Tweede Blad vaa „PEEL M MAAS"
Om twee millioen
FEUILLETON
Brieven aan Tante
Jet.
^eéoplMnieA&i
Het wezen der mode.
ZATERDAG 16 MEI 1931
Twee en" Vijftigste Jaargang
No. 20
Een middeleeuwsche
kasteelheer van den
Hattert.
Anno 1600.
door A. F. VAN BEURDEN.
Het kasteel de Hattert bij Vier
lingsbeek was oorspronkelijk bewoond
door de adellijke familie van Hattert
die uit de van Meerlo's of van
Mijrlaers bij Venray en Blitterswijck
gesproten waren. De van Hatteit»
behoorden tot den zoogenaamden
landadel, die uit hun bezittingen
leefden en er dan nog zoo wat
heereboer bij waren. Zij bezaten ook
de vrije jacht en visscherij, wat
tienden en enkele nabij wonende
boeren moesten nog wat heeren
diensten bewijzen of „boerezelen"
zooals men dat weinig geliefde gratis
werk betitelde.
De van Hatterts waren, evenals
alle adellijken, hoog of laag, erg
gesteld op hunne voorrechten, b.v.
op belastingvrijheid. De vorsten of
opperheeren trachtten steeds al die
vroeger verleende gunsten weer in
te trekken of te bekorten, maar daar
kwam men tegen op, men bezwaarde
zich en men betaalde eenvoudig het
zoogenaamde schot en lot niet.
Zoo woonde er anno 1600 een
nobel heer Christianus van den
Hattert rustig achter zijn grooten
boomkrans en lanen in zijn ouder-
wetsch kasteeltje.
Hij had het recht ver in de rondte
met lange honden met windhonden
en met brakken, wild te jagen, ook
kwartelen te vangen, valkennetten te
spannen en ook met geleerde valken
op reigers te jagen
Hij was geen onaangenaam mensch
gunde iedereen zijn plaats in de zon,
maar wilde ook zijn eigengerechtig
heid houden.
Chris kan zich verschrikkelijk
ergeren, als hij van die gedrukte
placcaten van de Hooge regeeriug
en van de heeren van 't Land van
Cuijck ontving, waarin hun aange-
zegd werd, dat het met zijn belas
tingvrijheid ten einde liep. Dan trok
hij te paard de andere kasteelen af
naar den Spyker of 's Hertogentoren
onder Grpeningen, naar de Voirt
daar kort bij gelegen en naar Macken,
naar Boxmeer op 't Hof, om daar
raad te halen of wel zijne collegas
op te wekken gezamelijk verzet aan
jte teekenen.
Dat hielp nog wel eens, maar
wat hem nu gebeuren zou, dat was
geheel vreemd. Men had hem ge
waarschuwd, dat er een deurwaarder
van het Hooge Hof der Generale
Staten in het dorp was. die hem een
beslag op zijn voorpoort zou komen
plakken, als hij het niet persoonlijk
aan zou willen nemen, dat hij in uen
vervolge vlastiend, schapentiend en
lammertiende te betalen had.
Hij had al een schepenzitting doen
houden, waarbij goede oude getuigen
kwamen verklaren, dat zij op den
Hattert een halve eeuw in dienst
geweest waren en daar nooit van
gehoord hadden.
Dat had hij door de schepenen
op perkamant laten zetten, laten
bezegelen en opgezonden. Maar
daaraan stoorde men zich niet.
Chris van den Hattert zat nu op
den deurwaarder te wachten met een
dooroen stok, een rijzweep en een
buks met kruit en grof zout geladen.
Hij zou den deurwaarder wel eens
laten zien, wat een vrijgeboren,
adellijk heer in de melk te brokken
had.
De deurwaarder kwam brutaal het
voorerf op, de honden basten. Aan
de binnenpoort vroeg bij met zijn
papier in de hand den kasteelheer
te spreken.
Die verscheen met degen en stok
Om te beginnen sloeg hij den deur
waarder het papier uit de hand en
begon toen met degen en stok te
gelijk te ranselen.
