L
1MT A A',1
Ia twee werelddeelen
Uit Venrays verladen
ft
De kleine burgerman.
FEUILLETON
Even nadenken
Benzinebelasting
ZATERDAQ 19 SEPTEMBER 1931
Twee en Vijftigste Jaargang No. 38
De woorden, waarmee de nieuw-
gekozen gemeenteraden door de
respectievelijke burgervaderen werden
geinstalleerd, waren over het alge
meen van een sombere ernst, welke
oorsprong vond in de ongunstige
tijdsomstandigheden. Het valt niet te
ontkennen, dat de crisisuitgaven en
daarnaast de verminderde belastings
opbrengsten de begrootingen van
vele gemeenten uit haar evenwicht
dreigen te rukken en dat heel wat
bestuursbeleid zal worden gevergd
om tot een bevredigend fiaancieel
resultaat te geraken.
In sommige gemeenteraden hielden
herkozen leden een betoog, dat veel
weg had van een excuus. Ze moesten
erkennen, dat de uitgaven in de
laatste jaren nog al hoog waren op
gevoerd, waarbij echter bedacht
moest worden, zoo meenden ze, dat
de gelden waren gevoteerd voor
zeer goede, soms nuttige, dikwijls
sociaal-noodzakelijke doeleinden,
in een tijd bovendien, waarin de
conjunctuur zich gunstig scheen te
ontwikkelen. Hadde men dezen nood
kunnen voorzien, dan ware er wel
licht reden geweest om zich over
het doen dier uitgaven nader te
bedenken, maar van zulken voor-
zienenden geest was niemand bezield
geweest.
Inderdaad mag men aan de afge
treden besturen geen onbillijke ver
wijten richten, maar we moeten
samenwerken om de financieele
nooden der gemeenten te lenigen
zonder opnieuw al te groote offers
te vragen van de gemeentenaren. En
dat is een moeilijk geval. Dat er
nieuwe offers moeten worden ge
bracht, daarover kunnen we het
gevoeglijk eens zijn. Uit welke bron
nen daartoe moet worden geput, is
een vraag, waarover aanvankelijk
nog wel verschil van oordeel kan
bestaan, maar tenslotte zullen allen
weer eensgezind wijzen op Barbertje,
die hangen moet. Barbertje, de kleine
burgerman
De arbeider immers moet worden
ontzien; diens levenspeil mag niet
worden gedrukter is nog te veel,
wat hij moet ontberen. De arbeider
vindt over het algemeen wel vol
doende bescherming in de vertegen
woordigende lichamen en we mis
gunnen hem deze niet. Het geld
moet wórden gehaald, waar het zit
Dat is de populair aangegeven op
lossing van allen financieelen nood.
Waar het zit... Goed, maar waar zit
het dan en hoe is het er gekomen
De groot-fabrikant en de aanzien
lijke landeigenaar, zij ontspringen
den dans wel, al is het niet met
vreugde. De afzet van hun producten
en de opbrengst van hun bezittingen
zijn in dezen crisistijd zoodanig ge
daald, dat er van winsten, dus van
inkomens nauwelijks sprake kan zijn.
Maar daar is dan nog... de kleine
burgerman de leeraar, de technisch-
of intellectueel geschoolde, de mid
denstander, de kleine neringdoende.
Die alleen moeten zorgen, dat er
verdiend wordt, want ze hebben
geen kapitaal, waarop ze tijdelijk
kunnen teren.
Hard werken, aanpakken, riskeeren!
De kleine burgerman, die aan alle
kanten wordt gepluktinkomsten
en personeele belasting, bedrijfsbe
lasting soms, straatbelasting, zegeltjes-
plakken, verplichte verzekeringen,
verbruik van licht en kracht, welker
prijzen een winstmarge inhouden,
die als een indirecte belasting in de
gemeentekas vloeit, wegenbelasting
voor vracht- of bestelwagens enz.
enz. Naar hem wordt ook thans
uitgezien, als de bron, waaruit ,,het"
te putten is.
De Pater onderbrak haar:
Dat gtj niets meer zeggen
zult Lisa, dat is onchristelijk en
dat wil ik niet hebben....
