Tweed© Blad van „PEEL El MAAS9' ontwikkeling. Uit Venrays verleden Iq twee werefddeelen FEUILLETON Brieven van tante Jet Marktberichten. Varia. Politieke ZATERDAG 3 OCTOBER 1931 Twee en Vijftigste Jaargang No. 40 Over gevaarlijke heksenplaatsen. Als we 't over bekende heksen plaatsen gaan hebben, dan denken we vooreerst aan de gevaarlijke kruissen, en aan hetgeen Bertus de Meulenknecht daar overkwam. Voorop dient er wel bij gezegd, dat Bertus ,,'nen arigen" was, dus hij kan er ook nog wel een beetje bij gemaakt hebben. 't Was dan nog in zijn jongere tijd, dat hij hier en daar wel eens op bruiloften ging spelen, en hij 's avonds laat, met z'n „monika" onder de arm van Loon of die kan ten afkwam, op huis aan in de Brienshoek te Leunen. Toen hij echter op de „Krüsse" was 't moet daar ergen? zijn geweest, waar tegenwoordig 't kruis staat stond Bertus op eens in 'n heele kring katten, de meesten zwart, doch er waren ook bonte en zelfs witte bij. En 't mooiste van al was, dat ze op de achterpooten gingen staan en 'n rondedans hielden om Bertus heen Deze .kon z'n oogen niet gelooven, maar bang was hij geen steek. „Ik zal er wat musiek bij maken", dacht hij, en speelde 'n /roolijk walsje. De katten dansten nog even door, doch ineens zag Bertus, dat er 'n zilveren kommetje met lepeltje bij hen rondging. Elke kat nam 'n paar hapjes. Tenslotte werd Berus ook het kommetje ge presenteerd. Doch toen was hij alle heksen te slim af. .Hij zou wel zorgen onder hun macht uit te blijven. Bertus nam 't kommetje wel aan, dronk er echter niet vao, maar zei „God zegen je" en op slag was de heele kattenfamilie verdwenen. Bertus stond met 't kommetje in de hand en moest toch lachen in z'n eigen. Zonder verdere ervaring kwam hij thuis, doch daags daarna kwam de heks van de „Krüsse" (want daar woonde er een) het zilveren kom metje terughalen. Een „kwoj" plaats was ook de Met of de Schordieksche (Schordijk- sche) brug, zooals de ouden zeggen. (Hier hebben we dan ook 'n kruis weg, terwijl er bovendien 'n romp onder de weg doorgaat). 't Is tusschen Leunen en Casten- ray, waar de laan van 't Schoor begint Daar op die beug werden ooit de -paarden uit de kar gespannen, door al 't heksen en spookengebroed. Met de kar was er dan een heele tijd geen verder komen meer aan. En als de boer dan de spaken van zijn karrad telde, zaten er dertien in, in plaats van twaalf. De meesten gingen op de loop als hun zoo iets overkwam en gingen 'n poos later met hulp terug. Gewoonlijk was dan de hek serij wel weer afgeloopen. 't Is echter bekend, dat een van de „Huube kels", 'n onverschrokken vent, 'n dissel bij zich had en er de dertiende spaak uitmepte, toen de heksen die in z'n rad gestoken hadden. Daar schenen ze ontzag voor te hebben, want Huube kon direct „doorvaren." 's Avonds zag men op de Met van alles de leelijkste spookgezich ten ooit 'n paar jongelui, die er laat langs kwamen, zagen 'n heele rist katten over 't dak op „trieselen" alsof ze wel aan 'n touwtje hingen. 'n Ander zag daar achter 't huis een witte schaapshond, die zoo groot werd als 'n toren. Dat 't paard plotseling niet meer verder kon, gebeurde ook op 'n plaats in de Castenraysche „pasch." Daar zag men echter alleen maar twee groote, zwarte duivelsvoeten 10 Maar sprekend zindelijk was het overal, daar zorgde die trouwe ziel van Lisa voor. ^De nog over gebleven meubelen van de Kleine Gracht helderden het huis op. Pater Lambertus werd de voogd der kinderen en nadat hij al de rest verkocht had wat Dor- rens had gelaten, bleef er een kleine som over voor de opvoe ding der kinderen. De kerk echter van Sinte Mathijs hielp mede en Pater Lambertus werd ruim be