Tweede Blad "ran WP£BL EN MAAS"
Schouw der Water-
lossingen.
Over „naoberschap"
onder Venray.
Ons oude Europa
takelt ontstellend af.
De puntjes op de i!
Zomersproeten ver
Lucifers.
ZATERDAG 25 JULI 1931
Twee en Vijftigste Jaargang No. 30
Op 17 Augustus a.s. en volgende
dagen zal wederom de jaarlijksche
schouw der waterlossingen worden
gehouden. Dit jaar is hec wegens
den lagen waterstand eenieder moge
lijk de beken goed te reinigen, den
bodem te zuiveren en de beken op
diepte te brengen. Er zal dan ook
streng worden geschouwd, zoowel
de beken zelve als den toestand der
oevers tot op anderhalven meter
breedte. Struikgewas, boomen, krib
ben, dammen enz. moeten worden
verwijderd. Ook de nieuw op de
leggers geplaatste waterlossingen
worden alle geschouwd. Niettegen
staande daarop herhaaldelijk is ge
wezen, blijven vele eigenaren hunne
weilanden enz. met prikkeldraad af
sluiten tot aan de beek, waardoor
de schouw in hooge mate wordt
belemmerd. De eigenaren zijn ver
plicht te zorgen, dat er voldoende
ruimte overblijft, is dit niet het geval,
dan zal de puntdraad worden ver
wijderd. Ten slotte wordt de aandacht
van belanghebbenden er op gevestigd,
dat ingevolge de Waterstaatswet
1900, zooais die thans is gewijzigd,
niet alleen tegen nalatigen proces
verbaal zal worden opgemaakt, doch
tevens van gemeentewege op kosten
van de nalatigen de waterlossingen
zullen worden gereinigd en deze
kosten onmiddellijk bij dwangbevel
zullen worden ingevorderd overeen
komstig de wet.
Venray, 13 Juli 1931.
De Burgemeester van Venray ves
tigt de aandacht op artikel 21 van
het Reglement op de waterlossingen
in deze Provincie o.m. luidende als
volgt
Voör elke schouw zijn de onder
houdsplichtigen verplicht
a. de waterlossingen tot op den
bodem te zuiveren van onkruid,
waterplanten, biezen, ruigte, boomen
en struiken, alsmede van wortels en
overhangende takken, die den ge-
regelden waterafvoer belemmeren of
binnenkort zullen belemmeren.
b. de oevers, waar deze zijn uit
gezakt, ingestort of aangezand te
herstellen en voorts de aarde, welke
in de waterlossingen gevallen is,
alsmede de grint en zandplaten en
al hetgeen den geregelden afloop
van het water zoude kunnen belem
meren, daaruit te verwijderen.
c. de waterlossingen te brengen
op de vastgestelde diepte.
Het is verboden bij die zuivering
en ruiming het onkruid en de andere
voorwerpen in de eerste zinsnede
van dit artikel genoemd, in de water
lossing te laten afdrijven.
Deze voorwerpen moeten, evenals
de uit de waterlossingen afkomstige
aarde, zand en andere voor den
waterafvoer hinderlijke zaken, daaruit
opgehaald en op de wederzijdsche
oevers op een afstand van minstens
een meter van de waterlossing worden
nedergelegd en weggevoerd.
Venray, 13 Juli 1931.
De Burgemeester van Venray
vestigt de aandacht op artikel 39
van het Reglement op de waterlos-
singen in Limburg.
Hierbij is verboden
a. binnen den afstand van één
meter, gemeten uit den uitersten rand
eener waterlossing, woon- of andere
huizen, getimmerten of muren daar
te stellen.
b. binnen denzelfden afstand (dus
binnen één meter) hagen langs de
waterlossing te planten
c. binnen den afstand van ander
halven meter, gemeten als boven
boomen of struikhout te planten,
waaronder begrepen niet geschoren
en opgaande hagen.
d. binnen den afstand van één
meter, als voormeld, aarde, zand,
grind, puin- en mesthoopen langs de
waterlossingen te leggen of te hebben,
e. vaartuigen, boomen, hout, vlas,
asch, puin of andere voorwerpen van
dien aard in de waterlossingen neder
te leggen of te hebben.
