Tweede Blad van „PIEL EN MAAS" Sta TiieA- Waaiïs<Aiuüiruj&i POSTER'® Om twee miiEioen Bolsjewistische opvoeding. De twee koppen koffie. FEUILLETON JL RugpijnNieren Pillen Kerstmis in Brazilië. ZATERDAG 17 JANUARI 1931 Twee en Vijftigste Jaargang No. 3 De Russische bolsjewisten hebben bij hun pogingen tot inrichting van den communistischen staat herhaal delijk water in hun wijn moeten doen, vooral wanneer het economi sche aangelegenheden aanging. Maar op godsdienstig terrein schijnen zij onverbiddelijk en hard nekkig hun plannen door te zetten, al hebben zij hun ruw geweld in de kerkvervolging, waardoor zij een jaar en langer geleden van zich deden spreken, moeten matigen. Om den godsdienst te breken, gaat hun voornaamste aaDval tegen het huwelijksleven. Huwelijk en echt scheiding worden zoo gemakkelijk mogelijk gemaakt. Voor beide is slechts een handteekening noodig. Van de verdwijning van de ge dachte aan een geregeld huwelijk is het natuurlijk gevolg een reusachtige toeneming van het aamal echtschei dingen, maar ook een schromelijk tekort in de opvoeding van tallooze kinderen, de beklagenswaardige slachtoffers der verbreking van den familieband. Deze sovjetpolitiek inzake het huwelijk moet dan ook als vanzelf leiden tot hetgeen in de eerste tijden van de communistische overheersching van Rusland reeds als haar plan verluidde de opvoeding van het kind door den staat, verwijderd van ouders en familie. De Russische volkscommissaris Lunatscharski heeft dit weer eens in het licht gesteld in een artikel in het sovjet-orgaan „Oganjoka", waarin hij schreef over de communistische stad der toekomst, waar de kinderen tot aan hun 16e jaar in een staats- asyl zullen worden opgevoed. Binnen wettelijk bepaalde tijds ruimten zal den ouders een bezoek aan hun kinderen worden toegestaan. Het kind mag de namen vader en moeder niet meer bezigen. Deze woorden zullen vervangen worden door volwassenen. Voor het bezoek aan hun kinderen worden den ouders passen verstrekt, waarop staat aan gegeven uur en dag, waarop de vol wassenen no. het kinder-asyl mag bezoeken. Het gezin, schrijft Lunatscharski, is een bourgeois-begrip, het com munisme zal het vervangen door het staats-asyl der toekomst. Inderdaad kan men zich geen andere consequentie voorstellen van de Russische huwelijkswetgeving. Dat zulk een algemeene ondergang yen het gezin tot een ondergang der geheele maatschappij moet leiden, spreekt vanzelf. Maar de communistische verdwaas den, die een maatschappij zonder God willen vestigen en daarmede ook raken aan hetgeen het mensch- dom door zijn natuur niet ontberen kan, zien dat niet in. Zij zullen daarom op den duur zichzelf wel onmogelijk maken, maar intusschen blijft op het oogenblik de aantrekkingskracht van hun slechte voorbeeld voor velen een groot ge vaar. Ook daarom is het van zoo groote beteekenis, dat in onze mede door andere levensbeschouwingen dan de communistische verworden maat schappij, de stem des Pausen weer klinkt, om de ware beginselen omtrent het huwelijk en het familieleven weer eens aan de wereld te verkondigen Van uit het buffet waar de weduwe 12 Onder alle omstandigheden Er zijn slechts weinig gevallen waarin daarvan moet worden af gezien. Zulk een schijnt rtiij even wel dit niet te wezen. Voor dezen erfgenaam is het ongetwijfeld on misbaar noodzakelijk, datje iemand opspoort, een scheepskapitein b.v. die onder eede verklaart Deze man trad voor jaren bij mij onder vertoon van deze papieren in dienst, en mijn scheepsjournal toont de waarheid van mijn ver klaring aan. Dat is, natuurlijk, ook geen absoluut bewijs, maar zooals de zaken