Krachtig en Onvermoeid Tweede Blad van „PEEL El MAAS In twee werelddeelen V; De toepassing der Landarbeiderswet. FEUILLETON De brui-ziekte. iederen dag weer De Jongveekeuring teMerselo. ZATERDAG 17 OCTOBER 1931 Twee en Vijftigste Jaargang No 4 In de Zuidelijke provin cies een achterstand in te halen. In het dezer dagen verschenen Verslag betreffende de takken van Dienst, ressorteerende onder de Di rectie van den Landbouw, komt o.m. een beknopt overzicht voor van de toepassing, welke de Landarbeiders- wet sedert hare invoering op 15 Nov. 1918 heeft gevonden. Zooals men weten zal, beoogt deze mooie sociale wet de bevor dering van de verkrijging door land arbeiders van land met woning in eigendom (z.g. „plaatsjes") of van los land in pacht. Om dit doel te bereiken werden onder bepaalde voorwaarden rente- gevende voorschotten uit 's Rijks kas verstrekt aan a. rechtspersoonlijkheid hebbende vereenigingen en stichtingen, uitslui tend ter bevordering van de verkrij ging van onroerend goed door landarbeiders werkzaam, mits zij als zoodanig door de Kroon zijn toe gelaten, Gedeputeerde Staten gehoord en b. aan gemeenten. De prijs van het plaatsje mag met inbegrip van de eerste noodige ver beteringen aan bestaande gebouwen en land, niet meer dan f 4000 kosten. Gedurende de eerste 4 jaren moet eeD rente van 4 pet. betaald worden: daarna geschiedt de betaling dezer rente met de aflossing der schuld in 30 annuïteiten ieder groot 53/5 van het bedrag van het voorschot. Voor het losse land is bepaald, dat de jaarlijksche pachtprijs niet meer dan f 50,— mag bedragen. Uit bovenbedoeld overzicht blijkt, dat er over 't algemeen een vrij ruim gebruik gemaakt is van de facilitei ten, die de Landarbeiderswet biedt. In de 12 jaren (het overzicht loopt tot en met de^ eerste 10 maanden van 1930), gedurende welke de wet werkt, is in totaal aan voorschotten toegekend rond f 12.620.000. Hiervan is bijna 2 millioen besteed voor los land en ruim 10 millioen voor „plaatsjes." Het bezit van een „plaatsje" is het ideaal van den landarbeider; dit blijkt ook weer uit bovenstaande cijfers. In totaal waren er (tot begin Nov. 1930) 3.486 „plaatsjes" gesticht en was een oppervlakte van ruim 558 H.A. voor los land aangekocht. Opmerkelijk is het nu, dat het Noorden des lands ten opzichte van het aantal plaatjes de kroon spant en dat het Zuiden stukken achter blijft. Volgens provincie gerangschikt krijgen wij de volgende aantallen uitgegeven plaatsjes Provincie Begin Sept. Begin Nov. 1929 1930 Groningen 809 854 Friesland 553 578 Drenthe 621 650 Overijsel 246 258 Gelderland 301 355 Utrecht 3 4 N.-Holland 199 292 Z.-Holland 195 215 Zeeland 57 76 N.-Biabant 139 158 Limburg 51 46 Totaal 3.486 Hieruit blijkt, dat alleen in de 3 Noordelijke provincies (Groningen, Friesland en Drenthe) niet minder dan 60 pCt. der „plaatsjes" worden gevonden. De midden-provincies 12 Het schip lag in de haven en nam de lading in, maar het duurde langer dan hij gedacht had, toen zocht hij aan boord te komen, maar steeds vergeefs, steeds heette het'geduld Overigens, wal hij het meeste vreesde was herkend te worden. Maastricht stond toen in druk verkeer met Antwerpen, dat wist hij. Uitgaan dorst hij niet. Stil bleef hij thuis op zijn bovenka mertje, in zijn herberg. Hij zag er tegen op, om beneden in de gelagkamer te eten. Gejaagd, steeds rondziende, trad hij de ge lagkamer binnen, met angstigen blik nam hij de aanwezigen op, en nauwelijks had hij den brok door de keel of hij klom weer naar boven. En ziet, niemand gaf acht op hem. De bazin alleen vond hem ge jaagd en onrustig. Maar in zulke herbergen wisselt het reizend personeel eiken dag, zijn ze aan zoo verschillende ver schijningen gewoon, dal ze den tijd niet hebben op iemand blij vend te letten. (Overijsel, Gelderland, Noord- en Zuid-Holland en 't nauwelijks mee tellende Utrecht) hebben samen ruim 32 pet. en voor de Zuidelijke pro vincies (Zeeland, Noord-Brabant en Limburg) blijft slechts ruim 8 pet. over. Indien wij het in voorschot ver strekte totale bedrag volgens den zelfden maatstaf mogen verdeelen (een opgave van de per provincie verleende voorschotten ontbreekt), dan komen wij tot een bédrag van f 6.000.000 voor de 3 Noordelijke provincies, f 3.200.000 voor de 5 midden-provincies en slechts f 800.000' voor de 3 Zuidelijke provincies. Zelfs wanneer wij in aanmerking nemen, dat er in de Zuidelijke pro vincies veel minder landarbeiders in den zinder wet personen, die van het in loondienst verrichten van landarbeid hun hoofdberoep maken (art. 2) voorkomen dan in de Noordelijke provincies, dan nog moet geconstateerd worden, dat er in ons Katholieke Zuiden op dit gebied een achterstand valt in te halen. In de kleistreken van West-Noord-Brabant in Zeeuwsch-Vlaanderen en het klei gebied van Limburgl konden nog heel wat landarbeiders, welke cate gorie daar ruimschoots gevonden wordt, op een „plaatsje" gezeteld worden. Het schijnt, dat daar de noodige activiteit ontbreekt, dat men daar nog niet voldoende doordrongen is van het besef, van hoe groot belang het is, zoowel voor de desbetreffende streken zelfs als voor het algemeen welzijn, dat mannen met arbeids kracht en arbeidslust, maar verder zonder vermogen, eenig bezit kun nen verwerven, waardoo^ hun levens geluk en hun zedelijke waarde voor de samenleving enorm worden ver hoog!. Toen eenige jaren geleden de Gel- dersche gemeente Gendt die in deze tot voorbeeld gesteld mag worden aan alle andere plattelands gemeenten van Nederland plannen maakte, om aan arbeiders uit die gemeenten plaatsjes uit te geven, hebben Burgemeester en Wethouders in een voortreffelijk prae-advies ge wezen op de belangrijke voordeelen, verbonden aan het bezit eener eigen woning, juist voor arbeiders. Een eigen woning vertegenwoor digt voor den arbeider een niet onaanzienlijk kapitaaltje, ze is voor hem een vast goed, waarin hij zijn geld belegt. Als zoodanig heeft de woning voor den arbeider een ÖDan- cieele waarde, die niet gering te schatten is. De woning heeft voor hem echter nog een hoogere waarde, in zoovere zij is een middel tot zijn cultureele en moreele verheffing. Het bezit eener woning, die zijn volledig eigen dom is, waarover hij alleen onbe perkte heerschappij kan voeren, geeft den arbeider meer zelfstandigheid en onafhankelijkheid. Zijn gevoel van eigenwaarde wordt er door versterkt. Dit verklaart ook mede het meer malen geconstateerde feit, dat een arbeider, die een woning bezit in eigendom, niet toegankelijk is voor revolutionnaire propaganda. „Zoodra de mensch iets waarde vols het zijne noemen kan, heeft de pas overleden socioloog Victor Cathrein S. J. eens gezegd, zal hij een verdediger zijn van de bestaande rechtsorde." Dan immers heeft hij persoonlijk belang bij het voort bestaan der maatschappelijke orde. Daarom is het bevorderen van het kleinbezit vooral wannneer dit plaats heeft in breeden kring onder de lagere standen, van grooten invloed op hun politiek, sociaal en economisch deuken en is het toegankelijk maken van het bezit voor de onvermogende arbeiders een doeltreffend middel Maar meester Dorrens ging toch gebukt onder den zwaren last der wroeging Had hij geweten en gewetenslast kunnen verkoopen, hij had geld gegeven op den koop toe. Het was de worm, die niet sterft, die zich vast had gezet in zijn hart, en knaagde, knaagde zonder ophouden. En zwijgen wilde hij niet. die worm en meegaan zou hij, mee, ook over de zee, mee tol in het vreemde land, mee, ook te midden van alle beslomme^ngen en het eeuwig rumoer van het leven daarginds, jmee en wanneer hij soms denken zoude dat hij inge slapen was en het knagen opge houden had, dan op eens dan zou hij met de hand grijpen naar zijn hart. Wat was dat Wat knaagde daar Was dat niet dood Maar waarom daaraan denken Het schip is klaar. De bemanning en de passagiers zijn aan boord. Allen hadden