Tweede Blad "ran WP£BL EN MAAS" Schouw der Water- lossingen. Over „naoberschap" onder Venray. Ons oude Europa takelt ontstellend af. De puntjes op de i! Zomersproeten ver Lucifers. ZATERDAG 25 JULI 1931 Twee en Vijftigste Jaargang No. 30 Op 17 Augustus a.s. en volgende dagen zal wederom de jaarlijksche schouw der waterlossingen worden gehouden. Dit jaar is hec wegens den lagen waterstand eenieder moge lijk de beken goed te reinigen, den bodem te zuiveren en de beken op diepte te brengen. Er zal dan ook streng worden geschouwd, zoowel de beken zelve als den toestand der oevers tot op anderhalven meter breedte. Struikgewas, boomen, krib ben, dammen enz. moeten worden verwijderd. Ook de nieuw op de leggers geplaatste waterlossingen worden alle geschouwd. Niettegen staande daarop herhaaldelijk is ge wezen, blijven vele eigenaren hunne weilanden enz. met prikkeldraad af sluiten tot aan de beek, waardoor de schouw in hooge mate wordt belemmerd. De eigenaren zijn ver plicht te zorgen, dat er voldoende ruimte overblijft, is dit niet het geval, dan zal de puntdraad worden ver wijderd. Ten slotte wordt de aandacht van belanghebbenden er op gevestigd, dat ingevolge de Waterstaatswet 1900, zooais die thans is gewijzigd, niet alleen tegen nalatigen proces verbaal zal worden opgemaakt, doch tevens van gemeentewege op kosten van de nalatigen de waterlossingen zullen worden gereinigd en deze kosten onmiddellijk bij dwangbevel zullen worden ingevorderd overeen komstig de wet. Venray, 13 Juli 1931. De Burgemeester van Venray ves tigt de aandacht op artikel 21 van het Reglement op de waterlossingen in deze Provincie o.m. luidende als volgt Voör elke schouw zijn de onder houdsplichtigen verplicht a. de waterlossingen tot op den bodem te zuiveren van onkruid, waterplanten, biezen, ruigte, boomen en struiken, alsmede van wortels en overhangende takken, die den ge- regelden waterafvoer belemmeren of binnenkort zullen belemmeren. b. de oevers, waar deze zijn uit gezakt, ingestort of aangezand te herstellen en voorts de aarde, welke in de waterlossingen gevallen is, alsmede de grint en zandplaten en al hetgeen den geregelden afloop van het water zoude kunnen belem meren, daaruit te verwijderen. c. de waterlossingen te brengen op de vastgestelde diepte. Het is verboden bij die zuivering en ruiming het onkruid en de andere voorwerpen in de eerste zinsnede van dit artikel genoemd, in de water lossing te laten afdrijven. Deze voorwerpen moeten, evenals de uit de waterlossingen afkomstige aarde, zand en andere voor den waterafvoer hinderlijke zaken, daaruit opgehaald en op de wederzijdsche oevers op een afstand van minstens een meter van de waterlossing worden nedergelegd en weggevoerd. Venray, 13 Juli 1931. De Burgemeester van Venray vestigt de aandacht op artikel 39 van het Reglement op de waterlos- singen in Limburg. Hierbij is verboden a. binnen den afstand van één meter, gemeten uit den uitersten rand eener waterlossing, woon- of andere huizen, getimmerten of muren daar te stellen. b. binnen denzelfden afstand (dus binnen één meter) hagen langs de waterlossing te planten c. binnen den afstand van ander halven meter, gemeten als boven boomen of struikhout te planten, waaronder begrepen niet geschoren en opgaande hagen. d. binnen den afstand van één meter, als voormeld, aarde, zand, grind, puin- en mesthoopen langs de waterlossingen te leggen of te hebben, e. vaartuigen, boomen, hout, vlas, asch, puin of andere voorwerpen van dien aard in de waterlossingen neder te leggen of te hebben. De waterlossingen op eenigerlei wijze te vernauwen of te verondiepen. Terwijl volgens artikel 38 sub in de waterlossingen geen dammen, krib-, bat- of andere stroomkeerende of oeververdedigende werken mogen worden aangebracht. Venray. 