taald, gezien de omstandigheid. Hij onderrichte zelve de kin deren, die flink opgroeiden, al werden ze van jongsher aan ont beringen gewend. Dat maakt en staalt karakters. Maar elkeen hielp de goede Pater naar vermogen en men kwam zoo stil rond, en Lisa was spaarzaam en in de keuken vindingrijk. En de kinderen groeiden cp in eer en deugd en namen toe in jaren en wijsheid voor God en de menschen. Pater Lambertus werd hun va der, het grootste geluk dat de kinderen kon overkomen. op de haam staan. En als ze maar baden, gingen die weg en kon men weer verder. Tenslotte nog de vreemde historie van iemand, die van Loon afkwam en op Hansenberg 'n man langs de weg zag liggen. Hij dacht, dat 't een bezopen kerel was, zooals dat wel meer voorkwam en sprak hem hardop aan. Hij kreeg echter geen antwoord en toen hij hem bij z'n buis pakte, was 't alsof hij in een hekel greep. De vent richtte zich meteen op en was toen zoo lang als 'n wisboom, 'c Mooiste was, dat hij zijn goed meenende redder achterna zette en daarbij geraas maakte als 'n trein. De heele nacht duurde die w.lde jacht, door velden en weien, over puntdraad en sloten, zonder dat de arme vervolgde kon thuiskomen. Pas toen het licht begon te worden, verdween het akelige spook, doch de ongelukkige zat intusschen tot aan de nek in 't water, daar ergens op de Spurkt. Men ziet, al waren er voor 60, 70 jaar geen auto's, zonder gevaren was de weg toch nog lang niet. W. J. Voor de belangstellenden zij hier nog bijgevoegd, dat zoowel de ety mologie van heks als van spook nog duister is, doch beiden hebben hun grond in het heidendom en zijn van animistische oorsprong. Bij heksen gelooft men aan helsche geesten, die zich onder allerlei (vooral ook dierlijke) gedaanten ver- toonen, terwijl de zielen der oude, heksende vrouwen, reeds voor hun dood samenkomsten hebben met deze geesten. Spoken zijn vooral de terugkeerende geesten der afgestor venen. De eerbiedige vrees hiervoor vindt men over de heele wereld. Heks wordt wel in verband g>- biacht met hagedis, 'n gedaante, waaronder ze zich plaatselijk ook nog al vertoonen. Ook zoekt men wel verband met Lat. cachinno ik schater, 't Moet dan zoo ongeveer 'n spottend wezen zijn. O.i. lijkt 't heelemaal niet onmogelijk, dat in de richting van hek en hekel moet ge zocht worden, zooals al meer gedaan is, zij 't dan zonder resultaat. Spook wordt wel met ons spaak en Eng. to speak in verband gebracht. aan HEERNEEF B. B. Eerwaarde Heerneef. Eerwaarde Heerneef zal ik er dan ir.aar boven zetten en nu zal ik dan eindelijk de pen maar eens opvatten om U antwoort te geve. Eigenlijk mag ik u eerst wel hondertmaal eks- kuus vrage, dat ik u zoo lang heb laten wachte, maar u begrijpt een mensch blijft altijd een mens, van uitstel komt wel er eens afstel, zeg gen ze wel er is en al heb ik 't teegewoorig zoo heel druk niet, ik heb 't eigelijk best, toch komt het er soms zoo niet van. U schrijft anders offektief aardig, ofschoon u soms wel een beetje erg filosoofies of hoe noemen ze dat, bent. Hoe is u er zoo ineens op gekome om mij brieve te gaan schrijve, vroeger liep u hier toch zoo de deur niet plat en was a, wat je noemt, toch niet zoo heel erg tante achtig aangelegt Het is me tenminste nooit zoo opgevalle, dat u wat je noemt, zoo dik aan was met mijn goeie man, uw oome Koo zaligermaar afijn, achteraf vin ik 't toch wel aardig en 't is me al weer een heele troost, dat ie nooit een kwaad woord van me gesproken heeft, het zou ook schande zijn ook, want ik ben altijd een beste vrouw voor hem geweest, al zeg ik 't.zelf. Het werden mannen, katholieke mannen en dat heet wat. Ze wor den zeldzamer met den dag. Iets wat hij den