Tweed© Blad wn „PEEL M MAAS"
Om twea millioen
Venray's glorie!
FEUILLETON
Uut der historiën
van Venrode a°. 1572.
Fietstochten
Ons nieuwe Witte
brood.
IqüaagmmS!
De Tuberculose
bestrijding.
ZATERDAG 18 JULI 1931
Twee en Vijftigste Jaartang No. 29
O. blinkende, stinkende Waterpoel
Wat ligt gij daar rustig en vredig
en stil... enz. enz.
Zoo klonk eens de meewarige
ontboezeming van een misnoegd
rijmelaars-hart
Dat hart kon er toen niets aan
doen het werd er weemoedig, droef
geestig onder. Die blinkende en-
Waterpoel werd een Nachtmerrie
En thans...1? Spijt doorknaagt dat
zelfde hart 1 Diepe spijt, niet om dat
eenvoudig opricht gemeende rijmpje,
maar omdat dit hart, helaas, de ware
dichterlijke gaven mist om de heer
lijkheden te bezingen van Venray's
Glorie Het Nieuwe Park
Wie had het ooi' kunnen denken
V^ie had het ooit durven droomen,
dat Venray zulk een parel zou zet
ten in zijn oude glorie-kroon
Koninginne der Peel, die eervolle
titel blijft het met hand en tand
verdedigen. Voorloopig zal geen
enkel Peeldorp het wagen die
Koningin naar de kroon te steken
Welke wandelaar, fietser, motor
rijder met of zonder engel of
automobilist, die na lange tijd voor
't eerst weer eens een uitstapje naar
Venray maakt, slaat niet van stomme
verbazing, op gevaat af zijn stuur
te verliezen, de handen ineen, wan
neer hij bij Paterslaan, Pateisstraat
of Leunsche weg de hoek omdraait
Is dat die oude Paterskoel 1 Welke
geheimzinnige Toovergodin heeft hier
haar too verstok gezwaaid Waar is
hij gebleven die koel en poel, welke
daar eenmaal lag weg te teeren in
zijn viesig, vet pakje treurend om
zijn versleten plunje, wegkwijnend
als een uitgehongerde bedelaar
En het moet al een heel nuchter
mensch zijn, indien hij niet even
remt of stilstaat om die plotselinge
omtoovering in een frisch, fleurig
plantsoen of park te bewonderen.
Ja, waarlijk, voor degene, die niet
beter weet, is het alsof in zoele
maan-blanke Lente-nacht van de
vurige, zonneblakende Olympus
(godenhemel) op die koel is neerge
daald een hemelsche Godin vol
statige trots en toovermacht, om
stuwd door duizende klapwiekende
engel-godjes.
En in zijn fantastische verbeelding
ziet hij, hoe die godinne, wenschende
haar sneeuwwitte in sierlijke lijnen
en afrondingen neergolvende boven-
aardsche gestalte te verfrisschen...
plotseling in heilige toorn een stap
achteruit deed, toen haar aibaste
voet dat somber-donker, modderige
water dreigde te beroeren Foei...
riep zij uit 1 Haar rozen-roode lippen
beefden, haar ongerepte neusvleugels
trilden, haar saffier-blauwe oogen
schoten stralen fel als diamanten,
somber en dreigend trokken zich de
donkere welvingen der wenkbrauwen
san: en... foei
Vol verontwaardiging omknelt zij
met de ranke vingeren van haar
slanke hand de Too verstaf, slaat er
mede op de Waterpoel en ziet... op
hetzelfde oogenblik ligt daar aan
haar lelie-voeten een schoone, liefe
lijke vijver en honderde goudvischjes
speleD, zwemmen en springen in
dankbare dartelheid en wedijveren in
kleur met de rozeroode teentjes der
38
HOOFDSTUK XXI.
Erich Reinkens moest in het hotel
nog onder geneeskundige behande
ling en zorgvuldige verpleging blij
ven, want zijn wonden genazen
slechts langzaam, en zijn zenuw
gestel was ernstig geschokt.
Ook de toestand van zijn moeder
liet zich minder gunstig aanzien dan
het aanvankelijk den schijn had.
