Tweede Blad van „PIEL MM MAAS" Om twee msllioao De puntjes op de i FEUILLETON Vaak miskende vrienden. ZATERDAG 14 FEBRUARI 1931 Twee en Vijftigste Jaargang No 7 Revolutie Doen wjj mee We doen mee met de revolutie, zoo zeiden we den vorigen keer, maar anders dan de socialist of de bolsjewiek. We doen mee als Katholiek, omdat we weten, dat de Katholieke gods dienst en de Katholieke beginselen de ware gewenschte verbeteringen in de verkeerde toestanden van tegenwoordig slechts kunnen brengen ên in zooverre ieder van ons er het zijne toe kan bijdragen, om de maatschappij beier te maken. Dat is onze revolutie, geen ge- weldadige, geen plotselinge, maar 'n rustige en vreedzame, zonder heftige en pijnlijke beweringen. En bovenstaande bevat een heel program, waarover boeken zijn vol geschreven 1 We willen echter dit program kort samenvatten en aan geven. En dan kunnen we ons allereerst ontslagen achten van de bewijsvoe ring, dat alleen de katholieke gods dienst en de katholieke beginselen de ware gewenschte verbeteringen in den verkeerden toestand van tegenwoordig slechts brengen kunnen. Want ik spreek tot katholieken, waarvan ik veronderstel, dat ze hun Catechismus of hun Godsdienstleer voldoende kennen, om te weten, dat de christelijke leer, d. w. z. de leer van Christus, de ware leer is. Of om het kort en bondig te zeggen met een vraag Ge zijt het immers dadelijk met me eens, als alle menschen op de geheele wereld wat in de Catechismus staat, of ook wat in de 10 geboden Gods staat, dat het er dan op de heele wereld heel anders zou gaan uitzien Dat zou nog eens een prachtige revolutie, een prachtige omwenteling van het verkeerde tot het goede zijn! Maar helaas, juist omdat men dien Catechismus, die Christelijke leer en die 10 geboden Gods vergeten heeft, er zich niets van aantrekt of er zelfs mee spot en andere geboden voor in de plaats heeft gesteld daarom die wanorde in de wereld Daar volgt al dadelijk dit uit, dat, willen we inderdaad van ganscher harte en wie wil het niet, behalve de menschen van kwaden wil, voor wie er echter geen vrede op aarde zijn kan, willen we inderdaad 'n betere wereld hebben, laten we dan allereerst beginnen met ons zeiven te verbeteren, waar dit noodig mocht zijn Als iedereen, die zoo hard, en dikwijls met veel recht, sputteren tegen het veel verkeerde in de wereld, eens allereerst lette op het verkeerde in hem zelf 1 Dan heeft gij (of zij) ook veel meer recht van spreken, en zou het er op slag al heel wat anders uitzien in de wereld. Iedereen werke aan de zelfverbe tering in zijn leven als mensch, als christen, als huisvader of huismoeder, als priester, als patroon of werkman, als overheid of ondergeschikte, als dienstbode of verloofde, als café- of zaalhouder, kortom, welk ambt of beroep men ook uitoefent. Als alle katholieken katholieke kranten lazen, Als alle patroons rechtvaardige loonen gaven, Als alle films een goede, opvoed kundige waarde hadden. Als alle katholieken de Katholieke Radio Omroep steunden en niet de vrijzinnige of socialistische. Als all werklieden lid waren van hunne Katholieke vak- en stands- vereeniging, Als alle zakenlui eerlijk waren in hun bedrijt, 16 Dat weet ik niet, antwoordde Erich lachend. Wellicht weet Gustaaf het wel, die is het eerst met haar in gesprek geweest. Zij heeft een kostbaren operakijker verloren, riep deze, die juist in het cassakantoortje den vloer aanveegde. Gij weet toch Rinconi, dat ik de oudste rechten op u heb, dreigde Fraulein Sigismund, schijnbaar vroolijk schertsend en hief waarschuwend haar blanken wijsvinger omhoog. Dus Dat weet ik, en den voorrang zult ge behouden, die is overigens tot