Tweed© Blad wn „PEEL M MAAS" Om twea millioen Venray's glorie! FEUILLETON Uut der historiën van Venrode a°. 1572. Fietstochten Ons nieuwe Witte brood. IqüaagmmS! De Tuberculose bestrijding. ZATERDAG 18 JULI 1931 Twee en Vijftigste Jaartang No. 29 O. blinkende, stinkende Waterpoel Wat ligt gij daar rustig en vredig en stil... enz. enz. Zoo klonk eens de meewarige ontboezeming van een misnoegd rijmelaars-hart Dat hart kon er toen niets aan doen het werd er weemoedig, droef geestig onder. Die blinkende en- Waterpoel werd een Nachtmerrie En thans...1? Spijt doorknaagt dat zelfde hart 1 Diepe spijt, niet om dat eenvoudig opricht gemeende rijmpje, maar omdat dit hart, helaas, de ware dichterlijke gaven mist om de heer lijkheden te bezingen van Venray's Glorie Het Nieuwe Park Wie had het ooi' kunnen denken V^ie had het ooit durven droomen, dat Venray zulk een parel zou zet ten in zijn oude glorie-kroon Koninginne der Peel, die eervolle titel blijft het met hand en tand verdedigen. Voorloopig zal geen enkel Peeldorp het wagen die Koningin naar de kroon te steken Welke wandelaar, fietser, motor rijder met of zonder engel of automobilist, die na lange tijd voor 't eerst weer eens een uitstapje naar Venray maakt, slaat niet van stomme verbazing, op gevaat af zijn stuur te verliezen, de handen ineen, wan neer hij bij Paterslaan, Pateisstraat of Leunsche weg de hoek omdraait Is dat die oude Paterskoel 1 Welke geheimzinnige Toovergodin heeft hier haar too verstok gezwaaid Waar is hij gebleven die koel en poel, welke daar eenmaal lag weg te teeren in zijn viesig, vet pakje treurend om zijn versleten plunje, wegkwijnend als een uitgehongerde bedelaar En het moet al een heel nuchter mensch zijn, indien hij niet even remt of stilstaat om die plotselinge omtoovering in een frisch, fleurig plantsoen of park te bewonderen. Ja, waarlijk, voor degene, die niet beter weet, is het alsof in zoele maan-blanke Lente-nacht van de vurige, zonneblakende Olympus (godenhemel) op die koel is neerge daald een hemelsche Godin vol statige trots en toovermacht, om stuwd door duizende klapwiekende engel-godjes. En in zijn fantastische verbeelding ziet hij, hoe die godinne, wenschende haar sneeuwwitte in sierlijke lijnen en afrondingen neergolvende boven- aardsche gestalte te verfrisschen... plotseling in heilige toorn een stap achteruit deed, toen haar aibaste voet dat somber-donker, modderige water dreigde te beroeren Foei... riep zij uit 1 Haar rozen-roode lippen beefden, haar ongerepte neusvleugels trilden, haar saffier-blauwe oogen schoten stralen fel als diamanten, somber en dreigend trokken zich de donkere welvingen der wenkbrauwen san: en... foei Vol verontwaardiging omknelt zij met de ranke vingeren van haar slanke hand de Too verstaf, slaat er mede op de Waterpoel en ziet... op hetzelfde oogenblik ligt daar aan haar lelie-voeten een schoone, liefe lijke vijver en honderde goudvischjes speleD, zwemmen en springen in dankbare dartelheid en wedijveren in kleur met de rozeroode teentjes der 38 HOOFDSTUK XXI. Erich Reinkens moest in het hotel nog onder geneeskundige behande ling en zorgvuldige verpleging blij ven, want zijn wonden genazen slechts langzaam, en zijn zenuw gestel was ernstig geschokt. Ook de toestand van zijn moeder liet zich minder gunstig aanzien dan het aanvankelijk den schijn had. Wel was over het algemeen ge nomen haar geest helderder ge worden, en nu en dan toonde zij zich hoogst gelukkig over het wedervinden van haar zoon, maar vervolgens