lad ?an „PXHBELi EST MAAI Om twee millioen Bakel en Milheeze. FEUILLETON Der düvel mit de vaan. Allerlei. %^aaicnOe/ldaditf ZATERDAG 22 NOVEMBER 1930 Een en Vijftigste Jaargang No. 48 door A. F. VAN BEURDEN. Bakel is een echte oude Peelge- meente, wier bewoners in vele op zichten het oude, trouwe, eenvoudige Meierijsche karakter bewaard heb ben. Sober in wonen, kleedij en behoef ten, steeds strijdende met den onwilligen bodem, hebben zij door noesten vlijt een groot stuk van de Peel veroverd, die hun Brabantsche Opperheeren hen al in de XIVe eeuw in gebruik gegeven had. Gemert, Bakel en Deurne liggen op ééne lijn, even ver van de Peel en hadden daarom aan den Oostkant geene buren. Omdat de grenzen aan den Peel- kant zoo moeilijk te bepalen waren, heeft men in de middeleeuwen veel strijd met de heeren van het land van Kessel en die van Cuijk gehad, het spande er aan de Bunihorst, aan de Springelbeek, aan de lange Rijser tot in 1715 de Pruisische Koning den Gordiaanschen knoop doorhakte en van Bakel een strook van 1250 M. afnam en bij Venray voegde. Van Bakel was de meest vooruit geschoven post in de Peel Milheeze. Bakel is 7536 H.A. groot, telt 2820 inwoners. De Bakelscbe Aa, de Kaweische loop, de Snellenloop doorsnijden of begrenzen het Bakel- sche gebied. Gehuchten zijn, te beginnen in het Noorden Achterste en voorste Grootel, Esp, Neerstraat, Nüijeneind, Geeneneind, Zand, Bentem en Overschot meer bij het dorp op de Peel aan Hoberg, Berke, Klef, Hoeven, Bankert, Schut- boom, Kawei, Hilakker, Bakelsche brug, Ravengat, Rijpelberg, Kruis- schot en Brouwhuis. De spoorweg doorsnijdt Bakel iets benoorden Brouwhuis. Philippus, baron van Leefdael, Heer van Waalwijk en van Beek bij Aarle, zoon van Jan Rogierse v. L., een groot liefhebber van heraldieke onderzoeking, zooals Sassen in zijn N.Br. Almanak van 1889, BIz. 99, zegt, heeft een be schrijving van de Meierij samen gesteld Ao. 1645. Daarin is ook een beschrijving van Bakel opgenomen als volgt Baekell toebehoorende aan zijne Con. Majesteijt dan werde anno 1558 beleent bij Jonker Jan van Deurne voor de somma van 954 pond zilvers, maar is wederom ge lost en tot nu toe aan den Cooninck gebleeven, hebbende oock gerechtig- heijt in de moeren, den Peel, te moegen torven. Heeft een seer oude paróchikercke, wesende de moeder der kercken van Deurne en Gemert, seijnde eene pastorije met Deurne voorscreven, waarvan het Jus Patronatus compe teert den Abdt van Epternaken. Den patroon der kerk is St. Wilbord. Hieronder is gheleegen seeker ge hucht, ghenaemt Milhese, alwaer eene Capelle is, daer patroon is St. Anthonis, waervan het Jus Patrona tus competeert den Heere van Hel- mont. Van deese plaetse laet hun heere noemen Joncker Robert de Beever, woonachtig tot Berlicum, hebbende aldaer een chijnsboeck ende een laetbancke daarover deselve chijnse gevonnist wordt, alles leenroerigh aen den huijse van Rictel. Hem is nog een gehucht onder Bakel, ghenaemt Brouhese, hebbende eene Capelle, Jus Patronatus compe teert den landCommander Oldenbis- sen ofts Commandeur van Gemert Duits ordens Hieronder ligt nog een seeker huijs (Brouhuijs) met district van 4 De kotters hadden elk een lucht pomp aan boord en alle benoodigd- heden voor twee duikers, om in de duikersklok af te dalen. Boven dien had ook iedere ondernemer een zeker getal inlanders in zijn dienst, die zonder toestel doken, doch veel slechter