dusver u nog nooit betwist geworden, lachte Erich op den zelfden schertsenden toon. Lachend verlieten beiden het gebouw. Fraulein Sigismund was hel echter verre van zoo vroolijk te moede als zij het wilde doen voorkomen. Alle attenties door dames aan Rinconi bewezen, ergerden haar, en die lange, schoone vrouw, die pas in het circus was geweest, maakte het haar bang om het i hart. Zij besloot dus op deze ver-1 Als alle dansleeraren geen slechte dansen aanleerden, Als alle ouders streng optraden tegen het vele en nachtelijke dansen hunner kinderen, Als alle caféhouders resoluut drank weigerden aan degenen, die te veel „op" dreigden te krijgen, Als enz. enz. Dén zou de revolutie beginnen De revolutie, de omwenteling in ons eigen binnenste, waar manmoedig gebroken werd met veel, wat ver keerd was. en op de puinhoopen zou een betere en andere wereld kunnen worden opgebouwd. Dat is de eerste manier, hoe dat we meedoen aan de revolutie. Als christenmenschen. die hardnek kig den strijd aanbinden tegen den drievoudigen alouden erfvijand de begeerlijkheid des vleesches (de on- kuiscbheid); de begeerlijkheid der oogen (de hebzucht); de begeerlijkheid der oogen (de hoogmoed). Nu de tweede manier. Wanneer bovenstaandein voor beelden aangegevenwordt uitge voerd, langzaam maar zeker, dan is de goede revolutie reeds in vollen gang en behoeven we steeds minder bevreesd te zijn voor de gevaarlijke revolutie. Op die manier hebben we reeds, indirect, veel sociaal werk verricht, dat wil zeggen, ten bate eener betere maatschappij. Maar we hebben ook nog direct sociale plichten te vervullen. En dan willen we hier speciaal de aandacht vestigen op de ontzag lijke sociale waarde van het gebed. Kijk eens hier. Iemand die rijk is en weinig of niets geeft aan goede werken, wordt terecht een gierigaard, een pin ge noemd, En nu komt het. Wij zijn allen zoo ontzaglijk rijk door de kracht van ons gebed. Maar bidden we niet, heel veel. zoo goed als altijd voor onszelf? Of tenminste alleen maar voor be langen en belangetjes, die zoo meer in onzen eigen engen kring van huisgezin enz. liggen. Ziet, dat is ook een soort van geestelijke7gierigheid Waarom niet de kracht en de macht van ons gebed aangewend in dienst van de groote nooden en behoeften der tegenwoordige wereld. Bid het H. Misoffer mee met den priester als zoenoffer ten afweer van Gods straffen. Bid het rozenkransgebed tot Maria als „hulp der Christenen", in den grooten strijd tegen het kwaad. Ga den kruisweg af tot bekeering der zondaren in de wereld. Vereenig u met Jezus in de H. Communie en offer u met Hem aan den Hemelschen Vader als smeekof- fer voor de bekeering van de wereld tot het ware geloof. Lpop even de kerk binnen door den dag, als gij toevallig goed kunt, en breng eerherstel voor de ontzet tende godslasteringen in Rusland. Versterf u nu en dan in sigaar, pijp, glas bier of wijn, opdat de publieke onzedelijkheid moge afne men, of opdat de ware christelijke vrede in de wereld moge toenemen. Ziedaar eenige voorbeelden van waarlijk sociaal werk. Revolutie-bouw in edelen zin ZAAIER. Het woord vriend wordt zoo dikwijls gebruikt, dat het zijn kracht, zijn aroma verliest. Men is te gul met dezen naam eerster, want dat de onbekende dat was, betwijfelde zij geen oogenblik, bijzonder te Ietten. Henri Busum had zeer vaardig met den tijgertemmer betrekkingen aangeknoopt. Zij kenden elkander eerst sinds drie dagen, en reeds hadden zij broederschap gedronkeD en gingen met elkander om, alsof zij jaren lang onder allerlei levens omstandigheden met elkander hadden verkeerd. Zij troffen elkan der eiken dag op een bepaald uur in hetzelfde café, speelden