13 Juli 1931. De Burgemeester van Venray, O. VAN DE LOO, In dit artikeltje willen we eens bijeen zetten, wat er van deze instel ling zoo nog leeft en geleefd heeft onder Venray, althans voor zoover we het hebben kunnen achterhalen, Voor de echte „alde Vencodse" hoe ven we dit eigenlijk niet te doen, want die zullen er vaak wel evenveel of sommigen misschien nog meer van weten dan wij zelf. Doch de laatste jaren zijn er zooveel vreemden in ons dorp komen wonen en bovendien de jongelui weten er dikwijls zoo weinij i van, dat 't voor hen toch allicht we belangwekkend zal zijn er eens iets van te hooren en wellicht leeren ze er tevens hun medemenschen, hun dorpsgenooten ook beter en grondiger door kennen. Het is vooral bij de groote gebeur tenissen in het leven Trouwen, Kinderen krijgen, 't ster ven van de naaste verwanten, dat de mensch behoefte heeft aan het meeleven van zijn omgeving, hetzij dat dit zich uit in mede-blijdschap, in hulpbetoon of in deelneming. Bij deze gelegenheden is 't dan ook voor al dat men allerwege oude volks gebruiken aantreft en dat men in onze streek de rechten en plichten opmerkt van de „naobere." De nabuurschap is 'n soort instel ling, berustende op ongeschreven, maar vrij strenge regels, welke vooral ten doel heeft op 't platteland 'n behoorlijke bijstand te bezorgen bij voorkomende gelegenheden. Het is een dier pracht overblijfselen, waar aan men zoo goed kan zien hoe in de kleinere dorpen en gehuchten alle mcnschen nog steeds om zoo te zeggen één groote familie vormen ze kennen elkaar allen bij voornaam, helpen elkaar waar ze kunnen, ze weten bijna alles van elkaar en leven in alles met elkaar mee. 't Meest gaat dit natuurlijk op bij de naaste buren, zoodat op die manier als vanzelf 'n vaste nabuur schap is ontstaan, welke door de eeuwen heen volgens vaste voor schriften haar taak bleef vervullen. Vaste voorschriften, berustend op der vaderen gewoonten en gebruiken, zóó ontstond bijna alle recht. Ook het middeleeuwsche landrecht was gebaseerd op 't oude „hercomen" en op de „costume" of gewoonte. En de meeste dezer voorschriften ont stonden in de „marken", deze oud- germaanscne instellingen, waar de samenleving op soortgelijke manier was geregeld als in onze tegenwoor dige buurtschappen. Dat zoodoende nog vele der bestaande gebruiken op oud-heidensch bijgeloof zijn terug te voeren, is geen wonder. En we meenen, dat dit ook niet zoo erg is, want gekerstend als de meeste dezer gebruiken reeds zijn van oudsher, leggen ze 'n mooie getuigenis af van de eenvoudig-diepe geloovigheid van het landvolk. En 't tikje te veel geloof zal zeker de eenvoudigen niet zooveel schaden als het te weinige geloof dit vele geleerden doet. Dat de armere van geest bij zijn natuur lijke gevoelens en indrukken zich vaak een tusschenbeide komen van hoogere machten voorstelt, voert hem juist zoo vanzelf tot 'n diép geloof aan en hoopvol betrouwen op Gods almacht en liefde. Doch hiermee dwalen we af. De nabuurschappen dan bestaan nog in 'n zeer groot deel van ons land en ook in andere landen, en veelal bestaan ze zelfs nog in talrijke kleinere steden en groote dorpen. Doch in hun meeste fleur vindt men ze natuurlijk op het platteland, waar de menschen nog sterk de behoefte gevoelen zich met de naastbij wonen den nauw aaneen te sluiten en zoo een samenleving te vormen waar heel moeilijk 'n nieuwigheid indringt. Taai houden ze vast aan wat „alzelève" zoo geweest is, dat is hun „plicht' en niet waaien ze mee met de eerste de beste Fransche of Engelsche modewind, zooals de stedeling dat doet. De meeste Venrayenaren