nu staan, daar de man geen verwanten kan op roepen, is dat voldoende. Is je dat gelukt, dan zal ongeveer na een half jaar den erfgenaam hetgeid worden uitgekeerd. Zoo is het dus met de zaak gesteld, mijn waarde, en doe nu wat je niei laten kunt, Er is daar een curieuze geschie denis op je weg gegooid. Of ze je geluk zal aanbrengen, dat weet ik niet. Zooveel echter begrijp ik; in de zaak Braun komt beweging, en dat is ontwijfelbaar jouw ver dienste. Gaarne wil ik voor je Lussian, de eigenares van het „Grand Café", statig troont, ziet zij blijkbaar geërgerd naar de twee boeren, die met de ellebogen op tafel, de pijpen tusschen de tanden luid in hunne platte taal praten. Het was niet met veel enthousiasme, dat zij die twee bezoekers in hnnne kielen, met grooten vilten hoeden op, hare in richting zag binnenkomen, waar zij gaarne uitsluitend de gegoede bur gers van Brive-la-Gaillarde zag komen. Wanneer zij slechts had gedurfd, zou zij gaarne die twee kerels be duid hebben, dat men geen gelag gaf aan lieden in kiel in het „Grand Café". Maar zij had den moed niet gehad, en zij had er spijt van, bij de onhebbelijkheid die de twee land lieden aan den dag legden. Dezen, zich niet bekommerend om de andere bezoekers, spraken over hunne zaken op luiden toon, spuw den rechts en links om zich heen, en schonken zich glas op glas, beurte lings cognac en kirsch, in. Toen de bediende hun de tweede bestelde kop koffie had gebracht, had deze volgens de gewoonte van het café een karafje en kirsch van de beste soort er bij neergezet. En de twee boeren spraken de dranken duchtig aan. zoodat zij wel dra onder den invloed er van kwa- tn. Zij zullen zeker de beide fles- schen geheel ledigen, merkte de juffrouw Lussian aan haar zoon op, een jongmensch van twintig jaar. Nu, dan zullen wij hen laten betalen. De twee landlieden waren om één uur des namiddags het „Grand Café" binnengekomen. Om vijf uur waren de beide flesschen ledig, en de oudste klopte met zijn stok op de marme ren tafel. De knecht kwam bij hem. Hoeveel is het vroeg de boer hem. Dertig frank, antwoordde deze, die door de eigenares voorbereid was. De man sprong verschrikt op. Hij meende niet goed gehoord te heb ben. U zegt Ik zeg dertig frank. Dertig frank voor twee kop koffie Neenvier franks voor de twee kop koffie, dertien frank voor den cognac en dertien frank voor den kirsch. De twee boeren stonden verstomd. Laat den patroon hier komen. Mijnheer Lussian, de zoon, kwam. Norsch, met een trek van minachting op de lippen, hoorde hij de jammer klachten der twee bezoekers aan. Toen, op een toon, die geen tegen spraak toeliet, zeide hij II hebt verteerd en moet betalen, anders zal ik de politie roepen. Die bedreiging verschrikte beide landlieden. De oudste, Ribeyroux, die het woord gedaan had, stak de hand diep in een zak van zijn kiel, trok een lederen beurs te voorschijn, greep er een hardvol kleingeld uit dat hij voor den patroon op tafel uittelde. Toen hij aan dertig frank was, telde hij nogmaals, en schoof het toen met de rug van de hand naar mijnheer Lussian. Ziehier, wat u hebben moet maar je kunt er op aan, dat het je niet gegund wordt. En zijn beurs weder in den peilloozen zak stop pend srond hij op. Zijn metgezel volgde zijn voorbeeld, de beide mannen gingen de zaal door en kwamen aan de deur. Toen zij daar waren, bleven zij staan en keerden zich om. Een zeide luid Ik laat mij hangen, wanneer ik ooit weer een voet zet in dit afzet- terscafé. Toen gingen zij de deur uit, ge volgd door het gelach der bezoekers, die zich met die scène vermaakt hadden. Op zijn hoeve teruggekeerd, was het eerste