De deurwaarder maakte rechts
omkeer. Chris van Hattert greep
echter ook de achter de deur klaar
staande buks en voor de deurwaar
der de tijd had geheel buiten Hatterts
veste te zijn, schoot Chris hem nog
wat zout in zijn zitvlak, zoodat hij
in draf deze onheilsplaats ontvluchtte
en nooit meer terug kwam. Men
zag in den Haag in, dat men onge
lijk had en was blij van Hattert
verder met rust te kunnen laten. Dit
voorval volgt hier in dichtmaat.
Joncker Christiaan van Hattert
te Vierlingsbeek Ao. 1600.
In singelgracht met lentepracht
Ligt in het hout verscholen.
De Hattert, waar de specht nog lacht
't Konijntje graaf zijn holen
In vroeger tijd een heerlijkheid
Verbleef daar Chris de Jonker
Die steeds voor iedereen bereid
Een heer was en geen pronker.
Hij gunde iederen knecht zijn recht
Maar hield ook daarentegen
Het zijne in zijn handen hecht
Zooals hij 't had gekregen.
Noch schapencijns noch lammerthijns
Had Chris ook te betalen
Saffraan, kaneel of vaten wijns
Deed ooit een Landsheer halen
Er kwam een tijd, dat d'overheid
Die rechten ging verkleinen
En Hatterts heer tot grooten spijt
Zijn vrijdom zag verdwijnen.
Er werd geknord en hard gemord
Chris liet de heeren fluiten
En hoe hij ook werd aangepord
Hij leverde geen duiten.
Tot hoog gezag kwam met beslag,
Des rechters böo kwam dreigen
Ik zal jou, riep Chris met een lach
Aan eenen degen reigen.
Toen greep hij nog een groote buks
Met zout en schroot geladen
En joeg den bode twintig stuks
In 't zitvlak, tot zijn schade.
De bode vlucht met groot gerucht
Is nooit meer teruggekomen
Hij dankte wel voor zulke klucht
Chris heeft niets meer vernomen.
Het Hattertsch veld bleef vrij gesteld
Van het oelasting geven.
Aldus heeft men die grap verteld
En blijft ze hier beschreven
A. F. van Beurden.
29
Zoo is het, antwoordde Erich
Sinds reeds bijna twee jaren
wordt een Erich Reinkens uit
New-York hier gezocht, om een
erfenis van twee millioen gulden
in ontvangst te nemen.
De heer Van Hees keek bij die
mededeeling Erich scherp in de
oogen en nam waar dat deze vol
komen kalm bleef.
Een benijdenswaardig man
die Reinkens, sprak Erich. Met
zulk een vermogen kan men pret
tig leven en veel nut stichten.
Gij heet ook Erich Reinkens,
en. zijt eveneens uit New-York,
ging de president voort. Welke
legitimatie-papieren bezit gij, mijn
heer
Slechts weinige. De voor
naamste zijn me ontstolen gewor
den. Ik bezit nog slechts mijn
loonboek en het attest betreffende
de ontvreemdingvan mijn papieren
op een der afgelegenste plaatsen
der aarde.
Dat boek met het attest heb
ik in bewaring, verklaarde thans
de president. Èen dame heeft het
in mijn bezit gesteld.
Reis-, Missie- en andere
herinneringen.
VI.
HET AFSCHEID.
Achtenswaardige Tante.
Ods aardbolletje is maar een knik
ker in 't heelal, zeggen de geleerde
sterrenkijkers, die hoe langer zij kij
ken, hoe langer hoe meer hetzelfde
zien. Wij menschen, zijn maar knik
kertjes. Evenals dat knikkertje, het
welk bij zeker kinderspel uit een
kanonnetje wordt geschoten, over 't
bord rolt en tenslot-e, na vele hin
dernissen en obstakels in een gaatje
of kuiltje terecht komt, zoo gaat 't
ook met ons.
Het groote levenskaDon schiet ons
hier op aarde vooruit, we draaien
een paar jaar in de rondte en doen
ons best om alle lastige hioderpalen
te vermijden. Sommigen maken een
beetje lawaai, tingelen een paar keer
tegen het belletje, anderen draaien
er om heen, de meeaten rollen on
opgemerkt voort, maar allen komen
Waarschijnlijk juffrouw Sigis
mund, een collega van mij. Die
dame is steeds zeer bezorgd voor
mij, merkte Erich glimlachend op,
en een in de hoogste mate achtens
waardig meisje, ging hij, weder
ernstig wordend voort.