weten trouwens wel, dat met 't „naoberen- wetboek" niet valt te spotten. Hoe groot de „naoberschap" moet zijn is niet vast bepaald, doch steeds wordt er voor gezorgd, dat men 'n voldoende aantal heeft, vooral voor 't dragen bij 'n begrafenis, dus min stens acht, doch gewoonlijk is 't man of tien. In 'n drukke buurt kan 't wel eens oploopen tot 12 15, vooral wanneer er naderhand nieuwe menschen tusschen komen wonen. In 'n afgezonderde buurt van 10 15 huizen, omvat ze gewoonlijk die heele buurt. Dat men z'n „naobere" naar beide kanten van het huis ge lijkelijk neemt is geen voorschrift, doch dit niet te doen kan soms wei eens als minder passend beschouwd worden. Het kiezen van de nabuurschap heeft plaats op een vaste manier. Is er een nieuw lid in 'n buurtschap gekomen, dan gaat hij al heel gauw bij z'n linker- en rechter-buurman met de vraag of ze er niets op tegen hebben, zijn „noste naobere" te zijn, hetgeen, voor zoover bekend, steeds aangenomen wordt. Bij achteraf wonenden zijn dit niet steeds de dichtst bijwonenden, doch wordi er ook naar gekeken, dat minstens één der z.g. naaste na buren kar en paard heeft, daar hier van soms gebruik moet gemaakt worden. Wat 't verder aantal buren betreft wordt er gewoonlijk ook rekening gehouden met 't aantal buren zooals de naastbij wonende dit heeft, terwijl als men in 'n oud huis trekt, daar reeds 'n buurtschap bij hoort. Wanneer nu het nieuwe buurtlid z'n huis wat op orde heeft, laat hij de heele buurt, voor zoover hij ze als „naobere" hebben wil „op de koffie" verzoeken. Van elk huisgezin trekken man en vrouw of een van beiden er naar toewie komt is „naober". wie wegblijft zonder geldige reden is 't niet. Als regel komen allen en krijgen er van 't beste, wat de nieuw bijgekomene in huis heeft. Wegblijven wordt vanzelf zeer kwalijk genomen, evenals het over slaan van een der in de rij wonende buren. Allebei wordt 't aangezien als n bewijs van openlijke vijandschap en niet licht kan 'n dergelijke onge hoorde daad weer goed gemaakt worden. Onder de boeren is 't nog gebrui kelijk, dat 'n nieuwe buurman wordt .ingehaald." De geheele „naober schap" van het huis waar de nieuwe boer in zal trekken (er wordt ver ondersteld dat deze die nabuurschap wel zal aanhouden) gaat met de kar de nieuwe buurman verhuizen. Op heele rij karren wordt hij dan met z'n hebben en houden, met „bed en bult" versjouwd, terwijl op de laatste kar boveDop *n groote hei bezem uitsteekt, ten teeken dat 't huis, waar hij is uitgetrokken, schoongeveegd is, 'n Eind achter deze rij komt een der beide „noste naobere" met de Zondagsche huifkar, waarop hij vrouw en kinderen naar de nieuwe woning brengt Of het hier nog soms voorkomt dat de buurmeisjes uit hoofde van „naoberschap" 't huis schoonmaken, kunnen we niet zeker zeggen, maar algemeen is 't elk geval niet. Op vele plaatsen echter o.a. in de Achter hoek en elders is dit wel 't geval en zit er voor deze meisjes zelfs nog een inttrekkingsmaal aan vast. Ook in de Meierij heeft men nog dergelijke gebuiken, waarbij o.a. ook vaak 'n peperkoek in de voordeur wordt gehangen. W. J. Het lijkt er sterk op, of Europa te oud en afgetakeld is om weer gezond te worden. Ons werelddeel stort maar van de eene ontreddering in de andere. Er was vier jaar lang een onge kende menschenslachting. Gevolgd door meer dan twaalf jaren vrede, die bijna even erg zijn geweest, als de oorlog zelf. En nu zitten we te kijken met millioenen Werkloozen, Opstandigen, Ontevredenen, Ontaarden, Van het Christendom losgeslage- nen. Eenige teekenen En met problemen, die onoplos baar lijken. Het sterkste bewijs, hoe verkeerd alles geregeld is, bestaat wel in het aan ieder bekende