wat Ribeyroux deed, zijn hart lucht te geven, door zijne vrouw het avontuur van het koffiehuis te vertellen. Dertig franks te vragen voor twee kop koffie, wat een dieven. De vrouw bleef onverschillig voor die geldquaestie, want zij had een vrijgevigen aard. Zij deed haar best, haar man te kalmeeren. Wat wil je man Gedane zaken nemen geen keer. Ik weet het wel. Maar dat verhindert niet dat het afzetters zijn, de patroons van dat „Grcrrand Café" (hij liet de r's rollen). Ja, afzetters, dieven, en ik zal het overal zeggen. Acht dagen later kende de geheele gemeente de geschiedenis van de twee koffie, en Ribeyroux, die nu gekalmeerd was door die herhaalde ontboezemingen, begon het lang zamerhand te vergeten. Maanden gingen voorbij, het werd September. Een avond, dat Ribeyroux en zijne vrouw op een steenen bank die aan den muur van hun huis ge metseld was, over den oogst praatten, zagen zij een kleinen infanterist ge heel bestoven en doodmoe op hen toekomen. Wat wil die vroeg de mao Het is een militair. Ik geloof, dat er een paar regimenten in de buurt zijn, die quasi oorlog houden. De soldaat was intusschen gena derd. Beleefd, zijn képi in de hand, vroeg hij hun, of zij hem een bed wilden afstaan, voor geld natuurlijk, voor één nacht. Hij vertelde, dat zijn regiment het veertiende, op drie kilometer afstands kampeerde, en dat hij doodop, al een week op stroo slapend of op den harden grond, een huis was gaan zoeken, waar men hem een bed wilde verhuren, opdat hij zijne pijnlijke ledematen kon laten uitrusten en zijne krachten vernieu- Zeker wel, antwoordde de vrouw, wij zullen u een bed geven, en zelfs... Een hevige stoot met den elleboog van haar man belette haar het verder spreken. Haar man nam haar apart, den soldaat alleen voor de bank staan latend. Ribeyroux was vuur rood. Wat heb je vroeg Catharina Ik heb, dat die soldaat... Nu? Dat is die mooie mijnheer van het „Grand Café," die afzetter, die mij dertig franks rekende voor twee kop koffie. Werkelijk Zeker, zeker, ik vergis mij niet. begrijpt dus, dat wij hem dit moeten inpeperen, en hem het bed duchtig moeten laten betalen. De infanterist wachtte den uitslag van het onderhoud, dat hem niet verwonderde, want hij had Ribeyroux een der twee bezoekers herkend, die men den cognac en kirsch liet betalen. De kerel zal mij zijne gastvrij heid duur laten betalen, dacht hij. Maar daar hij een welgevulde beurs had, zeide hij bij zich zeiven Nu, laat het zijn, zoo het wil. Ik ben moede, en ik heb behoefte aan rust. Tusschen heerlijk frisch ruikende lakens genoot Henri Lussian een weldadige rust. In de kamer na3st aan kon Ribeyroux geen oog dicht doen, zoozeer was hij gin zijn nopjes. Ha, ha. Dus hij heeft hem te pak ken, dat fatterige, blufferige heertje, die geen nota wilde nemen van zijne klacht en met de politie gedreigd had het vorig jaar. Ha, ha. Hij zou eens zien, hoe papa Ribeyroux zich wreekt. Om te beginnen, zou hij hem voor de kamer doen wat ik vermag. Bij mij toch heeft die zaak, welke je aanhan gig maakt, haar punt van in- en uitgang. En nu, bonjour, want ik heb nog heel wat te arbeiden. Met deze woorden reikte de heer Steen zijn vriend de hand, en deze ging, hij wist zelf niet waarom, iels minder vertrouwvol heen. Thuis teruggekeerd, vroeg hij aan juffrouw Busum, of de heer Reinkens thuis was. Dat was toevallig zoo, en Otto Rembold begaf zich dus aanstonds naar Henri's kamer. Hij stelde Busum in kennis van het onder houd, dat hij met den griffier had gehad, deelde hem mede, welke formaliteit moest worden vervuld en vroeg hem, of hij hem zulk een of anderen getuige kon aan duiden, en