een of meer partijtjes biljart en gingen vervolgens wandelen. En 's avonds na de uitvoering in den circus bleven zij nog geruimen tijd bij elkaar. In weerwil van zijn hoogegage, had Stockton nooit geld, zijn ge noegens verslonden het tot de laatste cent. Hij zag er dan ook niet tégen op, herhaaldelijk Henri's beurs aan te spreken. Weet je, vroeg Busum hem eens op een avond, toen de Schot weer op zwart zaad zat, weet je, hoe je zonder gevaar een goed stuk zoudt kunnen verdienen Nu, hoe dan vroeg driftig de lange Engelschman, en zijn oogen schitterden van begeerte. Wel, er heeft iemand belang bij Rinconi, ging Henri, zachter sprekend, voort, een belang van duizend gulden, zoo den temmer een ongeluk overkwam,besloot hij, als tot zich zeiven sprekend. hier heeft de ersatz, de namaak de goede waar verdrongen, en vriend noemt men iedereen, die men ont moet. Dit neemt echter niet weg. dat de echte niet uitgestorven zijn, bij de valsche juweelen zijn ook nog echte diamanten. En zoo heeft gewoonlijk eenieder twee vrienden, „echte" vader en moeder. Een oud Duitsch lied zegt kort en mooi: Zoo ge nog een moeder hebt, dankt God en weest tevreden. Boven staat: „miskende" vrienden Dat zijn vader en moeder vaak. De vrijheidszucht maakt de kinderen dronken en dronken menschen be gaan dwaasheden en achten hunne vrienden niet meer. 't Is nutteloos om de zorgen en het werk van de ouders op te som men, dit geschiedt dikwijls en ze zijn ieder kind wel bekend. Maar de 'schoone kern van deze vriendschap, de oprechte warme ge negenheid jegens het kind, zonder op eigen voordeel bedacht te zijn En deze vriendschap verloochent zich niet. Vader en moeder ontzeg gen hun kind niet gauw hunne liefde, veel kunnen ze verdragen, aan ondank en miskenning. Een kind moet lang op een va der- of moederhart trappen alvorens het te doen breken. Zulk een diepe liefde vergeet dan ook zichzelf en heeft het welzijn van het kind op het oog. Dit wordt veelal vergeten en een redelijk verbod, om niet laat thuis te komen, niet met Piet of Marie te gaan, om niet te voetballen, wordt als een knellende band, een kwellerij beschouwd. Och en wat zijn de ouders verstandig en meenen ze het goed. Dan komt de harde strijd van het kind tegen het gezag, tegen zijn eenig ware vrienden, een strijd, die dagen, jaren vol ongenoegen mee brengt. Gaan de kinderen later de wereld in, dan ondervinden ze zulke harde behandeling, dat ze nog aan vader en moeder^terugdenken. Zooals een vader terecht tegen zijn onwilligen zoon zeide „Ik zeg het je nu in zachtheid en vriend schap, maar later leert het je de wereld en deze is hard en wreed. Een verstandig kind blijft zijn ouders trouw, en laat al varen, zijn kameraden, voetbal en sport, enz. om de vriendschap zijner ouders. Deze tellen bij hem nummer één, voor wie alles moet wijken, ook de beste schoolkameraad en de schoonste match. Zoo'n kind beschouwt zijn vader en moeder niet alleen als ouders, maar als zijne vrienden, met wien hij het lief en leed deelt. Zoo zal het ze steeds in eere houden. Verachtelijk is het kind. dat zich over zijn arme of slecht gekleede ouders schaamt. Heeft het ze vroeger, in zijn jonge jaren, geacht en liefgehad, dan is het later voor hem een behoefte, deze genegenheid voort te zetten. Ontrouw in zijn vriendschap jegens zijne ouders kent het niet, Tegenwoordig verlangen de kin deren, op reeds jeugdigen leeftijd, naar vrijheid en vormen de ouders in hunne oogen den hinderpaal hiertegen. Het zijn dwazen, die later pas hun ouders zullen begrijpen. Laten ze zich gerust aan de leiding hunner ouders toevertrouwen. Dan gaan ze veilig. Hebben ze in'hun lichtzinnigheid