De waterlossingen op eenigerlei
wijze te vernauwen of te verondiepen.
Terwijl volgens artikel 38 sub
in de waterlossingen geen dammen,
krib-, bat- of andere stroomkeerende
of oeververdedigende werken mogen
worden aangebracht.
Venray. 13 Juli 1931.
De Burgemeester van Venray,
O. VAN DE LOO,
In dit artikeltje willen we eens
bijeen zetten, wat er van deze instel
ling zoo nog leeft en geleefd heeft
onder Venray, althans voor zoover
we het hebben kunnen achterhalen,
Voor de echte „alde Vencodse" hoe
ven we dit eigenlijk niet te doen,
want die zullen er vaak wel evenveel
of sommigen misschien nog meer van
weten dan wij zelf. Doch de laatste
jaren zijn er zooveel vreemden in ons
dorp komen wonen en bovendien de
jongelui weten er dikwijls zoo weinij i
van, dat 't voor hen toch allicht we
belangwekkend zal zijn er eens iets
van te hooren en wellicht leeren ze
er tevens hun medemenschen, hun
dorpsgenooten ook beter en grondiger
door kennen.
Het is vooral bij de groote gebeur
tenissen in het leven
Trouwen, Kinderen krijgen, 't ster
ven van de naaste verwanten, dat
de mensch behoefte heeft aan het
meeleven van zijn omgeving, hetzij
dat dit zich uit in mede-blijdschap,
in hulpbetoon of in deelneming. Bij
deze gelegenheden is 't dan ook voor
al dat men allerwege oude volks
gebruiken aantreft en dat men in
onze streek de rechten en plichten
opmerkt van de „naobere."
De nabuurschap is 'n soort instel
ling, berustende op ongeschreven,
maar vrij strenge regels, welke vooral
ten doel heeft op 't platteland 'n
behoorlijke bijstand te bezorgen bij
voorkomende gelegenheden. Het is
een dier pracht overblijfselen, waar
aan men zoo goed kan zien hoe in
de kleinere dorpen en gehuchten alle
mcnschen nog steeds om zoo te
zeggen één groote familie vormen
ze kennen elkaar allen bij voornaam,
helpen elkaar waar ze kunnen,
ze weten bijna alles van elkaar en
leven in alles met elkaar mee.
't Meest gaat dit natuurlijk op bij
de naaste buren, zoodat op die
manier als vanzelf 'n vaste nabuur
schap is ontstaan, welke door de
eeuwen heen volgens vaste voor
schriften haar taak bleef vervullen.
Vaste voorschriften, berustend op
der vaderen gewoonten en gebruiken,
zóó ontstond bijna alle recht. Ook
het middeleeuwsche landrecht was
gebaseerd op 't oude „hercomen" en
op de „costume" of gewoonte. En
de meeste dezer voorschriften ont
stonden in de „marken", deze oud-
germaanscne instellingen, waar de
samenleving op soortgelijke manier
was geregeld als in onze tegenwoor
dige buurtschappen. Dat zoodoende
nog vele der bestaande gebruiken
op oud-heidensch bijgeloof zijn terug
te voeren, is geen wonder. En we
meenen, dat dit ook niet zoo erg is,
want gekerstend als de meeste dezer
gebruiken reeds zijn van oudsher,
leggen ze 'n mooie getuigenis af van
de eenvoudig-diepe geloovigheid van
het landvolk. En 't tikje te veel
geloof zal zeker de eenvoudigen niet
zooveel schaden als het te weinige
geloof dit vele geleerden doet. Dat
de armere van geest bij zijn natuur
lijke gevoelens en indrukken zich
vaak een tusschenbeide komen van
hoogere machten voorstelt, voert hem
juist zoo vanzelf tot 'n diép geloof
aan en hoopvol betrouwen op Gods
almacht en liefde.