Wel was over het algemeen ge
nomen haar geest helderder ge
worden, en nu en dan toonde zij
zich hoogst gelukkig over het
wedervinden van haar zoon, maar
vervolgens viel de oude vrouw
toch weder in haar vroegere on-
verschilliheigd en doffe droomarijen
en haar lichamelijke krachten be
gonnen op bedenkelijke wijze af
te nemen.
Oom Beerblock moest tot zijn
grootste leedwezen na verlcop van
acht dagen weder naar Hamburg
terugkeeren. Hij had Amsterdam
in alle richtingen doorkruist en
bekeken en zich, zooals hij ver
klaarde, uitstekend geamuseerd.
Natuurlijk had hij nu ook ver
nomen, welk beroep zijn nicht uit
oefende, des ondanks echter
bewonderde hij haar zeer en stofte
hij tegenover Erich geweldig op
haar vastberadenheid, haar ver
stand. haar vroolijken aard en
haar schoonheid. Erich betwistte
niet het minste van dat alles en
stemde met oom Beerblock aan
gaande de uitstekende hoedanig
heden van diens nicht volkomen in.
Voor alles wijdde Bertha zich
godinneten tweede male valt de
Tooverroede neer en ziet... het viese
ordelooze grasveld maakt plaats voor
een tapijt van groen en bloemen,
zoo zacht als zijde en vol pracht
van kleuren ten derde male raakt
de wonderbare staf de grond en
rijzig-ranke boompjes, teer en tenger
als elk jong leven, schieten op om
hoog en nog éénmaal heft zij omhoog
haar blanke arm en daalt in majes-
tueuse daling de gouden wonder
doener en ziet... het zacht groene
tapijt scheidt zich vaneen en be
koorlijk lokkende paadjes noodïgen
uit tot wandelen en een wilg laat
hangen haar treurend hoofd boven
het wondermooie vijvertje...
Ziezoo, sprak toen de Godinne,
het zij genoeg voor heden. Zoo is
het gelijk 't behoort. En haar stem
weerklonk als de echo van tegen
een botsende zilveren bekken...
Een volgende keer, zoo ging zij
voort en sprak zij, zullen we met de
staf een tikje geven tegen het brand
spuithuisje. Voorloopig is de verf
op de Olympus van wege de
malaise nog te duur Laten wij nu
onze teeuere met ambrozijn door
voede ledematen prijsgeven aan deez'
kristallen waterbron en verfrisschen
onze slapen...
Ziet, zoo moet een vreemdeling in
Jeruzalem het zich hebben voorge'
steld, die plotselinge omtoovering
van Poel in Park Wij echter, weten
beter. Wij weten, dat we die geluk
kige ommekeer aldaar te danken
hebben aan onze energieke Burger
vader en aan de andere kloeke
Vroede Vaderen van de Raad, die
wederom hebben willen bewijzen, dat
de mensch niet leeft van brood
alleen.
Werkelijk een woord van lof
mogen we niet onthouden aan al
degenen, die hebben meegewerkt tot
het instand komen van die eervolle
verfraaiing. Het nieuwe park ligt er,
wat men noemt, mooi, lief en aardig
bij.
De paden slingeren zich los en
ongedwongen tusschen en langs de
nieuw aangelegde grasveldende
bloemperken liggen er zoo natuurlijk
alsof ze er altijd gelegen hebben
het nette, rustige vijvertje met een
jong, bekoorlijk treurwilgje tegen de
kant welvend bovend het water, de
rijen dennen en andere boompjes,
alles te samen vormt een mooi, los
natuurlijk geheel, juist in de trant en
geest van Venray, zoo schreef kort
geleden de Limb Koerier.
Ten slotte een eere-saluut aan den
gelukkigen ontwerper van het park,
den alom geachten Opzichter en
Gemeente-architect.
Van harte wenschen wij Venray
geluk met deze nieuwe en schoone
aanwinst en we twijfelen er niet aan
of menig automobilist zal er zelfs
een proces-verbaaltje aan wagen om
het nieuwe park te bezichtigen.
Venray, houdt hoog nog lang
Uw schoone titel van koniDgin der
Peel.
Elk stukje schoonheid, hoe klein
ook, is een afstraling van den Eeuwig
Schoone en voert weer terug tot de
Bron van alle Schoonheid
B. B.
P. S. Men zegt, dat de Burger
vader al eenigszins op vertrouwe
lijke voet staat met die bewuste
Toovergodin.
