mum
Weekblad voor VENRAY, HOEST en Omstreken. W:
Openbare vergadering
Gemeenteraad van Venray,
Het Geluk.
van den
FEUILLETON
ZATERDAG 9 AUGUSTUS 1930
Een en vijftigste Jaargaag No. 33
PEEL EN MAAS H
PRIJS DER ADVERTENTIEN1-8 regels 60 cent, elke regel meer 7',» ct.- Uitgave van FIRMA VAN DEN MITNCRHOF VENRAY ABONNEMENTSPRIJS p. kwartaal voor Venray 65 ctper post 5 een
bij abonnement lagere tarieven. Telefoon 51 GIRO 150652 voor het buitenland f 1.05 bij vooruitbetaling, afzonderl. nummers 5 cent
>}MANUFACTUR
BLIJKEN
TOCH HET
gehouden op 16 Juli 1930, nam. 5 uur.
Voorzitter de heer O. L. P. van de Loo, burgemeester.
Secretaris: de heer A. F. M. van Haaren.
Afwezig de heeren van Bergen, van Dijck en Goumans, waarvan de
laatste met kennisgeving.
De Voorzitter opent de vergadering met gebed, waarna hij zegt dat
de tijd te kort is geweest om de notulen der vorige vergadering in Peel
en Maas op te nemen.
De heer Millen zou het daarom wenschelijk vinden de notulen aan
te houden tot de volgende vergadering, opdat ze naar gewoonte eerst
in de courant kunnen komen.
De Voorzitter zegt dat het ditmaal niet kon De tijd was te kort.
Het is echter gebruik dat de notulen bij den aanvang der volgende ver
gadering worden voorgelezen resp. goedgekeurd, zulks mede uit reverentie
voor de leden, die bij de vorige vergadering niet zijn tegenwoordig ge
weest.
De heer Millen zegt dat men er beter over kan oordeelen, als men
de notulen eerst thuis heeft gehad.
De Voorzitter antwoordt dat de heer Millen weet, dat dat in dit
geval niet kon.
De heer Odenhoven vraagt of ondanks de voorlezing thans, de notulen
den Raadsleden nog worden thuisgezonden, waarop de Voorzitter be
vestigend antwoord.
De heer Odenhoven is dan wel voor voorlezing.
Hierna worden de notulen der vorige vergadering voorgelezen.
De heer Odenhoven mist in de notulen, dat hij gezegd heeft, dat het
wel leek of men bang was voor de landbouwhuishoudschool. Hij heeft
hier nog aan toegevoegd dat de teekeningen klaar waren en de school
er in elk geval zou komen. Op zijn viaag aan een deskundige waar de
School zou komen, heeft deze hem zelfs geantwoord dat dit nog niet
vaststond.
De heer Vermeulen zegt gevraagd te hebben of de school er niet
kwam als dit weggedeelte niet verviel.' Nu staat er dat de Voorzitter
gezegd heeft neen, maar hij heeft gezegdja.
De Voorzitter zegt dat hij hier op geantwoord heeft, dat ais ze daar
niet kwam, het nog mogelijk bleef de school met het front naar het
straatje te zetten, hetgeen echter voor het Eind niet zoo mooi zou uit
komen.
De notulen worden vervolgens aldus aangevuld vastgesteld.
Bij de gehouden trekking blijkt dat no. 2 getrokken is, zoodat bij
eventueele stemmingen in deze vergadering no. 2 der presentielijst i.e.
de heer Geurts, het eerst zijn stem moet uitbrengen.
Dan stelt de Voorzitter aan de orde: behandeling van een voorstel
van het Raadslid den heer Vermeulen tot het benoemen van een Com
missie ad hoe inzake het aanleggen van een verkeersweg van de Eind-
straat naar den Stationsweg.
De heer Vermeulen zegt dat het hem spijt dat de Voorzitter deze
vergadering niet zelf belegd heeft. Tevens spijt het hem, dat de Voor
zitter in de vorige vergadering zijn voorstel niet in stemming gebracht
heeft en zoodoende niet de hand gehouden heeft aan het reglement van
orde. Het was niet zijn bedoeling wantrouwen te wekken tegen B. en
W„ integendeel, hij, evenals allen waren het met het voorstel eens.
Verschillende heeren wilden dit voorstel echter nog uitgebreid zien. Ook
de heeren Pubben en Goumgns hebben zich daar voorverklaard. Waar
om dan zijn voorstel niet in stemming gebracht? Spreker wil nu alsnog
het voorstel doen eene Commissie ad hoe te benoemen.