viel de oude vrouw toch weder in haar vroegere on- verschilliheigd en doffe droomarijen en haar lichamelijke krachten be gonnen op bedenkelijke wijze af te nemen. Oom Beerblock moest tot zijn grootste leedwezen na verlcop van acht dagen weder naar Hamburg terugkeeren. Hij had Amsterdam in alle richtingen doorkruist en bekeken en zich, zooals hij ver klaarde, uitstekend geamuseerd. Natuurlijk had hij nu ook ver nomen, welk beroep zijn nicht uit oefende, des ondanks echter bewonderde hij haar zeer en stofte hij tegenover Erich geweldig op haar vastberadenheid, haar ver stand. haar vroolijken aard en haar schoonheid. Erich betwistte niet het minste van dat alles en stemde met oom Beerblock aan gaande de uitstekende hoedanig heden van diens nicht volkomen in. Voor alles wijdde Bertha zich godinneten tweede male valt de Tooverroede neer en ziet... het viese ordelooze grasveld maakt plaats voor een tapijt van groen en bloemen, zoo zacht als zijde en vol pracht van kleuren ten derde male raakt de wonderbare staf de grond en rijzig-ranke boompjes, teer en tenger als elk jong leven, schieten op om hoog en nog éénmaal heft zij omhoog haar blanke arm en daalt in majes- tueuse daling de gouden wonder doener en ziet... het zacht groene tapijt scheidt zich vaneen en be koorlijk lokkende paadjes noodïgen uit tot wandelen en een wilg laat hangen haar treurend hoofd boven het wondermooie vijvertje... Ziezoo, sprak toen de Godinne, het zij genoeg voor heden. Zoo is het gelijk 't behoort. En haar stem weerklonk als de echo van tegen een botsende zilveren bekken... Een volgende keer, zoo ging zij voort en sprak zij, zullen we met de staf een tikje geven tegen het brand spuithuisje. Voorloopig is de verf op de Olympus van wege de malaise nog te duur Laten wij nu onze teeuere met ambrozijn door voede ledematen prijsgeven aan deez' kristallen waterbron en verfrisschen onze slapen... Ziet, zoo moet een vreemdeling in Jeruzalem het zich hebben voorge' steld, die plotselinge omtoovering van Poel in Park Wij echter, weten beter. Wij weten, dat we die geluk kige ommekeer aldaar te danken hebben aan onze energieke Burger vader en aan de andere kloeke Vroede Vaderen van de Raad, die wederom hebben willen bewijzen, dat de mensch niet leeft van brood alleen. Werkelijk een woord van lof mogen we niet onthouden aan al degenen, die hebben meegewerkt tot het instand komen van die eervolle verfraaiing. Het nieuwe park ligt er, wat men noemt, mooi, lief en aardig bij. De paden slingeren zich los en ongedwongen tusschen en langs de nieuw aangelegde grasveldende bloemperken liggen er zoo natuurlijk alsof ze er altijd gelegen hebben het nette, rustige vijvertje met een jong, bekoorlijk treurwilgje tegen de kant welvend bovend het water, de rijen dennen en andere boompjes, alles te samen vormt een mooi, los natuurlijk geheel, juist in de trant en geest van Venray, zoo schreef kort geleden de Limb Koerier. Ten slotte een eere-saluut aan den gelukkigen ontwerper van het park, den alom geachten Opzichter en Gemeente-architect. Van harte wenschen wij Venray geluk met deze nieuwe en schoone aanwinst en we twijfelen er niet aan of menig automobilist zal er zelfs een proces-verbaaltje aan wagen om het nieuwe park te bezichtigen. Venray, houdt hoog nog lang Uw schoone titel van koniDgin der Peel. Elk stukje schoonheid, hoe klein ook, is een afstraling van den Eeuwig Schoone en voert weer terug tot de Bron van alle Schoonheid B. B. P. S. Men zegt, dat de Burger vader al eenigszins