Er wordt gemompeld, dat Z. Edel
achtbare, wanneer de Huishoudschool
klaar is, aan die machtige Godin een
uitnoodiging zal sturen om een wan-
delinkske door de Eindstraat te
maken. Wie weet dus, wat die be
roemde tooverstaf daar nog uit zal
werken En als die godin niet bang
is voor wilde dieren en op haar
terugtocht nog even door de Leeu
wenstraat (Brrr,..) heen zweeft, dan
mogen we zingen „en ieders harte
is voldaan....!"
door A. F. VAN BEURDEN.
III.
De Staatschen en de Spanjaarden
worstelden met gebrek aan geld,
maar verhaalden dit zooveel mogelijk
op het volk. In Val-Dieu hadden
1574 de Staatschen naar hun gebruik
de Abdij geplunderd, feest gevierd
en de gewijde kelken als drinkbekers
gebruikt, de kanunniken achter de
paarden gebonden en trokken ten
getale van 4000 ruiters en 8000
infanteristen langs den rechteroever
der Maas naar Mook toe, om zich
van daar met het leger van den
Prins van Oranje te vereenigen.
Maar de Spanjaarden waakten en
waren hen te snel af, terwijl ze zich
langs den linkeroeverr der Maas
voorkwamen, bij Heumen snel een
brug sloegen en aldus de Staatschen
bij Mook tegen den kop stieten.
De slag van Mook op 14 April
1574 tusschen het dorp en den berg
in de vlakte, was een ongeluk, vol
gens anderen een welverdiende straf
voor de Staatschen. Bijna het geheele
leger met de aanvoerders werd ver
nietigd en in de moerassen gedron
gen.
Nog leeft de mare van die ver
schrikkelijke gebeurtenis in sagen en
legenden voort.
Maar de Staatschen hadden den
eersten tijd geen lust meer verder te
vechten.
De Spanjaarden waakten en hiel
den hunne winterkwartieren in deze
streken en te Venray. Dat duurde
tot 1575 en 1576.
In het laatste jaar kreeg het Con
vent, als er soldaten logeerden, toch
eenige vergoeding.
Ie. op 6 Januari 1576 H. Dry-
coeningendag de heer van Rijsbroek
met 27 soldaten en 12 paarden 13
gld. 19 st.
2e. 12 Januari id. de Konings-
verwalter van het vor. tendom Gel
derland hier met 3 knechts de
andere soldaten lagen in 't dorp.
3e. de heer van (der) Horst twee
nachten met 9 soldaten en 4 perdt
voor den wijn 8 gulden.
4e. 14 Januari id. 5 ruyters met
5 perdt; 1 Sester haver.
5e. op Sint Jacobsdag 4 soldaten
21 stuiver enz.
Daarop werd het een tijd rustiger
en traden verschillende novicen in
het Augustinessen-klooster Jerusalem,
meest uit Venray en omgeving, ook
eene jonkvrouw van Wittenhorst.
De zusters beleefden in 't verder
verloop der tijden nog rampzalige
jaren, zoodat het klooster van
anderen moest leenen.
Een schatbeurder of ontvanger
genaamd van der Poell draaide
bovendien de naburen nog tegen het
convent op, zoodat men nog moeite
had, om de opgehitste dorpelingen
te stillen en baldadigheden te voor
komen.
De rector van Gelder, die zoo be
zorgd was voor het klooster was
overleden, en pater Gisbert Deckers
was hem opgevolgd en vond weinig
geld, vernielde eigendommen, die
veel werk en zorg vroegen. Toch
kwamen er veel novicen Elisabeth
van Helden, van Venray Margaretha
van Nuyssen, van Deume Elisabeth
van Buijl, van Roermond Anna
Cremers, van Roermond Maria van
den Bosch en Antonia Vereicken,
van Deurne. Dat bleef zoo met
kortere of langere pauzen voortduren.
Uit deze gegevens zal men gezien
hebben, dat Venray ook rumoerige
tijden beleefd heeft en dat de bevol
king, kerken cn kloosteis daar onder
geleden hebben, maar met geduld en
moed verdragen. Het klooster te
Oostrum is verdwenen, maar andere
religieusen hebben in Venray de taak
overgenomen.