of het mogelijk zou zijn dezen naar Amsterdam te doen komen. Och, laten we toch de gan sche zaak laten blijven, riep Gau- dentia's broederwrevelig uit. Reeds nu duiken, zooals u ziet, allerlei omstandigheden en tobberijen op lk wil liefst mijn rust hebben Geef de dwaze zaak op, mijnheer de doctor. Waarom zou ik juist die Reinkens moeten zijn En ik ben het ook niet; ik zou niet weten, waarom ik het wél zou zijn. Ik heb aanstonds gedacht, dat het gerecht bij het eerste woord bergen van zwarigheden opstape len en onmogelijke dingen ver langen zou. Ik heb al dikwijls van zulke zaken gehoord. Ik dank u voor uw belangstelling en be moeiingen, maar laat mijnentwege de heele geschiedenis schieten. Mijnheer Reinkens, dat doe ik niet, verzekerde de advocaat op beslisten toon. Zoo gij mij geen hulp wilt bieden, zal^ik alléén doen wat mogelijk is. Ik zal in de bladen oproepingen plaatsen en met de meeste energie naar de noodige getuigen zoeken. Dat kan natuurlijk niemand beletten, ook u niet. Het geval is voor mij een eerezaak, en ik stel al mijn krach ten in het werk, om het, zooals men juridisch zegt, uit de wereld te helpen. Over Henri's gelaat gleed bij die verklaring een schaduw, en zijn oogen hadden een onvasten blik. Hij wendde zich naar het venster en keek, zenuwachtig aan zijn zwarten baard plukkend, naar buiten. Het duurde geruimen tijd, voordat hij zich weder omkeerde. Goed, heer doctor, sprak hi eindelijk, als zich onderwerpenc in een vervelende zaak, waaraan niet was te ontkomen. Ik zie dat gij er als jurist op verlekkerd zijt, en ik weet bij ondervinding, dat daartegen niet te 'vechten valt. Om nu minstens zoo snel moge lijk van die lastige geschiedenis af te komen, zal ik mijnerzijds doen wat ik kan, om een getuige als vereischt wordt te verBtrekken. Daartoe heb ik evenwel geld veertig frank berekenen. Veertig frank... Dat is niet genoeg. Vijftig frank. Ja, dus vijftig frank. En de schoenen en slobkousen vol modder, die Catharina morgen vroeg zal schoonmaken, wel nu nog mooier, als die mooie jongen er niet voor betalen zou... zeggen wij tien frank. Wat kan men hem nog meer reke nen O, ja, de melk, een kop lekkere warme melk met een snede brood, wanneer hij wakker wordt, want de volgende dag is rustdag, en de sol daat heeft gevraagd hem te laten doorslapen. Ja, ja, ventje, redeneerde de boer bij zich zeiven, slaap zoo lang je wiltmaar je beurs zal het morgen voelen. Een zaak hindert Ribeyroux, hij moet zeer vroeg op en naar het nabijgelegen dorp. Daardoor zal hij het genot missen, bij de afrekening te zijn. Maar Catherina zal zijn orders opvolgen. Eu zijn vrouw wekkend in den nacht, geeft hij haar op gedempten toon zijn opdracht. Je verstaat mij goed, vrouw, morgenochtend zijn schoenen en slob kousen schoonmaken, en als hij wakker wordt laat hem zooveel melk en brood gebruiken als hij lust. Maar denk aanj de rekening, versta je goed Ja. ja. Je rekent hem het bed veertig frank de kaars... Welke kaars Nou, die hij gekregen heeft. Het was maar een klein eindje. Dat komt er niet op aan. Hij moet het toch betalen met drie frank. Drie frank. Ja, houd je mond. Je berekent tien frank dat is niet te veel voor het laarzenpoetscn. Dat is nu al drie en vijftig frank. Dan zeven frank voor de melk, dat is zestig frank rond. Hé, hé. Recht in zijn schik wreef de heer zich in de handen maar de vrouw, verstomd over de brutaliteit van haar man, zooveel te durven vragen, toonde hem hare verbazing. Zoo, zestig frank te laten be talen aan een mijnheer voor een bed en de rest, is dit zoo erg En dan nog wel een mijnheer, die ook niet bang is, eenvoudige