op vertrouwe lijke voet staat met die bewuste Toovergodin. Er wordt gemompeld, dat Z. Edel achtbare, wanneer de Huishoudschool klaar is, aan die machtige Godin een uitnoodiging zal sturen om een wan- delinkske door de Eindstraat te maken. Wie weet dus, wat die be roemde tooverstaf daar nog uit zal werken En als die godin niet bang is voor wilde dieren en op haar terugtocht nog even door de Leeu wenstraat (Brrr,..) heen zweeft, dan mogen we zingen „en ieders harte is voldaan....!" door A. F. VAN BEURDEN. III. De Staatschen en de Spanjaarden worstelden met gebrek aan geld, maar verhaalden dit zooveel mogelijk op het volk. In Val-Dieu hadden 1574 de Staatschen naar hun gebruik de Abdij geplunderd, feest gevierd en de gewijde kelken als drinkbekers gebruikt, de kanunniken achter de paarden gebonden en trokken ten getale van 4000 ruiters en 8000 infanteristen langs den rechteroever der Maas naar Mook toe, om zich van daar met het leger van den Prins van Oranje te vereenigen. Maar de Spanjaarden waakten en waren hen te snel af, terwijl ze zich langs den linkeroeverr der Maas voorkwamen, bij Heumen snel een brug sloegen en aldus de Staatschen bij Mook tegen den kop stieten. De slag van Mook op 14 April 1574 tusschen het dorp en den berg in de vlakte, was een ongeluk, vol gens anderen een welverdiende straf voor de Staatschen. Bijna het geheele leger met de aanvoerders werd ver nietigd en in de moerassen gedron gen. Nog leeft de mare van die ver schrikkelijke gebeurtenis in sagen en legenden voort. Maar de Staatschen hadden den eersten tijd geen lust meer verder te vechten. De Spanjaarden waakten en hiel den hunne winterkwartieren in deze streken en te Venray. Dat duurde tot 1575 en 1576. In het laatste jaar kreeg het Con vent, als er soldaten logeerden, toch eenige vergoeding. Ie. op 6 Januari 1576 H. Dry- coeningendag de heer van Rijsbroek met 27 soldaten en 12 paarden 13 gld. 19 st. 2e. 12 Januari id. de Konings- verwalter van het vor. tendom Gel derland hier met 3 knechts de andere soldaten lagen in 't dorp. 3e. de heer van (der) Horst twee nachten met 9 soldaten en 4 perdt voor den wijn 8 gulden. 4e. 14 Januari id. 5 ruyters met 5 perdt; 1 Sester haver. 5e. op Sint Jacobsdag 4 soldaten 21 stuiver enz. Daarop werd het een tijd rustiger en traden verschillende novicen in het Augustinessen-klooster Jerusalem, meest uit Venray en omgeving, ook eene jonkvrouw van Wittenhorst. De zusters beleefden in 't verder verloop der tijden nog rampzalige jaren, zoodat het klooster van anderen moest leenen. Een schatbeurder of ontvanger genaamd van der Poell draaide bovendien de naburen nog tegen het convent op, zoodat men nog moeite had, om de opgehitste dorpelingen te stillen en baldadigheden te voor komen. De rector van Gelder, die zoo be zorgd was voor het klooster was overleden, en pater Gisbert Deckers was hem opgevolgd en vond weinig geld, vernielde eigendommen, die veel werk en zorg vroegen. Toch kwamen er veel novicen Elisabeth van Helden, van Venray Margaretha van Nuyssen, van Deume Elisabeth van Buijl, van Roermond Anna Cremers, van Roermond Maria van den Bosch en Antonia Vereicken, van Deurne. Dat bleef zoo met kortere of langere pauzen voortduren. Uit deze gegevens zal men gezien hebben, dat Venray ook rumoerige tijden beleefd heeft en dat de bevol king, kerken cn kloosteis daar onder geleden hebben, maar met geduld en moed verdragen. Het klooster te Oostrum is verdwenen, maar andere religieusen hebben in Venray de taak overgenomen. Wij