kinderen inprentte, langzaam, met zachtzinnigheid en volharding, was te bidden, voor Vader die op reis was, voor zijn Voorspoedige thuiskomst. Het werd hun een gewoonte, een behoefte des hartens. Volgaarne baden zij voor den vader, dien zij bijna niet gekend hadden, dien zij niet hadden kun nen beminnen en toch zoo lief hadden en op rijpen leeftijd was er onder morgen- en avondgebed een bede voor „vader." In hel huisje in de Gubbelstraat werd het toch langzaam eenzaam en stil. De eerste was de oude Lisa. Toen zij heenging was er groote droefheid onder allen. Wat allen opviel, dat waren hare laatste woorden tot de kinderen „Ik heb altijd gebeden, dat hij terug mocht komen. Gij zult zien, dat hij het nog doet." en glimlachend te gen haar pleegkind even, sliep zij in voor altijd. Klein Anneken was groot An- neken geworden en knap Anneken ook en geleek op haar moe Ier als de een druppel water op de andere, was braaf en goed en be loofde onder de leiding van Lisa een uitstekende huisvrouw te wor den, wat zij werd, toen ze een brave jongeling trouwde uit den besten burgerstand, die op de Dat zal u anders ook wel ineens, wat je noemt, koud op uw maag gevallen zijn, dat u zoo maar pardoes naar de vreemde landen moest. Was daar nu heelemaal geen verhaal op? Ik heb al dikwijls van Missionarisse gelezen, ik lees nog al er eens wat je noemt dikwijls in die Annale over de Missie, dat doe ik altijd zoon beetje in m'n vrije tijd, ziet u, daar kan ik altijt met plezier in zitte kijke en dan denk ik zoo wel er eens bij mezelfe nou, nou, die mensche doen toch heel wat meer dan wij om in de hemel te komen. Soms kan ik er zoo, wat je noemt, skrupuultjes over krijge en dan zei ik wel er eens tegen m'n man, uw oome Koo zaliger gedachtenis man, man, wij kome er veel te gemakkelijk, als je eens allemaal leest, wat die missionarisse.... Maar onder ons ge- zeid, ziet u, daar moest uwes oome niet veel van hebbe, dan zei hij altijd maar kort weg (hij kon soms wat kort angebonden zijn, ziet u): ach wat, ieder zijn meug of dat moet je allemaal niet gelooveNou, 't was wat moois om zoo iets te zegge, maar dan hield ik altijt maar mijn mond als de wijste partij, ziet u. Want, zooals ik zeg, uw oom kon soms nog al wat knorrig of eigenlijk, wat je uoemt korzelig zijn, vooral de laatste jaren had hij daar nog al last van, de ouwe dag, ziet u. Ik wil anders geen kwaat van hem zegge, maar aan die mannen, daar weet je soms toch ook niet wat je aan hebt.... Geen kind of kraai op de wereld, zooals u zich zeker nog wel herinnert was uw nichtje Sientje (het eenige kind dat de hemel mij geschonken heeft) juist twee jaar toen de kinkhoest haar mee nam ik heb er toen veel weet van gehad, 't kon al zoo lekker lachen, 't kreeg al aardig tandjes en t had van die leuke kuiltjes in der wangetjes, ze zeiden allemaal, dat het t portret van uw oome Koo was, maar ik heb het zeker niet mogen houden de Heer heeft gegeeve de Heer heeft genoome, zulle we maar met den heilige man Job zegge. Ik ben er nu gelukkig wat over heen en achteraf beschouwt denk ik wel er eens, miskien is het maar beter zoo. Beter een engeltje in de hemel dan een duuveltje in de hel, want het is hier op aarde toch ook al weer niet alles al heb ik 't dan zoo kwaat niet der is teegewoorig zooveel te koop in de wereld en je ziet zulke rare dinge, dat een mens niet meer weet, wat hij er van denke moet, Enfijn, ik wou maar zeggeD, geen kind of kraai op de wereld, altijd mdar tafeltje dek je, zijn glaasje op tijd enz. enz, ik wil maar zegge, dan mag je toch niet klaage 1 't Is niet om kwaat van hem te spreeke, ik heb een beste man an hem gehat, maar uw oome Koo was nu