nu zin voor dit, dan weer voor dat' ze mogen blij zijn, het verstandige toezicht en de tucht der ouders te genieten, die hen^oplden^weg-hou den. Een diepe eerbied en genegenheid voor ouders is de grondslag voor het levensgeluk. Hm, bromde Stockton en keek naar den grond. Wie is het? Wordt niet gezegd. Duizend gulden is minder dan niets voor zulk een zaak. sprak de Schot dof. Welnu, noemen we dan het hoogste, zoo de zaak gelukt, zeg gen we tienduizend. Zooveel is de kerel best waard Welke waarborgen informeerde Stockton verder. De allergrootste, antwoordde Henri. Geen holle woorden, bromde Stockton, zijn oogen strak op een boom aan de straat richtend. Derhalve eerst kwijtschel ding van alle schulden, die je bij mij hebt aangegaan en verder tweehonderd gulden in contanten voor onkosten, fluisterde Henri. Het geld moest van Rembold komen en dat hij het zou krijgen daaraan twijfelde hij niet. Maar spoedig, zeer spoedig moet dit geval zich voordoen, in vertraging schuilt gevaar, ging Gaudentia's broeder op gedempten toon voort. Goed, sprak Stockton koel. De zaak heef t cok voor mij eenig belang, 's Morgens het geld en 's avonds is het geschied Komt het uit, dan schiet ik eerst jou en dan mijzelven een kogel door den kop. Geloof je dat het zou kun nen uitlekken, vroeg Henri met ernstigen blik. Openbare vergadering van den Raad van Venray. Yrydag 6 Februari 1931. VoorzitterO. van de Loo, Bur gemeester. SecretarisVan Haaren. Tegenwoordig alle leden. De Voorzitter opent de vergade ring met gebed en wenscht, alvorens met de agenda te beginnen een terugblik te werpen op het afge- loopen jaar. Had de Voorzitter in de laatste vergadering van het vorig jaar den leden een gelukkig eindigend 1930 gewenscht, thans bood hij den leden en hun gezin in deze eerste vergadering van het nieuwe jaar „een zalig nieuwjaar" aan. 1930 kon spreker in zijn geheel niet onbevredigend noemen, waar de malaise pas in de tweede helft van dat jaar was ingetreden. Van crisis, werkeloosheid kon hier nog niet ge sproken worden, daar er nog nimmer in deze gemeente zooveel bouw vergunningen waren afgegeven. Zeker, de bedrijfsuitkomsten waren gedaald, maar vol moed en Godsvertrouwen voorwaarts, zij het parool, waar klagen en steunen nog geen crisis overwon. De heer Odenhoven vroeg naar de notulen der vorige vergadering, die door de enorme drukte ter Secretarie niet gereed hadden kunnen komen, zooals de Voorzitter mede deelde. 1. Behandeling van het verzoek der R. K. Werkliedenvereeniging St. Josef om voor de van hun werkloo- zenkas uitgetrokken werklooze ar beiders een steunregeling in 't leven te willen roepen, respectievelijk voor werkverschaffing te willen zorgen. De Voorzitter zegt, dat zoodra de slapte zijn intrede in Venr3y deed, B. en W. in ruime mate de werkverschaffing hadden ter hand genomen. Het aanleggen van slooten en waterleidingen, waarin de hooge waterstand belemmerend is geworden. Het aanleggen van bosschen met Rijksvoorschot onder toezicht van het Staatsboschbeheer, verbreeding van den weg Venray-Wanssum, het voorstel om om-te-zetten grond niet meer met den tractor te bewerken, doch dezen grond om te doen spit ten, het zijn alle als zoovele maat regelen ter bestrijding der werkloos heid. De Voorzitter wil het bij deze opsomming voorloopig laten, en stelt den Raad in de gelegenheid om verder van gedachte te wisselen. De heer Odenhoven meent dat allen er wel van overtuigd zullen zijn, dat er alom een crisis heerscht. Men kan geen blad open vouwen of men leest er kolommen vol van. Al is de toestand elders erger dan hier, ook in Venray hebben de menschen er onder te lijden. Enkele zijn bereids te