Tweed© Blad van „PEEL BW MAAS"
ZATERDAG 26 SEPTEMBER 1931
Twee en Vijftigste Jaargang
No. 39
Openbare Vergadering van den Raad der
Gemeente Venray, gehouden op 27 Aug. 1931,
des namiddags vier uur.
Voorzitter: de Heer O. L. P. van de Loo, Burgemeester.
Secretaris: de Heer A. F. M. van Haaren. Tegenwoordig alle leden.
De Voorzitter opent de vergadering met gebed, waarna aan de orde
is Vaststelling der notulen der vorige vergadering.
De heer Stoot heeft het verwonderd, dat aangaande al zijn opmerkin
gen en vragen bij de behandeling der Politieverordening niets in de
notulen vermeld is. Bij art. 5 heeft hij nog in overweging gegeven het
woordje „mede" tusschen te voegen, teneinde te doen uitkomen, dat ook
de eigenaar van een onroerend goed de in artt. 3 en 4 bedoelde werken
aan eigendommen moet gedoogen. Bij art. 28 sub a heeft hij voorts ge
vraagd ook asphalt hieronder te vermelden, om mogelijk te maken, dat
ook werken voor asphalt-dakbedekkiog op straat mogen worden uitge
voerd, vqorzoover dat noodig is.
De Voorzitter kan zich niet herinneren, dat spreker dit laatste gezegd
heeft, wel wat zijn eerste opmerking betreft.
Bij art. 117c zie ook art. 123c zegt de heer Stoot nog gevraagd te
hebben of de daar aan den Burgemeester gegeven bevoegdheid niet aan
den strafrechter toekomt.
De Voorzitter zegt zich ook dit niet te kunnen herinneren. Dit is er
echter juist ingezet, om het artikel soepeler te maken; de bevoegdbeden
van den strafrechter worden daardoor uiteraard niet verkort, hetgeen
ook niet zou kunnen.
Bij art. 158 en volgende heeit de heer Stoot voorts gevraagd, waarom
hier niet andere dan besmettelijke ziekten in geregeld zijn, waarop de
Voorzitter toen heeft geantwoord, dat van hoogerhand gevraagd is, deze
in een aparte verordening te regelen. Spreker heeft echter verschillende
politieverordeningen nagezien, doch in alle andere komt het wel voor.
De Voorzitter zegt, dat dit waarschijnlijk reeds eenigen tijd geleden
vastgestelde verordeningen zijn, want thans mag dit niet meer, mede ook
hierom, dat de wijze van afkondiging dezer verordening anders is. Er
zijn verder reeds verschillende zaken in de besmettelijke ziektenwet ge
regeld, die vroeger in de plaatselijke verordening geregeld werden.
De heer Vermeulen zegt, dat in de notulen staat, dat hij de bepaling
van art. 109 te streng vond. Dit is niet juist. Deze bepaling kan zelfs
niet te streng zijn. Hij heeft enkel gezegd, dat het moest toegelaten zijn
als meerdere personen bij elkaar zijn.
De Voorzitter antwoordt, dat dus de redactie te streng was en ze
daarom ook is gewijzigd.
Verder, zegt de heer Vermeulen, is bij verschillende artikelen een
soepele toepassing gevraagd en staat dit slechts bij één artikel ver
meld. Hij zou daarom alsnog gaarne in de notulen opgenomen zien, dat
bij verschillende artikelen een soepele toepsssing gevraagd is.
De Voorzitter zegt, dat daartegen geen bezwaar is.
De notulen worden vervolgens aldus aangevuld vastgesteld.
Hierna is aan de orde: Voorstel van B. en W. tot vaststelling van
een uitbreidingsplan voor de kom van Venray.
De Voorzitter zegt, dat de heeren dit plan reeds in comité-generaal
hebben bekeken. Het heeft daarna vier weken ter inzage gelegen, terwijl
ook het advies der Gezondheidscommissie er over is ingewonnen. Deze
commissie kan zich volkomen met het plan vereenigen en ook overigens
zijn geen bezwaren ingebracht. We kunnen dus vandaag tot vaststelling
overgaan Het raadsbesluit met plannen van uitbreiding wordt weer ge
durende veertien dagen ter secretarie ter inzage gelegd. Na afloop van
dien termijn wordt het aan Gedeputeerde Staten ter goedkeuring ge
zonden.