Wij hebben alleen in deze schetsen
het verschil der tijden in beeld willen
stellen en namen daarvoor een stuk
geschiedenis van het Jerusalemsche
klooster, waarbij men, gezien den
tegenwoordigen bloei aan den Fenix
zou kunnen herinneren of aan hei
Latijnsche spreekwoord „Palma sub
pondere Cresiet," de palm groeit
onder den druk.
Het Doorzitten bij Wielrijden,
een door de zon verbrande
Huid, Schrijnen en Smetten
verzacht en geneest men met
Doos 30,60,Tube 80 ct PUROL
Na 3 Augustus zal Nederland
wittebrood eten van eenigszins ge
wijzigde samenstelling.
De uitheemsche tarwebloem, die
daarvoor in den regel wordt ge
bruikt, zal met 20 percent inlandsche
tarwebloem worden vermengd.
Aanhankelijk was er groote vrees
dat ons brood daardoor minder sma
kelijk zou worden.
Maar Minister Ruijs de Beeren-
brouck deelde bij de behandeling
der Tarwewet in de Tweede Kamer
mede, dat uit proeven was gebleken
dat deze vermenging aan de smake
lijkheid van het brood volstrekt
geen schade zou doen.
Daarna hoorden we van coöpe
raties, waar deze vermenging reeds
lang werd toegepast, zonder tot
klachten aanleiding te geven.
En eindelijk wordt door deskun
digen verzekerd, dat het brood door
de vermenging zelfs smakelijker zal
worden. De reden zou hierin ge
legen zijn, dat de inlandsche tarwe
een grooter suikergehalte, de buiten-
landsche, vooral de Amerikaansche,
een grooter eiwitgehalte heeft.
In elk geval mogen we er wel op
rekenen, dat de smaak niet slechter
zal zijn dan die van ons tegenwoor
dige brood. Alleen zou het brood
iets kleiner kunnen worden, omdat
het nieuwe deeg wat minder rijst
dan het tegenwoordige.
Een tweede bezwaar tegen de
vermenging gehoord, was het duur
der worden van het brood, omdat
de met inlandsche tarwe vermengde
bloem iets duurder is dan de nu
gebruikte.
Men houdt evenwel in het oog,
dat de maatregel der vermenging
van de tarwe genomen wordt als
crisismaatregel voor den landbouw.
Voor het tarwebouwende deel onzer
Nederlandsche boeren is de toestand
door de verlaging van de graanprij
zen onhoudbaar geworden. Voor de
boeren en hunne arbeiders is daarom
niets meer te verdienen.
Hoe het staat met de belooning
van den boer, in vergelijking met
den broodprijs, leert ons 't volgende
uit een artikel van J. Smid in „Han
delsberichten"
In 1913 kostte de tarwe onge
veer 9 cent de K.G. en was de
prijs van het waterbrood te 's-
Gravenhage (gemiddelde van eenige
bakkerijen met aftrek van dividend)
volgens het Centraal Bureau voor
de Statistiek 14.49 cent of rond
14.5 cent per K.G.
In de tweede helft van 1930 (en
sedert is de toestand niet veel
veranderd) kostte de tarwe onge
veer 6 cent de K.G. en 't brood
volgens gegevens uit de hierboven
genoemde bron 23.5 cent de K.G.
Nu levert 1 K.G. tarwe vrijwel
1 K.G. brood. Het omzetten van
1 Kilo tarwe in brood het
verhandelen, transporteeren en
malen der tarwe, alsmede het
bakken en bezorgen van 't brood
werd in 1913 dus betaald eet
14.5 cent 9 cent is 5,5 ct. en
in de tweede helft van 1930 met
23.5 cent 6 cent is 17.5 cent.
Uit een en ander blijkt alzoo.
dat het verbouwen der tarwe
werd beloond met 2/3 van het
bedrag van 1913, terwijl voor het
verwerken van de tarwe tot brood
3 maal het bedrag van genoemd
jaar werd betaald.
Deze vergelijking is welsprekend
Wij zien uit deze gegevens, hoe
zeer de landbouwer achterop is ge
raakt. Hij is geheel afhankelijk van
de markt en kan de verhooging zijner
productieprijzen niet in rekening
brengen. De maatregel van de ver
menging eter tarwe, die den hoer van
zijn voorraden afhelpt en hem een
nog loonenden prijs moet geven, is
dus alleszins toe te juichen.
