Tweede Blad van „PS1L IH MAAS" Om twee milliosn De puntjes op de i FEUILLETON De alchimisten oftewel goudmakers, Het uur Gods. De groententuin. Waarschuwing. Bosch- en heidebrand ZATERDAG 4 APRIL 1931 Twee en Vijftigste Jaargang No. 14 Wat zullen onze kinderen worden? Moderne beroepskeuze of een zalige levensstaat. Dansen of bidden Dat zijn eigenaardige en vreemde opschriften, vindt ge niet? Zoo raar door elkaar zoo net, of 'i bij den schrijver zoo'n beetje dooreen loopt. Alsof hij 't niet goed meer aan el kaar weet te knoopen 1 En^toch, hij is niet zoo dwaas, als hij er op het eerste gezicht wel uit ziet. Want daar loopt een heel goede draad door alleen is het maar zaak hem goed te pakken te krijgen. Pak aan 't Is voor iederen ouder een ern stige kwestie wat zullen onze kin deren worden? Zal Jan priester worden, wat hij zoo graag zou willen zal Marietje in het klooster terecht komen, waar ze wel zin voor schijnt te hebben zal Piet later de zaak van vader over kunnen nemen? zullen we met Griet blijven zitten, want het i§ zoo'n „wilde" zal Klaas de studie afkrijgen en dan verder kunnen werken, want hij kan niet al te best leeren zal Too? een goeden man krijgen die haar past enz. enz. Dat zijn vragen die de ouders zich stellen. Met een modern woord noemt men dat (heel in het algemeen ge sproken en speciaal voor de mannen en jongelingen)Beroepskeuze. En in onzen modernen tijd heeft men allerlei uitvindingen gedaaD, neemt men allerlei proeven en doet men allerlei onderzoekingen: of iemand en wie dan Jwel voor dit of voor dat baantje of beroep of ambt of bedrijf het meest geschikt is. Maar men begrijpt, dac dat alle maal er om te doen is, om maar zoo veel mogelijk geld en winst te slaan ook uit de menschen. En dat heel die moderne beroeps keuze voor een groot deel alleen n zakelijken kant heeft. Nu is daar natuurlijk ook dit goede aan dat iemand, door de moderne beroeps keuze geschat, ook gemakkelijk dat baantje of beroep enz. krijgen zal, waar zoo iemand het meeste zin in heeft en 's menschen zin is s men schen leven Maar wij christenen moeten een beetje verder kijken dan deze wereld. Onze horizon eindigt niet, daar, waar de aarde het hemelgewelf raakt, neen, daar begint hij pas We willen maar zeggen, dat het voor iemand, jongen of meisje, ook van groot belang is, dat later te worden en indien levensstaat terecht te komen, waarin men niet alleen volgens de wereld gesproken gelukkig is of veel geld verdient, maar dat men datgene later wordt of in dien levensstaat terecht komt, waarin en waardoor men ook gemakkelijk zijn eeuwige zaligheid bewerken kan. Ziedaar wat een zalige levensstaat is Het vak van dief, van slechte kroegbaas, van vertoonen vai jeugdbedervende films, vanschunnigi boekenschrijverij, om maar eens en kele voorbeelden te noemen, kan men moeilijk een zalige levensstaat noemen Maar zoo zijn er tallooze levens staten, welke goed of slecht, zalig of een bederf kunnen zijn. Dat ligt er maar aan, hoe men zich daarin gedraagt en hoe men dat vak of bedrijf enz. uitoefent. Welnu, het moet voor de ouders van het hoogste belang genoemd worden, dat hun kinderen dien levensstaat later bereiken zullen, waarin en waardoor de kinderen gemakkelijk hun eeuwig geluk be reiken zullen. Maar nu dansen of bidden Wat beteekent dat Dat beteekent ditdat velen, die verkeering hebben, het veel gewich tiger schijnen te oordeelen in hun verkeeringstijd meer te dansen met elkaar, dan te bidden voor elkaar. Hoe denken zij over hun zaligen