrassing, stotterde hij zoo
wat van alles, Duitsch en Engel-
sch hoofdzakelijk door elkander.
Maar zijn gastheer begreep en
verslond hem en dat was voor
zijn goedmoedigheid genoeg.
Op den drempel der woning
verscheen toen ook de huisvrouw i
van denzelfden ouderdom als dej
man.
Haar kleeding was nog trouw
de kleeding van de welgestelde
boerenvrouwen van de omslreken
van Maastricht.
Niets ontbrak er aan
Het gouden kruisje aan een
smal fluweelen lintje zelfs niei.
Zij zag er goed uit, en van haar
vriendelijk gelaal kwam iets goe
digs, braafs, vertrouwelijks.
Kom binnen, mijnheer, ik
weet niet of gij ons verstaat,
maar goed gemeend is het, dat
verzeker ik u.
Gij zijt druipnat, maar het
was ook een weer.
Ach Mijnheer, dan merkt men
eerst goed, dat men in Gods hand
is, en toch, het is hier een el
lendig land, van God of gebod
willen ze niet veel weler., en
kerken zijn er niet te vinden.
Waar dat heen moet, dat weet
God alleen, maar het is om,
heidensch te worden.
Maar daar komt het nu niet op
aan. Gij zijt doornat, zie ik, hel
is om ziek te worden.
Wacht maar even, ik heb de
goede kleeren van mijn man,
kom hier maar binnen en kleed
u om, maar neem eerst een war
men dronk, dien hebt gij het meest
noodig, dat sterktfc en frischt den
mensch op.
Meester Dorrens liet zich in
alles gezeggen, hij dronk het
dampende glas uit en voelde zich
herleven.
Dat is iets dat maken wij
zeiven, van brandy of wisky wil
mijn man niets weten dit maak
ik uil pitten van vruchten.
Het schijnt sterk maar het wekt
erg op, en is niet verderfelijk
zooals alle brandewijn die in den
regel de meDschen in het ongeluk
stort.
Zoo, nu kom hier binnen,
hier liggen de droge kleeren op
het bed, de uwen zullen we aan
het vuur zoo spoedig mogelijk
drogen.
Dat waren kleederen zooals men
op de dorpen van Maastricht
draagt Zondags.
De daagsche kleeren van den
man waren reeds half Ameri-
kaansch, omdat hij de versletens
door andere had vervangen. Aan
zijn goede en beste kleeren mocht
men niet raken. Zondags dan trok
hij ze aan, en voelde zich bij het
bidden weer alsof hij thuis was
in Limburg, bij Maastricht.
De eerste keeren had hij bitter
geweend en zijn vrouw ook,
dan was het hun alsof ze naar
de kerk moesten gaan.
Maar van kerk of kluis was
hier geen sprake. Die lag uren
en uren ver van daar, en dat was
een groot leed, het grootste zelfs,
want daar alleen zouden zij troost
gevonden hebben. Nu zochten zij
dien troost tenminste in het gebed,
het lezen van vrome boeken, en
het catechismus onderwijzen aan
hun kinderen.
Weldra zat meester Dorrens
goed en wel aan het knappende
haardvuur en nam de woning meer
nauwkeurig op. Spreken deed hij
niet veel en dan alles in een
mengsel van Engelsch en Duitsch,
meer Duitsch echter waar ook het
een en ander tusschen liep,
maar sprak weinig.
Het blokhuis was als gewoonlijk
in drie vertrekken ingedeeld. Het
voorste en het grootste diende als
keukenen huiskamer, hetachterste
gedeelte bestond uit twee kleine
vertrekken, waarvan een, waarin
hij zich had omgekleed, voor man
en vrouw bestemd was, en het
andere voor de kinderen.
Want kinderen waren er en
zelfs drie, twee jongens en een
allerliefst klein meisje, bet jongste.
Ze hadden zich in hun kamertje
verborgen, toen de vreemde man
binnenkwam, maar nu staken zij
de nieuwsgierige krullebolletjes
door de deur, die op een kierstond.
Allerliefste kinderen inderdaad,
en het was hem als een steek door
het hart. Het was hem alsof Ser-
vaas, Frensken en Anneken, op
eens voor hem stonden.
Weldra waren zij bij hem en
klauterden op zijn knieën, en lief
koosden hem. Zij zagen er uit als
bloeiende rozen. De woudlucht,
dat zag men. en het leven in de
vrije natuur had die rozen op hun
wangen,gepenseeld en dat snoelige
in hun blauwe kijkers gelegd, en
zij stelden den vreemden man
plaats van beteekenis sinds Manaos.
In het half duister onderscheiden we
eenige huisjes en hutten, netjes op
rij en als 't ware in gelid langs de
oever opgetrokken. Wij bevinden
ons hier op een historische plaats.