hebben alleen in deze schetsen het verschil der tijden in beeld willen stellen en namen daarvoor een stuk geschiedenis van het Jerusalemsche klooster, waarbij men, gezien den tegenwoordigen bloei aan den Fenix zou kunnen herinneren of aan hei Latijnsche spreekwoord „Palma sub pondere Cresiet," de palm groeit onder den druk. Het Doorzitten bij Wielrijden, een door de zon verbrande Huid, Schrijnen en Smetten verzacht en geneest men met Doos 30,60,Tube 80 ct PUROL Na 3 Augustus zal Nederland wittebrood eten van eenigszins ge wijzigde samenstelling. De uitheemsche tarwebloem, die daarvoor in den regel wordt ge bruikt, zal met 20 percent inlandsche tarwebloem worden vermengd. Aanhankelijk was er groote vrees dat ons brood daardoor minder sma kelijk zou worden. Maar Minister Ruijs de Beeren- brouck deelde bij de behandeling der Tarwewet in de Tweede Kamer mede, dat uit proeven was gebleken dat deze vermenging aan de smake lijkheid van het brood volstrekt geen schade zou doen. Daarna hoorden we van coöpe raties, waar deze vermenging reeds lang werd toegepast, zonder tot klachten aanleiding te geven. En eindelijk wordt door deskun digen verzekerd, dat het brood door de vermenging zelfs smakelijker zal worden. De reden zou hierin ge legen zijn, dat de inlandsche tarwe een grooter suikergehalte, de buiten- landsche, vooral de Amerikaansche, een grooter eiwitgehalte heeft. In elk geval mogen we er wel op rekenen, dat de smaak niet slechter zal zijn dan die van ons tegenwoor dige brood. Alleen zou het brood iets kleiner kunnen worden, omdat het nieuwe deeg wat minder rijst dan het tegenwoordige. Een tweede bezwaar tegen de vermenging gehoord, was het duur der worden van het brood, omdat de met inlandsche tarwe vermengde bloem iets duurder is dan de nu gebruikte. Men houdt evenwel in het oog, dat de maatregel der vermenging van de tarwe genomen wordt als crisismaatregel voor den landbouw. Voor het tarwebouwende deel onzer Nederlandsche boeren is de toestand door de verlaging van de graanprij zen onhoudbaar geworden. Voor de boeren en hunne arbeiders is daarom niets meer te verdienen. Hoe het staat met de belooning van den boer, in vergelijking met den broodprijs, leert ons 't volgende uit een artikel van J. Smid in „Han delsberichten" In 1913 kostte de tarwe onge veer 9 cent de K.G. en was de prijs van het waterbrood te 's- Gravenhage (gemiddelde van eenige bakkerijen met aftrek van dividend) volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek 14.49 cent of rond 14.5 cent per K.G. In de tweede helft van 1930 (en sedert is de toestand niet veel veranderd) kostte de tarwe onge veer 6 cent de K.G. en 't brood volgens gegevens uit de hierboven genoemde bron 23.5 cent de K.G. Nu levert 1 K.G. tarwe vrijwel 1 K.G. brood. Het omzetten van 1 Kilo tarwe in brood het verhandelen, transporteeren en malen der tarwe, alsmede het bakken en bezorgen van 't brood werd in 1913 dus betaald eet 14.5 cent 9 cent is 5,5 ct. en in de tweede helft van 1930 met 23.5 cent 6 cent is 17.5 cent. Uit een en ander blijkt alzoo. dat het verbouwen der tarwe werd beloond met 2/3 van het bedrag van 1913, terwijl voor het verwerken van de tarwe tot brood 3 maal het bedrag van genoemd jaar werd betaald. Deze vergelijking is welsprekend Wij zien uit deze gegevens, hoe zeer de landbouwer achterop is ge raakt. Hij is geheel afhankelijk van de markt en kan de verhooging zijner productieprijzen niet in rekening brengen. De maatregel van de ver menging eter tarwe, die den hoer van zijn voorraden afhelpt en hem een nog loonenden prijs moet geven, is dus alleszins toe te juichen. Waar vele levensmiddelen voor de bevolking lager in prijs zijn dan een Een beslagen tong wal ps is bewijs van slechte spijsvertering en ver- IB stopping. Ook voor kinderen zijn Foster's fl Maagpillen als laxans mk i uitstekend. 