Liza zat met den mond open,
zoo stond zij verslagen en zou
misschien nog zoo zitten, indien
de Pater niet op een zeer ernstige
wijze haar onder 't oog had ge
bracht, dat zij nu met klein An-
neken voor dezen nacht zou naar
huis gaan. Servaas en Frenske
zou hij bij zich houden, hij wilde
op informaties uitgaan en dan
handelen naar omstandigheden.
Zoo geschiedde.
Liza ging en nam kleine Anna
mede.
Pater Lambertus knielde neer
voor een groot eikenhouten crusi-
fix., dat nog uit het klooster van
de Pieterstraat kwam en bad lang
tot God, den vader der weezen
om licht en bijstand Arme kin
deren, wie zal zich over hen ont
fermen. En zijn hart antwoordde:
dat zal ik wel voor hen doen 1
Nog een blik op het kruisbeeld
en een droevige doch hoopvolle
blik in het rond, toen nam hij
het licht en ging naar boven.
De kleine burgerman
Stel u eens voor A en B, die
ieder vijf duizend gulden verdienen
A. is vrijgezel en heeft voor nie
mand te zorgen, behalve voor zich.
zelf.
Dat laatste; doet hij zoo radicaal,
dat hij zijn inkomen geregeld schoon
opmaakt.
Die mijnheer betaalt inkomstenbe
lasting en is dan verder van alle fis
cale soesah af.
Als hij eens op raakt en zonder
werk komt, dan wordt hij door de
„gemeenschap" onderhouden, dat is:
met het geld van den kleinen bur
german, menschen als
B., die óók vijf duizend gulden
verdiende en daarnaar inkomstenbe
lasting betaalde.
Maar B. onderhield van dat geld
ook een vrouw en kinderenhij
spaarde uit de 5 mille inkomsten,
stichtte zich een gezin, huurde een
huis en kocht zich een boedel.
Daarom moest hij ook personeele
belasting betalen. Op het laatst zal
hij uit zijn gespaarde centen ook nog
vermogensbelasting moeten opbren
gen en sterft hij eindelijk, na nie
mand tot last te zijn geweest, dan
gaan zijn kinderen weer een deel
van vaders geld naar den fiscus bren
gen als successiebelasting.
In al die veschiliende vormen wordt
telkens dat inkomen van 5 mille be
last. Spaarzin wordt zwaar „aange
rekend".
En de kleine burgerman heeft er
niet veel, die het voor hem opnemen
in de. vertegenwoordigende lichamen.
Er is tenslotte ook geen andere
mogelijkheid dan het geld, dat noodig
is, te halen, waar het zit.
Barbertje moet dus hangen.
We zouden alleen willen vragen
om het mannetje een klein beetje
te ontzien door zuinig te zijn met
zijn centen en een klein beetje waar
deering te hebben voor zijn positie
in de maatschappij.
De kleine burgerman wordt nog
maar al te veel aangezien voor den
parasiet, die te teren zit op den ge-
spekten geldbuidel, buit van schraap
zucht, terwijl hij inderdaad in het
algemeen gesproken de verstan
dige econoom is, die, zorgende en
sparende voor zich en de zijnen,
ook het onmisbare sluitstuk is gaan
vormen van elke gemeenschapsbe-
grooting.
Over heksen en spoken,
Vele onzer voorouders van een
paar geslachten terug, hebben ze
gezien, de spookgestalten of hun
aanwezigheid gehoord in de kruinen
der boomen.
Niemand of hij kende heksen met
naam en toenaam en wist ze te
wonen. Weinige, die 's nachts op
hun eentje een eenzame weg durf
den te begaan.
Talrijk waren de gevaarlijke pun
ten en leelijke poetsen konden ze
iemand bakken, de oude heksenwijzen
of nog erger, de nimmer begrepen
duivelsche gestalten.
Een kruisweg werd bangelijk over
schreden, een romp onder door den
weg bracht groote gevaren mee en
angstig een schietgebedje prevelend,
liep men er 's avonds en 's nachts
overheen.
Wat zagen de goede lieden dan
wel in de sombere nachtdonktere en
waarom waren ze bang
O, gij kleingeloovige lachers en
spotters, wanneer gij 's nachts paar
den zonder kop over het veld zaagt
hollen, met wild fladderende manen
en onhoorbare hoefslag, zoudt ge
Frenske sliep al in den ouden
zetel en Servaas zag op van zijn
boek.
