Tweed© Blad wm „FEEIa El MAAS" Om twee millioen - hieid o—- m -3 sl, Het Kerkezakje. FEUILLETON £etcplu&7iM&i In hut en heerenhuis. Wonden Wrijf Uw pijnlijke spieren Waren ze allemaal zoo eerlijk! ZATERDAG 21 FEBRUARI 1931 Twee en Vijftigste Jaargang No. 8 De gulden en de cent lagen te kijven in de geldtasch van een koop man, want de zilveren gulden voelde zich vernederd in gezelschap van den koperen cent. In den regel kon hij dit gezelschap mijden in de geld- lade werd hij bewaard in een apart afgeschoten vakje en in de porte- monnaie van welgestelde lieden had men een afdeeling voor het zilver en een voor het kopergeld. Maar nu lag de cent ongegeneerd naast hem in de grove geldtasch, waarin zilver en koper en alle ander munten schots en scheef doorelkaar waren geworpen. Om den gulden zijn hoogmoed af te leeren zei de cent, dat hij, goed beschouwd, meer waarde had dan de gulden. Want hij kwam eiken dag in de kerk en de gulden zag er nooit. Deze mop is niet oorspronkelijk wij hebben ze het eerst gehoord van een geestigen pater Kapucijn als inleidiug tot een liefdadigheidspreek. Maar wij werden eraan herinnerd, toen wij dezer dagen een rond schrijven lazen van het R.K. Paro chiaal Armbestuur te Nijmegen waarin de vraag werd gesteld aan den lezer hoeveel geeft gij jaarlijks aan den arme Het antwoord erop is van algemeen belang, want vraag en antwoord zijn gegeven ter bestrijding van onze gierigheid ten opzichte van het kerke zakje, een gebrek, dat algemeen is, en verspreid over het gansche land. Maar een gebrek, dat wij niet kennen als zoodanig, want nooit is onze aandacht erop gevestigd. Het is een gewoonte, die burgerrecht heeft ver kregen, en die toch eigenlijk geen enkel recht heeft om gewoonte te zijn. Wij werpen Zondags machinaal een cent in het kerkezakje en wij konden eiken keer een gift, klein of groot, aan den arme doen. De vraag van het Nijmeegsche Armbestuur„hoeveel geeft gij jaarlijks aan den arme", is derhalve van algemeen belang, want zij raakt ons allen. Omdat wij allen hetzelfde antwoord moeten geven wij doen eiken Zon dag 'n cent in het kerkezakje. Een centElke week één cent Wij hebben er nooit bij gedacht, dat dit toch eigenlijk bitter weinig is. Het is een gewoonte, en het werd ons als kind reeds geleerd denk aan de kerkcenten, werd ons nageroepen, als wij ter kerke gingen. Nu beteekent een cent voor iemand, die altijd centen tekort komt, al veel. Het is een gift. een offertje, als hij een cent in het kerkezakje werpt. Maar het euvel schuilt hierin dat iedereen, rijk en arm, niet meer geeft dan een cent. Die een jas moet leenen om een beetje fatsoenlijk in de kerk te verschijnen, geeft, als hij 'm missen kan, een centdie met auto naar de kerk rijdt, geeft een cent. Niet omdat hij niet meer zou willen geven, maar wijl 't nu een maal 'n gewoonte is. Als de kollektanten uitloopen trekt men zijn beurs en legt heel demon stratief een of twee centen voor zich op bank of stoel. Er was 'ns een pastoor, die stilte wenschte onder de H. Mis en wien dat geklingel van het belletje aan het kerkezakje verveelde. Hij stelde aan zijn parochianen voor, dat ze jaarlijks een offertje ineens zouden geven en dan zou hij, de pastoor, ze aanslaan in de jaarlijksche belas ting, de voorste banken een gulden en de volgende vijftig cent. De parochianen vonden dat best, maar de Bisschop stak er een stokje