0.65 per flacon. jaar geleden, moeten we deze hulp aan een noodlijdend deel onzer be volking aanvaarden. Het is te wenschen, dat ze niet lang noodig zal zijn en de crisis, die vooral op vele boeren zoo zwaar drukt, weldra voorbij moge gaan. In het jaar 1930 stierven in Ne derland 5881, vijf duizend aebt hon derd één en tachtig menschen aan tuberculose. Met dit cijfer is het aantal sterfgevallen aan t.b.c. voor Nederland weer gedaald. Toch kan men uit het afnemen der sterfgevallen, volgens het oor- deel der deskundigen nog niet be sluiten tot een gelijke vermindering der ziektegevallen. Maar het feit. dat er nog zooveel duizenden in Nederland in één jaar aan tuberculose sterven is verschrik kelijk. Hulp en medewerking van heel het volk is noodig om het kwaad der tuberculose zoo krachtig moge lijk te kunnen bestrijden. Reeds veel wordt er gedaan, maar vooral in Limburg is er op dit ge bied nog veel te doen. De sterfte per 10.000 levenden aan tuberculose bedraagt voor het geheele rijk in 1930: 7.47; voor Sit- tard is dit cijfer 8.1; voor Venlo: 10,3; voor Weert 10.9; voor Maas- bree 11.7; voor Maastricht: 12.3; voor Roermond: 13.4; voor Venray 24.0. (Dit laatste cijfer komt wel voor een groot deel van de krank zinnigengestichten in deze gemeente) De jonge stichting „Gezond Lim burg" trekt zich het lot dezer arme en minvermogende Limburgsche tuber culoselijders aan. In Verschillende sanatoria en ziekenhuizen worden reeds patiënten door de stichting ondersteund. Herhaaldelijk echter moeten aanvragen worden afgewezen uit gebrek aan geld. En veel geldis hier noodig. Men komt er niet met enkele honderden guldens. Eén enkel geval kost allicht duizend gulden aan sanatoriumbehandeling alleen, wil er tenminste een blijvend resultaat be reikt worden. Dit moge voor Limburg een aan sporing zijn om de stichting „Gezond Limburg" met alle macht te steunen. Met groote dankbaarheid mag hier gezegd worden, dat zij dagelijks meer' sympathie mag ondervinden, zoowel van geestelijke als van wereld lijke autoriteiten, van vereenigingen, van particulieren en Gemeentebestu ren. Maar wij zijn er nog lang niet. Limburgers zendt uw bijdrage aan den secr Penn. der Stichting giro Hora 100171. Organiseert een feest ten bate voor „Gezond Limburg" of een bloemen dag. Veel bloempjes brengen veel geld. (De Emmabloem b.v. bracht dit jaar de flinke som op van ruim f 23.000). Het Secretariaat der Stichting te Horn is gaarne tot alle mogelijke hulp en inlichtingen bereid. Limburg moge het zijne doen voor „Gezond Limburg." aan de verpleging der oude dame. Dezo scheen al haar oplettendheid al haar liefde er, a! haar zorgvul digheid in beslag te nemen, of schoon nu en dan ook Erich een beetje daarvan ten deel viel. Bertha Sigismundof noemen wij haar thans liever bij haar werkelijker naam Agnes Mieka was bij contract aan het circus Deiro verbonden. De directeur miste haar verrichtingen met haar gedresseerde ooievaars zeer noode. Hij siinde, schreef en seinde op nieuw. Hij wilde absoluut den naam van zijn artiste weer op het program zien prijken. Derhalve moest zij eindelijk wel er toe be sluiten, de oude vrouw, die nog niet tegen de vermoeienissen