feit, dat er over vloed aan alles is en toch het mee- rendeel der menschheid ie kort komt, Er is voedsel, meer dan de men schen noodig hebben. Er zijn bouwterreinen en andere materialen voldoende om iedereen een geriefelijke, gezonde, vroolijke en frissche woning te verschaffen. Er is kleeding, meer dan de maga zijnen verkoopen kunnen en zeker genoeg om allen behoorlijk gekleed te doen gaan. En dan hebben we toch wel de drie voornaamste levenseischen ver vuld als we hebbenvoldoende voedsel, een geriefelijke woning en behoorlijke kleeding en we mogen dus niet zeggen, dat de tegenwoordige inrichting der maatschappij onvol doende is om deze drie eerst-noodige levensbehoeften te bevredigen. Maar behalve dat zijn er Boeken, meer dan wel goed is Bier en wijn en genotmiddelen voldoende om er allen een maagziekte van te halen Rijwielen, auto's, radio's n haast dan wel goed is. En toch klaagt de heele wereld steen en been Zuchten landen en volken, steden en dorpen, onder al maar zwaarder lasten en staan we, zouden zeggen, vlak voor ons totaal bankroet, De oorzaak? De mensch natuurlijk De mensch, die voortbrengt en tot stand brengt, zwoegt en arbeidt, doch die niet gevolgd heeft de eeuwige wetten der natuur en der zedeleer en nu gestraft wordt voor die afwijking door een al maar groeiende chaoti sche verwarring. Naar den ondergang der Maatschappij. Waar het heen moet Dat is niet zoo moeilijk te voor spellen. Het loopt uit regelrecht op den algeheelen ondergang der tegen woordige maatschappij, tenzij zij, die te veel hebben onverwijld en vrij willig zullen afstaan aan hen, die te weinig hebben. En omdat van de honderd bezit ters er negen en negentig ten koste van alles, ook bezitters willen blijven, en niet vrijwillig zuilen afstaan, wat ze teveel hebben, daarom krijgen we de chaos. Het kan meer of minder lang duren nog tien, nog twintig, nog honderd jaar misschien, maar even goed morgen plaats grijpen. Een kleine illustratie. Lees onderstaande en ge hebt een beeld van hoe het in Nederland zelfs hier en daar is. In Nederland, dat we toch nog houden voor een der landen, die het minst zijn aangevreten door de moderne kwalen. En dit stukje is niet uit „Het Volk" of „de Voorwaarts" of de .Tribune", dit stukje is geknipt uit de St. Jansklokken van 27 Juni 1931 „Ergens in ons land, ik zal de plaats maar niet noemen, bestaat een zoogenaamd „villa-park", dat men gerust kan beschouwen als „ge- comprimeerden welstand." Daar staan 10 villa's van een ge middelde waarde van f 70.000, alle eigendom der bewoners. In deze 10 villa's wonen 9 echt paren en één weduwe. In deze villa's telt men 32 man personeel, dus gemiddeld ruim 3 per villa 13 auto's en 4 luxe-paarden hoeveel katten en honden daar zijn, heb ik niet kunnen achterhalen. Van de luxueuse aankleeding en meubileering, die bij sommige bewo ners nog grootere waarde vertegen woordigd dan de huizen zelf, wil ik maar niet spreken. Sommigen zijn eenmaal gehuwd en nog in het ge lukkig bezit van hun eerste vrouw anderen hebben hun tweede of derde zoogenaamde „echt-vriendin", terwijl de eerste of tweede nog leeft. Mijnheer van villa A heeft 'n hei melijke vriendin op villa 3 Mevrouw van villa C heeft een dito vriend op villa D. Mijnheer van villa E betaalt bovendien nog kamers voor 'n sup plementair iemand in de stad... En in die 10 villa's telt men zegge en schrijven 2 kinderen, tenminste op naam, en één van deze twee is „eeuwige student" op een van onze universiteiten Een schril beeld van onzen ver worpen tijd. Een ontreddering van alle maat- schappijke verhoudingen maar nog een veel grootere ontreddering van alle zedelijke grondslagen, die aan de maatschappelijke zijn