werk gesteld, maar dit zijn alleen kostwinners of gezinshoofden. Jongere krachten loopen ledig. Het loon kon evenals in andere plaatsen wel wat hooger zijD. Spreker zou menschen tusschen de 50 en 60 jaar thuis laten en de jongeren laten werken. Hij wijst op Boxmeer, waar naast de werkverschaffiing ook een steun regeling bestaatdit zou hier toch ook kunnen. Zij. die nu bij de werkverschaffing met de schop moe ten werken, wat voor hun toch ongewende arbeid is, waardoor zij minder verdienen, dan zij die dit gewend zijn, zou spreker gaarne steunen. Geeft Venray veel uit op allerlei gebied, hier mag Venray ook Als ik een domkop was, dan ja, grijnsde de Schot. Ik kan dus ook onder dit opzicht op u bouwen. Dat kunt ge, lachteEbenezer Stockton, en zijn mooie witte tanden glinsterden onheilspellend tusschen zijn dunne, vale lippen Aan mijn woord heeft nog niemand reden gehad te twijfelen en het overige was maar een grap. Goed, overmorgen op z n laatst heb je het geld, sprak Henri, en de twee mannen scheidden van elkander met een korten, stevigen handdruk. Ijlings begaf Stockton, die het bijna altijd koud had, zich naar zijn woning. Het hoofd ter aarde gebogen schreed Henri, nu en dan iets onverstaanbaars mompelend, door de in het late nachtelijk uur thans schier geheel eenzame straten en stegen naar huis. De familie Busum was afkomstig uit het Belgische stadje Waveren, in de provincie Brabant, niet ver van Brussel, De vader was een bekwaaminstrumentmakergeweest met een beklante zaak, maar hij hield wat al te ve*el van de wijn- flesch. Zijne gezondheid werd daardoor ondermijnd en zijne zaak ging allengs den kreeftengang. Zijne vrouw, een Duitsche, uit Keulen, Whs hem vroeg ontvallen, en Gaudentia, de oudste dochter, bestierde van toen af de huishou ding. Zij deed dat ijverig, verstan wel wat doen. Ook moet men niet uit het oog verliezen, dat men twee soorten werkloozen heeft en wel onder georganiseerde arbeiders en niet-georganiseerden. De eerste heb ben bijgedragen in de werkloozen- verzekering, doch de crisis duurt te lang en zij zijn uitgetrokkea. Spreker hoopt, dat andere leden eens verder zullen praten. De Voorzitter antwoordend, merkt op, dat de onder handen genomen werken alle voor eene Rijkssubsidie van 25 pCt. in aanmerking komen, doch dat dan ook de Rijksvoor schriften moeten worden opgevolgd. Het Rijk nu schrijft voor op dergelijke werken uit elk gezin een persoon. Is het nu het gezinshoofd te oud, dan heeft spreker geen bezwaar een zoon als kostwinner in aanmerking te doen komen, die dan de werk zaamheden verricht, Waar 't nu ge beuren kan dat vader en zoon zijn uitgetrokken, dan dient men te wachten totdat een niet-door-hct-Rijk gesubsidieerd-werk onder handen is, en dan zou overwogen kunnen worden uit een gezin een tweeden persoon te werk te stellen. Wat nu het oprichten van een steunregeling aangaat, moet men er op letten, dat dit zoo maar niet gaat. Of dat kan. hangt af van het oordeel van den Minister, die zal nagaan of er in Venray tengevolge van den crisis een algemeene werkloosheid heerscht, en van dit laatste kan men hier in Venray thans moeilijk spreken, vooral waar het hier mogelijk is ruim werk te verschaffen. Een verzoek om bij de werkver schaffing vanaf het vierde kind een loontoeslag te mogen geven, is nog niet beantwoord. We! zal de ge legenheid geopend worden langer te werken en zoo het loon te vergrooten. Spreker wijst er op, dat werkver schaffing in elk geval beter is, dan steunregeling, daar het loon steeds aanmerkelijk hooger zijn zal dan een steun, welke laatste bovendien ook demoraliseerend werkt. Bovendien zorgen B. en W, er zoo-eel moge lijk