Oom is het gemeend, blij
ven wij van nacht hier?
Ja, van nacht blijft gij hier,
het is te laat geworden.
In het andere vertrek stond
een klein smal houten veldbed,
ook nog uit het klooster. Het
diende soms wanneer een verban
nen pater in Maastricht moest
overnachten en hem om herberg
verzocht. Nu kwam het te pas.
De beide knaapjes legde hij te
slapen, toen knielden zij op hun
bed en Pater Lambertus nam ze
in zijn armen, hun handjes tus-
schen de zijne en het was treffend
te zien, dat wit vergrijsde pries-
terhoofd, tusschen de twee blonde
lokkenkopjes.
Zij baden voor »vader, die op
reis was", Pater Lambertus zegen-
da hen en stilte kwam over het
huis in de Gubbelstraat, waar de
Pater woonde.
PATER LAMBERTUS.
Het was de geschiedenis van
velen de geschiedenis van Pa
ter Lambertus.
En hoewel wij met een paar
woorden reeds van den goeden
pater gewaagden, meenden wij
onzen lezers geen ondienst te
doen, op het kapittel van Pater
Lambertus terug te komen.
Het is tegelijkertijd een kapittel
dan niet klappertanden?
Of, als ge op een winteravond
waart wezen buurten en ge hoorde
dan op den terugweg voortdurend
iemand achter u, in de klompen
voetstappen-trappen, zouden dan
uw haren niet overeind gaan staan
onder de pet
En velen overkwam dit laatste 1
De meesten durfden niet omkijken
(zelfs al waren ze met twee of drie
man) en liepen haastig mar huis.
En als iemand omkeek, zag hij
meestal niets meer, slechts 'n enkele
keer kon men nog juist de gedaanten
zien wegschieten, die ér uitzagen als
leelijke zwarte oude wijven, die
grinnikten van kwaadaardig plezier,
als ze de menschen kwaad konden
doen.
De koensten deden wel eens een
poging om den voet dwars voor
de heks te zetten op het pad, dat
deze volgde, maar dat lukte zelden,
daar de heks meestal te dicht op de
hielen zat
Wanneer iemand 't echter klaar
kreeg, was hij van de heks verlost,
want over een kruising kon zoo'n
lief beestje niet heen
Daarom was het op kruiswegen
ook zoo druk, daar de heksen, die
uit vier richtingen elkaar hier ont
moetten en geen van allen verder
konden
Op een kruisweg kon iemand dan
ook van alles overkomen, een tak
zou onverwachts kraken, zijn wan
delstok breken, hij kon struikelen en
dergelijke dingen meer.
Stonden er veel boomen, dan kon
een plotselinge windstoot de aan
wezigheid der heksen verraden en
heeft menigeen 's avonds leelijke
spookgezichten gezien, die hij niet
kon beschrijven of thuisbrengen.
Kwamen de heksen op stal of in
huis, dan was 't nog erger
Behekste kinderen en behekst vee
waren geen zeldzaamheden.
Was er een heks op stal geweest,
dan werd er allicht een koe ziek,
ofwel ze waren 's nachts onrustig.
Als een paard behekst was, kon het
voorkomen, dat in een oogenblik
zijn manen gevlochten werden, dat
zijn haar overeind ging staan en het
zweet er in straaltjes afliep. Bang
en raar bleven de dieren dan ge-
ruimen tijd en slechts met gebed
kon gewoonlijk het kwaad bezwo
ren worden.
Voor heel gevaarlijk goldt het bij
velen om in de voetstappen te
loopen van een heks, daar ze dan
macht over zoo iemand kreeg.
Het hier verhaalde zijn meestal
gevallen, die eenieder in Venray wel
eens overkwamen, doch soms en op
sommige plaatsen kon men heel frap
pan'.e staaltjes beleven, waarvan we
een volgende keer een en ander
willen vertellen.
Het meest merkwaardige en fol
kloristisch niet waardelooze van 't
thans vermelde is wel, dat we er
de gedaanten uit kennen, waaron
der men in deze streek tot voor vrij
korten tijd (en zelfs nu nog ooit)
heksen en spoken meende te zien.