levensstaat? Hoe denken zij over hunne toe komst hun aanstaande huwelijk Bidden ze daar veel en vurig voor: dat Gods zegen hun toekomstig huwelijksleven moge zalig, moge gelukkig maken in den vollen, diepen christelijken^zin van het woord door A. F. VAN BEURDEN II Slot. De alchimistische" wetenschap had allerlei geheimen en geheimzinnig heden. Op het „smaragdgroene bord" waren allerlei duistere spreuken ge graveerd, die men kennen en begrij pen moest vóór men goud kon maken. Men moest die allereerst kunnen ontraadselen. Men moest ook reke ning houden met de zeven planeten, want die beheerschten ieder een metaal, evenals die planeten ook invloed hadden op de ledematen en deelen van den mensch. Op de eerste bladzijde van de oude geneeskundige werken en de almanakken stond gewoonlijk een mannetje, dat van alle kanten door pijlen getroffen werd en waarbij de namen de namen der planeten ge graveerd stonden. De zon, aanvoerster en grootste der planeten, heheerscht het goud, de maan het zilver, Mercurius^het kwikzilver, Jupiter het tin, Venus het koper, Saturnus het lood, Mars het ijzer! Ook had iedere planeet haar eigen dag; in de alchemie moest men om goud te krijgen Zondags werken, Maandags op zilver uitgaan en op de andere dagen der week de overige metalen najagen. Men meende ten onrechte, dat alle metalen zwavel en kwikzilver bevatten en dat ze dus niet zuiver en gemengd waren. Men moest dus den „steen der wijzen" zoeken, die alle metalen in goud kon veranderen, alle ziekte kiemen dooden, bovendien de men schen de onsterfelijkheid bezorgen. Men wilde hem vinden door goud in rein kwik op te lossen en kwik- chloruur te maken. Hoe men daarbij te werk ging en hoe men zich daarbij in allerlei on zinnigheden verloor, kan blijken uit het voorschrift van Theophilus Pres byter (zie kunstgeschichte Eitelber- ger VII Weenen 1874) Hij"zegt Er bestaat rood goud. dat uit rood koper, uic poeder van den basiliskus, uit menschenbloed en azijn is samengesteld. De basiliskus was een wonderdiertje, een soort hage dis, dat men op eene wonderbare manier moest vangen, dan verbran den, bij de asch bloed van een rooden mensch voegen; dit met zui veren azijn op dunne plaatjes koper strijken, deze dan gloeien. Als alles opgelost is, is het zuiver goud ge worden. Geloove, wie kan. Men hield toen van allerlei ge heirazinnigheden en trachtte daarmee aan te vullen, wat men aan echte wetenschap te kort kwam. De vorsten van Europa. over het algemeen groote oorlogsvoerders De autoriteit zag zich genoopt, het feit een incident, een ongeluk te verklaren. Onder deze omstan digheden werd het evenwel twijfel achtig, of het aan het circus in Holland nog verder geoorloofd zou zijn, voorstellingen met wilde dieren te geven. Het was al ver over middernacht, toen Bertha Sigismund eindelijk op haar kamertje in de Jan Steen straat zich ter ruste kon hegeven. De vreeselijke gebeurtenissen van dien avond waren op haar neergekomen als een bliksemstraal uit helderen hemel. Tot nu toe was alles zoo glad en goed gegaan; de groote reis was zonder onge vallen afgeloopen, in het circus had vrede geheerscht en de ge zondheid der dieren had niets te wenschen gelaten. De inkomsten konden niet ruimer zijn, en wat voor Bertha Sigismund het ver- blijdensle wasArrigo Rinconi was in den laatsten tijd zoo lief en vriendelijk voor haar geweest, dat zij zich gelukkig, overgeluk kig gevoelde. En nu, na enkele uren was dat alles verwoest, was zij neergeworpen in een afgrond van het pijnlijkste