Waar vele levensmiddelen voor de
bevolking lager in prijs zijn dan een
Een beslagen tong wal
ps is bewijs van slechte
spijsvertering en ver- IB
stopping. Ook voor
kinderen zijn Foster's fl
Maagpillen als laxans mk
i uitstekend.
0.65 per flacon.
jaar geleden, moeten we deze hulp
aan een noodlijdend deel onzer be
volking aanvaarden.
Het is te wenschen, dat ze niet
lang noodig zal zijn en de crisis, die
vooral op vele boeren zoo zwaar
drukt, weldra voorbij moge gaan.
In het jaar 1930 stierven in Ne
derland 5881, vijf duizend aebt hon
derd één en tachtig menschen aan
tuberculose. Met dit cijfer is het
aantal sterfgevallen aan t.b.c. voor
Nederland weer gedaald.
Toch kan men uit het afnemen
der sterfgevallen, volgens het oor-
deel der deskundigen nog niet be
sluiten tot een gelijke vermindering
der ziektegevallen.
Maar het feit. dat er nog zooveel
duizenden in Nederland in één jaar
aan tuberculose sterven is verschrik
kelijk.
Hulp en medewerking van heel
het volk is noodig om het kwaad
der tuberculose zoo krachtig moge
lijk te kunnen bestrijden.
Reeds veel wordt er gedaan, maar
vooral in Limburg is er op dit ge
bied nog veel te doen.
De sterfte per 10.000 levenden
aan tuberculose bedraagt voor het
geheele rijk in 1930: 7.47; voor Sit-
tard is dit cijfer 8.1; voor Venlo:
10,3; voor Weert 10.9; voor Maas-
bree 11.7; voor Maastricht: 12.3;
voor Roermond: 13.4; voor Venray
24.0. (Dit laatste cijfer komt wel
voor een groot deel van de krank
zinnigengestichten in deze gemeente)
De jonge stichting „Gezond Lim
burg" trekt zich het lot dezer arme
en minvermogende Limburgsche tuber
culoselijders aan. In Verschillende
sanatoria en ziekenhuizen worden
reeds patiënten door de stichting
ondersteund. Herhaaldelijk echter
moeten aanvragen worden afgewezen
uit gebrek aan geld. En veel geldis
hier noodig. Men komt er niet met
enkele honderden guldens. Eén enkel
geval kost allicht duizend gulden aan
sanatoriumbehandeling alleen, wil er
tenminste een blijvend resultaat be
reikt worden.
Dit moge voor Limburg een aan
sporing zijn om de stichting „Gezond
Limburg" met alle macht te steunen.
Met groote dankbaarheid mag hier
gezegd worden, dat zij dagelijks
meer' sympathie mag ondervinden,
zoowel van geestelijke als van wereld
lijke autoriteiten, van vereenigingen,
van particulieren en Gemeentebestu
ren. Maar wij zijn er nog lang niet.
Limburgers zendt uw bijdrage aan
den secr Penn. der Stichting giro
Hora 100171.
Organiseert een feest ten bate voor
„Gezond Limburg" of een bloemen
dag. Veel bloempjes brengen veel
geld. (De Emmabloem b.v. bracht dit
jaar de flinke som op van ruim
f 23.000).
Het Secretariaat der Stichting te
Horn is gaarne tot alle mogelijke
hulp en inlichtingen bereid.
Limburg moge het zijne doen voor
„Gezond Limburg."
aan de verpleging der oude dame.
Dezo scheen al haar oplettendheid
al haar liefde er, a! haar zorgvul
digheid in beslag te nemen, of
schoon nu en dan ook Erich een
beetje daarvan ten deel viel.
Bertha Sigismundof noemen
wij haar thans liever bij haar
werkelijker naam Agnes Mieka
was bij contract aan het circus
Deiro verbonden. De directeur
miste haar verrichtingen met haar
gedresseerde ooievaars zeer noode.