voor. Daarmee wordt het misbruik om elke week niet meer te geven dan 17 Men kan slechts tot op zekeren leeftijd dierentemmer blijven. Na het veertigste jaar is het reeds bijna onmogelijk, dat beroep uit te oefenen. Velen moeten bereids halverwege de 30 reeds ophouden. Zij was nog jong en schoon, Arrigo ouder dan zij. Binnen niet al te verren tijd zou hij wel naar rust gaan verlangen, en als zij dan met haar mooie spaarduitje voor den dag kwam, voor hem bezuinigd, dan zou haar liefde ongetwijfeld wederliefde opwek ken. Zij geloofde stellig, dat zij eenmaal zijn vrouw zou worden, want, bedacht ze, twee menschen, die beter bij elkaar pasten, waren in dc wereld niet te vinden. Zóó droomde en maakte plannen Fraulein Sigismund zij heette eigenlijk Agnes Mieka doch had voor haar circus loopbaan dien naam aangenomen en bouwde zij luchtkasteelen. Zij vermoedde niet in het minst, hoe nabij haar zuster Gaudentia was, waarnaar deze streefde en welk gevaar van den kant haars broe- era het ideaal van haar hart een of twee centen, voor altijd vast gelegd, meende de Bisschop en gij, pastoor, ontneemt uw parochianen de kans om wekelijks de liefdadig heid te beoefenen. Die wordt niet beoefend door die gewoonte-gift van een cent, toe gegeven tot op zekere hoogte. Doch er staat ook niet geschre ven, dat wij niet meer mogen geven dan één cent. En altijd één cent, En gedachtenloos één cent. Wat de Bisschop wilde handhaven is de vrijheid om méér te geven. Vrijwil willig meer te geven. Een echte aalmoes te schenken uit christelijke naastenliefde. Die gelegenheid mocht niet worden afgesneden. Dat wij deze gelegenheid zelden of nooit gebruiken, is ons gebrek, Maar zoodra 't zien als gebrek, zullen wij het afwerpen. Toen er in New-York een rijk aard gestorven was, wiens gierig heid spreekwoordelijk was geworden in de wereldstad, uitte het volk zijn oordeel over 's mans leven in een eenigszins ruwe doch rake map, Graener, zoo heette de man, was bij Sinte Petrus aan de hemelpoort verschenen en deze had hem ge vraagd, hoeveel hij van zijn rijk dommen wel aan den arme gegeven had. Na lang peinzen wist Graener zich te herinneren, dat hij tweemaal een halve stuiver aan een arme vrouw had weggeschonken, meer kon hij niet bij elkaar denken. Toen riep St. Petrus een van zijn helpers en zelde: geef dien man zijn twee halve stuivers terug en let him go to hell. Zoo velde het gemeene volk zijn vonnis over het mislukte leven van den gierigaard en zoo blijkt bij het volk de overtuiging te leven, dat ieder in het andere leven, dat ieder in het andere leven rekenschap heeft te geven van het gebruik, dat hij van zijn aardsch bezit heeft ge maakt. Maar die vrek uit New-York zal wel 'n ongeloovige geweest zijn, die van z'n leven niet in de kerk kwam Zoo heeft hij de kans van het kerkezakje gemist. En hier komen wij weer terug op het waarom van de^bisschoppelijke beslissing, dat het kerkezakje niet mochten afgeschaft. Het is een oud gebruik, dat zoo maar niet in de lucht hangt. Er zit een ernstig mo tief achter. Onze Kerk is immers niet van vandaag of gisteren en zij kent den mensch met al zijn goede en kwade eigenschappen. Zij meent, dat de mensch, aan, zich zelf overgelaten, het geven;'van aalmoezen gemakke lijk verwaarloost en dat hij op dit punt derhalve een aanmoediging noodig heeft. Daarom wordt hem elke week een kerkezakje voorgehouden, hij