Hier mondt de westelijke arm van
de geheimzinnige rivier Yauapery
uit, de schuilplaats van de „Indios
bravos" (wilde Indianen) en van de
„anthropophagos" (menscheneters)
voor wie Manaos zelfs eenmaal zou
gesidderd hebben. In het jaar 1875
overvielen zij plotseling in twaalf
groote kano's dè plaats Moura. Zij
dwongen de bewoners de vlucht te
nemen naar een eiland midden in de
rivier, waar zij hen dagenlang met
hun pijlen bestookten. Deze beant
woorden de pijlschoten met kogels
uit hun vuurwapenen, totdat eindelijk
een dapper man eenige soldaten uit
Manaos haalde, die de Indianen
wederom naar hunne bosschen terug
dreven.
Nauwelijks hebben we het plaatsje
Moura verlaten of we zien een andere
zij-rivier, de zoogenaamde Rio Branco
(Witte rivier). Sterk steekt haar
helder water af tegen het donkere
water van de Zwarte Rivier. Meer
dan honderd kilometer lang blijft zij
naast onze rivier voortstroomen
zonder zich daarmede te vermengen.
Den vierden Juli liggen we eenige
oogenblikken stil voor Barcellos, de
hoofdstad van het midden Rio-negro
gebied. Sedert 1756 Manaos was
toen ter tijd nog maar een onbedui
dend Indianen nest was Barcellos,
het vroegere Indianendorp Mariua,
de hoofdstad van de gansche „Capi-
tania Rio Negro" en telde meerdere
duizende inwoners. Nu wonen er nog
maar een paar honderd menschen en
het maakt met zijn half vervallen
huizen een verwaarloosde, verlaten
indruk. De bewoners zien er bleek
uit, met ingevallen wangen, hun
lichamen door koortsen ondermijnd.
Geen enkel van de beambten uit
Manaos gaat daar gaarne heen. Ook
wij betalen onze schatting aan het
kerkhofeen Baré-Indiaan is onder
weg op het tusschendek gestorven.
Twee kameraden dragen hem ineen
hangmat naar zijn laatste rustplaats,
de andere volgen op een ganzen-
gangetje...
Reeds driemaal heeft de Boot ge
floten, maar geen enkel der diep-
bedroefden verschijnt of komt terug.
Tenslotte laat de kapitein hen weder
door matrozen bij elkaar trommelen.
Ze hebben bij het droevig afecheid
en op de opstanding van den doode
te veel gedronken
Barcellos ligt aan het begin van
een reusachtig rivierbekken, welke,
naar men zegt, hier en daar 30 tot
35 kilometer breed is. De Rio Negro
(zwarte rivier) is hier aanmerkelijk
breeder als de Amazone-stroom op
de zelfde hoogte. Slechts weinig
eilanden liggen er in de rivier, steil
en hooge granietmuren vormen de
Zuidelijke oever.
Den 6den Juli 's namiddags kome-i
we in Sant Isabel aan, het belang
rijkste punt voor den handel van de
Boven-Rio-Negro. De plaats bestaat
slechts uit eenige met blik bedekte
huisjes en enkele Indianenhutten,
welke hier en daar verstrooid in het
woudgroen verborgen liggen. In de
haven zien we naast slanke kano's
(uitgeholde boomstammen) eenige
groote, plompe vrachtbooten liggen,
welke soms meer dan vijftien duizend
kilo kunnen opladen en vooral dienen
om de goederen en waren over de
gevaarlijke stroomversnellingen heen
te werken.
In Sant'Isabel heerscht bijna het
geheele jaar door op bepaalde tijden
een druk verkeer. Het is het eind
station van de booten, welke over
het algemeen niet verder gaan en
slechts bij zeer hooge waterstand tot
allerlei vragen.
Zijt gij hier of komt gij ook
uit Holland Wij komen uit
Holland, kijk maar eens en de
oudste haalde een katechismus
voor den dag lezen kan ik
hem niet, maar vader leert er
mij in en zegt dan, dat is de ka
techismus van thuis.
En de oudste lei een kleinen
katechismus op zijn knieen en
toen hij opkeek en zag Meester
Dorrens in vaders kleeren ge
stoken, lachte hij I Net vader
Zeg, hebt gij ook kinderen
thuis? Dat hier is Fransken.dat
is Maijken, en ik ben de oudste,
ik heet Berlus.
Meester Dorrens meende door
den grond te zinken.
Elk woord boorde hem als een
dolk in het hart
Hij wist niet hoe zich Ie hou
den en durfde de kleinen toch
niet van zich afwerpen.
Maar wij zijn heel braaf, .is
niet Vader en niet Moeken
Heel braaf en wij bidden eiken
morgen en eiken avond en Zon
dags veel, heel lang, heel lang.
want dan is het ook Zondag en
dan bidden wij ook voor vader en
moeder, niet waar, Frensken,
Maijken
En toen na een wijleZeg
eens, bidden uw kinderen thuis
bij u ook voor u
Meester Dorrens kon niet meer
de tranen sprongen hem de oogen
uiL
het plaatsje Trindade, aan de voet
van de' groote stroomversnellingen
varen.