De Voorzitter zegt, dat de heer Vermeulen te ver gaat als hij zegt
dat de heeren Pubben en Goumans zich voor verklaard hebben. Beiden
voelden er wel voor, doch hebben voor het voorstel van B. en W.
gestemd. Spreker wijst verder op de onjuistheid in het verzoek der 4
Raadsleden om deze vergadering op te roepen. Artikel 26, 2de alinea
van het reglement van orde bedoelt heel wat anders. Spreker leest dit
artikel voor en verduidelijkt het. Nog is er een tweede misverstand,
aldus de Voorzitter. Hij heelt gezegd dat het eene voorstel het andere
niet uitsloot. Het voornaamste was de landbouwhuishoudschool, daar
waren allen het over eens. En nu moest men toch weten of de school
daar komen kon alvorens te beginnen. Spreker heeft verder gezegd
deze zaak nader met de Eerw. Zusters te zullen bespreken. Deze be
spreking heeft plaats gehad en spreker kan zeggen dat de Eerw. Zusters
in geen geval uit vrije beweging genegen zijn de gronden voor een
verkeersweg af te staan. Het betreft hier afstand van grond, dien de
Zusters vroeger ten koste van veel offers hebben verkregen. Zooals de
oudere heeren nog wel weten, hebben daar vroeger gebouwen gestaan
en heeft het veel moeite en geld gekost deze te krijgen.
Wel zijn de Eerw. Zusters in beginsel niet ongenegen eventueel een
hoekje af te staan voor het H. Hart standbeeld, als het Comité er in
zijn geheel voor is om het daar te plaatsen. Meegt de Raad dat eene
Commissie ad hoe deze zaak nog eens nader moet bekijken,, dan bestaat
daartegen niet het minste bezwaar, maar het resultaat zal wel hetzelfde
Zijn als dat, wat spreker heeft verkregen.
De heer Vermeulen handhaaft zijn voorstel. Uit de voorgelezen notulen
blijkt, dat de bedoeling is het verkeer door Gasstraat en Akkerweg te
leiden. Dit zou geheel verkeerd zijn. Men moet het verkeer juist door
de gemeente leiden en niet er buiten om.
De Voorzitter antwoordt, dat dit in zijn algemeenheid wellicht juist
is, maar het streven is anders. Men wil voor het doorgaand verkeer de
De jongeling, die tol nog toe
het gesprek van de beide oudjes
aanhoord had, stond langzaam op
en rekte zich met een langen
geeuw uit.
Kom, zei Tio Bernardo, de
vriend van den herbergier tot hem:
Die bij 't zitten Ach roept
En bij 'tops'aan Au schreeuwt,
Zal mijne moeder nimmer
Zich tot schoonzoon kiezen.
ben reeds twee mijlenver
"gegaan,*antwoordde de jongen.
Is dat ook al ver? antwoord
de Tio Bernardo. Ja, zooals drie
vliegen een mooie handvol zijn.
Maar wie beveelt u dan, dien af
te leggen? Is uw ambacht niet
dat van barbier? Waarom speelt
gij den jager? Waarom bekom
mert gij u om dingen, die u niets
raken Voor den drommel Gij
wilt iets beter schijnen dan gij
zijt, gij zijt een van welke men-,
schen, die niet met de plaats, die
God hen aanwijst niet tevreden
zijn. En die, mijn zoon, gaat met
oprechte paden door de wereld.
Tio Bernardo, zeide de
jongeling, terwijl hij den ouden
man een wilden blik toewierp,
gij hebt een vrije en scherpe
tong. Maar ga in vrede, u be
schermen uw grijze haren.
Dit zeggende verwijderde hij
zich.
Ga, ga, J uan Luiz Schare-
sliep, riep hem Tio Bernardo na,
uw overdreven ijdelheid doet u
stikken. En begin er niet mee,
gij u in mijne te^enwooreigheid
op de borst slaat en dreigt, want
mij schrikken noch gij, noch
twintig apen van uw soort af.
Ik heb grijze haren, maar die zijn
mij niet van nut bij iemand, die
gelijk gij trouw noch geloof heeft.
Maar gij weel, dat ge met mij te
doen hebt, reeds van vroeger, dat
gij mij niet overkraaien kunt.
Ofschoon de zoogenaamdeJuan
Luiz Scharesliep bij de zuiverheid
van den atmosfeer geen woord
van den ruwen uitvai verliezen
kon, dien de oude man hem na
zond, zette hij zijn weg fluitend
voort zonder hel gelaat om te
kom juist vermijden en dus toegangswegen leggen buiten de kommen
der Gemeente naar die groote verkeerswegen. Het groote verkeer zal
in de toekomst langs de bebouwde kommen gaan en niet er door. Het
is nog de vraag, of het wenschelijk zoude zijn daar een verkeersweg te
leggen. Spreker voor zich meent van niet, maar anderen kunnen er
wellicht anders over denken, 'n Kruisweg zooals hier, is trouwens al
n gevaar op zich zelf. Het besluit van de vorige vergadering is reeds
bij Ged. Staten ter goedkeuring. Willen de heeren daarnaast nog eene
commissie, dan bestaat daartegen achter geen bezwaar. Maar dit staat
geheel los van het in de vorige vergadering genomen besluit, hetwelk,
zooals gezegd, reeds ter goedkeuring is en als deze is verkregen, door
B. en W. zal worden uitgevoerd.
De heer Vermeulen zegt, dat de weg, die er nu komt, reeds 4i/t M.
breed wordt. Een beetje breeder en we zijn er. Niemand verlangt daar
een grooten breeden verkeersweg; met een weg, waardoor alle verkeer
althans mogelijk is, zijn we al volop tevreden.