Spreker leest vervolgens het concept-besluit voor, hetwelk algemeen
wordt goedgevonden.
Vervolgens komt in behandeling: a. het voorstel van B. en W. tot
vaststelling van een Ambtenaarsreglement voor de gemeente Venray
b. het voorstel van B. en W. tot vaststelling van de voorwaarden,
waaronder indienstnerr ing van op arbeidsovereenkomst naar Burgerlijk
recht aangestelde personen kan plaats hebben.
De Voorzitter zegt, dat de heeren de consept-verordening hebben
toegezonden gekregen en ook wel zullen hebben ingezien. Het betreft
hier een uitvloeisel van de Ambtenarenwet 1929 en deze voorschriften
moeten vóór 1 September worden vastgesteld. Hierdoor krijgen de amb
tenaren een rechtspositie, waardoor zij zich gelukkig kunnen prijzen
Spreker vraagt of een der heeren op- of aanmerkingen heeft.
De heer Vermeulen ziet in art. 14, dat een ambtenaar tijdelijk met
andere werkzaamheden kan worden belast. Dit gaat zijn inziens te ver.
De Voorzitter zegt, dat dit alleen betreft werken, die redelijkerwijze
van hem gevorderd kunnen worden, dus alleen die met zijn gewone
werkzaamheden eenigszins overeenkomen,
Maar zijn salaris dan, vraagt de heer Vermeulen.
Dit blijft natuurlijk hetzelfde, zegt de Voorzitter.
Bij art. 15 zegt de heer Vermeulen, dat volgens dit artikel, de ge
meente een ambtenaar zou kunnen belasten met werk, dat door anderen
is neergelegd. Zoo iemand zou zoodoende als onderkruiper kunnen
worden aangezien.
De Voorzitter zegt dat dit alleen kan als de openbare veiligheid of
gezondheid of het gemeentebelang dit eischt.
Om eens een voorbeeld te noemen, gesteld eens, dat de Stationsweg
opengebroken ligt en de arbeiders van den aannemer staken, dan eischt
toch het verkeer, dat de gemeente kan ingrijpen.
Bij art. 17 vraagt de heer Vermeulen of de ambtenaren b.v. den Raads
leden inlichtingen mogen geven.
De Voorzitter antwoordt, dat dit ligt aan de instructie en reglement
van orde voor den Raad.
In het algemeen mag een ambtenaar iets, waarvan hij voelt dat het
geheim moest blijven, aan niemand zelfs niet aan raadsleden mededeelen
zonder voorkennis en goedvinden van den Burgemeester of den Secretaris.
De heer Vermeulen meent, dat ze zoo huiverig kunnen zijn om de
Raadsleden in te lichten, waarop de Voorzitter andwoordt, dat dit ook
juist moet.
Elk ambtenaar weet best wat hij zeggen en zwijgen moet en als hij
het niet weet, moet hij het maar vragen en in afwachting daarvan maar
niets zeggen.
Bij art. 20 vraagt de heer Vermeulen of een ambtenaar kostheeren of
kostdames mag houden, waarop de Voorzitter bevestigend antwoordt
misbruiken zullen echter worden voorkomen.
Bij art. 22 zou de heer Vermeulen dit beroep opengesteld wenschen te
zien bij den Raad.
De Voorzitter antwoordt dat het beroep in de Ambtenarenwet is geregeld
Wanneer er geschillen in deze gemeente mochten komen, dan berust
de beslissing hiervan in eersten aanleg bij den door de wet ingestelden
ambtenarenrechter.
Bij art. 32 vraagt de heer Odenhoven of deze regeling ook van toe
passing is op de brandweer.
Neen, antwoordt de Voorzitter, dat is apart geregeld.
En voor de arbeiders der Gasfabriek vraagt de heer Millen.