van het reizen bestand was, te verlaten en met den sneltrein naar haar te Hamburg achtergebleven ooievaars terug te keeren Na verloop van zes weken werd aan Erich de nalatenschap van den ouden Braun uitbetaald, nadat het zijn moeder rechtmatig toebe- hoorende gedeelte en voor mevrouw Agnes Mieka, genaamd Bertha Sigismund, de uitgeloofde som van honderd vijf en twintig duizend gulden ervan waren afgenomen. Deze som lag in het gerechtshof te Amsterdam ter beschikking der wakkere vrouw. Gedurende dien tijd waren de wonden van Erich geheeld. Het bleek nu echter, dat de jonkman voor het beroep van dierentemmer ongeschikt was geworden, wijl zijn rechterarm verlamd bieef en door verscheuring van voorname spieren de rechterhelft van zijn hals zoo zeer aan beweeglijkheid verloren had, dat hij zijn hoofd slechts met moeite naar die zijde kon wenden. Erich schonk aan het burger weeshuis van Amsterdam de door zijn vader daaraan toegedachte som van honderdduizend gulden en reisde daarna met zijn moeder naar Hamburg af, waar het circus Deiro nog altijd druk bezochte voorstellingen gaf. De eerste maal, dat hij te Ham burg uitging, bracht hij een bezoek aan Agnes. Da jonge vrouw be woonde zooals zij uit zuinig heid steeds had gedaan een hoogst eenvoudig kamertje op een derde verdieping van een burger lijk huurhuis. Nadat tusschen beiden een zeer hartelijke, maar wederzijds toch eenigszins ver legen begroeting had plaats gehad, sprak Erich zijn vroegere collega, ietwat beschroomd, aldus toe Lieve collega, in de toekomst zal ik uw collega in de kunst niet kunnen blijven. Ik schreef u reeds wat mij dit volstrekt onmogelijk maakt. Ik weet het, zeide Bertha, de oogen neerslaande. Ik heb overigens dit beroep niet meer noodig, om in mijn levensonderhoud te voorzien, ging Erich, steeds eenigszins bedrem meld, voort. Agnes knikte met het hoofd, ten teeken van instemming Waaraan ik echter de meest ernstige Lehoefte heb, dat is een collega voor het leven, die mij steunt, mij opvroolijkt, mij van harte genegen is, en die ik gaarne mag. Bertha sloeg andermaal schuch ter de oogen neer. Kent gij zulk een collega? vroeg Erich zacht. O, ja ik ken er zoo eene, antwoordde Agnes bedeesd, maar wat gij ook bijzonder noodig hebt, Erich, dat is een vlekkelooze familie dezer collega; een zulke nu bezit die collega niet, cn der halve mag zij aan een echtverbin tenis met u niet denken. Zoo zij echter de voornaamste aanleiding was, dat haar collega een rijk man werd en door haar voor een toekomst van ellende en armoede bewaard bleef? Ook dan mag die persoon dat niet doen, zoo zij den man lief heeft... Wanneer echter de man die persoon zoo liefheeft en haar wezen en verdiensten jegens hem op zoo hoogen prijs stelt, dat al die schatten erbij in het niet verzinken? Is dat werkelijk het geval? vroeg Bertha, weder voor zich kijkend, zacht, wezenlijk en waar achtig waar? Wezenlijk en waarachtig waar antwoordde Erich. Dan mag die persoon zonder bedenking den man huwen, sprak Bertha, thans haar blijde oogen naar Erich opslaande. De man is echter gebrekkig, Berth... Agnes, bracht Erich thans in het midden. O, dan ben ik beveiligd tegen zijn slagen, zoo hij tenminste niet den linkerarm daarvoor oefent, en hij zal ook niet te veel rond kijken, zoo hij daartoe,evenals een soldaat, die rechtsomkeert maakt, zijn ge heele lichaam moet omdraaien. Dus je wilt het met mij wagen Ja, dat wil ik, riep Bertha met van blijdschap trillende stem, en viel in Erich's armen. We zijn zeer rijke