'Dat komt mij ook zoo voor,
stemde de heerVan Hees in. Kunt
gij mij iets van uw verleden ver
halen 1
Van mijn vroegste jeugd
weinig, uit mijn latere jaren veel,
want het noodlot heeft aardig met
mij gesold, antwoordde Erich. Als
knaap leefde ik met mijn moeder
te New-York, die altijd zeer boos
werd, als ik naar mijn vader
vroeg. Mijn moeder was zeergoed
maar hartstochtelijk en, naar ik
geloof, eigenzinnig. Te New-York
ging ik naar school. Later woon
den wij te Würzburg, te Bamberg,
te Keulen, en van laatstgenoemde
stad begaven wij ons naar Oslende.
Toen we daar een week of zes
waren, greep mij een onweerstaan
bare trek naar zee aan. Ik zei dit
aan mijn moeder, die er echter
niet van wilde hooren, over mijn
aandringen toornig werd en mij,
tengevolge daarvan, ach' dagen
lang in den kelder hield opge
sloten. Het gelukte mij te ont
snappen. In den nacht sloop ik
aan boord van een schip, dat reeds
stoom maakte, verborg me in het
ruim en kwam eerst weder voor
den dag toen wij te Londen arri
veerden. Het was een stoomschip,
we tenslotte in een gat of kuil
terecht.... Dan beginnen de wormen
te knikkeren met onze beenderen,
totdat ze op den laatsten dag des
oordeels weer bij elkaar geknikkerd
worden om daarna naar hemel of
hel geknikkerd 'te worden, al naar
gelang we hier op aarde eerlijk of
oneerlijk geknikkerd hebben met de
geboden Gods en der H. Kerk.
Ziezoo tante, is dat nu geen mooi
begin Daar zit wat je noemt „mo
reel" in. Ik wilde alleen maar zeg
gen, tante, dat zoo'n kleine tingeling
tegen het belletje in ons voortrollend
knikker-leven is; „een afscheid".
Onder al de ernstige zaken van
ons leven is een afscheid tusschen
moeder en kind, vader en zoon,
broeder en zuster, wanneer geld- of
hebzucht zich niet tusschenbeide
heeft geplaatst, een van de allerern-
stigsce. Bij zulk een gebeurtenis,
tante, wordt slechts zelden gespot,
want dit is een van de weinige
oogenblikken in het leven, waarin
beide partijen ztkerheid hebben, dat
er geen comedie gespeeld wordt,
en dit wil heel wat zeggen.
Het gebeurde dan tantelief, op een
Woensdagmiddag, kwart voor één
r, den 8sten November van het
jaar 1816, midden of in het hartje
van den grooten wereldoorlog op de
Rietlanden te Amsterdam
Daar lag een groote boot en die
boot was vo'ge'aden met pakken
kisten en menschen. die hun heil
gingen zoeken en acht missionarissen
plus vier missiezusters, die het hul
gingen brengen in de nieuwe wereld.
Eenige weken tevoren was het
mooiste schip van de Kon. Holl.
Lloyd de „Tubantia" nog pas in den
grond geboord. Maar aan zoon
reisje scheen toen nog al aardig wat
verdiend, tante, want ze wilden het
toch nog een keer probeeren met
een minder kostboar schip, de „Zee-
landia" genaamd. O, die centen,
tante.
En zoo werden bagage, menscheD
duiten en schip er aan gewaagd.
Dat ik u na zooveel jaren in leven
de lijve nog deze diepzinnige brieven
zit te schrijven, is dus het .beste
bewijs, dat dit waagstukje goed is
afgeloopen,
Maak u dus maar niet ongerust,
ik zou niet graag hebben, dat U het
op uw zenuwen kreeg. Nu tante, ik
begin.
De laatste zenuwspannende dagen
waren dan eindelijk voorbij. Daar
stonden we met z'n achten op de
boot Acht missionarissen met hun
familieleden bijeen in de groote eet
zaal. Het was kwart voor één en om
één uur zou de boot vertrekken.
Langzamerhand gingen ze uiteen
de missionarissen; onbewust en on
willekeurig trok ieder zich terug met
zijn naaste familieleden in een hoekje
van de zaalhet laatste kwartiertje
wilden allen doorbrengen, alleen met
hun dierbaren.