Ook hiervoor niet, antwoordt de Voorzitter. Dit geldt alleen voor de
menschen, wier gewone werkzaamheden steeds overdag vallen bij de
Gasfabriek moet uiteraard ook geregeld of dikwijls des nachts gewerkt
worden en daar zijn' dat dus gewone werkzaamheden.
In verband met art. 24 zegt de heer Millen nog, dat aan de gasfabriek
toch vrij geregeld meer dan 81/2 uur per dag gewerkt wordt.
De Voorzitter zegt: als regel zeker niet. Men kan het 81/2 uur werken
per dag echter niet steeds voor alle dagen en alle omstandigheden vol
houden, dit spreekt vanzelf.
Heeft iemand echter ook al 'ns meer gewerkt, dan wordt gewoonlijk
gezegd kom morgen maar zooveel later.
Bij ert. 36 vraagt de heer Vermeulen of de vacantie niet is ingekort.
Neen, antwoordt de Voorzitter. Deze is voor alle ambtenaren afzon
derlijk geregeld. Hier staat dan ook „ten minste".
Bij art. 37 vindt de heer Vermeulen de verloftijden voor huwelijk wel
wat krap toegemeten. Hij zou hier 2 dagen van maken.
De Voorzitter vestigt er de aandacht op, dat men toch ook nog zijn
gewone verlof kan krijgen.
De heer Stoot zou toch 2 dagen geven bij huwelijk van den ambte
naar binnen de gemeente en 4 dagen als het buiten de gemeente is.
De heer Millen is het hiermede eens men trouwt toch niet zoo dikwijls.
De Voorzitter zoude dan willen lezen 2 dagen binnen de gemeente
en 3 dagen buiten de gemeente.
Wordt algemeen goedgevonden bij huwelijk van een ambtenaar bin
nen de gemeente het verlof te brengen op 2 dagen en bij huwelijk
buiten de gemeen e op 3 dagen.
Op verzoek van den heer Vermeulen verduidelijkt de Voorzitter
vervolgens artikel 37 sub. 2.
De heer Millen vraagt of dit reglement voor alle personeel geldt, dat
vast is, waarop de Voorzitter antwoordtin het algemeen geldt dit
voor alle ambtenaren die onder de pensioenwet vallen.
De heer Odenhoven heeft gelezen, dat, als een ambtenaar buiten zijn
schuld in financieele moeilijkheden is geraakt, hem kan worden tegemoet
gekomen. Spreker apprecieert dit, doch zou toch gaarne zien, dat dit
niet buiten den Raad om kan.
De Voorzitter antwoordt, dat in art. 51 juist staat, dat dit enkel door
den Raad kan op voorstel van B. en W.
Het ambtenarenreglement wordt hierna in zijn geheel vastgesteld.
Nog wordt vastgesteld een verordening regelende het houden van
vereenigingen van ambtenaren in de gemeente Venray, zooals in concept
voorgesteld.
Voorts deelt de Voorzitter mede, dat hij van plan is voor zoover
noodig de toespasselijkheid van het ambtenaren-reglement voor de
ambtenaren der gemeente-politie te bekrachtigen behoudens enkele be
palingen.
In verband met het voorstel van B. en W. tot vaststelling der voor
waarden, waaronder in dienstneming van z.g. arbeidscontracters kan
plaats hebben verzocht de heer Millen nadere inlichtingen en vraagt of
lieromtrent geen schrijven is ingekomen.
De Voorzitter zegt, dat volgens artikel 134 sub 2 der Ambtenaren
wet juist voor deze categorie bepalingen moeten worden vastgesteld
voor indienstneming op arbeidsovereenkomst en hier worden de bepalin-
-v.t------ v ivnjne neeren i inu gij anen ui mijne nanoen oen dij ae wee vereiscncen
gen van den zevenden titel A van het 3e Boek van het Burgerlijk I ecj hebt afgelegd, hebt gij het lidmaatschap van den Raad aanvaard en
Openbare vergadering van den Raad der
gemeente Venray, gehouden op Dinsdag
i September 1931, des namiddags vier uur.
