Tweede Blad van „PIEL MM MAAS"
Om twee msllioao
De puntjes op de i
FEUILLETON
Vaak miskende
vrienden.
ZATERDAG 14 FEBRUARI 1931
Twee en Vijftigste Jaargang No 7
Revolutie
Doen wjj mee
We doen mee met de revolutie,
zoo zeiden we den vorigen keer,
maar anders dan de socialist of de
bolsjewiek.
We doen mee als Katholiek, omdat
we weten, dat de Katholieke gods
dienst en de Katholieke beginselen
de ware gewenschte verbeteringen
in de verkeerde toestanden van
tegenwoordig slechts kunnen brengen
ên in zooverre ieder van ons er
het zijne toe kan bijdragen, om de
maatschappij beier te maken.
Dat is onze revolutie, geen ge-
weldadige, geen plotselinge, maar 'n
rustige en vreedzame, zonder heftige
en pijnlijke beweringen.
En bovenstaande bevat een heel
program, waarover boeken zijn vol
geschreven 1 We willen echter dit
program kort samenvatten en aan
geven.
En dan kunnen we ons allereerst
ontslagen achten van de bewijsvoe
ring, dat alleen de katholieke gods
dienst en de katholieke beginselen
de ware gewenschte verbeteringen
in den verkeerden toestand van
tegenwoordig slechts brengen kunnen.
Want ik spreek tot katholieken,
waarvan ik veronderstel, dat ze hun
Catechismus of hun Godsdienstleer
voldoende kennen, om te weten,
dat de christelijke leer, d. w. z. de
leer van Christus, de ware leer is.
Of om het kort en bondig te
zeggen met een vraag Ge zijt het
immers dadelijk met me eens, als alle
menschen op de geheele wereld
wat in de Catechismus staat, of ook
wat in de 10 geboden Gods staat,
dat het er dan op de heele wereld
heel anders zou gaan uitzien
Dat zou nog eens een prachtige
revolutie, een prachtige omwenteling
van het verkeerde tot het goede zijn!
Maar helaas, juist omdat men dien
Catechismus, die Christelijke leer
en die 10 geboden Gods vergeten
heeft, er zich niets van aantrekt of
er zelfs mee spot en andere geboden
voor in de plaats heeft gesteld
daarom die wanorde in de wereld
Daar volgt al dadelijk dit uit, dat,
willen we inderdaad van ganscher
harte en wie wil het niet, behalve
de menschen van kwaden wil, voor
wie er echter geen vrede op aarde
zijn kan, willen we inderdaad 'n
betere wereld hebben, laten we dan
allereerst beginnen met ons
zeiven te verbeteren, waar dit noodig
mocht zijn
Als iedereen, die zoo hard, en
dikwijls met veel recht, sputteren
tegen het veel verkeerde in de
wereld, eens allereerst lette op het
verkeerde in hem zelf 1 Dan heeft
gij (of zij) ook veel meer recht van
spreken, en zou het er op slag al
heel wat anders uitzien in de wereld.
Iedereen werke aan de zelfverbe
tering in zijn leven als mensch, als
christen, als huisvader of huismoeder,
als priester, als patroon of werkman,
als overheid of ondergeschikte, als
dienstbode of verloofde, als café- of
zaalhouder, kortom, welk ambt
of beroep men ook uitoefent.
Als alle katholieken katholieke
kranten lazen,
Als alle patroons rechtvaardige
loonen gaven,
Als alle films een goede, opvoed
kundige waarde hadden.
Als alle katholieken de Katholieke
Radio Omroep steunden en niet de
vrijzinnige of socialistische.
Als all werklieden lid waren van
hunne Katholieke vak- en stands-
vereeniging,
Als alle zakenlui eerlijk waren in
hun bedrijt,
16
Dat weet ik niet, antwoordde
Erich lachend. Wellicht weet
Gustaaf het wel, die is het eerst
met haar in gesprek geweest.
Zij heeft een kostbaren
operakijker verloren, riep deze,
die juist in het cassakantoortje
den vloer aanveegde.
Gij weet toch Rinconi, dat
ik de oudste rechten op u heb,
dreigde Fraulein Sigismund,
schijnbaar vroolijk schertsend en
hief waarschuwend haar blanken
wijsvinger omhoog. Dus
Dat weet ik, en den voorrang
zult ge behouden, die is overigens
tot dusver u nog nooit betwist
geworden, lachte Erich op den
zelfden schertsenden toon.