voor, dat geen wachttijd en zeker geen langen wachttijd door de werkloozen behoefc te worden door gemaakt. De heer Odenhoven zag het katholieke Venray gaarne een voor beeld geven, waarna de heer Millen opmerkt, dat vooral het loon behoor lijk zijn moet, hetgeen door den Voorzitter wordt beantwoordt met de opmerking, dat het loon door het Rijk bepaald wordt. De heer Millen wenscht een steun regeling voor hen, die hoog bejaard zijn, waarop de Voorzitter er op wijst, dat 65-jarigen over het alge meen als onvolwaardig worden aan gemerkt, doch in het gezin van dezulken zal dan wel een zoon zijn, die vaders plaats inneemt. De heer Millen waarschuwt er voor menschen. die tot heden hun eigen kost verdiend hebben, uit te sluiten van werkverschaffing en hun zoo als het ware te dwingen bij Armbestuur of Vincentius aan te kloppen. Dat is een nadeel voor de Gemeente en voor de kinderen van dezulken, als het ware niet te ont groeien. De Voorztiter zegt, dat in Venray thans nog geen algemeene werkloos heid is tengevolge van de crisis en zeker niet onder bouwvakarbeiders. De heer v. Bergen zou toch een steunregeling willen invoeren, waarop de Voorzitter herhaalt, dat dit zoo maar niet gaat, dit behoeft de goed keuring van den Minister, die bij gebrek aan de daarvoor gestelde eischen de goedkeuring niet geven kan. Op het lijstje, waarop de be drijven waarin crisiswerkloosheid heerscht, voorkomen, is het bouwvak niet vermeld. Wanneer in bepaalde dig en zuinig, zorgde voor de op voeding van haar broeder Henri en haar zuster Agnes, die beiden eenige jaren jonger waren dan zij, en bracht haar lichtzinnigen en harlstochlelijken broeder door haar geestkracht en vastberaden heid zoo ver, dat hij voldoend schoolonderwijs genoot. Hij kwam in de leer in een kleermakerij en kreeg na eenigen lijd als coupeur een goede betrekking te Brussel, welke hij ook een geheel jaar tot de volle tevredenheid van zijn patroon vervulde. Toen werd hij plotseling een losbandige, verdor ven mensch, en haalde zooveel slechte streken uit, dat hij gerech telijk werd gesignaleerd. Evenveel verdriet bijna had Gaudentia van haar jongere zuster Agnes. Het meisje was schoon, doch had veel van de geaardheid van haar vader, was phantaslisch, hield veel van uitersten, en kon zich moeilijk schikken naar de regelmatigheid van een ordelijke huishouding of van gewonen arbeid. Tenslotte verliefde zij op een vioolspeler, eer, talentvol, maar ziekelijk man en verklaarde, in weerwil van de bedenkingen van vader, zuster en broeder, den man te willen trouwen. De vader had er eigenlijk genoegen mede ge nomen, maar Gaudentia waren alle kunstenaars een gruwel in het oog. Zij hield hen voor fantastische, onpractische, voor het leven on gevallen steun noodig is, dan is men aangewezen op het Armbestuur, men kan dit betreuren, doch onder de huidige omstandigheden is daar niet aan te ontkomen. De heer Odenhoven meent dat het telkens wat anders is, als men op een bepaalde hoogte in de discussie gekomen is. Telkens meent bij een ander deurtje open te zien gaan, waardoor de discussie verschoven wordt. Hij wijst er echter op, dat de heele Bond der bouwvakarbeiders er tegen ageert, dat zij niet op het lijstje van den Minister staan. De Voorzitter zegt er zich wel voor te'zullen wachten om te zeggen dat in Venray in het bouwvak crisis werkloosheid heerscht, waarop de heer Odenhoven zegt, dat deze er wel is. De heer Stoot zou de oudere arbeiders gaarne sparen voor een gang naar het Armbestuur, hij zou de Gemeente willen doen steunen. De Voorzitter houdt er aan vast, dat dit bij de geldende Armenwet, hoe betreurenswaardig ook, niet kan. Alleen bij