W. J.
Alles gaat eventjes
In een artikelenreeks over het mo
derne industrialisme citeert de a.r.
„Standaard" de volgende schets van
onzen tijd uit de geschriften van den
voormaligen hofprediker Ds. Gerrlt
sen:
„Onze tijd is een jammerlijke tijd
een schrikkelijke tijd, een ellendige
tijd.
Het is alles fabriek, fabriek. Het is
alles graf, graf. Wij hebben de me
chanische kracht onketend. Maar zijn
uit de kerkelijke geschiedenis.
En dat heeft ten allen tijde zijn
nut, zelfs zijn groot nut.
En voor iedereen nog wel.
Aldus Pater Lambertus was zijn
kloosternaam. Zijn familie was
eigenlijk van Duitsche afkomst en
zijn naam vroeger Wilhelm
niet Willem van zijn over
grootvader af klonk de naam
steeds Duitsch, van vader op zoon
en soms .heette het nog onder de
menschen »de Duitscher".
Het was een brave, keurbrave
jongen en een eenig kind. Zijn
vader had een leerlooierij, die
dan ook behoorlijk op de Looiers
gracht gelegen was, maar hoofd
zakelijk door zijn vriend werd
bestuurd, terwijl hij een houthan
del dreef in de Raamstraat
Voor dien handel was Wilhelm
bestemd. Maar het mocht niet
baten of de zaak ook goed en zeer
goed was, of zijn vader er rijk
door geworden was, aard had de
jongen aan niets, dan aan boeken,
en studeeren eu bidden, en zijn
vader zei dikwijls hoofdschuddend
Daar zit geen hout en geen
leer in dien jongen, wat zal er
nog uit groeien
Dat kwam spoedig voor den
dag.
Wilhelm leerde vlijtig al wat
hij toen destijds leeren kon en
zijn vorderingen waren zoo groot,
dat het iedereen in het oog viel
en men hem de schitterendste toe
komst voorspelde en dat alle
op onze beurt door haar onderwor
pen.
Daardoor is het levens-tempo des
menschen buitengewoon versneld.
Van de heele en halve noten zijn we
gekomen tot trillers. Het bliksemt te
genwoordig overal in de wereld. De
telegraaf bliksemt, de telefoon blik
semt, de treinen bliksemen.
Niemand heeft in deze dagen meer
tijd.
Voort, voort moeten wij. Geen
oogenblik mogen wij stilstaan. Altijd
klinkt de zweep van dien geheim-
zinnigen drijver, die overal en ner
gens is, door de lucht. Alles gaat
tegenwoordig altijd eventjes. Wij
komen „eventjes" een visite, „even
tjes" een praatje maken.
Wij moeten „eventjes" hierheen,
.eventjes" daarheen. Wij gaan „even
tjes" naar Utrecht, „eventjes" naar
Groningen, „eventjes" zoo noodig
naar Berlijn. Wij reizen des daags
en wij reizen des nachts, wij reizen
wakende en slapende.
Wij reizen niet meer, wij vliegen.
Wij springen op de tram. Wij bre
ken de beenen. Wij hebben geen
minuut te verliezen. Voor een minuut
wagen wij ons leven. Wij hangen
met onze oogen aan de wijzers van
de klok. „Al zoo laat" mompelen wij
en we grijpen naar ons horloge, om
den tijd van de klok te controleeren
met onzen tijd. Het kon eens zijn,
dat wij nog twee minuten te goed
hadden. Dan was het mogelijk, dat
wij den trein nog haalden. En wij
gaan weer aan den haa', om den
trein te halen, die misschien niet meer
te halen is.
O, wat hebben we een haast
Niemand weet eigenlijk waarom,
maar wij hebben tegenwoordig alle
maal haast.
Wie wandelt er tegenwoordig nog
Wie kuiert er in onzen tijd nog
Kuieren, wat was dat ook weer
Men kuiert niet meer. Men hangt
aan een tram, men ligt op een fiets,
men snort elkaar voorbij. Men ziet
niets, men hoort niets. En al sneller
wordt het tempo. Het wordt een
duivelsdans. Eindelijk kunnen wij
niet meer en wij zakken in elkaar.
Geknakt, gedood door de machinale
kracht, die ons de zoo noodzakelijke
rust had ontnomen".