Doch hiermee dwalen we af.
De nabuurschappen dan bestaan
nog in 'n zeer groot deel van ons
land en ook in andere landen, en
veelal bestaan ze zelfs nog in talrijke
kleinere steden en groote dorpen.
Doch in hun meeste fleur vindt men
ze natuurlijk op het platteland, waar
de menschen nog sterk de behoefte
gevoelen zich met de naastbij wonen
den nauw aaneen te sluiten en zoo
een samenleving te vormen waar heel
moeilijk 'n nieuwigheid indringt. Taai
houden ze vast aan wat „alzelève"
zoo geweest is, dat is hun „plicht'
en niet waaien ze mee met de eerste
de beste Fransche of Engelsche
modewind, zooals de stedeling dat
doet.
De meeste Venrayenaren weten
trouwens wel, dat met 't „naoberen-
wetboek" niet valt te spotten.
Hoe groot de „naoberschap" moet
zijn is niet vast bepaald, doch steeds
wordt er voor gezorgd, dat men 'n
voldoende aantal heeft, vooral voor
't dragen bij 'n begrafenis, dus min
stens acht, doch gewoonlijk is 't
man of tien. In 'n drukke buurt kan
't wel eens oploopen tot 12 15,
vooral wanneer er naderhand nieuwe
menschen tusschen komen wonen.
In 'n afgezonderde buurt van 10
15 huizen, omvat ze gewoonlijk die
heele buurt. Dat men z'n „naobere"
naar beide kanten van het huis ge
lijkelijk neemt is geen voorschrift,
doch dit niet te doen kan soms wei
eens als minder passend beschouwd
worden.
Het kiezen van de nabuurschap
heeft plaats op een vaste manier. Is
er een nieuw lid in 'n buurtschap
gekomen, dan gaat hij al heel gauw
bij z'n linker- en rechter-buurman
met de vraag of ze er niets op tegen
hebben, zijn „noste naobere" te zijn,
hetgeen, voor zoover bekend, steeds
aangenomen wordt.
Bij achteraf wonenden zijn dit
niet steeds de dichtst bijwonenden,
doch wordi er ook naar gekeken,
dat minstens één der z.g. naaste na
buren kar en paard heeft, daar hier
van soms gebruik moet gemaakt
worden. Wat 't verder aantal buren
betreft wordt er gewoonlijk ook
rekening gehouden met 't aantal
buren zooals de naastbij wonende
dit heeft, terwijl als men in 'n oud
huis trekt, daar reeds 'n buurtschap
bij hoort.
Wanneer nu het nieuwe buurtlid
z'n huis wat op orde heeft, laat hij
de heele buurt, voor zoover hij ze
als „naobere" hebben wil „op de
koffie" verzoeken. Van elk huisgezin
trekken man en vrouw of een van
beiden er naar toewie komt is
„naober". wie wegblijft zonder geldige
reden is 't niet. Als regel komen allen
en krijgen er van 't beste, wat de
nieuw bijgekomene in huis heeft.
Wegblijven wordt vanzelf zeer
kwalijk genomen, evenals het over
slaan van een der in de rij wonende
buren. Allebei wordt 't aangezien als
n bewijs van openlijke vijandschap
en niet licht kan 'n dergelijke onge
hoorde daad weer goed gemaakt
worden.