betaald werden wijl zij minder diep konden ko men dan de duikers in de klok. Deze laalsten waren voor het meerendeel blanken. Langer dan twee minuten kon geen dezer tel kens onder water blijven. Meer dan twee klokduikers kon even wel een kotter niet tegelijk naar beneden laten. Opdat de opbrengst in het korte seizoen niet te mager uitviel, werden bovendien eenige gewone duikers gebruikt. Palof dook heden zeer diep. Hij was wel honderd voet onder het schip. De verlichting was. of schoon de dag helder en mooi was, tengevolge van den slerken plantengroei op den zeebodem, zeer onvolkomen en de drukking van het water op deze diepte schier niet uit te houden. De luehlpomp op het vaartuig landerijen, heijden, leenroerich aan den hoove van Brabant en herghe Coomen van die van Polluijn met houwelijk aen die van Baexen, ghe- lijck Joncker Adam van Baexen, heere van Woest Meerbeeck,'t seive nu is besittende. Nog sijn onder Backel ghelegen seeckere oude hoeven bij naeme Scheepstal, daer men. nog de over blijfselen siet van eenen watermeulen en wordt genoemt in d'oude brieven der abdeijen van Binderen, dewelcke met haere goederen, daeraen bepaelt ende oock in die van Helmont ende Baekel wordende deese goederen nu beseeten bij die van de familie van Argenteau. In het Tooneel der Vereenigde Nederlander en onderhoorige land schappen van F. Halma I, blz. 104 wordt Bakel aldus beschreven. Bakel, een dorp in de Meierij van 's Hertogenbosch heeft veel duin (zand). Onder Bakels kerkvang leit ook Melis. Heeft van ouds een zeer groote parochie gehad, daar Gemert ook voortijds onder behoorde. Toen geheel Brabant eene schat ting van 140000 guldens moest op brengen, moest het quartier Peellandt daarin over de f 5692 betalen en Bakel 226 gld. 13 st. 6 penn. In het jaar. 1525wierd over geheel Brabant eene schatting gesteld per haardstee, het dorp Bakel moest pl.m. 1300 gl. daarvoor per jaar betalen (Oudenhoven pag. 84; Houven II, pag. 367.) De kerk van Bakel. Bakel heeft de eer een der oudste kerken van het bisdom den Bosch te bezitten. Reeds in 721 kwam de H. Willibrord aldaar het geloof ver kondigen. Weinig tijds te voren had zekere Herelaef aldaar eene kerk gesticht (Schutjes III 177) ter eere van den H. Petrus en Paulus en den H. Lambertus, die kort te voren den mtrteldood gestorven was. Niet zonder grond beweert men, dat de H. Willibrord eenigen tijd te Bakel als pastoor heeft gezeteld en en wel op de volgende gronden In verschillende schenkingen ten behoeve van den H. Willibrord onderteekent de pastoor der plaats, die presbiter genoemd wordt, de acte als notaris, o.a. in 704 te Til burg door Virgilius, in 712 te Waalre door Ansbaldus, maar in Bakel in 721 ontbreekt de presbijter als notaris, wijl de H. Willibrord als pastoor de schenkingsocrkonde niet kon onderteekenen. In dit charter staan de merkwaar dige woordenubi nunc dominus pater en pontifex WiJlibrordus praeesse videter, welke uitdrukking in 697 ook voor de kerk van Mil- lingen geschied, dus waar nu de heer vader en opperpriester Willi- brordus tegenwoordig verblijf houdt. Ook komt Bakel steeds als ecclesia matrix, moederkerk, vóór. Dat was ze ook van Deurne, Liessel, Mil heeze, Gemert en Vlierden. Deurne en Bakel waren later onder een pastoor, maar deze moest te Bakel wonen, omdat hij de tienden van Milheeze kreeg, maar die te Deurne verbleef, wat de bewoners van Bakel ontevreden