2.
'n Vry williger.
Ons leger kent tengevolge van
den persoonlijken dienstplicht geen
rempla^anten meer. Vroeger was dat
anders. Toen kon men aan een ander
een-vrijwilliger, de eer en het genot
om te dienen overlaten, als je er
maar het doceurtje aan verbond van
zooveel zilveren guldens.
Het leger van Christus, den God
der heirscharen, heeft alleen vrijwil
ligers.
Slechts uit vrije keuze en onge
dwongen treedt men als priester in
zijn legercorps. Rempla?anten zijn
dientengevolge hier nog mogelijk,
hoewel uiterst zeldzaam.
Zulk een geval wil ik u vertellen.
In een der bloedige veldslagen,
die gedurende den wereldoorlog
herhaaldelijk bij Verdun geleverd
werden, streden zij aan zij twee
Fransche soldaten.
Plotseling velde een vijandelijke
kogel een hunner neer.
„Vriend," sprak de getroffene
„ik ben priester. Indien gij mijn
hulp noodig mocht hebben, haast u
dan. Ik heb nog maar weinig oogen-
blikken te leven."
De soldaat knielde bij den ster
venden priester neer en beleed zijne
zonden.
Terwijl deze met zwakke hand het
kruisteeken maakte, zag de biechte
ling tranen in de oogen des priesters.
Hij wilde hem troosten en zei
„Moed, Eerwaarde, gij sterft voor
vrienden en bekenden op den
wijsten en onfeilbaarsten toon, bij
hoog en laag volhielden:
Die is voor wat ineer in de
wieg gelegd, dan voor leer en
hout.
Wilhelm was veertien jaar ge
worden, toen een Pater uit het
klooster op de St. Pieterstraat den
schoonen en lieven knaap be
merkte in het huis zijns vaders,
waar jaarlijks tweemaal door de
Paters op termijn gegaan werd en
zij steeds ruim bedeeld werden.
Wilhelm's vader was een door
en docr brave man, goed voor
alles wat goed was. Hij placht te
zeggen:
Wij hadden zoo gaarne nog
een meisje gehad, dat heeft niet
moeten zijn en nu geven wij
haar part maar aan goede werken
het zal ons aan den jongen geen
kwaad doen. Daar ben ik zeker
van.
Pater Anselmus, de gardiaan
werd getroffen door het uitzicht
van deugd en schranderheid van
den jongen en weldra was Wil
helm zijn lieveling geworden.
Eerstdaags stelde hij den vader
voor den jongen latijn te leeren
en verder te onderrichten. Iets
waarin de vader niet dan noode
instemde.
Met latijn kunt gij toch geen
huiden looien, wierp hij er tegen
in, en als hij zijn hoofl vol ge
leerdheid heeft, dan deugt hij
toch niet meer in de zaak.
het vaderland."
.O neen, de vrees voor den dood
doet me geen tranen storten. Maar
mijn bisdom had reeds zoo weinig
priesters het zal er weer een ver
liezen..."
Enkele oogenblikken sprak niemand
een woord.
Doch toen begon de soldaat te
weenen en met tranen in de oogen
verklaarde hij„Eerwaarde, ik zal u
vervangen.
De Bisschop van Verdun, die op
een congres te Parijs dit feit vertelde
kon eraan toevoegen „Thans is die
soldaat priester in mijn diocees."
Wat moeten helaas nog veel
leege plaatsen in Frankrijk en elders
door vrijwilligers, door rempla^anten
bezet worden.
(Uit „De H. Familie".)
3.
Ook voor fietsen, karren en andere
voertuigen
Door den Burgemeester van Val
kenburg werd reeds eenigen tijd
geleden het volgende schrijven ge
richt aan den Limb. Autobusdienst
„Het is in Limburg gebruikelijk,
dat, wanneer een R.K. Geestelijke
met het H. Sacrament, voorafgegaan
van een koorknaap met bel, over
den openbaren weg gaat, niet alleen
de voetgangers, knielen, doch ook
rij- en voertuigen, zoo ze al niet
stoppen, todi even langzaam rijden,
en den priester zoo gemakkelijk
mogelijk laten passeeren. Alleen uw
bussen rijden snel door, zonder zich
om iets te bekommeren. Ik zou het
zeer op prijs stellen, dat uw chauf
feurs zich ook aan dit gebruik
hielden en bij het passeeren van een
priester in ornaat, dus dragende het
H. Sacrament, zoo zij niet stoppen,
dan toch even vaart verminderen en
langzaam den priester voorbij rijden."