afscheid genomen, allen, behalve Meester Dorrens, die met het beroerdste gevoel van de wereld, van het verdek getuige was van een roerend af- scheidstooneel. Daar staat een matroos, en bij hem zijn vrouw en drie kinderen, drie,waar om waren dat ook juist twee jon gens en een meisje, waarom waren de twee jongens de oudste tegen de verbreiding van socialisme, communisme en andere gevaarlijke maatschappelijke ofonmaat schappelijke—stelsels. Tenslotte is het bezit van een eigen woning een voordeel van groote beteekenis, omdat het den arbeider opwekt en versterkt tot zuinigheid en spaarzaamheid. De prikkel toch tot sparen is krachtiger voor den aibeider, die daardoor kans heeft op den vrijen eigendom zijner woning dan voor hem, die alles op de spaarbank moet zetten. De eerstgenoemde toch kan een nabijliggend doel aan zijn spaarzaam heid stellen. Hij ziet de woning langzamerhand overgaan in vrijen eigendom hij maakt door zijn wer ken en sparen vrij den eigendom van het huisje, dat hij kent, waar hij zich thuis voelt, dat hem lief en dierbaar is. Al deze redenen moesten er degenen in onze zuidelijke provincies, die aangewezen zijn op 't nemen van initiatief op dit terrein, toe brengen onverwijld de hand aan den ploeg te slaan in de overtuiging, dat een ruime toepassing der Land arbeiderswet een zedelijk en maat schappelijk belang van de eerste orde is. Reeds een jaar of drie geleden heeft de Algemeene R.K. Landbouw- Bedrijfsraad een o.i. voortreffelijk voorstel gedaan, om de zaak in de Zuidelijke provincies wat beter op gang te brengen. In een circulaire, gericht tot alle plaatselijke afdeelingen der R. K. organisaties van boeren en tuinders en land- en tuinbouw- arbeiders heeft hij deze opgeroepen om overal plaatselijke commissies van samenwerking inzake toepassing der Landarbeiderswet in het leven te roepen. Deze commissies zouden moeten worden samengesteld uit vertegenwoordigers van de boeren- en tuindersvereenigingen en de land arbeiders-organisaties. Zij zouden zich tot taak moeten stellen om overal, waar deze nog niet bestaan, vereenigingen of stichtingen „uit sluitend ter bevordering van de ver krijging van onroerend goed door landarbeiders werkzaam", zooals de wet eischt op te richten en, waar deze reeds bestaan, ze zoo noodig tot meer activiteit tc brengen. Wij hebben niet vernomen, dat aan dezen oproep die toch beter verdiend had ruim gevolg is ge geven. Het is echter wel zeer ge- wenscht, dat onze Zuidelijke provin cies, met de hierboven vermelde cijfers voor oogen, zoo spoedig mogelijk den achterstand pogen in te halen. Zij zullen er een heilzaam werk mee doen. De brul-ziekte heerscht erg met de Carnaval en Kermis. Wanneer het zoo tegen 11, 12 uur begint te loopen, breekt ze los. En hoe later het wordt, hoe heviger de ziekte woedt. Dan is het een prachtige tijd voor allerlei schorre, blèr-achtige. gebalk achtige, kras-achtige, bral- en lal- achtige keelgeluiden. Liederen welke men nog nooit gehoord heeft en welke diep treffen door de zeldzaam welluidende melodie en de schoon heid van gedachten, doorscheuren onophoudelijk de avondlijke of, erger nog. de nachtelijke stilte. Wilt ge weten welke Hoor dan andermaal „Sla maar op die kist" „Adieu, mijn kleine Cavalier", „Houd er den moed maar in". „En dat we... jongens zijn, dat willen we weten". „Laat ons (dit is bijzonder ont roerend door dat diepuitgehaalde, en het meisje, de jongste, en, waarom heette het oudste jongen tje Frans en had het blonde krul len, zooals Frensken te Maastricht op de Kleine Gracht? „Neen, vrouw, neen Marie, ik zal u niet vergeten," de vrouw sprak zacht door, en had een arm om den hals van den matroos ge slagen, en hield met de andere het jongste kind omhoog, dat met de handjes woelde in vaders baard en knevel, van pret. „maar ik zal niet vergeten lo bidden, eiken dag, en gij, ja dat weet ik wel, gij zult het bidden niet ver geten." De man sprak altijd maar