Onder de boeren is 't nog gebrui
kelijk, dat 'n nieuwe buurman wordt
.ingehaald." De geheele „naober
schap" van het huis waar de nieuwe
boer in zal trekken (er wordt ver
ondersteld dat deze die nabuurschap
wel zal aanhouden) gaat met de kar
de nieuwe buurman verhuizen. Op
heele rij karren wordt hij dan
met z'n hebben en houden, met „bed
en bult" versjouwd, terwijl op de
laatste kar boveDop *n groote hei
bezem uitsteekt, ten teeken dat 't
huis, waar hij is uitgetrokken,
schoongeveegd is, 'n Eind achter
deze rij komt een der beide „noste
naobere" met de Zondagsche huifkar,
waarop hij vrouw en kinderen naar
de nieuwe woning brengt
Of het hier nog soms voorkomt
dat de buurmeisjes uit hoofde van
„naoberschap" 't huis schoonmaken,
kunnen we niet zeker zeggen, maar
algemeen is 't elk geval niet. Op
vele plaatsen echter o.a. in de Achter
hoek en elders is dit wel 't geval
en zit er voor deze meisjes zelfs nog
een inttrekkingsmaal aan vast. Ook
in de Meierij heeft men nog dergelijke
gebuiken, waarbij o.a. ook vaak 'n
peperkoek in de voordeur wordt
gehangen.
W. J.
Het lijkt er sterk op, of Europa
te oud en afgetakeld is om weer
gezond te worden.
Ons werelddeel stort maar van de
eene ontreddering in de andere.
Er was vier jaar lang een onge
kende menschenslachting.
Gevolgd door meer dan twaalf
jaren vrede, die bijna even erg zijn
geweest, als de oorlog zelf.
En nu zitten we te kijken met
millioenen
Werkloozen,
Opstandigen,
Ontevredenen,
Ontaarden,
Van het Christendom losgeslage-
nen.
Eenige teekenen
En met problemen, die onoplos
baar lijken.
Het sterkste bewijs, hoe verkeerd
alles geregeld is, bestaat wel in het
aan ieder bekende feit, dat er over
vloed aan alles is en toch het mee-
rendeel der menschheid ie kort komt,
Er is voedsel, meer dan de men
schen noodig hebben.
Er zijn bouwterreinen en andere
materialen voldoende om iedereen
een geriefelijke, gezonde, vroolijke en
frissche woning te verschaffen.
Er is kleeding, meer dan de maga
zijnen verkoopen kunnen en zeker
genoeg om allen behoorlijk gekleed
te doen gaan.
En dan hebben we toch wel de
drie voornaamste levenseischen ver
vuld als we hebbenvoldoende
voedsel, een geriefelijke woning en
behoorlijke kleeding en we mogen
dus niet zeggen, dat de tegenwoordige
inrichting der maatschappij onvol
doende is om deze drie eerst-noodige
levensbehoeften te bevredigen.
Maar behalve dat zijn er
Boeken, meer dan wel goed is
Bier en wijn en genotmiddelen
voldoende om er allen een maagziekte
van te halen
Rijwielen, auto's, radio's n
haast dan wel goed is.
En toch klaagt de heele wereld
steen en been
Zuchten landen en volken, steden
en dorpen, onder al maar zwaarder
lasten en staan we, zouden
zeggen, vlak voor ons totaal bankroet,
De oorzaak?
De mensch natuurlijk
De mensch, die voortbrengt en tot
stand brengt, zwoegt en arbeidt, doch
die niet gevolgd heeft de eeuwige
wetten der natuur en der zedeleer en
nu gestraft wordt voor die afwijking
door een al maar groeiende chaoti
sche verwarring.
Naar den ondergang der
Maatschappij.
Waar het heen moet
Dat is niet zoo moeilijk te voor
spellen. Het loopt uit regelrecht op
den algeheelen ondergang der tegen
woordige maatschappij, tenzij zij, die
te veel hebben onverwijld en vrij
willig zullen afstaan aan hen, die te
weinig hebben.
En omdat van de honderd bezit
ters er negen en negentig ten koste
van alles, ook bezitters willen blijven,
en niet vrijwillig zuilen afstaan, wat
ze teveel hebben, daarom krijgen we
de chaos.