Als antwoord op dit schrijven
verscheen namens den Limburgschen
Autobns Dienst. Directeur H. Ravtf-
steyn, de volgende
DIENSTORDER
.Ingevolge dit schrijven, zal bij
het tegenkomen van een R.K. pries
ter, onder de hier bovengenoemde
omstandigheden gestopt moeten wor
den"
Het dezer dagen in de Nederland
sche dagbladen verschenen bericht,
dat het in het voornemen ligt van
de regeering om te komen met een
wetsontwerp tot invoering van een
benzinebelasting, heeft ongetwijfeld
in automobielkringen groote ontstel
tenis verwekt.
Immers, indien bedoeld bericht
juist is en de omstandigheden
doen vermoeden, dat het inderdaad
juist is dan beteekent het, dat
opnieuw zware lasten zullen worden
gelegd op de schouders van hen,
die reeds in menig opzicht zijn ge
kozen tot een dankbaar object voor
bijzondere belasting-opbrengsten.
Er is geen categorie van Neder-
landsche belastingbetalers, welke met
zoo groote lankmoedigheid in den
loop der jaren het hoofd heeft gebo
gen voor de noodzakelijkheid van
bijzondere heffingen als die der auto
mobilisten.
Het K. N. A. C. be3tuur herinnert
in dit verband aan de verhooging
der invoerrechten, de hooge perso
neele belasting en de wegenbelas
ting.
Waarschijnlijk heeft het feit, dat
ondanks deze ernstige verzwaring
van de lasten van den automobilist,
het automobilisme zich normaal is
blijven ontwikkelen, thans den door
slag gegeven bij de beoordeeling
van regeeringswege van de vraag of
Maar hij gaf loch toe.
Pater Anselmus werd nu zijn
leermeester en nergens was de
knaap liever dan in het klooster.
Allen hadden hem lief. Alle
paters en broeders kenden hem.
In de kerk deed hij alle diensten
die hij maar kon en daar was hij
het liefst. Lachend noemde men
hem »het paterke" en in het
klooster zei men «Pater Wilhel
mus".
Het was dan ook een waar ge
not, den aangroeienden jongeling
te zien, dien onschuld, deugd en
verstand op het wezen stonden.
In het kboster was hij meer thuis
dan in de ouderlijke woning.
Allen vrijen bracht hij er ook
in door.
Dat duurde een geruimen tijd,
toen de vader vond, dat het tijd
was, de zaak eens ernstig aan te
vatten en Wilhelm werk tehuis
kreeg en volop maar hoe ge
hoorzaam ook in alles, hoe vlijtig
en hoe puntelijk in alles wat hem
opgedragen werd, hij was er als
geleend bij en het wilde niet
vlotten.
Zijn droom was een kloosterpij,
een kloostercel.
Zijn vader zag het weldra in.
Wat den jongen toch schelen
mag? en hij schudde bedenkelijk
het hoofd.
Maar hij wist het wel.
Een korten tijd stond hij tegen
God op, zich zeiven verbergend,
dat God zijn kind riep tot het
een benzine-belasting mogelijk en
nuttig zou zijn. Men heeft wellicht
de resultaten van de wegenbelasting
zoo gunstig geacht, dat men opnieuw
het wel aandurft nog weer bij den
automobilist aan te kloppen.
De mogelijkheid is echter geenszins
uitgesloten, dat men zich ditmaal
echter zal hebben misrekend, en dat
deze benzine-belasting zal blijken te
zijn het slachten van de kip, welke
de gouden eieren legde.
Daarbij dringt zich dan tevens de
vraag op of deze nieuwe belasting
moreel wel te verantwoorden is.
Zij zou immers nieuwe lasten voe
gen bij de vele, welke het automo
bilisme thans reeds belemmeren in
zijn normalen groei.
Zij zou een nieuwe belasting op
het vervoer beteekenen en dus recht
streeks indruischen tegen het maat
schappelijk welzijn van ons volk.