Hier is reeds alles, afgezien van
enkele blanken, Indiaansch, buiten
gewoon leelijke typen. De „Lingua
geral" (de gemeenschappelijke taal)
is hier een onontbeerlijk verkeers-
en handelsmiddel. Die Lingua geral
is een door missionarissen uitgevon
den kunstproduct uit het oude In-
diaansche Tupi en heeft zich iu de
loop der tijden bijna over heel het
Amazona-gebied uitgebreid.
Den volgenden morgen varen we
verder, de vrachtbooten hebben een
deel van de vracht overgenomen en
worden op zij langs onze stoomboot
vastgebondenandere worden op
sleeptouw genomen en slingerden
links en rechts bij de minste beweging
van het stuurrad. De bemanning van
deze booten bestaat alleen uit India
nen. Sr zijn nog eenige passagiers
bijgekomen, onder meer Salvador
Garrido uit Sao Felippe, bezitter van
een vrachtboot en Ricardo Vicente
Cluny, de Superintendente (zoo iets
als burgemeester) van Sao Gabriei,
de hoofdstad van het Rio-negro ge
bied. Een gelukkig toeval, want voor
den laatsten had ik juist bijzonder
officieele aanbevelingsbrieven.
Vlak achter deze nederzetting
bruist de eerste waterval Tapuru-
cuara (Rupsengat), zooals hij in de
Lingua geral genoemd wordt. Deze
waterval geeft ons een klein, nog
maar zeer klein beeld van wat ons
nog in de toekomst te wachten staat
stroomopwaarts.
We hebben te weinig stoom en
kunnen hem niet nemen.
Van tijd tot tijd staat de boot
stil, ofschoon we met alle kracht
vooruit trachten te varen. Rechts van
het schip steken geweldige rotsen
uit het water omhoog. Wij geraken
in gevaar tegen de rotsen aan te
drijven en te pletter te slaan. Alge-
meene opgewondenheid en veel ge
schreeuw, vooral op de achteraan
meegesleurde vrachtbooten, die door
de branding heftig heen en weer
worden geslingerd.
Twee en een half uur blijven we
zoo op dezelfde plek staan en niet
tegenstaande alle inspanning komen
we geen meter verder. De stoom
raakt op en onze oude kast geeft de
moed op en begint terug te glijden.
Weer wordt stoom gemaakt, zooveel
ze maar kunnen, een nieuwe krachtige
aanloop, eindelijk is het gelukt 1 Wij
overwinnen her doode punt en varen
langzaam de gevaarlijke rotsen voorbij
in kalmere wateren.
Wordt vervolgd.
Vragen, pluimveeteelt, betref
fende niet meer te zenden aan
den Heer Boshouwers te Lent,
doch aan Bureau PI. Pers, Laan
straat 7, Soestdijk, met bijvoe
ging van 6 cent postzegel voor
porto.
Hoeveel eieren legt een kip
Mag men sommige kippenhouders
gelooven, dan leggen hun dieren
eiken dag een ei, behoudens dan
de dagen, waarop ze... twee eieren
leggen. Het zijn niet altijd bewuste
jokkebrokken, die zoo spreken. De
tijd, waarin de hoenders ruien of om
andere redenen niet leggen, is gauw
vergeten, als de eiermand eenmaal
regelmatig gevuld raakt en ook dan
komen de meesten er nog niet toe
om de oogst regelmatig te tellen,
maar volstaan ze met het maken van
een flatteuse schattingHoe is nu
de werkelijkheid
Het kan natuurlijk gebeuren, dat
Maar de kleinen wischten ze
weg met hunne kleine handjes.
Niet huilen moet ge, neen
dat kan ik niet zien.
Vader en Moeder huilden ook
vroeger dikwijls, maar wij zijn
zoo braaf geweest, dat ze nu nooit
meer bedroefd zijn en dat is beter
veel beter.
Laat den man met rust, sprak
de ernstige stem van den vader.
Hij heeft ook kinderen eu lieve
kinderen thuis, dat ziet gij wel
en heeft ze misschien niet mee
kunnen nemen, zooals w.j u drieen
hebben kunnen doen.
Hallonu is het goed, zoo stil!
Weldra is het eten klaar en
dan moet ge naar bed, dat weet
ge wel.
Weldra dampte het eten op de
tafel en allen zetten zich aan.
In den beginne wilde het mees
ter Dorrens niet recht smaken.
maar weldra vorderde de natuur
hare rechten en tastte hij dapper
toe.
En toen, eerde kinderen slapen
gingen, knielde de moeder met
hen neer en hij hoorde dezelfde
gebedekens, die hij eens gestameld
had en gebeden op een schoot
zijner moeder en die zijn brave
vrouw, zijn Anneken, ook zijn
kinderen leerde, al was hij
do laatste dagen van haar leven
er ook weinig bij geweest.
Dan zat hij immers altijd
luisteren naar den Jangen Am-
rikaan, de oorzaak van zijn ongeluk.
(Wordt vervolgd.)