voorafge gaan. Het eenige redmiddel. Wat te doen Terug, terug, zoodra mogelijk terug tot het oude voorvaderlijke geloof met zijn strenge eischen en sobere levenswijze. Een katholiek herstel is alom wer kende en doende, doch de aanblik van geheel de verheidenschte wereld van hoog tot laag en van Noord tot Zuid en Oost tot West zou den moed doen verliezen, als een sterk geloof den moed zou kunnen ver hezen. Bidden wij, vechten wij allen mee om de overwinning, want de strijd zal zonder twijfel zwaar zijn en niet worden gewonnen dan door bittere offers. blijkt wel hoe ze telkens, als vliegen op de stroop, d r op afloopen om er zich aan te vergapen en, wat erger is, ze op zich te laten inwerken), dan vraagt men zich toch met eenige ontzetting af: zullen ze daar nu koud onder blijven Zullen ze daar nou geen last van krijgen in hun lichaams- en gemoedsleven? Moet dat allemaal geen aanleiding geven, dat er tusschen de jongens en meisjes van dien leeftijd al verhoudingen, verlangens, vrijheden ontstaan, gelijk die toch altijd maar weer opnieuw worden voorgedaan of heimelijk met een enkel gebaar worden aangegeven op de platen en de films We herhalen wat we reeds méér schrevenhet geregeld zien van dergelijke films is een groot bederf voor onze opgroeiende jongens en meisjes, die toch de huisvaders en huismoeders der toekomst moeten worden... Er is weinig geld, wat zoo abso luut wordt weggegooid en verkeerd besteed, als om die pest te gaan zien Maar geld stinkt niet, anders.. Droevig einde. Maude Hall werd enkele jaren ge leden onder 50.000 schoonheden tot schoonheidskoningin geproclameerd. Fransch graaf dong naar haar hand'n Indisch prins schonk haar paarlen en robijnen en de groote verleidsters der moderne Eva's de bioscoopondernemers brachten haar 't hoofd op hol. Ze ïs nu 29 jaar en heeft in haar zotte ijdelheid uit 'n Londensch Modehuis niet minder dan 118 costumes gestolen Ze kreeg 3 maanden en de rechter gaf haar den raad, in de eenzame cel eens na te denken over het niets waardige van den modernen sier. *t Gaat hier gelijk in zooveel andere gevallen. Die eigenlijk achter slot en grendel hoorden, gaan vrij door met hun verfijnde verleiding óm nieuwe slachtoffers te maken. En ze blijven zich „Heeren" noemen Toegankelijk boven 18 jaar.,. „Toegankelijk boven 18 jaar" staat soms aangegeven bij een voorstelling of film, welke, we herhalen, wat we reeds meermalen schreven, niet afge- keur is, wat natuurlijk nog volstrekt niet „toegankelijk boven 18 jaar," dat het zien van hetzelfde is als goedgekeurd. Wil dat nu zeggen zulk een voorstelling of film voor personen boven 18 jaar heelemaal geen kwaad meer kan Ziedaar juist de groote fout of wel de wet ver onderstelt die personen reeds rijp genoeg, om dingen te zien of te hooren, welke eigenlijk pas voor leeftijd van 22—25 enz. begrijpelijk moesten zijn, ofwel de wet laat toe, dat die personen boven 18 jaar maar gauw zoo rijp moeten worden, als ze het nog niet zijn, hoewel het hun nog heelemaal niet dient. Als een staaltje, wat we eigenlijk bedoelen, schrijven we hier af eenige regels, welke we vonden in een aan beveling, om een zekere film te gaan zien„de handelingen geschieden in den tegenwoordigen tijd te New- York, waar groote spanning heerscht onder de bezoekers van het Clover- café een der beruchtste misdadigers- nachtclubs van die plaats" enz. „Freeda, een ruwe apachenmeid, die Bennie altijd oprecht heeft liefgehad heeft zich tijdens Bennie's gevangen schap om vergetelheid te zoeken, met Monk afgegeven, die thans leider is van Bennie's bende" „het verdere gedeelte der film toont ons dan tafereelen, afgewisseld door scènes van vurige liefde maar ook van