leed en van de bitterste zorgen de man, dien zij liefhad, was zwaar gewond en op dit oogenblik wellicht reeds dood. Bertha kreunde het luide uit van smart en sloeg de handen voor haar gelaat. Zij had met den ongelukkige naar het gasthuis willen gaan, aan zijn verpleging willen deel nemen, bij hem willen zijn, maar het was haar niet vergund gewor den. Zelfs zoo ze zijn zuster ge weest ware, had men dit niet kunnen toestaan. Zij mocht slechts den volgenden dag aan het gast huis gaan vernemen, hoe het met den gewonde ging, en het hing van den toestand van den lijder en van de toestemming der doctoren af, of en wanneer zij hem zou mogen zien. Met welk recht ook kon zij tot hem doordringen... Wat was zij voor hem, dat haar de bevoegdheid gaf, bij hem te zijn Niets tot nog toe, ach, niets 'Bertha schreide en snikte luide bij die gedachte. Zij kon slechts voor haar vriend bidden, vurig bidden. Zij wierp zich dus op de knieën en bad, lang en vurig, tot God. Diep terneergeslagen maakte zij eindelijk toebereidselen om te gaan rusten. Terwijl zij zich ont kleedde, streek haar hand over den zak van haar rok, zij voelde iets hards en herinnerde zich nu het haar ontvallen boekje, dat zij in de haast bij zich had gestoken. want krijgsheld was toen nog een eervol beroep waren over het algemeen slecht bij kas. Ze hadden daarom nogal ooren voor de plannen der goudmakers. Ze keken echter scherp toe, dat ze niet beet genomen werden en straf ten de knoeiers met alle gestreng heid. Maar er waren tusschen de goud kunstenaars enkele, die nog gladder waren, dan de vorsten zelf. In 1705 was er in Zweden een generaal, van Peijkull, die het land en zijn vorst Karei XII verraden had. Hij zou onthalsd worden. Maar hij bood den Koning aan door zijne goudmakerij jaarlijks een millioen daalders te bezorgen, als hij hem vrij zijn gang liet gaan. De koning ging daarop in en van Peijkull, zegt de chroniek, veran derde lood in goud door een tinc tuur, die door antimonium, zwavel en salpeter vuurvast gemaakt was. Ook deed hij dit in tegenwoordig heid van den Veldtuigmeester Ha milton. Om zekerheid te hebben, mengde Hamilton het poeder zelf en maakte er voor 147 dukaten goud uit. Ook van Peijkull's advocaat Tehmann. was daarbij tegenwoordig. Uit het gewonnen goud werd een gedenkpenning vervaardigd, twee dukaten zwaar. Hoe van Peijkull dat allemaal klaar gespeeld heeft, met welker hulp, is niet bekend, maar hij kwam vrij en ging er toen van door. Een andere goudmaker praatte in 1597 den Keurvorst van Wurtem- burg voor, dat hij ijzer in goud zou veranderen. Hij moest het bewijzen, hij sloot zijn werkplaats, maar hij had een jongen in een kist verborgen, die toen alles stil was, goud in den pot wierp. De Keurvotst snapte den jongen en hing den goudmaker zelf aan de galg. In 1677 maakte Christiaan Wilh. Krohnemann te Beijreuth goud voor den Markgraaf Chr. van Branden burg. Hij werkte met twee smelt kroezen. in de eene had hij kwik, in de andere azijn, zinkoxyde, groen- spaan en zout. Maar hij had er handig wat goud ingeworpen. Hij kreeg eene legeering van koper, goud en zink. Hij werdjDok betrapt en opgehangen. Koning Frederik I van Pruisen droeg aan graaf Cajétau op, binnen zes weken voor zes millioen daalder goud te maken. Dat was hem te veel en toen hij zelfs geen enkel goudstuk kon leveren, werd hij in 1709 tot den strop veroordeeld. David Teniers maakte al spot prenten op de goudmakerij. De bekwame apotheker Nicolaas Le Mery te Parijs, schreef in 1675 in zijn Cours de Chemie, dat de goudmakerij een kunst was zonder kunst, beginnende^met liegen, voort gezet met werken en geëindigd met bedelen 1 Niet waar, dokter het gaat slecht Nog altijd hoop Och, neen, ik voel het te goed, het is gedaan met mij. 