Lachend verlieten beiden het
gebouw. Fraulein Sigismund was
hel echter verre van zoo vroolijk
te moede als zij het wilde doen
voorkomen.
Alle attenties door dames aan
Rinconi bewezen, ergerden haar,
en die lange, schoone vrouw, die
pas in het circus was geweest,
maakte het haar bang om het i
hart. Zij besloot dus op deze ver-1
Als alle dansleeraren geen slechte
dansen aanleerden,
Als alle ouders streng optraden
tegen het vele en nachtelijke dansen
hunner kinderen,
Als alle caféhouders resoluut drank
weigerden aan degenen, die te veel
„op" dreigden te krijgen,
Als enz. enz.
Dén zou de revolutie beginnen
De revolutie, de omwenteling in ons
eigen binnenste, waar manmoedig
gebroken werd met veel, wat ver
keerd was. en op de puinhoopen
zou een betere en andere wereld
kunnen worden opgebouwd.
Dat is de eerste manier, hoe dat
we meedoen aan de revolutie.
Als christenmenschen. die hardnek
kig den strijd aanbinden tegen den
drievoudigen alouden erfvijand de
begeerlijkheid des vleesches (de on-
kuiscbheid); de begeerlijkheid der
oogen (de hebzucht); de begeerlijkheid
der oogen (de hoogmoed).
Nu de tweede manier.
Wanneer bovenstaandein voor
beelden aangegevenwordt uitge
voerd, langzaam maar zeker, dan is
de goede revolutie reeds in vollen
gang en behoeven we steeds minder
bevreesd te zijn voor de gevaarlijke
revolutie.
Op die manier hebben we reeds,
indirect, veel sociaal werk verricht,
dat wil zeggen, ten bate eener betere
maatschappij.
Maar we hebben ook nog direct
sociale plichten te vervullen.
En dan willen we hier speciaal
de aandacht vestigen op de ontzag
lijke sociale waarde van het gebed.
Kijk eens hier.
Iemand die rijk is en weinig of
niets geeft aan goede werken, wordt
terecht een gierigaard, een pin ge
noemd,
En nu komt het.
Wij zijn allen zoo ontzaglijk rijk
door de kracht van ons gebed.
Maar bidden we niet, heel veel.
zoo goed als altijd voor onszelf?
Of tenminste alleen maar voor be
langen en belangetjes, die zoo meer
in onzen eigen engen kring van
huisgezin enz. liggen.
Ziet, dat is ook een soort van
geestelijke7gierigheid
Waarom niet de kracht en de
macht van ons gebed aangewend in
dienst van de groote nooden en
behoeften der tegenwoordige wereld.
Bid het H. Misoffer mee met den
priester als zoenoffer ten afweer van
Gods straffen.
Bid het rozenkransgebed tot Maria
als „hulp der Christenen", in den
grooten strijd tegen het kwaad.
Ga den kruisweg af tot bekeering
der zondaren in de wereld.
Vereenig u met Jezus in de H.
Communie en offer u met Hem aan
den Hemelschen Vader als smeekof-
fer voor de bekeering van de wereld
tot het ware geloof.
Lpop even de kerk binnen door
den dag, als gij toevallig goed kunt,
en breng eerherstel voor de ontzet
tende godslasteringen in Rusland.
Versterf u nu en dan in sigaar,
pijp, glas bier of wijn, opdat de
publieke onzedelijkheid moge afne
men, of opdat de ware christelijke
vrede in de wereld moge toenemen.
Ziedaar eenige voorbeelden van
waarlijk sociaal werk.
Revolutie-bouw in edelen zin
ZAAIER.
Het woord vriend wordt zoo
dikwijls gebruikt, dat het zijn kracht,
zijn aroma verliest.
Men is te gul met dezen naam
eerster, want dat de onbekende
dat was, betwijfelde zij geen
oogenblik, bijzonder te Ietten.
Henri Busum had zeer vaardig
met den tijgertemmer betrekkingen
aangeknoopt. Zij kenden elkander
eerst sinds drie dagen, en reeds
hadden zij broederschap gedronkeD
en gingen met elkander om, alsof
zij jaren lang onder allerlei levens
omstandigheden met elkander
hadden verkeerd. Zij troffen elkan
der eiken dag op een bepaald uur
in hetzelfde café, speelden een of
meer partijtjes biljart en gingen
vervolgens wandelen. En 's avonds
na de uitvoering in den circus
bleven zij nog geruimen tijd bij
elkaar.