juist niet vies van 'n glaasje, onder ons gezeid geloof ik, dat 't ook daar een beetje van kwam, dat ie wat korrelig was soms. De laatste tijd begon zijn neus zelfs, wat je noemt, een beetje paars te zien, nou dat is geen goed teeke en hij mag Onze lieve Heer wel danke, dat hij zoo'n brave vrouw aan mij gehad heeft, anders zou hij miskien wel eens van 't goeie pat hebbe af kunne dwalen en onder ons gezeid en ge- zweege heb ik toch altijt nog zoo gedacht, dat dit glaasje hem te vroeg naar het graf heeft geholpen. Dat afscheid was anders ook erg mooi beschreeve 't Was of ik u weer voor mijn eige oogen voor me zag. Ik zie u daar nog staan hoog boven op die boot, u weet wel, ik was als naaste familie-lit ook uitge- noodigt en dat heb ik altijt erg aardig gevonde en ik kon toen goed zien, dat u uwes eigen stont in te houden en dat u een heele toer hat Munt groote zaken deed, maar later van zijn rente leefde in de.... straat, want alles mogen wij Diet zeggen. Haar man hielp de studiën van Servaas voltrekken, die een knap doctor werd, want universitei ten zijn dure dingen, dat weten vele ouders maar al te goed, de wijl het gewoonlijk groote mena- gerieen zijn, niet dat ik de stu denten tot de wilde dieren zou rekenen, dat zou wat erg zijn, alhoewel ze van tijd tot tijd din gen uilhalen, die ze door Maijken stellig onder de categorie van halfwilden zou doen rangschikken, maar omdat er zoo vreeseüjk veel beren worden aangekweekt, met een ongekend succes en die de goede ouden alle moeiten heb ben om te temmen, want zij gaan soms schrikkelijk te werk, en hun koppen groeien zoo vreese- lijk snel weer aan. Nu, Vaes, zooals men hem heette, die op het gymnasium had gestu deerd, was verstandig en goed, zijn opvoeding door Pater Lam bertus geleid, door en door dege lijk. Toen hij later te Leuven op een beurs Wijnants verder stu deerde, bleef het dezelfde, brave, soliede jongen. Aan de ongeluk kige kwaal v8n zooveele studen ten, aan door het studeeren, hoogmoedig van geest te worden, ingebeeld en verwaand, had hij niet te lijden, daar had hij te veel verstand voor. om geen traantje te laten. Ja, heer neef, ik weet er alles van, ik kan er van meepraate wat zoo'n afscheid beteekent. Ik heb me ook heel wat in moete houden en 't hulle stont me ook nader dan 't lachen toen uw oome Koo voor goed vaarwel tegen me zei en in het graf wert neergelaate. Ik kon bij de koffietafel geen brok door mijn keel krijge of schoon de andere familieleden nog al goeie eetlust scheene gehat te heb ben, want er bleet tenminste niet veel meer over, maar u begrijpt die voelden het verlies niet zoo diep als ik. U hebt anders toch al heel wat meegemaakt op zee nog voordat u in de Missie was aangelant. Eerst bijna in de Noortpool geweest (hebt u nog ijsberen gezien toen die man die 's nachts in 't water viel en toen weer storm Die matrooze zijn anders ook allesbehalve lieve jongens om die man of die student zoo maar te willen laten verdrinken, gelukkig, dat u wakker geworre bentze hadde anders toch wel gelijk dat ie niet heelemaal nuchter meer was, anders was ie zoo maar niet in 't water gerold. Dat komt van al die alcohol, daar is nooit iets goeds uit voort- gekoome, dat heb ik altijt gezegt. Ik neem zelf ook wel er eens een brandewijntje met suiker om de eet lust een beetje op te wekke, een mens moet toch wat hebbe, ziet u. maar altijt heel matigjes, ziet u. 