heeft dan tenminste elke week een kans om een aalmoes te geven en daar door zijn pad naar den hemel te effenen. De vraag is echter, of wij Zon igs werkelijk een aalmoes geven. Laten wij 't elkander toegeven: het is een sleur geworden. Wie denkt erbij, wie overweegt, of hij wat meer of wat minder zal geven? Wie stort zijn gift als een aalmoes als de wekelijksche bijdrage aan de parochieele zorg voor den arme Dat zal toch niemand beweren, tenzij dezulken, die zelf behoeftig zijn dat zij met één cent per week hun verplichting jpgens den arme nakomen Nu ja. er is ook nog 'n lijst, maar in één keer schuiven wij niet zooveel van ons af, dat we daarmee voor 'n heel jaar kunnen volstaan. Het kerkezakje moet 't 'm eigenlijk doen. bedreigde Terzelfderlijd, waarin Bertha spon aan haar kleurige gedach- t'enwebbe, was Henri de kamer van den doctor binnengegaan, en had dezen, na een korten, beleef den groet, medegedeeld, dat hij geld noodig had. Ofsthoon het me tegenstaat, geef ik me veel moeite om den gewenschten getuige te vinden, verklaarde hij. Voor het geval dat ik de gezochte ben, en ik begin het waarlijk zelf te gelooveu, dan zou het immers dwaas wezen, als ik ook niet wat ten behoeve der zaak wilde verrichten. Twee millioen zal toch altijd wel de moeite waard zijn, dat men er zich een beetje voor inspant, ging hij voort. Zonder geld kan men niets uitvoeren en ik heb oogen- blikkelijk slechts weinig te mijner beschikking. Om een goed eind verder te komen in mijn pogen heb ik 250 gulden noodig. Als gij zoo over tuigd zijt, doctor, dat ik de erf genaam ben, dan zult ge me nog wel zooveel krediet schenken, om me dit luttele sommetje te ver strekken. Otto Rorabold schoot het geld llerminst gaarne voor. Hij had Henri bereids vier honderd gulden geleend en buitendien driehon derd gulden kosten gemaakt. De uitgaven groeiden hem bedenke- i;;i, i Elke weelk een aalmoes, een wer kelijke aalmoes, zooveel als wij kunnen missen voor den arme, dan komen wij er. De sleur moet eruit, dat wij willoos en gedachtenloos en derhalve redeloos ons van de weke lijksche kans om christelijke naas tenliefde te beoefenen, afmaken met 'n cent. Rijk en arm 'n centEn niets, als we geen cent in de por- temonnaie kunnen vinden. Elke week een werkelijke aalmoes, elke week de vrijwillige gift ter liefde Gods 1 Dat behoeft wekelijks niet zoo heel veel te bedragen, zoo wij slechts handelen als mensch en niet langer als 'n automaat. Wij zouden dan elke week 'n verdienstelijke daad stellen, en.... de arme zou er wel bij varen. Zou 't hen armer maken, als 10 pet. der kerkbezoekers elke week een zilverstukje zoude storten in kerkezakje En zou daarmee inde meeste pa rochies de armoede niet overwonnen zijn Gld. Zcgtmitn Htiidsillagia. Rugpijn, rheumatische pijnen en blaaszwakte zijn vooral 's nachts een voortdurende kwelling. En door de er aan gepaard gaande pijnlijke urineloozing, lendenpijn, hoofdpijn en duizeligheid bezorgt een nieraandoe ning u rust noch duur. Uitstel maakt de zaak slechts erger zoo lang de nieren het bloed niet behoorlijk flltreeren, kunt gij niet gezond worden. Wek de nieren op tot hernieuwde werkzaamheid en kracht met Foster's Rugpijn Nieren Pillen. Dit speciale niermiddel, zonder eenige schadelijke bestanddeelen, kan zoowel door mannen als vrouwen, oud en jong met voordeel gebruikt worden. Door tal van menschen worden Foster's Pillen aanbevolen in gevallen van rheumatiek, spit, ischias, water zucht, nierzand en -gruis, en andere nier- en blaaskwalen. Begin nog heden met het gebruik. 