grooten haat, zooals men deze slechts in de films uit de misdadigers wereld te zien krijgt. Interessant is het kroegleven en boeiend het spel" enz. Het lust ons niet, om de verdere walgelijke opsnóeverij, alsof deze film natuurlijk nou de beste is, die ooit vertoond werd, dat zeggen ze iedere week trouwens!) nog meer af te schrijven. Wat we overschreven, is trouwens duidelijk genoeg. Dat moeten dus jongens en meisjes boven de 18 jaar dan (iedere week) gaan zienEn als men dan de platte ordinaire, achterbuurt-platen ziet, welke dat allemaal moeten illustreeren en die moeten dienen, om de jongens en meisjes te lokken (en dat het lukt, niets bestond iets Wat de menschen van „de Dageraad moeten gelooven 1. Ik geloof dat er in het begin niets was. 2. Uit dit en wel „vuur". 3. Dat vuur verwekte stoom. De verdikking van dien stoom werd water. 4. Toen het vuur uitdoofde werd het steen en aarde. 5. Toen de aarde moe was van onvruchtbaar te zijn, maakte ze zand, struiken en planten. 6. Toen de wateren moe waren onbevolkt te zijn, maakten zij oesters en allerlei visch. 7. Toen eenige oesters, op het strand gegooid en niet terug in het water konden geraken, moe waren van daar te blijven liggen in de zon, verlangden zij vurig pooten en kop, en kregen ze van zelf. De kleine oester met pooten en kop, moe van er nog zoo oester achtig uit te zien, en oesters van vooruitgang zijnde, werden zoog dieren en andere, die verlangend uitkeken naar de lucht, evenals de gebroeders Wright en Jan Olieslagers, kregen vleugelen en werden vogels 9. Onder de zoogdieren, was er een slimmer dan de andere, dat den naam kreeg van aap, 10. In een strijd tusschen den vos en den aap, verloor deze laatste zijn staart. 11. Toen de aap zijn staart kwijt was, kon hij er niet meer mede aan de boomen blijven hangen, en hij ging sedert rechtop, op zijn achterste pooten 12. Het merg van den staart ging nu naar den kopverbeterde de hersenen, gaf aan den aap verstand en taal, en nu was het een mensch En ieder nu, die niet gelooft, dat zijn grootvader een aap was, zijn overgrootvader een oester en zijn aartvader niets, die is geen vrijdenker, die is maar een domkop.... Men zegge het voort. En dat in onzen tijd... Een landheer van deftigen huize en met klinkenden naam had een pachter, waarmede een pacht'contract voor een hoeve was aangegaan, dat zooveel en zulke bepalingen inhield, dat het een onmogelijkheid werd voor den pachter die na te komen' De pachter, vader van acht aanko mende kinderen, die behalve met de benauwde omstandigheden nog al te kampen had met tegenvallers, kon na een 4-jarig verblijf zijn financleeie verplichtingen tegenover zijn pacht heer niet meer na komen. Het gevolg was dat de pachter met zijn groot gezin van huis en erf verdreven werd en alles wat hem was overgebleven publiek werd verkocht. Hij bezat nog eenig onroerend goed dat tege lijkertijd onder den hamer doorging, terwijl een oude vader, die borp was gebleven, mede naar den afgronc werd getrokken. De pachter had bij het ingebruik nemen der hoeve 22 stuks melkvee en alles, alles wat hij bezat is weg. Hier werd een nijver man tot den bedelstaf gebracht, doordat een hartvochtige, niets ontziende land- heer bepalingen trof, waardoor hij pachtcontract op zak en met behulp der wet, die voor hem gunstig was, zonder eenige wroeging niets ris keerde, maar den laatsten cent uit het zweet van des pachters arbeid verkreeg. Behoeft het dan verwondering, dat ook onder de boeren zich een haat begint te openbaren tegen het bezit, dat wel oogst maar niet zaait, terwijl voor den noesten werker amper een mager stuk brood over blijft Komt moer voor I Een jong vrouwtje, sedert kort