In weerwil van zijn hoogegage,
had Stockton nooit geld, zijn ge
noegens verslonden het tot de
laatste cent. Hij zag er dan ook
niet tégen op, herhaaldelijk Henri's
beurs aan te spreken.
Weet je, vroeg Busum hem
eens op een avond, toen de Schot
weer op zwart zaad zat, weet je,
hoe je zonder gevaar een goed
stuk zoudt kunnen verdienen
Nu, hoe dan vroeg driftig
de lange Engelschman, en zijn
oogen schitterden van begeerte.
Wel, er heeft iemand belang
bij Rinconi, ging Henri, zachter
sprekend, voort, een belang van
duizend gulden, zoo den temmer
een ongeluk overkwam,besloot hij,
als tot zich zeiven sprekend.
hier heeft de ersatz, de namaak de
goede waar verdrongen, en vriend
noemt men iedereen, die men ont
moet.
Dit neemt echter niet weg. dat
de echte niet uitgestorven zijn, bij
de valsche juweelen zijn ook nog
echte diamanten.
En zoo heeft gewoonlijk eenieder
twee vrienden, „echte" vader en
moeder.
Een oud Duitsch lied zegt kort
en mooi: Zoo ge nog een moeder
hebt, dankt God en weest tevreden.
Boven staat: „miskende" vrienden
Dat zijn vader en moeder vaak. De
vrijheidszucht maakt de kinderen
dronken en dronken menschen be
gaan dwaasheden en achten hunne
vrienden niet meer.
't Is nutteloos om de zorgen en
het werk van de ouders op te som
men, dit geschiedt dikwijls en ze
zijn ieder kind wel bekend.
Maar de 'schoone kern van deze
vriendschap, de oprechte warme ge
negenheid jegens het kind, zonder
op eigen voordeel bedacht te zijn
En deze vriendschap verloochent
zich niet. Vader en moeder ontzeg
gen hun kind niet gauw hunne
liefde, veel kunnen ze verdragen,
aan ondank en miskenning.
Een kind moet lang op een va
der- of moederhart trappen alvorens
het te doen breken.
Zulk een diepe liefde vergeet dan
ook zichzelf en heeft het welzijn
van het kind op het oog.
Dit wordt veelal vergeten en een
redelijk verbod, om niet laat thuis
te komen, niet met Piet of Marie
te gaan, om niet te voetballen,
wordt als een knellende band, een
kwellerij beschouwd. Och en wat
zijn de ouders verstandig en meenen
ze het goed.
Dan komt de harde strijd van het
kind tegen het gezag, tegen zijn
eenig ware vrienden, een strijd, die
dagen, jaren vol ongenoegen mee
brengt.
Gaan de kinderen later de wereld
in, dan ondervinden ze zulke harde
behandeling, dat ze nog aan vader
en moeder^terugdenken.
Zooals een vader terecht tegen
zijn onwilligen zoon zeide „Ik zeg
het je nu in zachtheid en vriend
schap, maar later leert het je de
wereld en deze is hard en wreed.
Een verstandig kind blijft zijn
ouders trouw, en laat al varen, zijn
kameraden, voetbal en sport, enz.
om de vriendschap zijner ouders.
Deze tellen bij hem nummer één,
voor wie alles moet wijken, ook
de beste schoolkameraad en de
schoonste match.
Zoo'n kind beschouwt zijn vader
en moeder niet alleen als ouders,
maar als zijne vrienden, met wien
hij het lief en leed deelt.
Zoo zal het ze steeds in eere
houden. Verachtelijk is het kind.
dat zich over zijn arme of slecht
gekleede ouders schaamt.
Heeft het ze vroeger, in zijn jonge
jaren, geacht en liefgehad, dan is
het later voor hem een behoefte,
deze genegenheid voort te zetten.
Ontrouw in zijn vriendschap jegens
zijne ouders kent het niet,
Tegenwoordig verlangen de kin
deren, op reeds jeugdigen leeftijd,
naar vrijheid en vormen de ouders
in hunne oogen den hinderpaal
hiertegen.
Het zijn dwazen, die later pas hun
ouders zullen begrijpen.
Laten ze zich gerust aan de leiding
hunner ouders toevertrouwen. Dan
gaan ze veilig.