Het kan meer of minder lang
duren nog tien, nog twintig, nog
honderd jaar misschien, maar even
goed morgen plaats grijpen.
Een kleine illustratie.
Lees onderstaande en ge hebt een
beeld van hoe het in Nederland zelfs
hier en daar is.
In Nederland, dat we toch nog
houden voor een der landen, die het
minst zijn aangevreten door de
moderne kwalen.
En dit stukje is niet uit „Het
Volk" of „de Voorwaarts" of de
.Tribune", dit stukje is geknipt uit
de St. Jansklokken van 27 Juni 1931
„Ergens in ons land, ik zal de
plaats maar niet noemen, bestaat
een zoogenaamd „villa-park", dat
men gerust kan beschouwen als „ge-
comprimeerden welstand."
Daar staan 10 villa's van een ge
middelde waarde van f 70.000, alle
eigendom der bewoners.
In deze 10 villa's wonen 9 echt
paren en één weduwe.
In deze villa's telt men 32 man
personeel, dus gemiddeld ruim 3 per
villa 13 auto's en 4 luxe-paarden
hoeveel katten en honden daar zijn,
heb ik niet kunnen achterhalen.
Van de luxueuse aankleeding en
meubileering, die bij sommige bewo
ners nog grootere waarde vertegen
woordigd dan de huizen zelf, wil ik
maar niet spreken. Sommigen zijn
eenmaal gehuwd en nog in het ge
lukkig bezit van hun eerste vrouw
anderen hebben hun tweede of derde
zoogenaamde „echt-vriendin", terwijl
de eerste of tweede nog leeft.
Mijnheer van villa A heeft 'n hei
melijke vriendin op villa 3 Mevrouw
van villa C heeft een dito vriend op
villa D.
Mijnheer van villa E betaalt
bovendien nog kamers voor 'n sup
plementair iemand in de stad...
En in die 10 villa's telt men zegge
en schrijven 2 kinderen, tenminste
op naam, en één van deze twee is
„eeuwige student" op een van
onze universiteiten
Een schril beeld van onzen ver
worpen tijd.
Een ontreddering van alle maat-
schappijke verhoudingen maar nog
een veel grootere ontreddering van
alle zedelijke grondslagen, die aan
de maatschappelijke zijn voorafge
gaan.
Het eenige redmiddel.
Wat te doen
Terug, terug, zoodra mogelijk terug
tot het oude voorvaderlijke geloof
met zijn strenge eischen en sobere
levenswijze.
Een katholiek herstel is alom wer
kende en doende, doch de aanblik
van geheel de verheidenschte wereld
van hoog tot laag en van Noord tot
Zuid en Oost tot West zou den
moed doen verliezen, als een sterk
geloof den moed zou kunnen ver
hezen.
Bidden wij, vechten wij allen mee
om de overwinning, want de strijd
zal zonder twijfel zwaar zijn en niet
worden gewonnen dan door bittere
offers.
blijkt wel hoe ze telkens, als vliegen
op de stroop, d r op afloopen om er
zich aan te vergapen en, wat erger
is, ze op zich te laten inwerken), dan
vraagt men zich toch met eenige
ontzetting af: zullen ze daar nu
koud onder blijven Zullen ze daar
nou geen last van krijgen in hun
lichaams- en gemoedsleven? Moet
dat allemaal geen aanleiding geven,
dat er tusschen de jongens en meisjes
van dien leeftijd al verhoudingen,
verlangens, vrijheden ontstaan, gelijk
die toch altijd maar weer opnieuw
worden voorgedaan of heimelijk met
een enkel gebaar worden aangegeven
op de platen en de films
We herhalen wat we reeds méér
schrevenhet geregeld zien van
dergelijke films is een groot bederf
voor onze opgroeiende jongens en
meisjes, die toch de huisvaders en
huismoeders der toekomst moeten
worden...