Voorzitter de heer O. L. P. van de Loo, burgemeester.
Secretaris de heer A. F. M. van Haaren. Tegenwoordig alle tot lid
van den Raad benoemden.
Nadat de Voorzitter de vergadering met gebed heeft geopend, heeft
overeenkomstig art. 45 der Gemeentewet de beëediging plaats van nieuw
en herbenoemde leden in de volgende alphabetische volgorde
1. Martinus Hubertus Arts
2. Josephus Hubertus van Boven
3. Peter Johannes Hubertus v. Dijck
4. Jacobus Hubertus Geurts
5. Mathijs Goumans
6. Lambertus Johannes van Haren
7. Gerardus Hubertus Houben
8. Peter Antoon Jacobs
9. Hubertus Jacobus Antonius Janssen
10. Antonius Gijsbertus Millen
11. Jacobus Hubertus Nelissen
12. Hendrikus Bernardus Odenhoven
13. Peter Martinus Hubertus Pubben
14. Jan Herman Marcus Hubert Stoot
15. Johannes Carolus Hubertus Vermeulen
Alvorens verder te gaan, spreekt de Voorzitter als volgt
Mijne Heeren 1 Nu gij allen in mijne handen den bij de wet vereischten
Wetboek van toepassing verklaard, zoodat deze ook vallen onder de
ongevallenwet, ziektewet enz. evenals arbeiders bij particulieren werk
zaam.
Wordt algemeen goedgevonden de door B. en W. voorgestelde
voorwaarden vast te stellen.
Dan is aan de orde aanvrage der vakteekenschool om toekenning
eener bijdrage voor 1932 ingevolge de Nijverheidsonderwijswet.
De Voorzitter deelt mede, dat deze bijdrage volgens de ingezonden
begrooting dient te worden vastgesteld op f 620,40, zijnde 30 pet-, het
Rijk betaalt 70 pet. der kosten.
Wordt algemeen goedgevonden.
Vervolgens wordt algemeen goedgevonden aan M. H. J. Koonings te
Venray-Ysselsteyn een perceel grond ter grootte van pl.m. 30 aren ge
deelte van Sectie H no. 1977 te Ysselsteyn te verkoopen voor den
prijs van f 9 per Are.
In verband met het voorstel van B. en W. tot het verleenen van een
bedrag van maximum f 3300, onder verband van eerste hypotheek aan
M. H. J. Koonings tot het stichten eener boerderij, zegt de Voorzitter,
dat bij Raadsbesluit van 4 December 1929 algemeene bepalingen zijn
vastgesteld, waaronder voorschotten kunnen worden verleend voor den
bouw van woningen.
Konings voldoet aan deze bepalingen, zoodat er geen bezwaar bestaat
het gevraagde bedrag te verleenen.
Wordt algemeen goedgevonden.
Hierna wordt behandeld het voorstel van B. en W. om in beginsel
te besluiten aan de gemeente Deurne eene bijdrage te verleenen van
f 2500 voor het maken van een afwatering onder de gemeente Deurne,
waarop de gronden onder Venray. de z.g. Heijdsche Peel, kunnen af
wateren.
De Voorzitter zegt, dat de Heijdsche Peel vlak tegen Deurne aan
ligt en behoort tot het stroomgebied der Aa. Nu is vooral onder Deurne
veel ontgonnen en komt er veel water. Deurne moet dus thans de ver
betering zijner waterlossingen aldaar ter hand nemen, doch waar ook
een gedeelte van Venray hierop loost, achten B. en W. thans den tijd
gekomen tot gezamenlijke verbetering over te gaan. Deze gelegenheid
komt nooit meer terug en daarom zou spreker zeggen, laat ons thans
alles uit de voeten maken. Er zal hierbij overleg gepleegd worden met
de tngenieurs van den provincialen waterstaat zoowel van Limburg als
van Noord-Brabant.