maakte, wijl de vicarius of plaatsvervanger te Deurne slecht bezoldigd werd. P. Kleijntjes S. J. schrijft in St. Willibrordskerk, blz. 20. In de jaren na 705 is Willibrordus dikwijls in Noordbrabant en Limburg werkzaam geweest. Het is opvallend hoeveel plaatsen nog de herinnering aan dezen grooten geloofsverkondiger bewaren: Oss, Bakel, Deurne, Sus- teren, Maeseijck. In de Katholieke Kerken van Nederland door Dr. P. J. Cuijpers, werkte koortsachtig, opdat de duiker niet zou stikken, maar Palof steeg het bloed naar hel hoofd, het suisde hem geweldig in de ooren en zijn borst was beklemd, alsof er een centenaars- last op drukte. Tengevolge van een en ander zag hij alles met bloedroode ran den omgeven; in weerwil van het koude zeewater, dat om hem heen stroomde, had hij het ondragelijk Toch hield hij het uit. Hij wil de het noodlot dwingen. Zijn con tract liep in de volgende week teneinde en hij was vast besloten alsdan Kassan vaarwel te zeggen. Hij bezat evenwel geen stuiver meer dan zijn weekloon en met die geringe som kon hij niet weg. Verdiende hij in deze dagen niets extra's, dan zou hij zich verplicht zien, een nieuw contract voor twee maanden aan te gaan. En, men weet het, het verblijf in deze ko lonie was hem een hel, hij snak te er naar, van hier weg te ko men, weg naar de groote wereld, naar Europa Het is een eigenaardig heimwee dat dikwijls na veeljarig oponthoud aan gene zijde van den Oceaan landverhuizers en zwervers over valt. Aan .die martelende ziekte leed Palof. Wanhopig zocht hij op den bodem, kuchend in de klok rond wandelend en zich tusschen de reuzengewassen van zeldzame ge daante doorwringend, wierp hij, blz. 417, schrijft deze over de kerk van Bakel het volgende: Deze oude parochiekerk, bij be sluit van Lode wijk Napoleon in 1809 opnieuw ran de Katholieken terug gegeven, tegen eene uitkeering van f 6000 aan de Hervormden, doch eerst op 6 September 1818 wederom in gebruik genomen, schijnt te dag- teekenen uit de zestiende eeuw. Het gebouw was in 1708 zwaar door brand geteisterd. In 1721 werd het hersteld, doch de toren bleek in 1840 opnieuw bouwvallig te zijn, zoodat hij belang rijke herstellingen vorderde en in 1893 opnieuw aan den Westkant gerestaureerd werd. Er zijn 250 zit plaatsen. De toren is van alle zijden van de Peel als een baken te zien. Vraagt prijzen bij Firma van den Munckhof Groote straat 28 VENRAY Heel, heel lang geleden woonde er te X. een oude snijder. De men- schen zeiden gewoonlijk ,,'tWullem- ke Pik", ten eerste omdat hij den heelen dag met zijn naald in de stoffen pikte, maar ook omdat zijn kromme neus onwillekeurig aan een pikkende vogel deed denken. 't Wullemke was een eigenaardig kereltje. Grijs haar, 'n grijzen punt baard, scherije grijze oogen achter eén reusachtigen brilen daarbij zóó mager Richtig maar knook en vel 't Was ■xel een fiksche werkman. Als hij je een jas of broek maakte, dan was ze gemaakt, en dat dachten „der Herr Baron" van 't kasteel en diens vrienden ook. Want al die hooge heeren waren klanten van Willem. En 't Wullemke voer daar wel bij. Maar inplaats van tevreden te zijn met wat hij haJ, wou hij steeds meer geld verdienen en daarom begon hij stilletjes aan de prijzen te verhoogen. „Niet erg" vond Willem, „die hooge heeren hebben toch duiten zat en ik moet toch ook leven." En daarbijals een van hen zich een costuum liet aanmeten, waar ie vier ellen stof voor