Er is weinig geld, wat zoo abso
luut wordt weggegooid en verkeerd
besteed, als om die pest te gaan
zien Maar geld stinkt niet, anders..
Droevig einde.
Maude Hall werd enkele jaren ge
leden onder 50.000 schoonheden tot
schoonheidskoningin geproclameerd.
Fransch graaf dong naar haar
hand'n Indisch prins schonk haar
paarlen en robijnen en de groote
verleidsters der moderne Eva's
de bioscoopondernemers brachten
haar 't hoofd op hol.
Ze ïs nu 29 jaar en heeft in haar
zotte ijdelheid uit 'n Londensch
Modehuis niet minder dan 118
costumes gestolen
Ze kreeg 3 maanden en de rechter
gaf haar den raad, in de eenzame
cel eens na te denken over het niets
waardige van den modernen sier.
*t Gaat hier gelijk in zooveel andere
gevallen.
Die eigenlijk achter slot en grendel
hoorden, gaan vrij door met hun
verfijnde verleiding óm nieuwe
slachtoffers te maken.
En ze blijven zich „Heeren"
noemen
Toegankelijk boven 18 jaar.,.
„Toegankelijk boven 18 jaar" staat
soms aangegeven bij een voorstelling
of film, welke, we herhalen, wat we
reeds meermalen schreven, niet afge-
keur is, wat natuurlijk nog volstrekt
niet „toegankelijk boven 18 jaar,"
dat het zien van hetzelfde is als
goedgekeurd. Wil dat nu zeggen
zulk een voorstelling of film voor
personen boven 18 jaar heelemaal
geen kwaad meer kan Ziedaar juist
de groote fout of wel de wet ver
onderstelt die personen reeds rijp
genoeg, om dingen te zien of te
hooren, welke eigenlijk pas voor
leeftijd van 22—25 enz. begrijpelijk
moesten zijn, ofwel de wet laat toe,
dat die personen boven 18 jaar maar
gauw zoo rijp moeten worden, als
ze het nog niet zijn, hoewel het hun
nog heelemaal niet dient.
Als een staaltje, wat we eigenlijk
bedoelen, schrijven we hier af eenige
regels, welke we vonden in een aan
beveling, om een zekere film te gaan
zien„de handelingen geschieden in
den tegenwoordigen tijd te New-
York, waar groote spanning heerscht
onder de bezoekers van het Clover-
café een der beruchtste misdadigers-
nachtclubs van die plaats" enz.
„Freeda, een ruwe apachenmeid, die
Bennie altijd oprecht heeft liefgehad
heeft zich tijdens Bennie's gevangen
schap om vergetelheid te zoeken,
met Monk afgegeven, die thans leider
is van Bennie's bende" „het
verdere gedeelte der film toont ons
dan tafereelen, afgewisseld door
scènes van vurige liefde maar ook
van grooten haat, zooals men deze
slechts in de films uit de misdadigers
wereld te zien krijgt. Interessant is
het kroegleven en boeiend het spel"
enz. Het lust ons niet, om de verdere
walgelijke opsnóeverij, alsof deze
film natuurlijk nou de beste is, die
ooit vertoond werd, dat zeggen ze
iedere week trouwens!) nog meer af
te schrijven. Wat we overschreven,
is trouwens duidelijk genoeg.
Dat moeten dus jongens en meisjes
boven de 18 jaar dan (iedere week)
gaan zienEn als men dan de platte
ordinaire, achterbuurt-platen ziet,
welke dat allemaal moeten illustreeren
en die moeten dienen, om de jongens
en meisjes te lokken (en dat het lukt,
niets bestond iets
Wat de menschen van „de
Dageraad moeten gelooven
1. Ik geloof dat er in het begin
niets was.
2. Uit dit
en wel „vuur".
3. Dat vuur verwekte stoom. De
verdikking van dien stoom werd
water.