De heer Odenhoven vraagt zooveel mogelijk Venrayers op Venraysch
gebied te werk te stellen
De Voorzitter antwoordt, dat voorloopig niets op Venraysch gebied
komt. Dit bedrag is alleen bestemd om de waterlossingen op Deurnesch
gebied van zoodanige capaciteit te maken, dat Venray hierop ook ge
deeltelijk kan loozen.
De heer Stoot vraagt, of hiervan geen begrooting is en hoe hoog
deze is.
De Voorzitter zegt, dat het in de bedoeling ligt der Gemeente Deurne
het werk gedeeltelijk in werkverschaffing uit te voeren. De meerdere
kosten voor de verbreeding der sldoten, zoodat zij voldoende zijn om
ook het Venraysch water af te voeren, bedragen na aftrek van subsidie
f 2500—
Als er dan maar de garantie gegeven wordt, dat alles goed in orde
komt, anders schieten we er nog niets mee op, zegt de heer Stoot.
De Voorzitter zegt, dat de gemeentelijke bijdrage alléén wordt gege
ven, indien ook de hoofdingenieur van den Provincialen Waterstaat ir
Limburg met de plannen accoord gaat en ook de kosten verdeeling billijk
acht. Tevoren wordt er nog eene conferentie gehouden.
Onder deze voorwaarden worden B. en W. gemachtigd een bijdrage
van maximum f 2500 aan de gemeente Deurne voor den waterafvoer te
verleenen
De heer Goumans vraagt hoe het zit met de groote ontwatering. Zou
hier dit jaar nog mee begonnen kunnen worden
De Voorzitter betwijfeld dit laatste sterk. In elk geval kan hij zeggen,
dat de gegevens thans alle bij den Hoofdingenieur zijn.
De heer van Dijck vraagt, of Venray dan ook onder een eventueel
waterschap komt.
Zeker, zegt de Voorzitter, doch enkel voor het betrokken gedeelte.
Na mededeeling door den Voorzitter, dat het besluit van den Ge
meenteraad d.d. 29 Juli j.l. tot instelling van eene kermis voor het
gehucht Ysselsteyn door heeren Gedeputeerde Staten is goedgekeurd,
zegt Spreker, dat ook nog een schrijven is ingekomen van den Directeur
van het Post- en Telegraafkantoor te Venray betreffende de doorloo-
pende telefoonopenstelüng. De zaak is thans zoo, dat de Directeur-
Generaal er niet aan wil, dat abonné's kunnen worden geweigerd als
ze de gemeente niet betalen. Zoodoende zou alles ten laste der gemeente
komen en dit gaat toch niet aan.
B. en W. stellen daarom voor dat zij zich met het bestuur van den
R.K. Venrayschen Middenstand in verbinding zullen stellen ten einde
op een of andere wijze eene oplossing te vinden. Waardoor de gemeente
verzekerd is althans een gedeelte der onkosten te kunnen verhalen. Moch
ten deze besprekingen tot geen resultaat lelden dan zal van eene door-
loopende verbinding wel moeten worden afgezien.
De heer Stoot acht het wel mogelijk eene verordening te maken tot
verhaal der tarieven op de aangeslotenen.
De Voorzitter voelt hiervoor weinig dergelijke verordening zou in de
praktische uitvoering heel wat moeilijkheden meebrengen; ook is het
zeer de vraag, of ze wel zou worden goedgekeurd.
Het was toch te probeeren, zegt de heer Stoot.
De Voorzitter acht zich thans verplicht een woord van afscheid te
richten tot de heeren Strijbos en van Bergen, twee heeren, die niet te-
rugkeeren in het nieuwe college.
Spreker wil hier echter slechts afscheid van hen nemen als leden van
den Raad, niet als trouwe burgers van Venray.
Hier zijn gevormd banden van vriendschap en sympathie en spreker
hoopt, dat deze banden niet zullen verbroken worden.
Hij dankt hen verder voor het vele, dat zij gedurende hun zitting
voor Venray hebben gedaan en voor hunne aangename samenwerking in
den Raad en hij weet zeker, dat hij hier spreekt namens alle leden en
ook namens den Secretaris,
Spreker hoopt, dat zij nog vele jaren in goede gezondheid van Venray's
goede lucht kunnen genieten en geeft hun de verzekering, dat zij bij
den Raad steeds in aangename herinnering zullen blijven.