menschen af te zetten. Je doet zooals ik zeg, en zwijgt. Tegen zeven uur in den ochtend kwam Catherina op de teenen de kamer van haar zoon binnen, waar nu Henri Lussian sliep. Zij zette voor het bed de schoenen met slob kousen neder, die als spiegels glom men, en keek eenigsziDS nieuwsgierig naar haar gast. Op den rug liggend, beide armen boven het hoofd uitgestrekt, sliep de jonge man rustig. De boerin keek hem in gedachten en verteederd aan. Zij dacht aan haar jongen, die ook in dienst was. en misschien ook op een gastvrij bed rustte. En zich de opdracht van haar man herinnerend, dacht zij „Als inhalige lieden hem ook maar ^niet villen, die arme Pierre." Op dit oogenblik opende haar gast de oogen en begroette haar vroolijk met een „Bonjour, mama". Zij be antwoordde zijn groet, door dit woord geheel verteederd, en vroeg den jongenman, of hij over het bed tevreden was, en of hij goed geslapen had. Ik heb geslapen, zooals geen koning op zijn pronkbed slaapt. Wat een kostelijke nacht. Terwijl de boerin de melk op het vuur zette, sprong Henri het bed uit en zeide bij zich zeiven Ja zeker, ik heb een goeden nacht gehad, maar nu de rekening. Hij vergiste zich. Toen hij, met den eetlust dien de buitenlucht en lichaamsbeweging geven, een groote iBgusadu UidifctHagts. Als uw rug, leden en spieren pijn doen als gij u prikkelbaar, vermoeid en zenuwachtig voeltals de urine bewolkt is of pijnlijk, kunnen uw nieren verzwakt zijn. Misschien door een gevatte koude, overmatig werk of zorgen, doch wat ook de oorzaak zijn moge, de verzwakte nieren moeten versterkt worden. Beproef Foster's Rugpijn Nieren Pillen, het sedert jaren bekende middel. Als de nieren traag worden en het bloed niet meer geregeld filtree- ren, blijven urinezuur en andere onzuiverheden in het bloed achter. En deze schadelijke stoffen kunnen ischias, spit, rheumatiek, waterzucht, blaasaandoeningen en niergruis ver oorzaken. 32 Vraag het aan uw eigen kennissen en hoor hoe zij Foster's Pillen prijzen. Bij alle drogisten enz. f 1.75 p. flacon Catharina, riep Ribeyroux in verrukking uit, jij waart slimmer dan ik. Die mevrouw Lussian is toch een best mensch. Den eersten marktdag ga ik haar bedanken en bij zich zeiven voegde hij er aan toe laat ik mij op een kop koffie tracteeren. noodig, en gij zult het mij wel niet euvel duiden, doctor, dat ik voor een aangelegenheid, die ik voor nutteloos beschouw, niet veel besteden wil. Dat begrijp ik, antwoordde dr. Rembold snel. Ik neem echte alle kosten op mij. Nu, dan zal ik er over na denken, hoe ik uwen wensch ver vullen kan, besloot Henri Busum gelaten. Een half uur later zal Gaudentia bij haar broeder in de kamer, en Henri verhaalde met zachte stem. wat de advocaat met hem bespro ken had. Dat is lastig, oordeelde Gau dentia, zulk een getuige zal je niet kunnen verschaffen. Met geld is dat wel mogelijk antwoordde de broeder. Maar voor 'n beetje zal 't zeker niet gaan. Ik heb zooveel geld niet, verzekerde Gaudentia levendig. Dat weet ik, hernam Henri met een glimlach, en derhalve heb ik het zoo aangelegd, dat de doctor bloeden moet. Gaudentia's oogen staarden weder in het verre verschiet. Kan dat een aanzienlijke som kosten? vroeg zij eensklaps. Minstens duizend gulden. De man moet een eed doen, een document vertoonen enz. Duizend gulden, herhaalde Gaudentia, dal is verschrikkelijk! Als de zaak mislukt, is de doctor zijn geld kwijt. kom melk en twee sneden brood had, trok hij zijn kapot jas aan, en proper jeborsteld. frisch en opgewekt, vroeg lij de boerin En hoeveel ben ik nu schuldig? Niets, mijnheer de soldaaL De verraste jongeman hield aan Ik