Ook ik trok mij terug en daar
zaten we vader, zus en twee broers,
de lieve moeder was niet meer.
De vader was grijs en hoog van
jaren, de broeders waren in dekracht
van hun jaren en de zus jong en
blozend. Daar zaten we tante, tegen
over elkander, het harte vol, de borst
beklemd, de keel als toegenepen,
Nog vijftien minuten en dan zou
de boot gaan vertrekken, dan moest
de vader weg van den zoon en de
zoon weg van den vader en
de zoon keek vaag naar de smarte
lijke trek op het gelaat van den
vader en de vader zag hoe de zoon
alle krachten inspande terwille van
den vader Als veroordeelden
door geheimzinnige kracht, zaten we
daar, ieder met zijn eigen wee
Plotseling zag ik mijn vader ver-
bleeken, een pijnlijke rilling door
trilde het hart der broers, bij mijn
zus begonnen de eerste tranen te
vloeien en ik zelf voelde het bloed
terugloopen naar mijn hartDaar
buiten klonk de groote stoomfluit,
uit die groote pijp van die groote
boot 1 Nooit zal ik het vergeten,
dat eerste signaal of teeken voor de
gasten om te vertrekken.
Indien dat gegil, gefluit, gesis, ge
brul en gebrom door de hel zelf
was uitgestooten, had het ons niet
meer kunnen verschrikken Geen
zwaard, geen mes, geen dolk, hoe
vlijmscherp ook, ons in 't hart ge
stoken, zou ons meer pijn hebben
kunnen doen, dan dit langen tergend
gefluit en geloei Schrijnend woelde
de vinnige pijn in onze ziel, het
hart klopte onrustig onder de be
nauwde borst, steeds meer toegene
pen de keelmet geweld persten
de tranen zich omhoog en we had
den al onzen moed noodig om niet
uit te barsten in tranen en snikken.
De weinige woorden, die we tot
nog toe gewisseld hadden verstom
den heelemaal. Alle vier schenen we
besloten, die laatste oogenblikken
te heiligen door stilte en instinctma
tig bleven we angstig zitten wachten
op het volgende signaal, het teeken
tot afscheid.
Daar klonk het plots voor de
tweede maal, wederom lang en ter
gend, maar nu niet meer zóó pijni
gend, want nu kwam het niet on
verwacht.
Alle gasten en familieleden rezen
op van hun stoelen en zetels, dood-
sche stilte in de zaalhier hoorde
men een snik, daar een zucht of zag
men een traan op het gelaat van een
zuster of moeder, wier hart voor
altijd gebroken scheen Het laatst
van allen rees de oude vader op en
de zoon bad God om moed. Hij zag
den vader in het volle gelaat en dat
gelaat was bleekei en grauwer dan
asch, het had de lippen saamgeperst,
de stekende hartepijn lag er in diepe
smart-trekken als ingebeiteld zoo
had ik hem ook eens zien staan bij
het graf zijner moeder 1 Bevend, de
oogen beneveld door een stille traan,
stak hij zijn hand naar mij toe
dag zoon. God geve je sterkte
Dag vader een korte kinder
lijke omhelzing, we keken elkander
voor het laatst in de oogen. wij
beiden begrepen tot in den
schoonen hemel.
Dag kind, God zegene je moedige
daad. Mijn broers gaven mij een
hand, hielden hem omkneld, zeiden
vaarwel, broer, het ga je goed in
de Missie en*1!wenden hun gelaat af,
snikkend en badend in tranen lag mijn
zus in mijn armen, zwoer, dat ze van
mij altijd 't meeste had gehouden en
met de liefelijkste en warmste glim
lach, welke ik ooit op haar gelaat
gezien had, vroeg ze half ernstig half
lachend door haar tranen heen broer,
zul je het vergeten, stuur je gauw
een mooie aanzichtkaart Ik gaf
haar nog een laatste kus en zwoer
in mijn binnenste dat ik mezelf liever
aan honderd stukken zou laten
scheuren dan haar die kaart niet te
sturen. Zoo gingen zij heen van de
boot als van een schavot en daalden
af langs de brug naar de wal.