De heer Strijbos dankt voor de tot hem en den heer van Bergen ge
richte woorden en hoopt, dat de nieuwe Raad eendrachtig moge samen
werken in het belang der gemeente.
Niets meer aan de orde zijnde en niemand meer het woord verlangend
sluit de Voorzitter de vergadering met gebed.
kunnen de werkzaamheden een aanvang nemen.
Alvorens hiertoe over te gaan zij het mij vergund een woord van ge-
lukwensch tot U te richten met het vertrouwen, dat de bevolking in II
gesteld heeft, hetzij voor de eerste maal, hetzij bij herhaling.
Ik hoop, dat U allen voldoening rooogt vinden in de uitoefening van het
lidmaatschap van den Raad en dat het U gegeven moge zijn veel in het
algemeen belang der gemeente tot stand te brengen.
ledereen kan hier vrij voor zijne eerlijke meening uitkomen.
Ik doe echter een beroep op den Raad, dat zij haren Voorzitter steunt
in zijne leiding en het bewaren der orde en ieder er toe bijdraagt om
de discussies op een hoog peil te houden.
Dit siert den Raad en elk der leden.
Het is noodzakelijk, dat ieder de leiding volgt van den Voorzitler en
niemand het woord neemt zonder dit gevraagd en van den Voorzitter
te hebben verkregen.
Nu het aantal leden van den Raad is uitgebreid, is het nog meer ge-
wenscht, dat ieder zooveel mogelijk de noodige kortheid betracht,
waardoor de duidelijkheid en degelijkheid niet behoeft te kort te komen
en dat er naar wordt gestreefd om niemand te kwetsen en nooit per
soonlijk te worden.
De heeren moeten elkanders meening eerbiedigen.
Ik geef u de verzeking, dat de leiding, die in mijne handen is en
blijft, strikt onpartijdig zal zijn.
Moge Gods zegen rusten op alle weiken, die wij gaan beginnen.
Thans kunnen wij overgaan tot punt 2 der agenda verkiezing der
wethouders.
Gij gaat thans kiezen uit uw midden twee leden, die met mij het
college Jan burgemeester en wethouders vormen.
De stemming geschiedt bij gesloten en ongeteekende briefjes.
Tot stemopnemers heb ik de eer te benoemen de heeren Nelissen en
Jacobs.
Na de stemming voor de eerste vacature blijkt, dat van de 14 uitge
brachte stemmen één stembriefje werd blanco ingeleverd zijn uit
gebracht 11 op P. M. H. Pubben. 2 op J. H. M. H. Stoot en 1 op L.
J. van Haren, zoodat de beer P. M. H. Pubben is herbenoemd tot
wethouder.
Nadat de Voorzitter de aandacht heeft gevestigd op het gewijzigd
artikel 91 der Gemeentewet, waarin staat, dat de tot wethouder benoem
de, die in de vergadering tegenwoordig is, binnen drie dagen verklaart
of hij zijne benoeming aanneemt, vraagt hij den heer Pubben of deze
zijn benoeming aanneemt.
De heer Pubben antwoordt, dat hij thans het woord neemt om den
Raad hartelijk dank te zeggen voor zijne herkiezing als wethouder. Hij
verklaart zich gaarne bereid deze benoeming aan te nemen en zal zijne
beste krachten geven voor de belangen der gemeente Venray.
Daarna heeft de benoeming plaats voor de tweede vacature.
Na de stemming blijkt, dat van de 14 uitgebrachte stemmen één
stembriefje werd blanco ingeleverd zijn uitgebracht 7 op H. B.
Odenhoven, 3 op L. J. van Haren, 3 op J. C. H. Vermeulen en 1 op
J. H. M. H. Stoot.
Waar niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, heeft een
tweede vrije stemming plaats.
Bij de tweede stemming zijn uitgebracht 9 stemmen op den heer H.