noodig hadden, dan zij Wullemke vijf. Van die eene el maakte hij dan een mooi lief broekje, dat hij weer tamelijk duur verkocht. „Kom, kom", zei hij dan tot zich zelf, „die heeren gooien het geld toch maar weg en ze worden' voor de rest puik bediend. Trouwens, dat doe ik alleen met hen, de arme lui reken ik nooit teveel." U ziet, ons Wullemke redeneerde, wat betreft het 7e gebod, de heele catechismus onderstboven, met den pastoor erbij. Trouwens, (tusschen haakjes gezegd), het Wullemke dacht, dat de pastoor maar liever bij zijn kerk moest blijven. Van zaken doen had die toch geen verstand. mossel na mossel oprapend, deze in den aan zijn lijfgordel beves tigenden grooten zak. Eindelijk was de zak vol. Hij gaf't teeken en werd opgehaald. Toen men de klok had afge schroefd en de fiissche lucht en het licht op het dek Palof toe stroomden, zonk hij ineen. Hij was te lang beneden gebleven, maar zijn tot vertwijfeling geste gen wilskracht zegevierde over de zwakke lichaamskrachten. Voordat de avond viel was hij zevenmaal tot in de diepste streek neergedaald. Daarna zat hij 's nachts bij het licht van een lantaarn naast den scheepseige naar op het dek van den kotter, die in den inham was terug gekeerd en daar voor anker lag, en ieder der twee mannen brak met een kort, sterk mes de groote schelpen op, en onderzocht nauw: keurig den inhoud. De opbrengst was heden niet gering, de mosse len hielden tal van kleine parels in en ook enkele grootere, waar onder ter waarde van 60 tot 100 dollars. De beide mannen waren alleen op het schip. De oogst aan boord der overige kotters was gering geweest, zoodat de arbeid reeds lang was geëindigd. De nacht was rustig en donker, maar de lucht was zwaar betrokken, er dreigde regen. Den volgenden dag zou men wel niet kunnen arbeiden. De twee mannen werkten Met dat al verdiende ons snijder- tje geld als water en zoo gauw hij het binnen had werd het gepot. En 's avonds, als het donker was, sloop hij den kelder in met een brandende kaars en dan kon je vertelde een buurvrouw die het „toevallig" eens gehoord had heel duidelijk het rinkelen van geld hooren. Booze tongen beweerden zelfs, dat er een logisch verband bestond tusschen Wullemke's magerheid en dat potten. Dit, onder ons gezegd, zooals de klapperwiever zeggen. Wat er van zij, ik wilde U een droom vertellen, die het Wullemke eens gehad heeft. Of hij dien dag slechte zaken gedaan had, en of hij iets gegeten had wat hij niet kon „verknauwen," ik weet het niet in ieder geval hij droomde. Hij was op den terugweg uit de stad, waar hij een chic costuum had afgeleverd en de noodige duiten op gestreken. Het liep tegen den avond en lushg fluitend vervolgde ons snijdertje zijn weg. af en toe loerend of de kous met het geld nog op zijn plaats was. Opeens was hij verdwaald en stond voor een groot woud. Juist wilde hij weer rechtsomkeert maken om den juisten weg weer te vinden, toen hij plotseling vol ontzetting staan bleef. Zijn oogen werden onnatuurlijk groot; zijn mond klapte aanhoudend open en dicht, als een hond die naar de vliegen hapt en dikke zweet druppels parelden op zijn voorhoofd. Hij zag iets verschrikkelijks. Vlak voor hem doemde een ge stalte op, reusachtig groot.. De kop van het monster was versierd met twee kromme horens, zijn oogen schoten vuur en tusschen zijn spitse lange tanden dwarrelde damp langs zijn neus omhoog. Twee zwarte vlerken klapperden