't Was een jonge vrouw van 35 jaar. De dood stond op haar voor hoofd te lezen. Voor acht dagen was ze nog blozend en schoon. De dokter nam den pols, en celde stilzwijgend. Heb moed, mevrouw, 't kan nog beteren. Uit zijn zakje trok hij zijn boekje, kribbelde er eenige onleesbare woor den op en gaf het afgescheurde blaadje aan den man. Zij haalde het te voorschijn, sloeg het open en las Ench Reinkens, van New-York. Als een electrische schok trof haar die naam. Zij legde de hand aan haar voorhoofd en dacht na Wat was dat met dien naam? Waar had zij dien meer gehoord? Plotseling schoot haar de naam van een Brusselsche courant in het geheugen, die zij te New-York geregeld had gelezen, en in welk blad zij de oproeping van een man van dien naam had gevonden. De erfgenaam scheen ook nu nog niet gevonden te wezen; want zij herinnerde zich in een Rotter- damsch blad te hebben gezien, dat men een kapitein zocht, bij wien de erfgenaam als matroos in dienst was geweest. Arrigo Rin coni was dus slechts de artisten- naam van dezen man, hij heette eigenlijk Reinkens. Nu, de meeste artisten gaven zich om verschil lende redenen andere namen. Zij zelve immers had ook haren naam »Agnes Mieka" in dien van »Bertha Sigismund" veranderd... Voorts herinnerde Bertha zich, in de eerste oproeping te hebben gelezen, dat dat het een zeer aanzienlijke som betrof, eenige millioenen. In Amsterdam was de erflater gestorven, hier, in dezelfde plaats, waar zij zich thans bevonden. Zoo deze Erich de gezochte was, zij hem op de erfenis wees en daar door de eerste aanleidin werd, dat hij dat groote vermogen kreeg? Twee lepels pet uur en vooral geen bezoeken... Volledige rust. De man volgde den dokter op de hielen... Wel dokter... wat denkt ge ervan Wat ik er van denk, vriend, er is een heel zware verwikkeling bijgekomen. Is ze verloren De dokter haalde de schouders op. En hoelang heeft ze nog te leven? Ten hoogste nog vier-en-twintig uren. Dan haastig 't Ware misschien 't oogenblik om den priester te roepen, want gij zijt katholiek, niet waar Daarop zweeg hij, en, om den armen man wat te troosten, voegde hij er bij Morgen in den voormiddag kom ik terug. Vrouwtje, ik ga naar den apothekerbinnen een kwartiertje ben ik terug. Och, stuur liever de kleine, en blijf bij mij, zuchtte de vrouw, die zoowel gevoelde dat ze heu: laatste oogenblikken doorbracht met haar man. Och neen, 'k zal liever zelf gaan. Hij nam zijn hoed, ging heel stil op de tippen van zijn voeten de ziekenkamer uit. De arme vrouw zuchtte. Een enkele gedachte houdt den man bezig buiten. De priester moet dus komen... ja... maar.... Maar.... zou de vrouw er niet te veel door verschrikken Maar, zouden de menschen het niet gaan bespreken Hij zoekt een oplossing, om de menschen en God tevreden te stellen. Gevonden 1 Dezen avond te negen uur, als de winkels gesloten, als de menschen voor 't grootste deel van de straat weg zijn,., als 't donker is, zal de priester komen op bezoek... en dan Ié ter kan hij de laatstesacramenten toedienen. Er is immers nog tijd... de dokter heeft gezegd: nog vier en twintig Negen uur. 