34 Ervaringen van een Volksteller. Toen stond de volksteller in eens voor 'n wonderlijk iets. Daar watzwart en week en vol plassen, 't Was 'n strook grond tusschen akkers en weiden, 'n Eind verder was 'n huis gebouwd. Van blijde verrassing schrok de man op, Goeie genade, 'n oudheidkundige vondst. Hier lag voor hem iets, wat in zeer vroege tijden ongetwijfeld een weg was geweest. Zeer zeker, 'n Weg. 'n Beste weg. En die in droge zomers nog wel 'ns scheen gebruikt te kunnen worden. Want in de dorpen zijn de wegen tegenwoordig allemaal goed. Die verheugen zich aanhoudend in de zorg van de raad. En 't is zeer prijzenswaard, dat men eerbied heeft voor de meeste dier wegen, aange legd door 'n hertog der Bataven. Die moet je laten liggen, zooals ze zijn. In hun oertoestand. En zooals gezegddat gebeurt trouw. Had U Henri, dien hij wel eens in niel al te best gezelschap had ontmoet, voor een hoogsl lichtzinnig mensch. Henri las in de gelaatsuitdruk king van Rembold, wat deze er van dacht. Mijnheer de dokter, ging hij voort, u meent wellicht, dat ik dat geld voor mij zei ven besteden zal; onder andere omstandigheden zou die meening niet zoo geheel onjuist zijn dat moet ik beken nen; thans echter staat iets op het 'spel, staat zeer veel op het spel. Ik verzeker u, bij alles wat mij heilig is ik heb geld noodig voor het doel, dat gij nastreeft en waarvoor ook ik thans uit alle macht mijn best doe. Weigert gij mij dit betrekkelijk klein bedrag, dan kan iets verloren gaan, wat niet is terug te brengen, een ge legenheid, die niet terugkeert. Zoudt gij niet iets minder geheimzinnig kunnen zijn en mij nauwkeurig aanduiden, op welke wijze gij het geld moet besteden? bracht Otto Rombold in hel mid den. Neen, dat kan ik niet, ant woordde Henri barsch en kortaf. Schenk mij krediet in beide rich tingen, anders moet ik hulp aan een ander vragen. Daarbij kon 't| echter licht geschieden, dat deze u de zaak uit de handen nam. Want ben ik de erfgenaam, dan wil ik ook tot het mij toekomen zoo n liefde voor de archeologie vermoed Ze zijn nog zoo mis niet, de dorpspotentaten. En daarom was 't voor de volks teller ook 'n weelde, z'n schoenen, slobkousen en broek te bespatten met de heilige modder der Ouden. Als je de zaken maar van de goede kant bekijkt en 'n tikje gevoel hebt voor romantiek, dan bagger je door de vele wegen der Bataven met 'n zekere wellust. Er ging 'n deftige gong door fraaie huis met 'n portaal. De volks teller voelde 'n heilig ontzag. Want hier stond hij aan 't heerenhuis van iemand. Iemand. Waar je de pet voor afzet. Wiens auto je wel 'ns wenscht te bespatten. Waar de keuters naar opzien als naar n vorst. Want 's winters heb ben de keuters 't niet vet. En de autobaas laat ze dan wel 'ns werken, hoewel 't eigenlijk meer is, om de menschen wat te laten verdienen en niet omdat 't werk zoo noodzakelijk Mooi van zoo'n mensch. De deur ging gereserveerd open. n Allercharmantst mevrouwtje in t gat van de deur. Ze was zeker wel van hooge adel, want ze bekeek de man met kille blik, van top tot teen. Dat doen lui met blauw bloed allemaal. Onthoud, echte adel en beslist echte deftigheid laten zich niet verbergen. Nee, waarachtig niet. De volksteller had