Hebben ze in'hun lichtzinnigheid
nu zin voor dit, dan weer voor dat'
ze mogen blij zijn, het verstandige
toezicht en de tucht der ouders te
genieten, die hen^oplden^weg-hou
den.
Een diepe eerbied en genegenheid
voor ouders is de grondslag voor
het levensgeluk.
Hm, bromde Stockton en keek
naar den grond. Wie is het?
Wordt niet gezegd.
Duizend gulden is minder
dan niets voor zulk een zaak.
sprak de Schot dof.
Welnu, noemen we dan het
hoogste, zoo de zaak gelukt, zeg
gen we tienduizend.
Zooveel is de kerel best waard
Welke waarborgen informeerde
Stockton verder.
De allergrootste, antwoordde
Henri.
Geen holle woorden, bromde
Stockton, zijn oogen strak op een
boom aan de straat richtend.
Derhalve eerst kwijtschel
ding van alle schulden, die je bij
mij hebt aangegaan en verder
tweehonderd gulden in contanten
voor onkosten, fluisterde Henri.
Het geld moest van Rembold
komen en dat hij het zou krijgen
daaraan twijfelde hij niet.
Maar spoedig, zeer spoedig
moet dit geval zich voordoen, in
vertraging schuilt gevaar, ging
Gaudentia's broeder op gedempten
toon voort.
Goed, sprak Stockton koel.
De zaak heef t cok voor mij eenig
belang, 's Morgens het geld en
's avonds is het geschied Komt
het uit, dan schiet ik eerst jou en
dan mijzelven een kogel door den
kop.
Geloof je dat het zou kun
nen uitlekken, vroeg Henri met
ernstigen blik.
Openbare vergadering
van den
Raad van Venray.
Yrydag 6 Februari 1931.
VoorzitterO. van de Loo, Bur
gemeester.
SecretarisVan Haaren.
Tegenwoordig alle leden.
De Voorzitter opent de vergade
ring met gebed en wenscht, alvorens
met de agenda te beginnen een
terugblik te werpen op het afge-
loopen jaar. Had de Voorzitter in
de laatste vergadering van het vorig
jaar den leden een gelukkig eindigend
1930 gewenscht, thans bood hij den
leden en hun gezin in deze eerste
vergadering van het nieuwe jaar
„een zalig nieuwjaar" aan.
1930 kon spreker in zijn geheel
niet onbevredigend noemen, waar de
malaise pas in de tweede helft van
dat jaar was ingetreden. Van crisis,
werkeloosheid kon hier nog niet ge
sproken worden, daar er nog nimmer
in deze gemeente zooveel bouw
vergunningen waren afgegeven. Zeker,
de bedrijfsuitkomsten waren gedaald,
maar vol moed en Godsvertrouwen
voorwaarts, zij het parool, waar
klagen en steunen nog geen crisis
overwon.
De heer Odenhoven vroeg naar
de notulen der vorige vergadering,
die door de enorme drukte ter
Secretarie niet gereed hadden kunnen
komen, zooals de Voorzitter mede
deelde.
1. Behandeling van het verzoek
der R. K. Werkliedenvereeniging St.
Josef om voor de van hun werkloo-
zenkas uitgetrokken werklooze ar
beiders een steunregeling in 't leven
te willen roepen, respectievelijk
voor werkverschaffing te willen
zorgen.
De Voorzitter zegt, dat zoodra
de slapte zijn intrede in Venr3y
deed, B. en W. in ruime mate de
werkverschaffing hadden ter hand
genomen. Het aanleggen van slooten
en waterleidingen, waarin de hooge
waterstand belemmerend is geworden.
Het aanleggen van bosschen met
Rijksvoorschot onder toezicht van
het Staatsboschbeheer, verbreeding
van den weg Venray-Wanssum, het
voorstel om om-te-zetten grond niet
meer met den tractor te bewerken,
doch dezen grond om te doen spit
ten, het zijn alle als zoovele maat
regelen ter bestrijding der werkloos
heid. De Voorzitter wil het bij deze
opsomming voorloopig laten, en stelt
den Raad in de gelegenheid om
verder van gedachte te wisselen.
De heer Odenhoven meent dat
allen er wel van overtuigd zullen
zijn, dat er alom een crisis heerscht.