Zij zou de regeering de taak doen
overnemen van de vele gemeente
besturen, welke in hun tollen nog
een dankbaar middel zien tot stijving
van de gemeentekas, de tollen waar
tegen juist in den laatsten tijd met
volle medewerking van diezelfde re
geering een succesvolle strijd wordt
gevoerd.
Zij zou tenslotte een belangrijken
tak van handel treffen, welke even
zeer reeds den druk der moeilijke tij
den ondervindt als iedere andere,
Wie zich de moeite getroost om
eeus na te gaan welke bedragen de
eigenaar van een automobiel uit de
gemiddelde prijsklasse aan den fiscus
heeft te betalen, zal tot de erkenning
komen, dat daarmede de grens van
het billijke, practische en moreele
reeds lang is overschreden.
De berekening is hoogst eenvoudig;
men neme daarvoor slechts een auto
van f4000 en een gewicht van 1500 kg.
van een automobilist te Amsterdam.
Daarvoor moet ^betaald worden
aan invoerrechten 12 pet. is f480,
aan personeele belasting f336, aan
wegenbelasting f90, totaal f856.
Stelt men het gemiddelde verbruik
van een auto aan benzine op 1 liter
op de 5 K.M. en neemt men aan dat
een automobilist per jaar gemiddeld
20.000 K.M. aflegt, dan komt dat
neer op een verbruik van 4000 liter.
Bij eenwbenzinebelasting van 1 cent
per liter beteekent zulks dus een be
lasting van f40 per jaar.
Mocht dus juist zijn, dat de re
geering een benzinebelasting zal gaan
invoeren en dat die belasting 1 cent
per liter zou bedragen, dan zou dus
de eigenaar van een automobiel van
f4000 aan de schatkist betalen het
bedrag van bijna f900 of 22.50 pet.
Deze zeer eenvoudige berekening
toont wel duidelijk aan, hoe hoogst
onbillijk de aan de regeering toege
dichte invoering van een benzinebe
lasting is.
Ingekomen en vertrokken
personen
4 tot 11 Sept.
INGEKOMEN
H. M. A. Nabben, onderwijzeres,
Overloonsche weg 2 van Maasniel
M. G. Delaan, dienstbode. Hoen
derstraat 37 van Maashees
H. Lamers, verpleger, Stationsweg
32 van Asperden
A. M. J. Chorus, z.b., Groote
Straat 14 van Roermond
P. J. G. H. v.d. Ven, landbouwer,
Oirlo F 7 van Valburg
M. G. Vissers, dienstbode, Merselo
M 26 van Wanssum
J. Aerts, slager, Kerkpad 3 van
Blerik
P. Clement, onderwijzeres, Eind-
straat 8 van Eindhoven
A. Verstegen, dienstbode, Laag-
heidscheweg 1 van Bletick
Th. van Lierop, idem, Langeweg
9a van Venlo;
kloosterleven.
Maar hij was een waar christen
man van den ouden stempel,
wiens geloof in zijn werken blonk
en lachend zeide hij
Onze Lieve Heer heeft het
met mij wonder voor. Hij moet
alles hebben van me. Het meisje
heeft hij gehouden en de jongen
neemt Hij ook nog. Nu, Hij moet
het maar weten er. als de jongen
maar gelukkig is, dat is mij ge
noeg.
Wilhelm ging naar het klooster.
En vader verdubbelde zijn goe
de werken voor God en de armen.
Gods zegen bleef niet uit. Wil
helm werd een voorbeeldig pries
ter en kloosterling en de oude
vader was lange jaren getuige
van al het goede dat hij deed,
van den roep zijner talenten en
deugden, die hem overal voorop
ging en volgde.
Weldra werd hij doctor in de
godgeleerdheid en waardig bevon
den andere priesters en klooster
lingen naar woord, daad en voor
beeld te vormen.
Dien roem beleefde zijn vader
nog, toen stierf hij en vermaakte
in zijn testament zijn niet onaan
zienlijk vermogen tot liefdadige
doeleinden, terwijl een rijke mon
strans en een prachtige kelk zijn
aandenken in het klooster zoude
levendig houden.
Maar het klooster bezat een
anderen schat in Pater Lambertus.
Wordt vervolgd.