aanhoudend in dec windin de hand hield het monster een lange vaan, waarvan het eene einde de aarde beroerde, terwijl het andere zich verloor hoog in de lucht. „Morkrudje, 't is der düvel," kreet Willem en viel achterover van schrik. En ja, het was de duivel. Met een grijnslach bewoog hij he vaantje zachtjes heen en weer en ons Wul lemke, of hij wilde of niet, moester naar kijken. Langzaam volgde zijn oogen de golvingen van het vaan del en tot zijn grooten schrik zag hij, dat het samengesteld was uit allerhande lappen. Duizenden en duizenden, gr tote en kleine, scheeve en rechte, roode, blauwe, groene gele enz. enz. Kortom, een reuzenvaandel van lappen in alle kleuren en vormen en heelemaal onderaan, versch er bij gezet, een groot stuk fluweel van dezelfde kleur als het costuum, dat hij juist had afgeleverd. Toen pas begreep ons snijdertje, dat der düvel zich een vaan had gemaakt van alle lappen die hij zelf gestolen had, en scheel loerde hij nog eens naar boven om te zien hoe lang ze wel was. Nog bleef hij roerloos liggen, maar toen de duivel een klauw naar hem uitstak, sprong hij met een vervaar lijken „keek" op en liep. alsof hij denzelfden dag nog naar Parijs moest. Uitkijken waar hij terecht kwam, kon hij niet en zoo kwam het dat hij ineens pamp tegen een dikken boom opstormde. Hij gunde zich den tijd niet om fatsoenlijk te kunnen vallen, en juist wilde hij weer hals over kop overeind krabbelen, toen zijn mond weer vliegen begon te vangen. O, jummig, van achter die boom keek de gevaarlijke kop hem weer grijnslachend aan, en de düvel kit- ijverig voort. Plotseling verbleekte Palof bij het openbreken van een mossel, zijn handen beefden, en bliksem snel wierp hij de schelp over zijn hoofd in het water, greep een nieuwe mossel van den hoop en opende die. Wantrouwend keek de scheeps eigenaar naar Palof's handen. Wat was dat? Wat viel daar zoo even in het water vroeg hij. Palof schudde het hoofd en zei kalm Ik heb niets gehoord. Gij zult u vergist hebben. De ondernemer zag den duiker met nog meer wantrouwen aan. Hm, bromde hij, dat zullen we toch morgen eens nader onder zoeken. Je zult vannacht in mijn kamer slapen; en als je een poging mocht doen, om ze te verlaten, dan schiet ik je neer als een hond. De zaak was niet in orde, Palof, en moet morgen worden opge helderd. Zooals gij wilt, antwoordde de duiker met een grijnslach. De eer, op uw kamer te slapen, is geheel aan mijn kant Ik zal ze naar behooren weten te waardeeren Laten wij het er voor heden bij blijven, riep de'scheepseigenaar alsnu, opstaande uit. Ik zal de mosselen wegsluiten, en morgen in den vroegen ochtend zullen wij ze verder openbreken. Wij zullen toch niet in zee kunnen gaan, want de wind is gekeerd. Kom telde hem met de punt van het vaandel vlak op zijn neus. Toen kon hij niet meer. „Leeve herr düvel", jammerde hij en kroop cp zijn knieën, „leeve herr düvel, ig doon 't neet mie. Och laot mig mer gaonig maok alle luy e costuum voor niks, went ihr mig niks dood." Maar de daivel blies hem een wolk damp in het gezicht en pakte hem bij zijn haren dan bewoog hij zijn groote vlerken en daar ging ons Wullemke de lucht in en maakte 'n gratis vliegtochtje.Het ventje weerde zich duchtig met hand en voethet hielp niks, de duivel had te stevig vast. Toen zij lang genoeg gevlogen hadden over het woud heen. kwamen ze opeens aan een open plekhet was er verdacht warm