Men kan geen blad open vouwen of
men leest er kolommen vol van. Al
is de toestand elders erger dan hier,
ook in Venray hebben de menschen
er onder te lijden. Enkele zijn bereids
te werk gesteld, maar dit zijn alleen
kostwinners of gezinshoofden. Jongere
krachten loopen ledig. Het loon kon
evenals in andere plaatsen wel wat
hooger zijD. Spreker zou menschen
tusschen de 50 en 60 jaar thuis
laten en de jongeren laten werken.
Hij wijst op Boxmeer, waar naast
de werkverschaffiing ook een steun
regeling bestaatdit zou hier toch
ook kunnen. Zij. die nu bij de
werkverschaffing met de schop moe
ten werken, wat voor hun toch
ongewende arbeid is, waardoor zij
minder verdienen, dan zij die dit
gewend zijn, zou spreker gaarne
steunen. Geeft Venray veel uit op
allerlei gebied, hier mag Venray ook
Als ik een domkop was, dan
ja, grijnsde de Schot.
Ik kan dus ook onder dit
opzicht op u bouwen.
Dat kunt ge, lachteEbenezer
Stockton, en zijn mooie witte
tanden glinsterden onheilspellend
tusschen zijn dunne, vale lippen
Aan mijn woord heeft nog niemand
reden gehad te twijfelen en het
overige was maar een grap.
Goed, overmorgen op z n
laatst heb je het geld, sprak Henri,
en de twee mannen scheidden van
elkander met een korten, stevigen
handdruk.
Ijlings begaf Stockton, die het
bijna altijd koud had, zich naar
zijn woning.
Het hoofd ter aarde gebogen
schreed Henri, nu en dan iets
onverstaanbaars mompelend, door
de in het late nachtelijk uur thans
schier geheel eenzame straten en
stegen naar huis.
De familie Busum was afkomstig
uit het Belgische stadje Waveren,
in de provincie Brabant, niet ver
van Brussel, De vader was een
bekwaaminstrumentmakergeweest
met een beklante zaak, maar hij
hield wat al te ve*el van de wijn-
flesch. Zijne gezondheid werd
daardoor ondermijnd en zijne zaak
ging allengs den kreeftengang.
Zijne vrouw, een Duitsche, uit
Keulen, Whs hem vroeg ontvallen,
en Gaudentia, de oudste dochter,
bestierde van toen af de huishou
ding. Zij deed dat ijverig, verstan
wel wat doen. Ook moet men niet
uit het oog verliezen, dat men twee
soorten werkloozen heeft en wel
onder georganiseerde arbeiders en
niet-georganiseerden. De eerste heb
ben bijgedragen in de werkloozen-
verzekering, doch de crisis duurt te
lang en zij zijn uitgetrokkea. Spreker
hoopt, dat andere leden eens verder
zullen praten.
De Voorzitter antwoordend, merkt
op, dat de onder handen genomen
werken alle voor eene Rijkssubsidie
van 25 pCt. in aanmerking komen,
doch dat dan ook de Rijksvoor
schriften moeten worden opgevolgd.
Het Rijk nu schrijft voor op dergelijke
werken uit elk gezin een persoon.
Is het nu het gezinshoofd te oud,
dan heeft spreker geen bezwaar een
zoon als kostwinner in aanmerking
te doen komen, die dan de werk
zaamheden verricht, Waar 't nu ge
beuren kan dat vader en zoon zijn
uitgetrokken, dan dient men te
wachten totdat een niet-door-hct-Rijk
gesubsidieerd-werk onder handen is,
en dan zou overwogen kunnen
worden uit een gezin een tweeden
persoon te werk te stellen. Wat nu
het oprichten van een steunregeling
aangaat, moet men er op letten, dat
dit zoo maar niet gaat. Of dat kan.
hangt af van het oordeel van den
Minister, die zal nagaan of er in
Venray tengevolge van den crisis een
algemeene werkloosheid heerscht, en
van dit laatste kan men hier in
Venray thans moeilijk spreken, vooral
waar het hier mogelijk is ruim werk
te verschaffen.
Een verzoek om bij de werkver
schaffing vanaf het vierde kind een
loontoeslag te mogen geven, is nog
niet beantwoord. We! zal de ge
legenheid geopend worden langer te
werken en zoo het loon te vergrooten.
Spreker wijst er op, dat werkver
schaffing in elk geval beter is, dan
steunregeling, daar het loon steeds
aanmerkelijk hooger zijn zal dan een
steun, welke laatste bovendien ook
demoraliseerend werkt. Bovendien
zorgen B. en W, er zoo-eel moge
lijk voor, dat geen wachttijd en
zeker geen langen wachttijd door de
werkloozen behoefc te worden door
gemaakt.