B. Odenhoven, 3 op L. J. van Haren, 1 op J. C. H. Vermeulen en 1
op J. H. M. H. Stoot, terwijl één stembriefje blanco werd ingeleverd,
zoodat de heer H. B. Odenhoven is benoemd tot wethouder.
De Voorzitter vraagt den heer Odenhoven of hij deze benoeming
aanneemt.
De heer Odenhoven bedankt allen voor het in hem gestelde vertrou
wen en zegt hier niet genoeg voor te kunnen danken.
Hij zal verder van den hem toegestanen termijn van beraad gebruik
maken.
De Voorzitter feliciteert vervolgens de heeren Pubben en Odenhoven
met hun benoeming en hoopt dat zij veel tot stand zullen brengen in
het belang der Gemeente.
Thans rust, aldus Spreker, op mij nog de plicht, een woord van dank
te richten tot den afgetreden wethouder, den heer G. H. Houben, voor
al hetgeen hij in de afgeloopen periode als wethouder heeft gedaan.
De heer Houben was in de vergaderingen van het college steeds trouw
op zijn post en zijn adviezen werden door mij en zijn collega wethou
der steeds op hoogen prijs gesteld.
Wij werden daarbij steeds getroffen door zijn helder inzicht, zijn
gezond verstand en zijn breeder: blik.
Dikwerf is zijn stem in het college van veel invloed geweest, juist
omdat hij de dingen zoo objectief zakelijk bekeek zonder zich door welk
bijoogmerk ook te laten leiden.
De heer Houben, die bij mijn afwezigheid optrad als loco-burgemees
ter, was ook steeds bereid, met opoffering van zijn persoon, dat ambt
waar te nemen en ook dat deed hij met groote nauwgezetheid en een
strikte onpartijdigheid.
Met zeer veel genoegen zal ik dan ook, evenals zijn college-wethou
der, aan het werk van den heer Houben als wethouder en loco-burge
meester terugdenken en het verheugt ons, dat hij als lid van den Ge
meenteraad zijn krachten aan de gemeenschap zal kunnen blijven wijden.
Wij zijn er zeker van. dat zijn niet herkiezing tot wethouder geen
blijk is van wantrouwen, geen afkeuring van zijn beleid, maar een ge
volg van omstandigheden, liggende buiten zijn persoon, die de hoogach
ting geniet van ons allen. (Instemming)
De heer Houben dankt voor de waardeerende woorden tot hem ge
richt. De ruim zeven jaren, dat hij wethouder was, zullen steeds in
aangename herinnering bij hem blijven.
De heer Odenhoven wijdt vervolgens een woord aan de nagedachtenis
van Monseigneur Nolens, den groeten arbeidersvriend, die steeds gewerkt
heeft voor troon en altaar, voor kerk en maatschappij en wiens lijk straks
onze landouwen zal voorbij trekken.
Hij hoopt, dat velen hem alsdan een eerbiedige belangstelling toonen.
De Voorzitter zegt, dat hij overwogen heeft, om als hoofd
der gemeente een woord aan de nagedachtenis van Mon
seigneur Nolens te wijden. In het overlijdensbericht, onderteekend door
de executeurs-testamentairs stond echter „geen bloemen, geen redevoe
ringen", en daarom meende hij in den geest van den overledene te
handelen door niet te spreken.
Nu echter een lid van den Gemeenteraad gemeend heeft Monseigneur
te moeten herdenken, wil hij ook zijnerzijds namens de gemeente dezen
eminenten priester, dezen grooten staatsman, groot Nederlander en groot
Limburger, eerbiedigen dank brengen en huldigen voor het ontzaglijk
vele, dat hij in tallooze hooge functies voor kerk en vaderland heeft
gedaan.
Hij is ons allen in alles een lichtend voorbeeld geweest en wij kunnen
aan zijn nagedachtenis geen betere hulde brengen, dan als goede katho
lieken vurig en veel voor hem te bidden. (Algemeene instemming.)
Niets meer aan de orde zijnde en niemand meer het woord verlangend
sluit de Voorzitter de vergadering met gebed.