't Zit 'm maar in 't te veel, dat zei ik teege uwes oome Koo zaliger ook wel er eens, maar dan was ie altijd zoo slim dan bat ie altijd watjes in z'n oore of was ie, wat je noemt, zoo'n beetje Oostindies doof, weetu. Nu, eerwaarde heerneef, tot slot zal ik dan maar zeggen wenscb ik u geluk dat u heelemaal niet zeeziek geweest zijt, want dat moet toch wel erg zijn, zooals u dat beschrijft. Ik ben gelukkig wat je noemt niet erg zee-achtig, ofschooa uw oome Koo er altijd veel voor gevoelt heeft maar wat heb je an al die narigheid van zeeziekte, een mens maakt z'n eige maar narigheit voor niks. der is tog al genoeg narigheit op de werelt en er ligt hier water genoeg in de grachten. Nu dan, beste heerneef, zal ik er maar mee uitscheie en er wat je noemt een punt aan draaie anders komt die brief nooit aan een eind, ik ben anders tog zoo heel schrijverig niet. Ik wil geen kwaat van u zegge maar onder ons gezeit en gezweege, ik vind het tog zoo gek, dat ik de heele tijd heerneef teege u moet zeggenik heb u nog zoo klein ge- kent en eerlijk gezegt had ik eigelijk nooit gedagt dat er in u zoo wat je noemt geestelijk bloet zat, maar enfin Onze lieve Heer zal wel weete wat hij uitzoekt en in die stiekemertjes daar zit 't hem ook niet altijt in. Als u weer eens vacansie krijgt dan moet u uw tante Jet niet vergeete en bij mij ook weer 'ns een paar daagjes koome doorbrenge. 't Is hier wel een heele drukte in de stad, maar ik heb anders een effektief aardig bovenhuisje. Ik hoor dat u de laatste jaren nog al een wat je noemt landelijk leven leit, ze zeggen wel dat 't erg gezont moet zijn, maar een grasvelt is tog maar een gras- velt en een paar boome zijn tog maar boome en een mens wil tog ook wel er eens wat anders zien, vooral als je zelf in de statgeboore bent. Als u permissie kunt krijge van uw, hoe heet zoo'n pater ook weer, Provinsjiaal, geloof ik, dan komt u maar gerust hoor, of anders kom ik u er eens opzoeke, da's misschien ook wel er is aardig. Nu, eerwaarde heerneef, aanvaard dan mijn hartelijke groete, hout u er de moet maar in zingen ze hier Ook had hij le veel verstand, om door de studie van het men- schelijk lichaam, het meesterstuk van Gods schepping, den Schep per, den Meester van dat meester stuk, eenvoudig te loochenen, zooals de tegenwoordige moderne wetenschap, vooral die der medi cijnen of doctors, het zoo gaarne doet in haren waanzin. Dan doet ze ons denken aan dien aap uit een Duitsche fabel, die een horloge gevonden had „Ei," zei hij, „dat is geen kunst zoo'n ding te maken, het zou nog wat," en daarmee was 't heerschap aan 't werken gegaan. draaide aan de kleine radertjes, verzette de wijzers.... en werkte zoo lang totdat het horloge stil stond. Dat was zijn heele kunst 1 Zoo ook die moderne wijzen, die alles beter weten dan Onze Lieve HeerI Arme stumpers 1 Nu, Vaes werd een knappe doc tor, en wat meer is een edel man en een nog gelooviger christen dan hij reeds was. Edel, want hij bleef dankbaar. Dankbaar voor God, voor den lieven Pater Lambertus, en voor de weldoeneVs, die hem in zijn studies geholpen hadden, en wier nakomelingen nog leven in de stad Maastricht. Hij kwam er openlijk voor uit. Later zullen wij hem wel terug vinden. Frensken. was Frenz gewor- en schrijf u maar er eens gauw hoe u Brazilië vond toen u er voor 't eerst aankwam, ze zegge dat het een erg mooi lant moet zijn. Denk u nog maar eens goet aan mij in uwe gebeëe en heilige Sakriefiesies, ik kan 't nog best gebruike al heb ik geen klaage, alle zeege komt tog maar van Boove, daar moete we het tog maar van hebbe. Bij de negen dinsdaage denk ik ook ahijt aan u, ofschoon u het wel niet zoo heel erg noodig zult hebbe, als u er ten minste niet komt dan komt er niemant. Stort u ook nog eens een gebedje voor uw m'n goeie man z.g., een mens kan tog nooit weete, ik heb vannacht zoo akelig over hem ge droomd ze zegge wel droomen is bedrog en dat je er niet aan moet geloove, maar