De heer Odenhoven zag het
katholieke Venray gaarne een voor
beeld geven, waarna de heer Millen
opmerkt, dat vooral het loon behoor
lijk zijn moet, hetgeen door den
Voorzitter wordt beantwoordt met
de opmerking, dat het loon door
het Rijk bepaald wordt.
De heer Millen wenscht een steun
regeling voor hen, die hoog bejaard
zijn, waarop de Voorzitter er op
wijst, dat 65-jarigen over het alge
meen als onvolwaardig worden aan
gemerkt, doch in het gezin van
dezulken zal dan wel een zoon zijn,
die vaders plaats inneemt.
De heer Millen waarschuwt er
voor menschen. die tot heden hun
eigen kost verdiend hebben, uit te
sluiten van werkverschaffing en hun
zoo als het ware te dwingen bij
Armbestuur of Vincentius aan te
kloppen. Dat is een nadeel voor de
Gemeente en voor de kinderen van
dezulken, als het ware niet te ont
groeien.
De Voorztiter zegt, dat in Venray
thans nog geen algemeene werkloos
heid is tengevolge van de crisis en
zeker niet onder bouwvakarbeiders.
De heer v. Bergen zou toch een
steunregeling willen invoeren, waarop
de Voorzitter herhaalt, dat dit zoo
maar niet gaat, dit behoeft de goed
keuring van den Minister, die bij
gebrek aan de daarvoor gestelde
eischen de goedkeuring niet geven
kan. Op het lijstje, waarop de be
drijven waarin crisiswerkloosheid
heerscht, voorkomen, is het bouwvak
niet vermeld. Wanneer in bepaalde
dig en zuinig, zorgde voor de op
voeding van haar broeder Henri
en haar zuster Agnes, die beiden
eenige jaren jonger waren dan
zij, en bracht haar lichtzinnigen
en harlstochlelijken broeder door
haar geestkracht en vastberaden
heid zoo ver, dat hij voldoend
schoolonderwijs genoot. Hij kwam
in de leer in een kleermakerij en
kreeg na eenigen lijd als coupeur
een goede betrekking te Brussel,
welke hij ook een geheel jaar tot
de volle tevredenheid van zijn
patroon vervulde. Toen werd hij
plotseling een losbandige, verdor
ven mensch, en haalde zooveel
slechte streken uit, dat hij gerech
telijk werd gesignaleerd.
Evenveel verdriet bijna had
Gaudentia van haar jongere zuster
Agnes. Het meisje was schoon,
doch had veel van de geaardheid
van haar vader, was phantaslisch,
hield veel van uitersten, en kon
zich moeilijk schikken naar de
regelmatigheid van een ordelijke
huishouding of van gewonen
arbeid.
Tenslotte verliefde zij op een
vioolspeler, eer, talentvol, maar
ziekelijk man en verklaarde, in
weerwil van de bedenkingen van
vader, zuster en broeder, den man
te willen trouwen. De vader had
er eigenlijk genoegen mede ge
nomen, maar Gaudentia waren alle
kunstenaars een gruwel in het
oog. Zij hield hen voor fantastische,
onpractische, voor het leven on
gevallen steun noodig is, dan is men
aangewezen op het Armbestuur, men
kan dit betreuren, doch onder de
huidige omstandigheden is daar niet
aan te ontkomen.
De heer Odenhoven meent dat het
telkens wat anders is, als men op
een bepaalde hoogte in de discussie
gekomen is. Telkens meent bij een
ander deurtje open te zien gaan,
waardoor de discussie verschoven
wordt. Hij wijst er echter op, dat de
heele Bond der bouwvakarbeiders er
tegen ageert, dat zij niet op het
lijstje van den Minister staan.
De Voorzitter zegt er zich wel
voor te'zullen wachten om te zeggen
dat in Venray in het bouwvak
crisis werkloosheid heerscht, waarop
de heer Odenhoven zegt, dat deze er
wel is.
De heer Stoot zou de oudere
arbeiders gaarne sparen voor een
gang naar het Armbestuur, hij zou
de Gemeente willen doen steunen.
De Voorzitter houdt er aan vast,
dat dit bij de geldende Armenwet,
hoe betreurenswaardig ook, niet kan.