allang gezien dat ie hier iemand voor zich had van zeer hooge noblesse. En hij, die zich juist met veel werk getrokken had uit de klei en dus een kaffer was stond daar nu verlegen vcor 't mevrouwtje, dat zoo hoog was en bovendien char mant. Die hoogheid praalde ook uit 'h vraag „En Hm „Of 'k asjeblieft de volkstellings- kaarten mocht hebben, asjeblieft U kunt niet gelooven, hoe ware deftigheid werkt op iemand, die bemodderd is, uit de klei getrokken ~~i 'n kaffer. Mevrouw ging. Kwam terug. Gaf. „Kijkt U ze maar even na In 't portaal. In de wind. Bij 'n mevrouwtje, dat hoog was en char mant. Echte deftigheid laat zich niet verbergen. Heusch. De kaarten krulden zich. De man kon ze niet nazien. Hij stond in 't portaal. In de wind. En 't mevrouw tje in 't gat van de deur. Nu was 'n deel der kaarten van te voren ingevuld. Zoo stond er bij iedereen vastR.K. En dat had mevrouws man gezien i gelezen en doorgestreept en ge vloekt. Dat zei ze. De arme volksteller kreeg op z'n dak. Zooiets is nooit pleizierig. Maar als je 't krijgt van iemand, die van deftigheid straalt, charmant is en bovendien niet R.K nou dan is 't haast niet te dragen. De man kromp ineen van smart. Hij had willen bidden om genade, maar dorst niet. Nooit meer, Heer," bad hij, „laat mij zoo'n standje krijgen. 's Levens kelk is bitter. Eindelijk hield 't mensch op. Joeg de man weg met 'n koel gezicht. En de volksteller ging. Meer dan ooit was hij overtuigd, dat er echter deftigheid is in de wereld. En dat die zich niet laat verbergen. Zelfs niet in 't portaal. Zelfs niet in 't gat van de deur. 't Is toch maar goed, dat er elite is. Nou, de volksteller was 'n pro letariër. Dat kon je zoo maar zien. Die schoenen, sach Maar de man nam zich voor, dat. als hij ooit elite zou worden en er kwam iemand aan is mij welkom. Rembold overwoog, dat Busum het geld voor het aangegeven doel noodig hebbende, gelijk had. De ernst en de nadruk, waarmede Henri sprak, hadden iets over tuigends, zoodat de jonge advocaat geloofde, dat Busum het geld in derdaad voor de groote zaak zou gebruiken. Bij al 't geen hij reeds had uitgegeven, kwam het op die twee honderd vijftig gulden ook niet meer aan. Wellicht was erin het verleden van dien man iets, waarover hij niet duidelijk en klaar in zijn doen en laten wilde laten kijken. Hij opende dus zijn secretaire, nam er het geld uit, schreef de quitantie, welke Henri Busum met den naam Erich Reinkens onderteekende en stelde Gauden- tia's broeder de gevraagde som ter hand. Henri Busum bedankte meteen paar woorden. Dat was het verstandigste, ging hij voort, wat ge doen kondt. De weigering van de som zou heelemaal geen zin hebben gehad. Uw wantrouwen was in dit geval volkomen ongegrond, ofschoon ik het kon begrijpen. Ik dank u, besloot hij beleefd. Dat zal u in ruime mate worden teruggegeven, daarvoor zal ik met den meesten ijver zorgdragen. Alsnu verliet Henri RemLold's kamer, eenige oogenblikken daar- wie je de plebejer terstond herkende, en als er 'n portaal aan z'n huis was en als er wind was en zoo voort, dan zou hij z'n deftigheid ook niet in 't gat van de deur laten steken. Je leert overa! wat. En in 'n krot van 'n hok en nog 'n hok voor de vijf menschen en fatsoenlijke stal voor 'n varken... Daar was 'n oud moedertje ver rukt.... Want op de kaart had ze gelezen hoe oud ze was. Dat was jaren lang een geheim geweest. De