Wederom klonk uit die vuur, asch.
donkere walm en rook spuwende
pijp dat doffe lied als een hoonende
lach. Het was het laatste signaal.
welks naam ik niet ken, wijl het
donker was, toen ik naar het schip
zwom, en ik het eenige uren na
aankomst, ook in den nacht, weder
heb verlaten. De kapitein, telegra
feerde, voor zoover ik weet, ge
durende mijn tegenwoordigheid
aan boord, naar Ostende, dat hij
mij cpzijn vaartuig hadgevonden.
Te Londen sloeg ik nie gedurende
drie weken ellendigdoor het leven
en werd toen opgenomen aan
boord van een schip, dat naar
Zuid-Amerika voer. Van dien dag
af bleef ik, met eenige onder
brekingen, zeeman. Te Beynos
Aires schreef ik aan mijn moeder
en smeekte haar om vergeving.
Ik ontving echter van de politie
den brief terug met de kantteeke-
ning Geadresseerde niette vinden.
Mijn tweeden brief beantwoordde
mij een kamerverhuursler, bij
welke mijn moeder het laatst zou
gewoond hebben. Zij schreef me,
dal de bewuste dame gestorven
was.
Bezit gij deze beide brieven
nog?
Neen, ze zijn bij een schip
breuk verloren gegaan.
Wilt gij u niet als de erfge
naam van de twee millioen aan
melden, die aan zekeren Erich
Reinkens zijn vermaakt?
Heel graag, maar natuurlijk
alleen, zoo mijn papieren mij daar
toe hel recht geven, verzekerde
Erich.
Die, welke gij bezit, zijn in
op geregelde tijden en
neem zoo noodig des
avonds een Foster's
Maagpil. Gemakke
lijk in te nemen en
zacht werkend.
0,65 per flacon.
De matrozen kwamen in beweging,
het rumoer nam toe, zakdoeken om
te wuiven en tranen te droogen
kwamen voor de dag. de brug werd
omhoog getrokken, het anker gelicht,
de touwen losgeworpen enhet
schip lag los, zacht deinend op het
golvend water. De band met het
vaderland, met het dierbaarste wat
we hadden was verbroken. En de
zoon stond daar hoog boven op de
boot, dat machtig zeekasteel en daar
beneden in de diepte aan de wal
stond de vader met pijnlijk gelaat,
de broers en de zuster...
De schroef sloeg aan, het water
begon te borrelen en te bruischen.
de sleepbooten trokken aan als
triompheerend over de buit die ze
gemaakt haddensteeds grooter
werd de afstand tusschen de wal en
het schip, steeds grooter de afstand
tusschen vader en zoon, steeds klei
ner de wezens, die we het liefst
hadden op aarde 1 Nog een laatste
strakke blik, nog eenmaal verzamelde
de zoon al zijn krachten en riep van
hoog boven dat schipDag vader,
vaarwelVaarwel, broers en zus
En een zacht vaarwel weerklonk van
de walVaarwel, mijn zoon, mijn
kind En weg voer het groote schip
met het bloed van zijn bloed, met
het vleesch van zijn vleesch... Toen
keerde de oude vader zich om, wilde
het schip niet langer meer zien en
begeleid door de zoons en de doch
ter keerde hij huiswaarts. En de
vader wist, dat hij zijn zoon voor
het laatst had gezien en de zoon
begreep, dat het vaarwel voor altijd
was geweest....
Het schip voer steeds verder en
verder, nog klonken er vaarwels, nog
vloeiden er tranen, nog wuifden de
zakdoeken, het tot weerziens was
niet van de lucht... Maar aan alles
komt een eind, weg was het schip.
De missionarissen kwamen naar
elkaar toe, wenschten elkander geluk,
dat het zoo goed was afgeloopen en
lachten en praten alsof er niets was
gebeurd... Missionarissen zijn nu een
maal helden, moeten mannen zijn,
die niets laten merken (o, dat men-
schelijk opzichten onder kunst
matig gelach en gepraat smoorden
zij heel dien dag de zoete herinne
ringen en de pijn van hun hart.
Des avonds kropen we al vroeg
onder de vceren, vermoeid van de
emoties. En daar lag ik, tante, voor
de eerste keer van mijn leven op
een bed in de kleine cabine van een
groot schip midden in volle zee 1
Zacht klotsten de golven tegen de
wanden, eentonig was de slag van
de schroef... rim, bom, bom wiegend
ging ik op en neer met de cadans
van schip, kalme plechtige stilte was
ingetreden na de drukte van den dag.