zacht door. „Met de kinderen zult ge gaan eiken dag naar Onze Lieve Vrouw met de kinderen samen bidden voor vader op zee, opdat vader gezond moge terugkomen." De slem van den matroos werd zachter, stokte. De man op het dek kon ze nauwelijks verstaan. „Dan zullen we samen gaan en een zilveren scheepje brengen aan de mirakuleuze Lieve Vrouw niet Marie, en wat zullen we dan gelukkig zijn." „Neen dan ga ik niet meer op reis, en dezen keer zal ik woord houden, zeker niet. Ik wil u zooveel verdriet niet mee aandoen, Marie, en ik ook, ik kan zoo slecht scheiden." En toen op eens. ,ls gij lijdt aan Zenuwachtigheid Gebrek aan eetlust Spoedige vermoeid heid Bloedarmoede Algemeene Slapte Slapeloosheid dan hebt gij Sanatogen ol opgewektheid en energie, iederen dag opnieuw. Zoo zoudt ge wenschen dat het was en zoo kan het ook zijn. Want Uw vermoeidheid en loom heid, dat gebrek aan lust tot werk of ontspanning isslechts een gevolg van het feit, dat er te veel van Uw zenuwkracht is gevergd. Nieuwe kracht moet worden toegevoerd, extra kracht is noodig in lichaam en zenu wen, om vermoeid heid te overwinnen, om energiek en krachtig te blijven. Neem daarom eens enkele weken Sanatogen. Daarmede zult ge Uw lichaam juist die stoffen phos phorus en geconcentreerd melk- eiwit toevoeren, die bloed, ze nuwen en spieren noodig hebben omnieuwekrachtuitopte bouwen, „Sanatogen is het beste verster kingsmiddel. Het wekt den eetlust op en doet zwakken en herstel lenden in kracht toenemen," schreef Dr. J. C. van E., te L. Reeds na een kortstondig gebruik van Sanatogen zult ge bemerken dat ge U krachtiger voelt, het werk U minder in spant en 't gevoel van oververmoeidheid 's avonds U niet langer bekruipt. sanatogen Het Zenuwsterkend Voedsel Bij alle Apothekers en Drogisten vanaf per bus langgerekte en hoog opgebrulde ons„Overal, overal, waar die meisjes zijn". Ja, geachte lezer(es) zelfs... Duitsch heb ik er onder ge hoofd, een lied, dat onder den oorlog zoo zeldzaam opgang heeft gemaakt, o.l. „Da ist kein Fressen mehc". „Wat zegt ge nu daar van Dat is de bloemlezing van wat ik gedurende enkele late avonduren heb mogen hooren... En nu stappen we van de scherts af naar den ernst. Eenigen tijd geleden las ik, dat, ik meen het is in Parijs, door de politie-autoriteiten het volgende werd toegepastwanneer een dronkelap werd ingepikt, maakte men een klein filmpje van zijn manier van doen, en wanneer hij dan weer nuchter is, laat men hem eventjes in zijn eigen... spiegel kijken, om hem te laten zien, hoe walgelijk, hoe afstootend, hoe menschonteerend een zatlap is. En nu moest men ook eens een... zin gende film maken van die brullende, lallende en brallende troepen langs de straat en die dan afdraaien in de Bioscoop (die zouden 100 maal meer goed doen dan al die kroeg- en achterbuurt-geschiedenissen van mooi opgedirkte en geschminkte half naakte wijven en laffe, gewetenlooze flirt vlegels), dan konden ze zelf eens hooren en zien, hoe ze waren. Is daar nou niets aan te doen. Kan de politie dat niet tegen gaan Kan de burgelijke overheid ook daar niet een politie-uur voor vaststellen, b.v. dat het na 11, 12 uur verboden is. Moeten menschen, die rustig willen slapen, moeten ouders met (kleine) kinderen voortdurend worden wak ker gemaakt door die „heele en halve qekken", tot één twee, drie uur *s nachts „Komaan, een laatste zoen, dag Marie, dag lieverkens, kom, ieder eens," en de ruwe matroos had tranen in de stem, „nog eens, nog eens, dag Frans gij zijt al een heele jongen, dag kleine Harri dag Anneken, klein, kleinste An neken, kleinste Verder kon hij niet meer, Hij wenkte, zij zouden heengaan. Hij rukte zich los en zij gingen tot op den hoek vaneen zijslraat: hier keerden zij zich om en groet ten met de hand en klein Anneken wierp kushandjes naar Vader toe, die zich diep over het touwwerk boog, opdat men niet zien zou dat hij weende. De man op het verdek was opöens opgestaan en