Hij siinde, schreef en seinde op
nieuw. Hij wilde absoluut den
naam van zijn artiste weer op het
program zien prijken. Derhalve
moest zij eindelijk wel er toe be
sluiten, de oude vrouw, die nog
niet tegen de vermoeienissen van
het reizen bestand was, te verlaten
en met den sneltrein naar haar te
Hamburg achtergebleven ooievaars
terug te keeren
Na verloop van zes weken werd
aan Erich de nalatenschap van den
ouden Braun uitbetaald, nadat het
zijn moeder rechtmatig toebe-
hoorende gedeelte en voor mevrouw
Agnes Mieka, genaamd Bertha
Sigismund, de uitgeloofde som van
honderd vijf en twintig duizend
gulden ervan waren afgenomen.
Deze som lag in het gerechtshof
te Amsterdam ter beschikking der
wakkere vrouw.
Gedurende dien tijd waren de
wonden van Erich geheeld. Het
bleek nu echter, dat de jonkman
voor het beroep van dierentemmer
ongeschikt was geworden, wijl zijn
rechterarm verlamd bieef en door
verscheuring van voorname spieren
de rechterhelft van zijn hals zoo
zeer aan beweeglijkheid verloren
had, dat hij zijn hoofd slechts met
moeite naar die zijde kon wenden.
Erich schonk aan het burger
weeshuis van Amsterdam de door
zijn vader daaraan toegedachte
som van honderdduizend gulden
en reisde daarna met zijn moeder
naar Hamburg af, waar het circus
Deiro nog altijd druk bezochte
voorstellingen gaf.
De eerste maal, dat hij te Ham
burg uitging, bracht hij een bezoek
aan Agnes. Da jonge vrouw be
woonde zooals zij uit zuinig
heid steeds had gedaan een
hoogst eenvoudig kamertje op een
derde verdieping van een burger
lijk huurhuis. Nadat tusschen
beiden een zeer hartelijke, maar
wederzijds toch eenigszins ver
legen begroeting had plaats gehad,
sprak Erich zijn vroegere collega,
ietwat beschroomd, aldus toe
Lieve collega, in de toekomst
zal ik uw collega in de kunst niet
kunnen blijven. Ik schreef u reeds
wat mij dit volstrekt onmogelijk
maakt.
Ik weet het, zeide Bertha, de
oogen neerslaande.
Ik heb overigens dit beroep
niet meer noodig, om in mijn
levensonderhoud te voorzien, ging
Erich, steeds eenigszins bedrem
meld, voort.
Agnes knikte met het hoofd, ten
teeken van instemming
Waaraan ik echter de meest
ernstige Lehoefte heb, dat is een
collega voor het leven, die mij
steunt, mij opvroolijkt, mij van
harte genegen is, en die ik gaarne
mag.
Bertha sloeg andermaal schuch
ter de oogen neer.
Kent gij zulk een collega?
vroeg Erich zacht.
O, ja ik ken er zoo eene,
antwoordde Agnes bedeesd, maar
wat gij ook bijzonder noodig hebt,
Erich, dat is een vlekkelooze
familie dezer collega; een zulke
nu bezit die collega niet, cn der
halve mag zij aan een echtverbin
tenis met u niet denken.
Zoo zij echter de voornaamste
aanleiding was, dat haar collega
een rijk man werd en door haar
voor een toekomst van ellende en
armoede bewaard bleef?
Ook dan mag die persoon
dat niet doen, zoo zij den man
lief heeft...
Wanneer echter de man die
persoon zoo liefheeft en haar wezen
en verdiensten jegens hem op zoo
hoogen prijs stelt, dat al die
schatten erbij in het niet verzinken?
Is dat werkelijk het geval?
vroeg Bertha, weder voor zich
kijkend, zacht, wezenlijk en waar
achtig waar?
Wezenlijk en waarachtig
waar antwoordde Erich.
Dan mag die persoon zonder
bedenking den man huwen, sprak
Bertha, thans haar blijde oogen
naar Erich opslaande.
De man is echter gebrekkig,
Berth... Agnes, bracht Erich thans
in het midden.
O, dan ben ik beveiligd tegen
zijn slagen, zoo hij tenminste niet
den linkerarm daarvoor oefent, en
hij zal ook niet te veel rond kijken,
zoo hij daartoe,evenals een soldaat,
die rechtsomkeert maakt, zijn ge
heele lichaam moet omdraaien.
Dus je wilt het met mij
wagen
Ja, dat wil ik, riep Bertha
met van blijdschap trillende stem,
en viel in Erich's armen.