Daar lag ik te peinzen, tante. De
zoetste herinneringen uit mijn jeugd
kwamen weer boven en kalm, innig
en lang overdacht ik het afscheid
van dezen namiddag... en de traan,
die zoo lang was ingehouden welde
op in mijn oogen en de snik en de
zucht, die zich losrukte uit mijn
borst was kort en hevig en lang
zaam gleden door mijn vingeren de
kralen van een rozenkrans, een ge
dachtenis van de lieve moeder en
zacht fluisterend zweefde het door
de cabine in die stille avond op de
groote zee: een Weesgegroetje voor
moeder, een Weesgegroetje voor
vader... en ik keek naar mijn buur
man, ook hij lag met de handen ge
vouwen en de oogen gesloten, waar
onder glinsterde een traan... een
dauwdruppel uit het hart van zijn
moeder, hij had nog een moeder....
Die traan werd niet gezien en die
snik werd niet gehoord hier op aarde,
tante, maar we zullen er maar het
beste van denken en hopen, dat de
engelen ze mee naar boven hebben
genomen.
derdaad niet van voldoende betee-
kenis, om het te ondernemen
Zoo gij de ontvreemde nog hadt,
dat zou wat anders wezen, hernam
de president, weer een scherpen
doorborenden blik op Reinkens
werpend.
Het is schier niet aan te
nemen, dat ik die papieren weer
machtig word. Degene, die ze mij
ontstal, zal ze wel noodig hebben
en is de Hemel weet waar. Het
was me alleszins dikwijls zeer
pijnlijk, dat ik mij thans alleen
op mijn menagerie-boek en op
eenige vage bescheiden verlaten
moet.
Hel ts de taak der autoritei
ten athier, zich over dien Erich
Reinkens, die de erfgenaam is
van den bewuslen Brauu hier
keek de heer Van Hees den tegen
over hem zittende weder onder
zoekend aan zekerheid te ver
schaffen. Ik verzoek u derhalve,
over ons onderhoud met niemand
te spreken. Gij heet Reinkens en
zuh daarom nog eenige malen
met ons ik ben de voorzitter
van de commissie, aan welke de
behandeling van deze zaak is
toevertrouwd in aanraking
komen. Wees bijgevolg zoo goed,
voor het geval gij Amsterdam wilt
verlaten, mij daarvan kennis te
geven
De president stond op, nam be
leefd afscheid van Erich en ver
liet de spreekkamer.
Twee millioen, mompelde
Zie, tante, zoo is het gegaan met
mij, zoo is het min of meer gegaan
met honderde en duizende helden en
heldinnen voor mij en zoo zal het
ook nog gaan met honderden en
duizenden na mij tot aan het einde
der tijden, tot aan de dag der ver
gelding
Ja, tantelief, schaam u maar niet,
veeg uw brillenglazen maar eens af.
Een volgende keer hoe de boot
in, aan en bij mekaar zit.
Van de meest achtenswaardige tante
de meest achtenswaardige
HEERNEEF B. B.
Rugpijn, rheumatische pijnen en
blaaszwakte zijn vooral 's nachts een
voortdurende kwelling. En door de
er aan gepaard gaande pijnlijke urine-
loozing, lendenpijn, hoofdpijn en
duizeligheid bezorgt een nieraandoe
ning u rust noch duur.
Uitstel maakt de zaak slechts erger
zoo lang de nieren het bloed niet
behoorlijk filtreeren, kunt gij niet
gezond worden. Wek de nieren op
tot hernieuwde werkzaamheid en
kracht met Foster's Rugpijn Nieren
Pillen. Dit speciale niermiddel, zonder
eenige schadelijke bestanddeelen, kan
zoowel door mannen als vrouweD,
oud en jong met voordeel gebruikt
worden.
Door tal van menschen worden
Foster's Pillen aanbevolen in gevallen
van rheumatiek, spit, ischias, water
zucht, nier zand en -gruis, en andere
nier- en blaaskwalen. Begin nog
heden met het gebruik.