4. Toen het vuur uitdoofde werd
het steen en aarde.
5. Toen de aarde moe was van
onvruchtbaar te zijn, maakte ze zand,
struiken en planten.
6. Toen de wateren moe waren
onbevolkt te zijn, maakten zij oesters
en allerlei visch.
7. Toen eenige oesters, op het
strand gegooid en niet terug in het
water konden geraken, moe waren
van daar te blijven liggen in de zon,
verlangden zij vurig pooten en kop,
en kregen ze van zelf.
De kleine oester met pooten
en kop, moe van er nog zoo oester
achtig uit te zien, en oesters van
vooruitgang zijnde, werden zoog
dieren en andere, die verlangend
uitkeken naar de lucht, evenals de
gebroeders Wright en Jan Olieslagers,
kregen vleugelen en werden vogels
9. Onder de zoogdieren, was er
een slimmer dan de andere, dat den
naam kreeg van aap,
10. In een strijd tusschen den vos
en den aap, verloor deze laatste
zijn staart.
11. Toen de aap zijn staart kwijt
was, kon hij er niet meer mede aan
de boomen blijven hangen, en hij
ging sedert rechtop, op zijn achterste
pooten
12. Het merg van den staart ging
nu naar den kopverbeterde de
hersenen, gaf aan den aap verstand
en taal, en nu was het een mensch
En ieder nu, die niet gelooft, dat
zijn grootvader een aap was, zijn
overgrootvader een oester en zijn
aartvader niets, die is geen vrijdenker,
die is maar een domkop....
Men zegge het voort.
En dat in onzen tijd...
Een landheer van deftigen huize
en met klinkenden naam had een
pachter, waarmede een pacht'contract
voor een hoeve was aangegaan, dat
zooveel en zulke bepalingen inhield,
dat het een onmogelijkheid werd
voor den pachter die na te komen'
De pachter, vader van acht aanko
mende kinderen, die behalve met de
benauwde omstandigheden nog al te
kampen had met tegenvallers, kon
na een 4-jarig verblijf zijn financleeie
verplichtingen tegenover zijn pacht
heer niet meer na komen. Het gevolg
was dat de pachter met zijn groot
gezin van huis en erf verdreven werd
en alles wat hem was overgebleven
publiek werd verkocht. Hij bezat
nog eenig onroerend goed dat tege
lijkertijd onder den hamer doorging,
terwijl een oude vader, die borp
was gebleven, mede naar den afgronc
werd getrokken.
De pachter had bij het ingebruik
nemen der hoeve 22 stuks melkvee
en alles, alles wat hij bezat is weg.
Hier werd een nijver man tot den
bedelstaf gebracht, doordat een
hartvochtige, niets ontziende land-
heer bepalingen trof, waardoor hij
pachtcontract op zak en met behulp
der wet, die voor hem gunstig was,
zonder eenige wroeging niets ris
keerde, maar den laatsten cent uit
het zweet van des pachters arbeid
verkreeg.
Behoeft het dan verwondering,
dat ook onder de boeren zich een
haat begint te openbaren tegen het
bezit, dat wel oogst maar niet zaait,
terwijl voor den noesten werker
amper een mager stuk brood over
blijft
Komt moer voor I
Een jong vrouwtje, sedert kort
getrouwd, kreeg op 'n morgen woor
den met haar keuken-prinses. De
twist liep zóó hoog, dat deze, alles
in den steek latend, de deur uit liep.
De onthutste dame wist nu niet,
wat aan te vangen, want... manlief
moest nog ontbijten
Maar deze bleef kalm.
Schat je, zei hij, raak toch niet
van streek om zoo'n nietigheid bak
zelf het biefstukje en koffie is in een
oogenblik gezet.
Maar, o ramp, dat kon ze niet
ze kon geen biefstuk bakken en ook
geen koffie zetten, ze moest 't tot
liaar schande bekennen.