weggeloopen. Hij stond aan den anderen kant. Ook hij weende. Naar zee. Op zee. De avond kwam. Langzaam daalde de duisternis als een zacht waas neder en legde zich als een doorschijnende sluier over de beweeglijke watervlakte der Schelde, over torens en tran sen en huizen der groote stad. Een oogenblik schitterde als een gouden reuzentop de prachtige toren der Lieve Vrouwekerk. Een laatste luchtgespeel, een laatste gulden groet der onder gaande zonne, als ten afscheid. Het schip verliet de kade, en als een groote zwane gleed het tot in het midden der Schelde. Hier zou het blijven. Verleden week Donderdag had te Merselo onder vrij veel belangstel ling de jaarlijksche Jongveekeuring plaats, die ook dit jaar goed geslaagd mag heeten. De uitslag der jury was als volgt Rubriek I Stieren. Ie prijs Rika's Paul van J. v. Osch 2e Kees I van Kind. Pubben 3e Nelly's Paul v. P. J. Poels Rubriek II, afst. van Rudolf 2804 S gcb. in 1931. Ie prijs Maria 5 van P. Pubben 2e Frida van Ant. Poels 3e Nella I van M. v. Stiphout Rubriek III, afst. van Paul 2274 S geb. 1931. Ie prijs Gonda van P. Marcellis 2e Nella van P. J. v. Meyel 3e Maria van P. J. Marcellis Rubriek IV, afst. van Paul 2274 S geb. 1930. Ie prijs Nella van P. J. Marcellis 2a Juliana van Ant. Poels 2b Nelly I van P. J. Poels 3e Dora I van P. J. Poels 4a Maria van Ant. Arts 4b Truus vaa Ant. Arts Rubriek VI, afst. van Kees 1934 S geb. 1930. Ie prijs Dina I van J. M. Michels 2e Johanna van Ant. Poels Den volgenden morgen zou hel zee kiezen, uitzeilen naar Amerika. Lang had Meester Dorrens op het verdek gestaan, en lang had hij noodig gehad om het beeld uit zijn geest te wisschen, het beeld zijner lieve kinderen, zijner goede vrouw. Lang staarde hij in de wriemelende kringen der golven, die hem steeds dezelfde beelden te aanschouwen gaven, zijn kinderen, zijn lieve vrouw! Zijn kinderen die hij lafhartig verlaten had, zijn vrouw, zijn Anneken van weleer, die hij ten doode toe had gebracht, door zijn onverschilligheid en harde han delwijze. Maar de stad lag aan de ande re zijde. Daar waren allen te zamen, passagiers en matrozen zooveel er waren. Vroolijke ^liederen klonken ten afscheid van het verdek naar de groote stad, die op eenige afstand hare honderden lichten liet glin steren, als zoovele kleine sterre- kens. Dorrens voelde zich opeens uit zijn droomerijen wakker geschud. Droomerijen 1 Wat waren dat anders dan droomerijen Nacht- beelden Kom aan en had hij niet geweend? Het was om zich te schamen. Maar niemand had het gezien. Wat kwam ook die malle matroos met zijn vrouw en kinderen juist daar onder zijn oogen afscheid nemen? en hem al die herinneringen weer voor den geest roepen 1 Maar nu is het uit. Zulke zwakheden niet meer. Goed dat het niemand gezien heeft. En hij voegde zich bij het vroolijke gezelschap dat de stads- zijde van het schip bezetle en zong en de glazen deed klinken, ter afscheid en ten weerzien Ten afscheid, ja, ten weerzien 1 Wie belooft hun dat ze nog ooit die stad zullen wederzien, wier betcoverd beeld zich wiegelt in de verte, onder dien stralenden hemel, koninklijk 'uitgespand als een onmetelijk azuren baldakijn met gouden sterren doorweven, met keizerlijk purper omzoomd Zullen ze ooit nog die kade be treden, den vroolijken ij lenden voet zetten op die zware blokken, opgesfapeld tot reuzenmuren, juichende intreden in het kleine of groote huis; of enkel een voudig vertrek, maar rijk altijd aan vreugde, rijk aan liefde, rijk aan trouwe. Wie weel wie weet Zoo dacht zeker die matroos, die onafgewend blikte naar de lichten in de verte, als zocht hij ergens een venster of kamertje, waar een klein lichtje moest stra len, en waardoor zijn zoekende blik aan een tafel een vrouw ziet zijn vrouw en kinderen, zit, zij staat op, „kinderen, Frensken, Anneken, komt laten wij bidden voor vader, die op zee is." Dacht hij ook zoo de trouwe- looze vader.

Peel en Maas | 1931 | | pagina 7