Erich, terwijl hij zich naar den
tuin van het gasthuis begaf. Dat
is een aardig sommetjeAls me
dat eens ten deel vielJa, als
sprookjes nog in onze dagen wer
kelijkheid werden, zou 't wel ge
schieden, maar de electncileit en
stoom hebhen in onzen nuchteren
tijd alle sprookjes op de vlucht
De president keerde naar zijn
bureau in het rechtsgebouw terug
De man maakt een goeden
indruk, dacht hij bij zichzelven
en het vernaai van de gebeurte
nissen zijner jeugd heeft meer en
meer waar schijnende trekjes dan
dat van den anderen Reinkens.
Dat is ongetwijfeld een zeer in
het oogspringende samenloop van
omstandigheden. Twee Erich Rein
kens hier ter plaatse beiden
als pretendenten naar de erfenis,
beiden ongeveer in hetzelfde jaar
te Oslende hunne moeder ont-
loopen en scheep gegaan naar
Zuid Amerika 1 Beiden deelden
voorts nagenoeg hetzelfde mede
over de verhoudingen van hun
ouders tot elkander. Zulke won
deren kan het toeval niet wroch
ten. De leeuwentemmer bezit een
attest, dat hem zijn papieren zijn
ontvreemd geworden en de andere
is in het bezit van de legitimatie-
siukken, welke in dit attest staan
vermeld. Hier kan wederom geen
toeval in het spel zijn. Wie is nu
Erich Reink^^ Is een van bei
den den erfjjURtm, of is het geen
lagiioafca Hiitdnliagea.
Bij alle drogisten enz. f 1.75 p. flacon
Ingekomen en vertrokken
personen
van 1 tot 8 Mei.
VERTROKKEN:
Th. W. Janssen, bakker, naar
Gemert
A. H. Tyssen en vrouw, naar
Bergen-Well E 140
D. A. Meier, smidsleerling, idem
B 181
P. Th. Huygen, dienstknecht, naar
idem E 14
F. J. Martens, idem, naar Meerlo;
C. Poels, dienstbode, n. Bergen
M. M. Brakels, id., n. Vierlings
beek
R. W. Gerrits, id., n. Maashees
C. M. Willems, id., n. Wanssum
A. H. P. Stevens, idem, naar
Maashees-Overloon
Th. A. H. Up Hey, z.b., naar
Seven um
P. J. Verberk, dienstknecht, naar
Sambeek
A. M. H. G. Huisman, arbeider,
naar Heerlen, Heihof 20 f
G. Elspasz, dienstbode, n. Horst;
J. J. Hendriks, chauffeur, naar
Escharen B 28.
H. J. Mulder en gezin, tandb.
naar Maashees B 132
Th. Beckers, dienstbode, naar
Maashees-Overloon
H. H. Buuts, idem, naar Overi.
Vlak 152;
P. J. van Kessel en vrouw, z.b.,
idem
P. M. J. Janssen, dienstbode, naar
Nijmegen, Molenstraat 60
Wat is er vooral de laatste jaren
van beiden
De president achtte het noodig,
zijn collega's en de commissie in
kennis te stellen van dit zeldzame
opduiken van een nieuwen Erich
Reinkens. Hij wijdde de heeren
in in alle bijzonderheden van het
geval, en het college besloot na
langdurige beraadslaging, de twee
mannen tegenover elkander- te
brengen. Zoowel Erich Reinkens
als Gaudentia's broeder ontvingen
dus een uitnoodiging, om op een
bepaalden dag en een vastgesteld
uur persoonlijk in het gerechts
gebouw te willen verschijnen...
De president en de overige leden
van het rechterlijk college zaten
aan een half-cirkelvormige tafel.
Voor de tafel jvaren op eenigen
afstand stoelen neergezet. Op een
daarvan had zich Henn Busum
geplaatst, die, in spanning, welke
mededeeling het college hem te
doen had, nu en dan een blik
wierp op de heeren en vervolgens
weder peinzend voor zich keek.
Alsnu gaf de president den in de
zaal aanwezigen bode een teeken.
Deze opende de deur van een
zijvertrek, sprak eenige woorden
naar binnen, en Erich Reinkens,
met zijn arm nog in een verband,
trad de zaal binnen.
Henri Busum sprong van zijn
stoel op met een heftigheid, dat
deze omverviel. Hij was bleek en
sidderde.
Ook Erich was bleek geworden
hij wankelde en de bode moest