't Is donker. Stil in- gelogen treedt de priester het huis van de zieke binnen.... om de ziel van de arme vrouw voor te berei den voor de groote reis. De vrouw.... was juist gestorven zonder de genademiddelen der Kerk. De priester, bedroefd omdat zijn hulp te laat komt, zegt tot den nu schreiende man Waarom hebt ge niet eer ge roepen Ze is voor haar uur vertrok ken, mijnheer Pastoor... De dokter zei. dat „ze nog„ vier en twintig'uren had. En de priester "gaf ten antwoord: Vier en twintig uren Dat was het uur der menschen... maar men vertrekt op het uur van God. Elke boer en arbeider op het plat teland in dezestreek is ook tuinder. Hij beschikt over een plekje grond bij zijn huis, waar hij zijn groenten teelt. De arbeid in den groententuin wordt tusschen of na de gewone werkzaamheden verricht. Die arbeid eischt weinig spierkracht, en veel kennis is er niet voor noodig, om voor^ de huishouding de voornaamste groenten te telen. Men leert het nog jong zijnde van vader en men bepaalt zich meestal alleen tot die groenten, die van oudsher in de huishouding gebruikt werden. Van de boerderij wordt een ge deelte van den mest in den groenten tuin gebruikt. Kunstmest maakt zel den of nooit kennis met den moes hof, men speelt het alleen klaar met stalmest en stalwater, en het moet gezegd, de kool en de sla, en de erwten en boonen bieden dikwijls een prachtig gewas, waaraan zeker de nabijheid van den mestput niet vreemd is. De arbeider op het land houdt een koetje of een geit, waarvan de mest voor een groot deel in den tuin terecht komt. En als hij van zijn werk huiswaarts keert, vindt hij nog wel een uurtje tijd om zijn tuin te verzorgen. Dat geeft'verpoozing na zijn dag werk, de arbeid is licht, het bevor derd de huiselijkheids en het is voor hem een groote voldoening en het verschaft moeder de vrouw een groote vreugde, als op tafel spinazie salade of erwten prijken uit eigen tuin. Maar ook voor den stedeling, waar bij de woning een plekje grond behoort, verschaft een groententuintje een bron van genot. Men vind er een aangename tijdpasseering na gedanen arbeid en 't geeft soms een heele besparing in de huishouding. En daarbij komt nog, dat eigen geteelde groenten altijd smakelijker zijn, dan die men op de markt of in den winkel koopt. Groenten zijn niet alleen een sma kelijke toespijs en een gewenschte afwisseling bij den dagelijkschen kost, maar ze zijn tevens zeer voed zaam. Zij werken gunstig op de spijsvertering en bevatten een menigte vitaminen, die sommige menschen vooral in een wintertijd te kort komen. De doktoren raden dan ook het eten van groenten en vruchten, en dan liefst inongekookten toestand, voor zoover het mogelijk is, ten zeerste aan. Niet iedere grond is even geschikt voor het telen van groenten. Dat hangt van verschillende omstandig heden af, zooals de soort van grond, de ligging, de waterstand en de bemesting. De beste gronden zijn die. welke een voldoende hoeveelheid humus bevatten. Humus bestaat uit min of meer vergane plantendeelen. Waar veel verrotte plantenresten aanwezig zijn, zooals op de veengronden, of waar rijkelijk is gemest met stalmest, stalwater. gtienmest of plantenafval, daar is de grond rijk aan humus. Dat toont zich door de zwarte kleur der bovenlaag. Humus geeft niet alleen bij de ontleding plantenvoedsel, maar hij bindt de zandgrond meer aaneen en maakt hem meer geschikt om water vast te houden, waaraan de lichte zandgronden toch zoo vaak gebrek hebben. Stijve kleigrond wordt door vermenging met humus los en poreus en beter doorlatend voor het over- toftige water. Ook neemt de zwarte kleur beter de zonnewarmte op en warmte is een der