We zijn zeer rijke menschen,
ving Erich aan, nadat de eerste
kus den aangeganen bond had
bezegeld.
Ik ben ook niet zonder ver
mogen, bracht Bertha in het mid
den, honderd vijf-en-twintig
duizend gulden is veel geld. Een
betere partij had je onder dit
opzicht wel niet kunnen maken,
je zoudt niet zoo gemakkelijk er
eene met meer geld krijgen.
Ja, ja, lachte Erich, och,
och, dat geld!
Welnu, is het niet eerlijk
verdiend
Natuurlijk Natuurlijk 1 Met
op onzen rijkdom te wijzen, ging
hij, eensklaps weder ernstig ge
worden, voort, bedoelde ik slechts
dat we voor Gaudentia willen
zorgen.
Daarom dan ook alleen
maakte ik aanspraak op die som,
merkte Bertha op.
Zoo zijn we derhalve het ook
onder dit opzicht met elkander
eens.
Ik hoop, dat wij het ook in
de toekomst dikwijls, zoo niet
altijd, eens zullen wezen.
Erich Reinkens voerde Bertha
bereids na den korten tijd van zes
weken als zijn vrouw heen en
vestigde zich aan den Rijn, in den
omtrek van Mainz, waar hij een
groot landgoed had gekocht. De
moeder woonde bij het jonge paar
in, en oom Beerblock verliet op
verlangen van Erich het oude
vrouwen-gesticht te Hamburg.
Deze oom van Bertha was vroeger
landbouwer geweest en bad uit
gestrekte goederen in pacht gehad.
Hij werd hoofdopzichter over de
bezittingen van Erich, en zijn
nieuwe betrekking beviel hem
opperbest, heel wat beter dan de
post, welke hij had prijsgegeven.
Gaudentia werd reeds na negen
maanden uit de gevangenis ont
slagen. Zij weigerde Bertha en
Erich nog te zien, maar toch nam
zij een jaargeld aan, waarvan zij
zelve het matig bedrag vaststelde,
zóó dat zij er slechts hoogst be
scheiden van kon leven. Vervol
gens verzocht zij hare zuster,
welke immers de voor het vinden
van den erfgenaam uitgeloofde
premie niet had afgewezen, van
dit geld aan den advocaat Rem-
bold te Amsterdam de twee duizend
gulden terug te geven, welke deze
bij het zoeken naar den waren
erfgenaam, door Henri en haar
misleid, verloren had.
Aan dien wensch werd door
Gaudentia onmiddellijk met de
meeste bereidvaardigheid voldaan.
Gaudentia, niet langer willende
blijven in het land, waar zij haren
naam had bezoedeld, vertrok zoo
spoedig mogelijk naar Philadelphia
waar zij sedert een stil, eenzaam
leven leidt, zooveel mogelijk ver
mijdend met de wereld in aan
raking te komen. Haar eenige
vreugde bestaat in het nu en dan
ontvangen van een brief van
Agnes, die zich overgelukkiggevoelt
met haren Erich. Nog meermalen
werd er in die brieven, die nooit
iets bevatten, dat maar in de versie
verte had kunnen herinneren aan
Gaudentia's treurig verleden, op
aangedrongen, dat zij naar Europa
zou terugkeeren, maar hoe gaarne
zij ook had gewild, kon zij er
onmogelijk toe besluiten.
Meen, schreef ze eindelijk terug,
hoe dankbaar ik je ook ben voor
je vriendelijke bejegening en je
zusterlijk aanbod, mijn verdere
levenstaak is nog slechts boete te
doen en trachten te vergeten... En
hoe zou ik dat kunnen, zoo ik u
allen wederzag, zoo ik mij in een
omgeving bevond, waar alles mij
als zou toeroepen, dat ik eenmaal
een slechte daad bedreven heb...
Neen, Agnes, mijn besluit staat
onherroepelijk vast, ik blijf hier,
totdat het God zal behagen mij
uit dit leven, dat niets aantrekke
lijks meer voor mij heeft, weg te
nemen.
Wat den advocaat Rembold
betreft, wanneer hij zijn vriend
den griffier Frederik Steen bezoekt,
en deze spreekt van een nieuwe,
niet opgeëischte nalatenschap, dan
schudt hij heftig het hoofd en zegt
Spreken we liever over iets anders,
mijn waarde.
EINDE.