wil niet dat u al die moeite voor niets had En zijne portemonnaie openend, bcod hij een biljet van 100 frank aan. Maar vrouw Ribeyroux bleef bij haar stuk. Neen, zeide zij, mijn man, toen hij vanmorgen heenging, heeft me op 't hart gedrukt, goed voor u te zorgen, maar vooral geen geld aan te nemen. Geroerd door de kieschheid van dit optreden drukte Lussian de hand van zijne gastvrouw. Jullie zijt brave lui, uw man en u. Ik zal mijne moeder schrijven, hoe ik hier ontvangen werd. Ik dank u en verzoek u vooral, uw man te bedanken voor mij. Haar man: Catharina dacht niet zonder angst aan hem. Hij zou haar zeker s'aan, wanneer zij hem hare vrijgevigheid bekende. Maar toch, het berouwde haar niet, wat zij ge daan had. Hij was zoo aardig, die kleine infanterist, die haar aan haar zoon herinnerde, haar besten Pierrot Haar vrees werd bevestigd. Toen Ribeyroux hoorde, hoe Catharine zijne orders had uitgevoerd, had een bui van dolle woede, en het scheelde maar weinig, of hij had haar geslagen. Voor den drommel, je laat dus op die manier een heertje vertrekken die je man beetgehad heeft, en die een aarts-afzetter is. Ja, een af zetter. Ach, wat heb ik een spijt, dat ik vanmorgen weggegaan ben Zijn woede hield vier dagen aan Zij kwam tot bedaren door een aangename verrassing, een brief, dien de postbode bracht den morgen van den vijfden dag. De boer, na hem van alle kanten bekeken te hebben, zette zijn bril op, en opende de enveloppe. Hoe groot was niet zijn verwondering er een bankbiljet van 500 frank in te vinden en een blad papier, waarop hij de volgende regels las „Heb dank voor hetgeen u aan mijn zoon gedaan hebt. Neemt dit aan als een bewijs van mijne dank baarheid en wanneer u te Brives komt, vergeet dan niet, dat men u gaarne in het „Grand Café" zal ontvangen. Wed. Lussian Natuurlijk. Dat is in elk ge val beter dan dat wij het er bij zouden inbrokkelen. Wie weet, zuchtte Gaudentia peinzend. Nu, we hebben het toch niet. Gegeven moet het worden, wees dus blij dat er iemand is, die het kan, mompelde Henri ongeduldig. Dan weet echter ook een derde persoon van dit geheim_ merkte Gaudentia, weder in het onbestemde starend op. Dat is erg. Zeker is dat erg, maar zooals het met de zaak slaat is dat on vermijdelijk. Wij hebben den eersten slap gedaan. Het geldt thans weder terug- of vooruitgang, Ik voor mij ga niet terug, daar kun jezeker van zijn, maar vooruit concludeerde Henri, en in zijn donkere oogen flikkerde een wilde gloed. Naar den afgrond wellicht, vulde Gaudentia aan. Mijnentwege ook naar den afgrond, dat is beter dan zulk een hondenleven, dat ik tot nu toe geleid heb, bromde Henri somber, Het circus Deiro had te Rotter dam zijn planken arena afgebro ken en was naar Amsterdam ver trokken. De extra-trein, door den directeur besteld, rolde reeds met kooien, requisiten, personeel en vierbeenige kunstenaars over weiden en kanalen na«r de Rijks hoofdstad, waarheen zijn roep het Toen ik dan langzamerhand was - uitgekeken op het kribbeke, hetwelk, zooals gezegd, vroeger eens door een troep stoute geiten totaal ver meld was. toen stapte ik de sacristie binnen. Het was ongeveer zeven uur des avonds, ik ging in of liever ge zegd op de biechtstoel zitten, want de heele biechtstoel bestond uit een stoel, waarop bovenop een tralie werk getimmerd was om de noodige eerbiedige afstand te bewaren tus schen den biechtvader en de penitent. Ik bleef geduldig afwachten of er ook wat komen zou en ja, lang zamerhand kwamen ze aangezet, de penitenten, eerst druppelsgewijs, later bij stroomen en zoo bleef ik zitten tot bijna middernacht. Biechthooren is voor den