Zoo kunt ge dat nog niet 1
hernam de verbaasde echtgenoot.
Nu, dan moet ge maar naar uw
moeder terug, totdat ge de keuken
hebt geleerd. Ik ga dan zoolang wel
in een kosthuis.
Zeo gezegd, zoo gedaan... Het
onkundig vrouwtje komt terug bij
haar moeder, die nog vier andere
huwbare dochters bij zich had.
De eerste zat een roman te lezen
de tweede speelde plano de
derde zat te borduren en nummer
vier kwam juist thuis van de tennis
club
Nauwelijks vernamen zij, waarom
de getrouwde zus naar het ouderlijk
huis was teruggezonden, of ze liepen
als hazen naar de keuken en stonden
daar voortaan van den morgen tot
den avond met opgestroopte mouwen
te werken.
Gij begrijpt om welke reden...
Een goede les voor onze moderne
moeders, die niet graag eenzelfde
avontuurtje met hare dochters zouden
beleven en vooral voor onze jonge
meisjes, die niet gaarne ongehuwd
willen blijven en toch ook niet veel
gevoelen voor een ongelukkig huwe
lijk.
Goeden dag, vriend
We hebben het voorheen reeds
verhaald, die ontmoeting van den
godvruchtigen pater Tauler met den
heiligen bedelaar. Maar dat feitje is
zoo mooi en leerzaam, dat wij het
nog eens in de verbeelding van onze
lezers willen teruproepen.
Pater Joannes Tauler, had naar
hij zelf verhaalt, God vele jaren ge
beden om iemand, die hem het ware
geestelijk leven zou leeren. Op zekeren
dag nu hoorde hij een stem, die
hem zeide
Ga naar die en die kerkdaar
zult gij vinden, wat gij zoekt.
Hij ging er naar toe, en vond aan
de deur een bedelaar zonder schoenen
aan de voeten en geheel haveloos.
Goeden dag, vriend, sprak hij
hem toe.
Meneer, antwoordde de bede
laar, ik kan me niet herinneren ooit
een kwaden dag gehad te hebben.
Welnu, God schenke u een
gelukkig leven, hernam de Pater.
Maar ik ben nimmer ongeluk
kig geweest. Luister, vader, zoo ging
hij voort, ik zeg niet zonder reden,
dat ik nooit een kwaden dag gehad
hebwant heb ik honger, ik loof
Godsneeuwt het of regent het, ik
zegen Hem word ik" veracht of
verstooten, of moet ik een andere
kwelling verduren, ik zal er mijn
God altijd voor verheerlijken. Ik
zei ook, dat ik nooit ongelukkig ben
geweest, en ook dit is waar. Ik heb
mij namelijk eigen gemaakt, mijn wil
in alles zonder voorbehoud te onder
werpen aan den Wil van God. Ik
neem dan ook alles, wat mij over
komt, hetzij zoet of bitter, met blijd
schap uit Gods handen aan ik be
schouw het als voor mij het beste.
Ziedaar, vader, mijn geluk.
Is dat geen welsprekende les voor
ons, om immer ons te vereenigen
met den H. Wil van God?
dwijnen in korten tijd geheel door
Sprutol. gij alle Drogisten
Pot 90 ct.. Tube 50 ct. Zeep 60 ct.
als een alleenheerscher en met
Het heeft wel bijeonder lang ge
duurd voor en aleer de menschen er
achter waren, hoe op een zoo een
voudige wijze als door middel van
een lucifer vuur kon worden ver
kregen. We vinden niets zoo een
voudig als we een doosje lucifers
eenmaal in handen hebben. En het
is zelfs al niet meer het gemakkelijkst.
Dat zien we aan de automatische en
electrische aanstekers, welke wel
zooveel moderner zijn. maar het toch
menigmaal tegen de beproefde en
secuurder lucifer moeten afleggen.
Een luxe doosje voor de vertrouwde