alles moet tog z'n reden hebbe en er is geen waarom of er is een daarom... hier sluit ik. Met de meeste hoogagting en diepste eerbiet voor U, als altijt Uw u liefhebbende TANTE JET. P. S. Uwes moet maar niet te veel naar mijn schrift of naar hollanse foute kijke, ik ben nu al dertig jaar van school af, weet u en wij werde toen niet zoo modern opgevoet, maar we zijn tog ook allemaal goeie brave mense geworre. Teegewoorig moete die kindere maar volgeprogt worde met wijsheit, ik weet niet waar dat goet voor is ik zeg altijt maar vroeg rijp vroeg rot en dat komp dikwijls uit. Ik onderteeken met hetzelfde van hierboove. Ingekomen en vertrokken personen van 18 tot 25 September INGEKOMEN J. Jansen en gezin, arbeider, Laagheidscheweg 7 van Echt J. H. M. v.d. Bereken, onderwijze res, Veulen H 26 van Grubbenvorst E, Lommen, dienstbode, Oirlo E 56 van Borbeek A. W. C. M. Notten, verpleger, Stationsweg 32 van Helmond. VERTROKKEN M. J. Hendrix. verpleger, naar Broekhuizen A 32 M. P. H. A. Hendrikx, verpleeg ster, naar Gent P. M. Aarts, chauffeur, naar Veg- chel. Noordkade C 72 H. H. Hendriks, dienstbode, naar Blerlck, Broekstr. 31 M. H. Fleurkens en vrouw, chauf feur, naar Gemert, Binderseind C 52 J. Nooyen, dienstknecht, n. Hom. VENLO. Op de Coöp. Veiling- vereeniging van Maandag was de aanvoer 1.345.000 eieren. Groote eieren van f 5.40 tot f 5.90 Kleine eieren van f 3.40 tot f 5.20 Eendeneieren van f 4.50 tot f 5 Ganseieren van f ROERMOND. Op de Coöp. Eiermijn van Maandag wa? de aan voer 3.300.000 eieren. Groote eieren van f 5.10 tot f 5.80 Kleine eieren van f 3.20 tot f5.— Eendeneieren van f4.— tot f5.— „Uitvindingen waarop gewacht wordt", was het opschrift van een communi qué, in de Nederlandsche Pers, 3i/2 jaar geleden, ontleend aan een boek je, getiteld„wat nog ontbreekt," te Londen uitgegeven door het En- gelsche Instituut voor Patenthouders. Als een der voornaamste nog ontbrekende artikelen was vermeld den. Een flinke kerel. Hij had het op het boeren gezet. In de stad was het hem te eng, binnen de muren, en zijn hart juichte werkelijk in zijn borst als hij maar de Boschpoort uit kon, langs de Maas naar Schmeermaas en bosschen van Lanaeken. Dan sprong hij, dan dartelde hij als een jonge ree, dan praatte hij altijd in zich zeiven alsof een nieuwe natuur in hem ontwaakte, met planten en bloemen, met vo gels en dieren. Hoe gehoorzaam hij anders ook was, tweemsal was het hem gebeurd dat hij te lang buiten de Bosc^poort geble ven was, en de poort gesloten vond, en hij niet meer binnen kon, en Pater Lambertus in alle angsten, en het huisje in de Gub belstraat in rep en roer was, omdai Frenz de tijd vergeten was, in de vrije natuur, in de schoone Meimaand. Ach 1 en het was zoo gekomen Hij had een paar centen gekre gen en had den veerman in Borg haren gevraagd, hem daarvoor over en terug te varen over de Maas, en die goede man, wij weten niet de hoeveelste het was voor den tegenwoordigen veerman, die Jean heet, en ons menigen keer ook heeft overgezet, toen in Borgharen onze goede vriend, pastoor Cleophas woonde op wiens gastvrije pastorie wij menig uur rust en uitspanning vonden, van velen en zwaren arbeid. een parapluie die zoo klein kan worden gemaakt dat ze meegedragen kan worden in den zak van een overjas of mantel. Naar aanleiding van dit bericht is toen een Nederlandsch uitvinder aan 't werk gegaan met 't resultaat dat hij een zakparapluie construeerde, waarop hij in Nederland en een aan tal der voornaamste landen van Europa, thans ook in de Vereenigde Staten, patent verkreeg. Het weekblad „Reizen en trekken," deelde mede, dat zij van den ver- kooper een parapluie ontving, welke niet opvouwbaar