een crisis mag hiervan worden afgeweken en deze is hier nog niet aanwezig. De heer Stoot betreurt zulk een Armenwet. Ook de heer Vermeulen zou de menschen gaarne van de liefdadigheids-instellingen verwijderd houden, en meent dat dit ook gaat. Hij heeft voor zich een krant-uit knipsel, waarin dhr. Snoeck-Hencke- mans beweert, dat bij crisis van de Armenwet mag afgeweken worden. De Voorzitter zet nogmaals de Rijksvoorschriften uiteen en wijst er op, dat van crisiswerkloosheid in Venray nog niet gesproken kan worden. Deze is hier nog normaal en omvat 28 man. De heer Millen respecteert hetgeen B. en W. inzake werkverschaffing bereids gedaan hebben, maar blijft het betreuren, dat werkloozen, nu er van een crisis-werkloosheid in Venray geen sprake zijn kan. zouden zijn aangewezen op de Armbesturen. Wat gebeurt er, wanneer de Raad zou beslissen, dat er wel een crisis werkloosheid was tegenover de meening van den minister. De heer Stoot meent, dat B. en W. niet alles kunnen weten en zou tegemoetkoming door het Gemeen tebestuur toejuichen. De heer Vermeulen vraagt, wie of het uitmaakt, of er in een ge meente al dan niet crisiswerkloosheid heerscht, waarop de Voorzitter zegt, dat dit de minister van Binnenland- sche Zaken beoordeelt. De heer Millen wil een Commissie ingesteld zien, waarin Raadsleden en de Voorzitters der werkliedenbonden zitting hebben, die kunnen dau na beraad samen handelen en beslissen. De Voorzitter merkt hiertegen op, dat de verantwoordelijkheid berust bij B. en W., doch dat advies van ter zake kundigen steeds door dit college zal worden op prijs gesteld. De heer Stoot meent, dat de Voorzitter de zaak te zeer tot zich alleen trekt, en de Raad weinig in laat brengen. De heer Millen meent, dat de heerea Raadsleden mogelijk niet zullen durven verklaren, dat hier crisiswerkloosheid heerscht. De heer Odenhoven meent, dat de Voorzitter de toekomst niet zoo donker inziet als hij. Hij apprecieert wat in deze bereids gedaan is. maar zou het kalf uit den put halen voor het verdronken is en een steunrege ling in hei leven roepen, waar vol gens zijne meening hiervoor termen aanwezig zijn, Eene Commissie volgens idéé Millen kon hier mogelijk goed werk doen. De Voorzitter zegt dat de toestand zeker nog erger worden kan. maar daarom ontraadt hij ook ten sterkste bruikbare menschen. Derhalve dreigde zij, Agnes uit het huis te zullen jagen, zoo zij haar verloving met den violist niet verbrak, 't geen ten gevolge had dat haar zuster uit eigen beweging de woning verliet en zich met haar verloofde in den echt liet verbin den. Te New-York kreeg de man een plaats in een circus-orkest. Hij kon echter het klimaat niet ver dragen, werd spoedig ernstig ziek en stierf, nauwelijks een jaar na hun huwelijk, door Agnes met voorbeeldige toewijding verpleegd. Agnes schreef ditaan haar zuster, wijl zij vernomen had dat ook haar vader inmiddels overleden was, doch bekwam geen antwoord. De violist had niets nagelaten. De weduwe moest dus den bitteren strijd des levens beginnen voor het beslaan, en liep meermalen gevaar den hongerdood te sterven. Na geruimen tijd echter voerde het toeval haar tot een beroep, dat allengs zoo loonend werd, dat zij een aardigsommelje besparen kon. Aan haar zuster en broeder had zij evenwel niet meer geschreven, en zij had ook vun dezen taal nog teeken vernomen. Zij wist niet waar zij zich ophieldenof ze nog te Waveren of ergens anders woonden, of ze zelfs nog wel in leven waren. Gaudentia zou haar zeker verachtelijk hebben afge- slooten, derhalve gevoelde zij geen verlangen, haar strenge, nuchter praclische zuster te ontmoeten.

Peel en Maas | 1931 | | pagina 7