en toen onze Willem toevallig eens omlaag keek, meende hij dat het bosch aan 't branden was. Maar onophoudelijk stegen uit de vlammen zwarte ge daanten op met vleermuisvleugels en fladderden om hem heen. Het snijdertje begon te brullen van angst, want hij begreep dat dit de hel was. en dat hij daarin zou vallen, als de duivel hem losliet. En werkelijk, langzaam, heel lang zaam daalde de duivel met hem omlaag, als een sperwer, die een spreeuw gevangen heeft in de lucht, en ze nu op zijn gemak gaat op peuzelen op den grond. Poeh! wat werd het warm.Wul lemke hapte naar lucht, als 'n visch op het droge. Opnieuw begon hij te kermen en te bidden om genade. Tevergeefsch Nader en nader kwamen de vlammen de hitte was ondragelijk. Ons Wullemke verloor bijna het bewustzijn en voelde dat de vlammen zijn broek aan 't „ver- snirken" waren. Maar de duivel was zijn spel nog niet moede langzaam steeg hij weer op, al maar hooger en hooger, totdat de vuurpoel onder hen niet grooter was dan een vonk. „Zou ik er dezen keer zóó nog eens afkomen?" Wullemke begon het te hopen en het had er ook allen schijn van. Juist wilde hij een hardgrondig „merci herr düvel" uitspreken, toen deze hem plotseling losliet. Ons Wullemke viel, in duizelende vaart en onder het vallen hoorde hij den duivel nog schaterlachen, hoog in de lucht. De vuurpoel onder hem werd al grooter en grooter. Nog een secon de en hij bonkte neer naast zijn bed. Hij was wakker. Dagenlang liep Wullemke Pik met een „krul" aan zijn hoofd, zoo groot als een vuist en als de men- schen vroegen hoe hij daaraan kwam deed hij alsof hij het niet hoorde en sprak over wat anders. Maar sinds dien dag ook hing er voor zijn venster een groot plakkaat, waarop met reuzenletters „Groote Afslag". Valschheid moge een dikke korst zijn, doch in den loop des tijds zal de waarheid er onder te voorschijn komen. Wat ge wachten liet tot morgen, Vindt ge weer met grooter last Ieder dag baart nieuwe zorgen. Eiken dag dus opgepast. Hij, die het geheim der vreugde kent, kan lachen over de wereld en hare wijzen. Waar meeningen de plaats inne men van overtuiging, gedachten de plaats van geloof, daar worden karakters zeldzaam. mee, man. De scheepseigenaar, een groote, sterke Ier, schoof met zijn voet de nog ongeopende mosselen naar het luik, dat naar het inwendige van den kotter voerde, liet het luik vallen, schoof er den grendel voor, sloot dezen, en verliet, duor den steeds honend lacnenden duiker gevolgd, den kotter. Beide mannen begaven zich naar de gelagkamer van het hotel, waar de Ier woonde. In een vertrek daarnaast was het spel reeds in vollen gang, want men hoorde korte uitroepen van de bankhouders, het klinken van geldstukken en nu en dan de vloeken en verwenschingen der verliezenden. In de gelagkamer waren slechts eenige Maleische matrozen aanwezig. Palof begaf zich heden niet naar het speelholaan dezelfde tafel, waaraan zijn patroon zat, at hij zijn avondeten en dronk een kop koffie. De Ier was een sterke drinker. Het water in de kolonie was niet bruikbaar voor het koken het was gefiltreerd zeewater en had een walgelijken smaak. Heden avond echter gebruikte de scheeps eigenaar geen sterken drank; hij werkte zijn avondeten droog naar binnen, en waarschijnlijk was dit de reden, waarom hij op den tegenover hem zittenden duiker, die hem tot deze ontbering dwong, woedende blikken wierp. Geen grooter eer dan in