eerste vereischten voor het telen van vroege en malsche groenten. Ook de ligging van den tuin is van belang. Bij het kiezen van een bouwterrein kan men daarmee reke ning houden. Licht en lucht moeten er vrij kunnen toetreden, de zonne stralen moeten zooveel mogelijk overal kunnen doordringen. In de schaduw van geboomte of hooge muren kan men geen goede gewassen telen. Heeft de tuin bovendien 'n helling naar het Zuiden, dan kan men spre O God, wellicht is hij al dood, dood op dit oogenblik 1 kreet ze plotseling en begon opnieuw te schreien. Eindelijk evenwel vor derde de natuur haar rechten, en met de oogen nog vol tranen zonk de zwaarvermoeide vrouw in een diepen slaap. HOOFDSTUK XIV. In den ochtend, op het gewone uur, ontwaaktede steeds punctueele juffrouw Gaudentia Busum ook nu, en achter haar lag de ver schrikkelijke avond van haar leven als een wilde droom. Toch was alles, wat zij gisteren had onder vonden, geen ijl koorts, geen droom, maar vreeselijke waarheid. Eén huivering voer haar doorde leden, toen zij zich het gesprek van gisteren-avond met broeder herin nerde en bij de gedachte dat zij, zij hetookonbewust, medeplichtige aan die heillooze daden kon zijn. Nooit en nimmermeer zou zij zoo iets dulden 1 Met geweld verzette zij zich tegen het bange gevoel, dat als een Alp op haar drukte, kleedde zich langzaam aan en zette koffie voor haar commensalen Zooals bijna altijd bracht zij zelve aan dr Rembold zijn morgendrank. Hebt u niet goed geslapen, juffrouw Busum vroeg de beleefde commensaal. Gij ziet er eenigszins bleek uit O, ik dank u, ik heb alleen wat onrustig geslapen, verzekerde ken van een ideale ligging. Een voornaam ding is ook de hoogde van den waterstand. Bij een stand van het grondwater van zoowat een meter onder de oppervlakte zal de bovengrond voldoende vocht behouden en zal men bij doorlaten den bodem geen last van te groote vochtigheid hebben. Bij te natte, laaggelegen gronden moet het water door greppels afgevoerd kunnen worden naar slooten, die voldoende waterafvoer hebbeD. Hooggelegen droge gronden kan men meer vochthoudend maken, door het humusgehalte te verhoogen. Het komt soms voor, dat een harde, ondoorlatende grondlaag het water verhindert, op te stijgen of weg te zakken. Zulke gronden zijn in regenperiodes te nat en drogen in regenarme tijden te sterk uit. Waar de laag niet te diep ligt, kan men probeeren, ze door een diepe grondbewerking los te maken. Iedereen wil natuurlijk trachten, zoo vroeg mogelijk met de teelt van groenten te beginnen. En al is het geweuscht, dat licht en lucht zooveel mogelijk ongehinderd kunnen toetre den, toch zal het noodig blijken voor de teelt van vroege groenten, dat de tuin aan de Noordzijde. Noord- West en Oostzijde tegen de koude winden wordt beschut. Hiertoe kun nen dienen muren, houten schuttin gen of heggen. Muren zijn duur, maar hebben het voordeel, dat ze een volkomen be schutting vormen en bovendien ge schikte gelegenheid bieden voor den aanplant van leiboomen. die veel warmte noodig hebben, zooals druiven aerziken en peren. Met het oog ïierop make men ze minstens twee meter hoog. Op de kap kunnen met kalkspecie glasscherven aangebracht worden, tegen het overklimmen van ongewenschte gasten. Men moet er aan denken, in den muur krammen te laten inmetselen voor draadbespan ning. waaraan de boomen worden bevestigd. Houten schuttingen zijn minder duur in aanleg, maar eischen heel wat onderhoud, 't Hout gaat na eenige jaren vermolmen of rotten, waardoor ze