Alleen bij een crisis mag hiervan
worden afgeweken en deze is hier
nog niet aanwezig.
De heer Stoot betreurt zulk een
Armenwet. Ook de heer Vermeulen
zou de menschen gaarne van de
liefdadigheids-instellingen verwijderd
houden, en meent dat dit ook gaat.
Hij heeft voor zich een krant-uit
knipsel, waarin dhr. Snoeck-Hencke-
mans beweert, dat bij crisis van de
Armenwet mag afgeweken worden.
De Voorzitter zet nogmaals de
Rijksvoorschriften uiteen en wijst er
op, dat van crisiswerkloosheid in
Venray nog niet gesproken kan
worden. Deze is hier nog normaal
en omvat 28 man.
De heer Millen respecteert hetgeen
B. en W. inzake werkverschaffing
bereids gedaan hebben, maar blijft
het betreuren, dat werkloozen, nu
er van een crisis-werkloosheid in
Venray geen sprake zijn kan. zouden
zijn aangewezen op de Armbesturen.
Wat gebeurt er, wanneer de Raad
zou beslissen, dat er wel een crisis
werkloosheid was tegenover de
meening van den minister.
De heer Stoot meent, dat B. en
W. niet alles kunnen weten en zou
tegemoetkoming door het Gemeen
tebestuur toejuichen.
De heer Vermeulen vraagt, wie
of het uitmaakt, of er in een ge
meente al dan niet crisiswerkloosheid
heerscht, waarop de Voorzitter zegt,
dat dit de minister van Binnenland-
sche Zaken beoordeelt.
De heer Millen wil een Commissie
ingesteld zien, waarin Raadsleden en
de Voorzitters der werkliedenbonden
zitting hebben, die kunnen dau na
beraad samen handelen en beslissen.
De Voorzitter merkt hiertegen op,
dat de verantwoordelijkheid berust
bij B. en W., doch dat advies van
ter zake kundigen steeds door dit
college zal worden op prijs gesteld.
De heer Stoot meent, dat de
Voorzitter de zaak te zeer tot zich
alleen trekt, en de Raad weinig in
laat brengen.
De heer Millen meent, dat de
heerea Raadsleden mogelijk niet
zullen durven verklaren, dat hier
crisiswerkloosheid heerscht.
De heer Odenhoven meent, dat
de Voorzitter de toekomst niet zoo
donker inziet als hij. Hij apprecieert
wat in deze bereids gedaan is. maar
zou het kalf uit den put halen voor
het verdronken is en een steunrege
ling in hei leven roepen, waar vol
gens zijne meening hiervoor termen
aanwezig zijn,
Eene Commissie volgens idéé
Millen kon hier mogelijk goed werk
doen.
De Voorzitter zegt dat de toestand
zeker nog erger worden kan. maar
daarom ontraadt hij ook ten sterkste
bruikbare menschen. Derhalve
dreigde zij, Agnes uit het huis te
zullen jagen, zoo zij haar verloving
met den violist niet verbrak, 't
geen ten gevolge had dat haar
zuster uit eigen beweging de
woning verliet en zich met haar
verloofde in den echt liet verbin
den. Te New-York kreeg de man
een plaats in een circus-orkest. Hij
kon echter het klimaat niet ver
dragen, werd spoedig ernstig ziek
en stierf, nauwelijks een jaar na
hun huwelijk, door Agnes met
voorbeeldige toewijding verpleegd.
Agnes schreef ditaan haar zuster,
wijl zij vernomen had dat ook
haar vader inmiddels overleden
was, doch bekwam geen antwoord.
De violist had niets nagelaten. De
weduwe moest dus den bitteren
strijd des levens beginnen voor
het beslaan, en liep meermalen
gevaar den hongerdood te sterven.
Na geruimen tijd echter voerde
het toeval haar tot een beroep, dat
allengs zoo loonend werd, dat zij
een aardigsommelje besparen kon.
Aan haar zuster en broeder had
zij evenwel niet meer geschreven,
en zij had ook vun dezen taal nog
teeken vernomen. Zij wist niet
waar zij zich ophieldenof ze nog
te Waveren of ergens anders
woonden, of ze zelfs nog wel in
leven waren. Gaudentia zou haar
zeker verachtelijk hebben afge-
slooten, derhalve gevoelde zij geen
verlangen, haar strenge, nuchter
praclische zuster te ontmoeten.