of omklapbaar is, door geheel in elkaar schuift. Men kan haar in den zak of onder de jas aan een bandje heel gemakkelijk en onmerkbaar overal meedragen. Voor toeristen is deze parapluie zeer practicsh, daar zij gemakkelijk in den koffer, actetasch of rugzak kan gelegd worden, zoodat men er op de dagelijksche excursies geen hin der van heeft. Eerst een opkomende regenbui zal aan dit kostelijk bezit herinneren. Is de bui voorbij, de parapluie wordt ingeschoven, ver dwijnt in het waterdicht foudraal en wordt thuis als een gewone parapluie te drogen gezet. Ontwikkeling uit het parlementaire leven. De parlementaire molen is weer op gang gebracht. En gedurende de drie dagen, waarin de beide Kamers de vorige week bijeen zijn geweest, is al heel wat geschied. Wie te zijner ontwikkeling de politieke gebeurtenissen in den lande volgt, heeft de Troonrede met de daaraan verbonden plechtigheid mede gemaakt hij zag den Minister van Financiën de Millioenen-nota aan bieden, hij hoorde de regeering voor stellen doen tot dekking van een groot tekort cp de Rijksbegrooting voor 1932. Verder had de benoeming plaats van den Kamer-voorzitter, de herdenking van wijlen Mgr. Dr. W. H. Nolens. De Kamervoorzitter hield een rede, waar na hij het president schap weer op zich nam, er werden interpellaties aangevraagd. Dit alles is als een film voor ons kranten lezend oog voorbij gegaan. Wij hebben in die dagen weer voldoende gehoord, in welk een zorgelijken tijd wij leven. En daarna zijn er uit het buitenland weer aller lei onheilvolle berichten gekomen, die ons daarvan nog meer hebben doordrongen. Het Britsche wereldrijk stond als plotseling voor een onge kende financieele crisis. Dat de Lon- densche beurs moest worden ge sloten, is een wereldgebeurtenis, die het trotsche Albion wel een nederig oogenblik moet hebben bezorgd. De eene Jobstijding kwam na de andere. Er is een economische ontredde ring, welke die van den grooten oorlogstijd in somberheid overtreft, omdat wij nu nog het minste licht zien gloeien aan een hoopgevenden horizon. Al jaren lang heeft men ons ver teld, dat wij in een overgangstijd leven. De historie rekent met tijd perken, En zoo zal de wereldoorlog en zijn liquidatie wel een periode van jaren bestaan. Inderdaad de wereldoorlog wordt op het oogen blik in het maatschappelijk leven ge liquideerd. Frenz zeide, dat hij ook naar Sinte Cornelis wou, en de veerman had mooi pralen, dat het in September was, hij had zoo lang en zoo mooi gepleit, en hem met zijn prachtige, oprechte blauwe kijkers aangezien, dat de geede man niet langer kon weer staan en hem naar den overkant voer. Dat was dien keer geweest, hij beloofde het nooit meer te doen, en hij hield ook woord. En later trok hij weg. Pater Lambertus bezorgde hem op een groote, prachtige hoeve op den Duitschen kant. Daar zullen wij hem later terugzien. Alles wordt vergeten. In de „drie Moriaentjes" had men zelfs Dorrens vergeten, en de Ameri kaan was op Noord en Zuid-Ame- rika naar het graf gereisd, al waar genoemde werelddeelen in de beste orde naast elkander la gen, in een kist zoolang, dat .men er de keer niet van krijgen kon. en ze door het venster werd neergelaten, en de timmerman die hem die laatste mantel gemaakt had, zeide, dat hij nooit zulk eene maat had genomen. Het getal der Moriaentjes was tot zes gestegen, en Maijken en Bertes overgelukkig, pn de kwajongens plaagde haar ook niet meer, hetgeen hun de oudste der gezegde Moriaantjes ook wel zou afgeleerd hebben, want het was een flinke jongen, Maijke had nog altijd gelijk en Bertes meende nog altijd, dat het wel waar zou zijn. (wordt vervolgd)

Peel en Maas | 1931 | | pagina 5