toch nog kostbaar worden. Voor heggen kiest"7men meestal haagdoorn, haagbeuk of liguster. Een doornheg vormc door haar scherpe stekels een goede afsluiting, maar heeft het nadeel, dat er veel ongedierte in huist, dat aan groenten en fruitboomen heel wat nadeel kan berokkenen. Haagbeuk en liguster vormen mooie heggen, die ook in den winter door hun bruin of groen een mooi effect sorteeren. Op zand- en veengronden ziet men ook wel heggen van Thuya. Deze hebben mooi blad en blijven altijd groen. Het aanschaffen van jonge planten komt nogal duur uit. Heggen het nadeel, dat ze veel voedsel uit het land halen Het is aan te raden, van tijd tot tijd op een halven meter van de beg door het graven van een greppel de wor tels af te steken. Bij den aanplant van een heg moet men deze na het eerste jaar tot dicht bij den grond afsnijden. Dan ontstaan er veel zijtakken en blijft ze ook later aan den onderkant mooi dicht, Ook moet men ze de eerste jaren niet al te snel laten opschieten. Dat gaat meestal ten koste van de dicht heid. Men laat ze in den regel niet hooger groeien dan anderhalven meter. Gaudentia met een lachje, dat weder even vriendelijk, even zon nig was als vroeger. Ik was gisteren-avond in het circus, en daar heeft een ongeluk plaats gehad. Die laatste woorden sprak ze op treurigen toon. Een ongeluk Ja, de leeuwentemmer werd door een van zijn leeuwen aange vallen en zwaar gewond, het was een allerakeligst schouwspel. Va den dood van den Schot, was Gaudentia, die slechts oogen en gedachten had voor Rinconi, niets ter oore gekomen. Nooit wil ik zulk circus meer bezoeken, ver klaarde zij ten slotte. Deze verrichtingen van dieren temmers zijn meestal een bedenke lijk genotlevensgevaarlijk zijn ze voor de temmers, zenuwprik- kelend voor de toeschouwers, merkte Rembold op. Dat is juist, maar die men schen leven daarvan, bracht Gaudentia zacht in het midden 'n Treurig stuk brood, sprak de advocaat. Die artisten zijn ge woonlijk ongeregelde, wilde na turen, die tenslotte dat gevaarlijk bedrijf hebben aangegrepen. Zou dat altijd het geval wezen? waagde Gaudentia, op den dokter een zachten blik latende rusten, te vragen. Nu, altijd wel niet, maar toch zeker in de meeste gevallen antwoordde Rembold op over- De Directeur van het Staatsbosch tuigden toon. Deze leeuwentemmer maakte den indruk van een fatsoenlijk, goed mensch. Blanketsel en toiletkunst! Die lieden zien bij de voorstelling in hel circus er allen als helden en halfgoden uit, in de werkelijk heid echter en buiten dien klaler- goud-staat zijn het meestal ruw kornuiten. Juffrouw Busum was die wen ding van het gesprek niet aange naam; zij wenschte den advocan* zeer vriendelijk goeden morgei, en keerde naar haar kamer terug Deze Airigo is zeker genu slecht mensch, mompelde zij met beslistheid. Hoe zou het den armen man gaan? O, ik zou er zoo gaarne eens naar informeeren Maar ik zal moeten wachten, al breekt mijn hart schier, totdat de dagbladen verschijnen, die evenwel ook niet altijd de waarheid zeggen. Zij zuchtte diep en ging aan haar bezigheden in de keuken, totdat de commensalen waren heengegaan. Daarna begaf zij zich naar de kamer van haar broeder, die heden ongewoon vroeg was opgestaan. Gauden ia had hem reeds toen zij zich aaokleedd onrustig in zijn kamer open neei hooren loopen. Zij bracht haai broeder zijn ontbijt, en terwijl de/.- dit snel gebruikte, sprak zij io hem met zachte, maar heldere en vaste stem. Henri, ik heb de zaak m

Peel en Maas | 1931 | | pagina 7