getrouwd, kreeg op 'n morgen woor den met haar keuken-prinses. De twist liep zóó hoog, dat deze, alles in den steek latend, de deur uit liep. De onthutste dame wist nu niet, wat aan te vangen, want... manlief moest nog ontbijten Maar deze bleef kalm. Schat je, zei hij, raak toch niet van streek om zoo'n nietigheid bak zelf het biefstukje en koffie is in een oogenblik gezet. Maar, o ramp, dat kon ze niet ze kon geen biefstuk bakken en ook geen koffie zetten, ze moest 't tot liaar schande bekennen. Zoo kunt ge dat nog niet 1 hernam de verbaasde echtgenoot. Nu, dan moet ge maar naar uw moeder terug, totdat ge de keuken hebt geleerd. Ik ga dan zoolang wel in een kosthuis. Zeo gezegd, zoo gedaan... Het onkundig vrouwtje komt terug bij haar moeder, die nog vier andere huwbare dochters bij zich had. De eerste zat een roman te lezen de tweede speelde plano de derde zat te borduren en nummer vier kwam juist thuis van de tennis club Nauwelijks vernamen zij, waarom de getrouwde zus naar het ouderlijk huis was teruggezonden, of ze liepen als hazen naar de keuken en stonden daar voortaan van den morgen tot den avond met opgestroopte mouwen te werken. Gij begrijpt om welke reden... Een goede les voor onze moderne moeders, die niet graag eenzelfde avontuurtje met hare dochters zouden beleven en vooral voor onze jonge meisjes, die niet gaarne ongehuwd willen blijven en toch ook niet veel gevoelen voor een ongelukkig huwe lijk. Goeden dag, vriend We hebben het voorheen reeds verhaald, die ontmoeting van den godvruchtigen pater Tauler met den heiligen bedelaar. Maar dat feitje is zoo mooi en leerzaam, dat wij het nog eens in de verbeelding van onze lezers willen teruproepen. Pater Joannes Tauler, had naar hij zelf verhaalt, God vele jaren ge beden om iemand, die hem het ware geestelijk leven zou leeren. Op zekeren dag nu hoorde hij een stem, die hem zeide Ga naar die en die kerkdaar zult gij vinden, wat gij zoekt. Hij ging er naar toe, en vond aan de deur een bedelaar zonder schoenen aan de voeten en geheel haveloos. Goeden dag, vriend, sprak hij hem toe. Meneer, antwoordde de bede laar, ik kan me niet herinneren ooit een kwaden dag gehad te hebben. Welnu, God schenke u een gelukkig leven, hernam de Pater. Maar ik ben nimmer ongeluk kig geweest. Luister, vader, zoo ging hij voort, ik zeg niet zonder reden, dat ik nooit een kwaden dag gehad hebwant heb ik honger, ik loof Godsneeuwt het of regent het, ik zegen Hem word ik" veracht of verstooten, of moet ik een andere kwelling verduren, ik zal er mijn God altijd voor verheerlijken. Ik zei ook, dat ik nooit ongelukkig ben geweest, en ook dit is waar. Ik heb mij namelijk eigen gemaakt, mijn wil in alles zonder voorbehoud te onder werpen aan den Wil van God. Ik neem dan ook alles, wat mij over komt, hetzij zoet of bitter, met blijd schap uit Gods handen aan ik be schouw het als voor mij het beste. Ziedaar, vader, mijn geluk. Is dat geen welsprekende les voor ons, om immer ons te vereenigen met den H. Wil van God? dwijnen in korten tijd geheel door Sprutol. gij alle Drogisten Pot 90 ct.. Tube 50 ct. Zeep 60 ct. als een alleenheerscher en met Het heeft wel bijeonder lang ge duurd voor en aleer de menschen er achter waren, hoe op een zoo een voudige wijze als door middel van een lucifer vuur kon worden ver kregen. We vinden niets zoo een voudig als we een doosje lucifers eenmaal in handen hebben. En het is zelfs al niet meer het gemakkelijkst. Dat zien we aan de automatische en electrische aanstekers, welke wel zooveel moderner zijn. maar het toch menigmaal tegen de beproefde en secuurder lucifer moeten afleggen. Een luxe doosje voor de vertrouwde

Peel en Maas | 1931 | | pagina 7