mis sionaris aldaar in de binnenlanden erg vermoeiend ten eerste, omdat de biechtstoel soms allesbehalve gemak kelijk zit, ten tweede omdat hij altijd in een vreemde taal moet spreken en er naar luisteren, wat in het be gin vooral zeer vermoeiend is enten derde omdat hij voortdurend moet vragen, helpen, onderrichten enz. aangezien het volk in de binnen landen erg onwetend is, ai bedoelen ze het dan ook zoo kwaad niet. Maar alles bij elkaar genomen geeft het toch weer voldoening aan een waar missionaris-hart, wanneer hij nog zooveel goede schaapjes ziet. Dien avond waren er bijna evenveel of misschien nog wel meer mannen dan vrouwen te biechten, hetgeen een waar Braziliaansch won der mag heeten. Wat waar is, is echter waar, dit verwijt treft Brazilië niet alleen. Hoe meer men ook hier in Europa naar het zuiden afdaalt en hoe dichter men bij Rome komt, des te meer is men geneigd te denken, dat de R.K. Kerk alleen uit het godvruchtig vrouwelijk element bestaat. Toen ik dan een half uurtje had zitten biechthooren, kwam Piet naar me toe. vroeg verlof en zei, dat hij maar vast de kaarsen aan ging steken; er waren er toch een heele massa, zei hijals ze voor twaalf uur op gebrand waren, zou hij er'wel weer anderen voor in plaats zétten. Nauwelijks was Piet begonnen met het aansteken der kaarsen of daar klonk een kerstlied door de Kerk. De voorzangeres zong niet kwaad en al het volk viel mee in zoo goed en kwaad als 't ging. Ze moeten natuurlijk de uren voor de Nacht mis godvruchtig doorbrengen en daarom blijven ze zoo den heelen avond aan den gang, nu eens biddend dan weer zingend. Het gezang daar in de binnenlanden is natuurlijk ge heel afwisselend al naar gelang de plaatsen. Op sommige plaatsjes is het heel aardig, soms zelfs mooi, op andere minder aardig, minder mooi; op weer andere plaatsen redelijk wel, maar soms ook heel onredelijk, onwel, bijna niet om aan te hooren. De missionaris doet dan 't beste maar kalm te blijven, een paar gees telijke watjes in zijn ooren te stoppen en te zeggen dat het heel mooi ge weest is, als ze hem later met stralend gezicht naar zijn kunstzinnig oordeel komen vragen. Tegen een uur of acht begon het een beetje rumoerig te worden in de Kerk ik ging er eens kijken en jawel, heel de Kerk was reeds prop vol. Het rumoer kwam daar vandaan, gezelschap was voorafgegaan. De bladen spraken van de wondervolle verricht-ngen van Arrigo Rinconi met zijn leeuwen, van de verbazende kunststukken der ooievaars van Fraulein Sigis- mund, van den geduchten tijger temmer Stockton en van de ver rassende toeren der afgeric te zeehonden en katten. De portretten der drie eerstgenoemden waren aan de hoeken der straten op den muur geplakt. Die kleurige, grof- lijnige beeltenissen konden echter geen aanspraak maken op spreken de overeenkomst met de personen, die zij voorstelden Ze waren op het effectberekend en gaven slechts zeer algemeen de trekken weder. Erich Reinkens had, evenals schier alle in de kolonie Kossak werkzame arbeiders, duikers en matrozen, daar een vollen baard laten groeien, wijl er in die plaats geen barbiers waren en zich zelf scheren tijdroovend was en te veel omslag vorderde. Als leeuwen temmer had hij zijn baard geheel laten wegnemen. De temmers van wilde dieren dragen om verschil lende redenen geen vollen baard, en hnn hoofdhaar kort geknipt. Vergeleken bij zijn uiterlijk als parelvisscher, zag hij er thans aanmerkelijk jonger en onder ander opzicht anders uit. Reeds drie dagen prijkte zijn portret op de annoncezuilen en d- hoeken van de straten. Re meermalen had hel de aand ,-v

Peel en Maas | 1931 | | pagina 7