behuizing daar, nou De volksteller tuimelde door een stoel heen. Dat kan zoo aankomen, hé Hond of zoo heeft geen laatste staart- botje. Een mensch wel, een gevoelig ding, voorwaar. Toen hij uit 'n wirwar van stoel- sporten over de tafel uitkroop, gaapte hij precies in 't zwarte gezicht van een kind, dat zijn vreugde niet ver borg, De moeder wist niet hoeveel excuses te makengaf een nieuwe stoel. En die kraakte wel. maar bezweek niet. Die arme lui ook. Ze maken je nerveus. Iemand, die werken wil, die komt er. Dat heb je toch wel aan Edison gezien en honderden miljoenairs Maar, als je nou.... Goeie grut.... als je nooit 'ns wat opzij weet te leggen.... En 't heele weekgeld er maar doorjaagt.... Die lui moeten arm zijn, ze verdienen het. Zoo'n knul als daar ook. Zeg, waar je door 'n stoel ging.... en waar 't varken 't beste woont.... Nee maar, dat maakt de heele veertien pop op, die ze per week binnenhalen. Geen schandaal Dat meen ik ook. De volksteller ging maar gauw. Ba waar je je eenige nek kunt breken en je staartwervel en waar ze niet eens weten hoe oud ze zijn. De deftigheid was al een tikje overgegaan op de volksteller, die in zijn gewone doen proletariër was.... Nee, dan in 't volgende huis 1 Daar stikte je haast in de poffer tjesreuk, die moeder siste in de pan, omdat er een jarig was Nou, en die verdienden dan ook vijftien gulden per week. En die bakke maar. 't Kan niet op. De volksteller kreeg er drie. Hij at ze op met 'n borrel er bij. Hard gaat ie. En many happy days. huiduitslag, springen- f de handen, kloven, win- 1 I terteenen, dadelijk ver- I i zachten en verzorgen met A AKKER'. KbÖOSTERBALSEM bijt niet! r^Geen goad 2oo goed." J en stramme gewrichten, verdrijf 1 I die afmattende pijnen van rbeu- I matiek en spit met de beroemdej AKKER'. KLOOSTERBALSEM ^verzacht verrassend^ WhGeert goud zoo goed,w toen God. dacht de volksteller, ie weer thuis was, wat is verscheidenheid in de wereld, Maar hij nam zich vast voor om maar deftig te worden. Dat staat beter. En toch, waar je door de stoel gaat, daar wonen de besten. Slot volgt. In het begin van hun verblijf in Japan hadden de Trappisten heel wat van de bevolking te lijden. Zij werden door de Japanners gehaat als vreemdelingen, als Europeanen. En die haat was zoo groot, dat men tot gewelddaden overging. Tweemaal werd hun klooster met alle bezittin gen in brand gestoken. Op alle mogelijke wijzen irachtten men hun eigendommen afhandig te maken. De dagbladen waren vol laster praatjes tegen de Roomsche monniken En onder het volk deden de onzin nigste geruchten de ronde. Zoo werd o.a. verteld, dat de kloosterlingen de laat in den nacht naar huis terug. Den volgenden dag was hij zoo onrustig en opgewonden, dat zijn zuster, hoewel haar gedachten door geheel iets anders werden in beslag genomen, het bespeurde en er zich niet over op haar gemak gevoelde. Het was duidelijk meen de zij, dat haar broeder iets ge wichtigs in het schild voerde. Is er in de erfenis-geschie denis iets nieuws? vroeg zij. Niets het minste, antwoord de deze wrevelig. De zaak staat een oogenblik stil, maar ik zal er wel spoedig weer gang in weten te brengen. Verlaat je er maar op, dat zal spoedig genoeg geschieden. Gaudentia keek haar broeder scherp aan. Henri was bleek, ademde zwaar, zijn oogen waren wilder dan ooit en ook het zenuw achtige trekken van zijn gezicht verried inwendige