menschen, ving Erich aan, nadat de eerste kus den aangeganen bond had bezegeld. Ik ben ook niet zonder ver mogen, bracht Bertha in het mid den, honderd vijf-en-twintig duizend gulden is veel geld. Een betere partij had je onder dit opzicht wel niet kunnen maken, je zoudt niet zoo gemakkelijk er eene met meer geld krijgen. Ja, ja, lachte Erich, och, och, dat geld! Welnu, is het niet eerlijk verdiend Natuurlijk Natuurlijk 1 Met op onzen rijkdom te wijzen, ging hij, eensklaps weder ernstig ge worden, voort, bedoelde ik slechts dat we voor Gaudentia willen zorgen. Daarom dan ook alleen maakte ik aanspraak op die som, merkte Bertha op. Zoo zijn we derhalve het ook onder dit opzicht met elkander eens. Ik hoop, dat wij het ook in de toekomst dikwijls, zoo niet altijd, eens zullen wezen. Erich Reinkens voerde Bertha bereids na den korten tijd van zes weken als zijn vrouw heen en vestigde zich aan den Rijn, in den omtrek van Mainz, waar hij een groot landgoed had gekocht. De moeder woonde bij het jonge paar in, en oom Beerblock verliet op verlangen van Erich het oude vrouwen-gesticht te Hamburg. Deze oom van Bertha was vroeger landbouwer geweest en bad uit gestrekte goederen in pacht gehad. Hij werd hoofdopzichter over de bezittingen van Erich, en zijn nieuwe betrekking beviel hem opperbest, heel wat beter dan de post, welke hij had prijsgegeven. Gaudentia werd reeds na negen maanden uit de gevangenis ont slagen. Zij weigerde Bertha en Erich nog te zien, maar toch nam zij een jaargeld aan, waarvan zij zelve het matig bedrag vaststelde, zóó dat zij er slechts hoogst be scheiden van kon leven. Vervol gens verzocht zij hare zuster, welke immers de voor het vinden van den erfgenaam uitgeloofde premie niet had afgewezen, van dit geld aan den advocaat Rem- bold te Amsterdam de twee duizend gulden terug te geven, welke deze bij het zoeken naar den waren erfgenaam, door Henri en haar misleid, verloren had. Aan dien wensch werd door Gaudentia onmiddellijk met de meeste bereidvaardigheid voldaan. Gaudentia, niet langer willende blijven in het land, waar zij haren naam had bezoedeld, vertrok zoo spoedig mogelijk naar Philadelphia waar zij sedert een stil, eenzaam leven leidt, zooveel mogelijk ver mijdend met de wereld in aan raking te komen. Haar eenige vreugde bestaat in het nu en dan ontvangen van een brief van Agnes, die zich overgelukkiggevoelt met haren Erich. Nog meermalen werd er in die brieven, die nooit iets bevatten, dat maar in de versie verte had kunnen herinneren aan Gaudentia's treurig verleden, op aangedrongen, dat zij naar Europa zou terugkeeren, maar hoe gaarne zij ook had gewild, kon zij er onmogelijk toe besluiten. Meen, schreef ze eindelijk terug, hoe dankbaar ik je ook ben voor je vriendelijke bejegening en je zusterlijk aanbod, mijn verdere levenstaak is nog slechts boete te doen en trachten te vergeten... En hoe zou ik dat kunnen, zoo ik u allen wederzag, zoo ik mij in een omgeving bevond, waar alles mij als zou toeroepen, dat ik eenmaal een slechte daad bedreven heb... Neen, Agnes, mijn besluit staat onherroepelijk vast, ik blijf hier, totdat het God zal behagen mij uit dit leven, dat niets aantrekke lijks meer voor mij heeft, weg te nemen. Wat den advocaat Rembold betreft, wanneer hij zijn vriend den griffier Frederik Steen bezoekt, en deze spreekt van een nieuwe, niet opgeëischte nalatenschap, dan schudt hij heftig het hoofd en zegt Spreken we liever over iets anders, mijn waarde. EINDE.

Peel en Maas | 1931 | | pagina 5