de on geziene en onbekende ongeziene goede daad. Beter strijdend vrij, dan slaaf in vrede. Het hart klaagt meestal alleen om eigen leed de glimlach om andere vreugd is vaak meer wellevend dan oprecht. lagtmiea lielsdiillngtn. Een nieraandoening kan uw ge zondheid bedreigen zonder dat gij u ervan bewust zijt. En juist die lang zame ontwikkeling zonder veel uiterlijke en vaak verkeerd begrepen kenteekenen is zoo te duchten. Maak niet de ernstige fout van waarschuwingen te verwaarloozea als urinekwalen. rugpijn, rheumatische pijnen, spit, ischias, duizeligheid en hoofdpijn, waterzuchtige zwellingen enz. Wees verstandig en neem het middel, dat door duizenden wordt aanbevolen voor het verbeteren hunner gezondheid in dergelijke ge vallen. Gebruik Foster's Rugpijn Nieren Pillen, dié de kwaal in haar oorsprong aantasten en de nieren versterken en opwekken tot gezonde werkzaamheid. Bij alle drogisten enz. f 1.75 p. flacon. Ingekomen en vertrokken personen van 7 tot 14 Nov. INGEKOMEN: M. J. H. Derickx, electricien, Henseniusstraat 14 van Melick; M. B. Hendriks, dienstbode. Langstraat 33, van Eindhoven; M. H. J. Koonings en gezin, vrachtrijder, Ysselsteyn 346, van Horssen A. M. H. Reijnders, dienstbode, Leunen K 49, van Venlo S. B. B. v. d. Sprong, z.b. Kemp- weg 6, van Gouda C. J. Gerrits, dienstbode, Stations weg 3, van Maashees Ph. A. Piron, z,b. Grootestaat 18, van Ubbergen H. Smeulders, broeder. Stations weg 32, van Grave C. Brisko, dienstbode, Eindstraat 10 van Apeldoorn. VERTROKKEN G. M. Zeegers, kleermaker, naar Meerlo-Blitterswijk B 45 L. J. H, J. Kraijkamp, z.b., naar Nijmegen, Barberossastraat 4; M. B. E. Boerstal, dienstbode, naar Oploo-St. Anthonis; H. P. B. Coppus, z. b. naar Meerlo B 76 P, A. Huys en vrouw, idem, naar Horst, Rotven H. J. Cuppes, broeder, naar Gent D. M. F. Vermeulen, z.b. naar Echt: M. A. H. Vermeulen, idem, naar idem M. J. A. Vermeulen, idem. naar idem H. Mecklenburg, kloosterzuster, naar Eist A. M. Rutten, dienstbode, naar Broekhuizen A. H. H. van Zwamen, id. naar Eindhoven, Stratumsche dijk 63. P. M. A. Wismans, z. b. naar Meerlo Ik ben moede en wil slapen, zei Palof wrevelig. Je hebt van avond vroeg last daarvan, merkte de Ier op, doch kom maar mee, in elkgeval spaar je daarmee geld uit. Alle huizen in Kossak hebben maar één verdieping en zijn wegens de zware winterstormen zeer laag. De scheepseigenaar gaf Palof een teeken, om de korte trap naar de bovenverdieping te beklimmen. Hij ging voorop en de Ier volgde. De eerste kamer op de lange gang was de woning van den Ier. Er stonden drie bedden in. Boven de door drie stoelen omgeven tafel, behalve de bedden, het eenig mobilair van het vertrek, hing een brandende petroleumlamp. De Ier trok den sleutel uit de deur, sloot deze aan de binnenzijde en stak den sleutel in zijn broekzak. Neem nu je gemak maar, zei hij, zette zich aan tafel en stak een pijp tabak aan. Palof wierp zich gekleed op het bed, wendde het hoofd naar den wand toe en scheen, vermoeid door den zwareu arbeid,spoedig in te slapen. Nadat hij ongeveer een uur aan de tafel gezeten en rustig voort- gerookt had, stond de Ier op, naderde den slapende, bekeek hem een poosje, doofde vervolgens de lamp uit en sloop weg uit de kamer, welke hij zonder het minste ge- druisch weder aan den buitenkant sloot. Hij kon zijn gewonen avond drank niet langer missen. Derhalve

Peel en Maas | 1930 | | pagina 5