onrustige span ning. Juffrouw Busum kende haar broeder; zonder zwaarwichtige redenen was hij zoo "niet. Erhing iets bijzonders in de lucht en wijl Henri het voor haar geheimhield was het zeker niet veel goeds, maar integendeel iets bepaalds slechts, waarbij hij de hand in het spel had. Gaudentia's zorg en ongerust heid werden voortdurend grooter. Zij verzocht Henri, weder met naar het circus te gaan, waterbronnen in de dorpen vergiftigd hadden dat zij in de scholen bij de Japansche kinderen de oogen hadden uitgestoken em daarvan medicijn te maken, en andere belachelijke ver zinselen meer. De Regeering zelf werd wan trouwend en men liet een tijd lang het klooster door de geheime politie bewaken, daar men de kloosterlingen voor Europeesche spionnen hield. Huiszoekingen hadden er plaats, die natuurlijk de onschuld der Paters aan den dag brachten. Drie jaren duurde deze ellendige toestand. Daarna kwam er op zekeren dag een gast in het klooster der Trap pisten. Hij deed zich voor als de medewerker van een krant en ver langde het kloosterleven der Paters van nabij te zien. Hij maakte de geheele dagorde mee en was zelfs tegenwoordig bij het nachtkoor. Met scherpen blik doorsnuffelde hij hoeken en kanten, en waar hij iemand in of buiten het klooster ontmoette, daar vroeg hij de nauwkeurigste inlichtin gen. En zie, na drie dagen ontpopte zich de vreemdeling als een gezant van den Japanschen Keizer. Op last van Zijne Majesteit had hij alles nauwkeurig onderzocht en hij was tot de overtuiging gekomen, dat de Paters onschuldig waren en door de beste bedoelingen werden geleid. In dezen zin stelde hij een verslag op voor den Keizer, dat in alle dag bladen werd opgenomen. De Paters ademden nu vrijer. Eindelijk was de dag aangebroken, waarop zij de vruch'en van hun moedig lijden konden oogsten. De Regeering erkende weldra, van welk groot nut de Trappisten konden zijn voor de maatschappelijke ontwikke ling van het land. Zij gaf hun last de boeren van Hokkaida bekend te maken met hun wijze van landbouw Zoo werd in eenige jaren dc geheele omgeving van het klooster van een woestenij in welige landouwen her- daar zij dringend behoefte geveel de aan afleiding. De laatste maal had haar het bezoek zwaar geval len en het had haar werkelijk voor een tijd van haar zwaar moedige gedachte bevrijd, ver klaarde zij. Henri weigerde echter beslist, vandaag naar het circus te gaan en trachtte zijn zuster van haar plan af te brengen. Waarom wil hij niet? vroeg Gaudentia zich af. Er was toen geen reden, om het circus te ver mijden, haar van het bezoek daar van terug te houden. Haar hart trok haar erheen, zij zou zelfs eiken avond wel in de arena heb ben willen zitten, als dat door Henri onopgemerkt had kunnen gebeuren. En waarom poogde hij juist vandaag haar het bezoek van het circus te ontraden. Neen, ik blijf er bij, dat ik vanavond naar hef circus verlang te gaan, volhardde zij dan ook. Ik ga er niet heen, sprak Henri barsch, 't is altijd dezelfde geschiedenis en 't verveelt me. Dan ga ik alleen, ik ben daarvoor oud genoeg, hernam zijn zuster. Jij zoudt ook beter duen met thuis te blijven, we hebben het geld wel voor wat anders noodig zei Henri ongeduldig en somber. Voor je zeiven spaar je niet, maar voor mij wordt je plotseling zuinig, luidde het bittere antwoord Doet er niet toe, je behoeft

Peel en Maas | 1931 | | pagina 5