De Voorzitter herhaalt, geen bezwaren te hebben tegen instelling
eener commissie, die dit onderzoekt. Hadt U dit verleden keer, nadat
het voorstel van B. en W. was aangenomen, gezegd, dan zou er ook
toen geen bezwaar tegen geweest zijn.
De heer Millen zegt, dat het voorstel Vermeulen in de vorige ver
gadering het eerst in stemming had moeten zijn gebracht, dat was meer
van algemeen belang, dan het voorstel van B. en W. Dit betrof slechts
een pad. terwijl het voorstel Vermeulen een weg betrof. Hij meent dan
ook, dat het voorstel Vermeulen het verststrekkende was en heeft
daarom op het verzoek tot oproeping dezer vergadering geteekend.
De heer Odenhoven meent onbevangen over dezen weg te kunnen
spreken, die wellicht niet in zijn persoonlijk belang is. Zijn meening
was dat het thans het meest gunstige tijdstip was om een verkeeisweg
te maken, die hij van grooter algemeen belang acht dan een voetpad.
Ook vindt hij het beter alles in eens goed af te werken. Wat de Zusters
gezegd hebben, valt spreker tegen en hij begrijpt niet, dat de Zusters
wel steeds met open armen terreinen van ons ontvangen, maar zelf geen
stukje willen afstaan van haar eigendom. Hij apprecieert dat de Zusters
het terrein willen afstaan voor het H. Hart standbeeld, maar daarvoor
hebben we plaatsjes genoeg in de Gemeente, 't is alleen maar zaak, dat
dit H. Hart standbeeld er eindelijk spoedig eens kome.
De heer Strijbos vindt den weg ook van groot belang.
De heer Millen houdt vol, dat het de vorige vergadering niet gegaan
is, zooals het had moeten gaan. Het voorstel Vermeulen had het eerst
in stemming moeten zijn gebracht. Nu hebben we minder te zeggen dan
vóór het genomen besluit.
De Voorzitter zegt, dat men er gerust een andere meening op na mag
houden. Hij herhaalt echter, dat men hier steeds maar van de verkeerde
veronderstelling uitgaat, dat de Zusters ons wat gevraagd hebben en
het is juist andersom.
De heer Odenhoven zegt, dat het front van de huishoudschool toch
even goed aan de Eindstraat kan komen, ook als er een verkeersweg
komt. De leus van de Zusters is echter maar: wij, Zusters, geven niets
af, maar ontvangen doen we gaarne zoo veel mogelijk.
De heer Millen zegt dat men toch niet kan ontkennen, dat de Zusters
één groot mooi blok krijgen. Haar terrein wordt er veel mooier door.
Hij vindt dat, waar wij zooveel geven aan de Zusters, zij ook wel eens
wat aan ons kunnen geven. Nu zal het echter moeilijk gaan. Er is te
veel over gesproken en de Zusters zijn van bepaalde zijde ingelicht.
De heer Vermeulen begrijpt niet dat de school zou moeten wachten
als er een verkeersweg komt. Dan kan ze immers toch precies komen
als nu. De school staat even los van de verbreeding van den verkeers
weg als deze verbreeding los staat van de school. De verbreeding moet
immers aan den anderen kant komen en neemt geen centimeter van het
voor de school noodige terrein af.
De Voorzitter antwoordt ontkennend en zegt, dat als niet vaststaat,
dat het straatje wordt verlegd en de Zusters bouwen nu direct en
dat is toch aller wensch de school met het front naar het straatje
komt.
Wethouder Pubben zegt, dat de heer Vermeulen ook zijn naam ge
noemd heeft. Zeker hij voelde iets voor het voorstel Vermeulen als
dit mogelijk was. Daarvandaan is hij ook enkele malen ter plaatse gaan
kijken. Hij vindt het echter een zeer kostbaar werk en acht het offer,
dat gebracht zou moeten worden te hoog. Spreker heeft niet het minste
bezwaar tegen instelling eener Commissie, maar denkt niet dat het zoo
gemakkelijk zal gaan.
Wat betreft het gezegde van den heer Odenhoven, dat de zusters
maar steeds trachten te krijgen en niets te geven, meent spreker, dat de
Zusters hier meer geven dan ze krijgen. Haar welwillende houding ten
aanzien van de landbouwhuishoudschool verdient aller lof en aller
dank.
De heer Odenhoven antwoordt, dat het niet gaat over een paar
meter grond, maar de waardevermeerdering is groot. Hij meent, dat de
Zusters van Liefde dan anders gehandeld hebben bij den grondaankoop
voor het gasthuis dan thans de Zusters Ursulinen.
Wethouder Pub.ben wil den heer Odenhoven nog opmerken, dat de
huishoudschool geheel en al komt op het terrein der Zusters.
De heer Odenhoven zegt. dat ze dit doen voor haar eigen gemak,
en ze worden er practisch beter van, althans zeker niet slechter. Met.
samenwerking was hier best wat te bereiken geweest. Nu deze er
blijkbaar niet kan komen, omdat de Zusters eenvoudig niets van haar
grond willen afstaan, valt spreker dit heel erg tegen, hij herhaalt dit.
De Voorzitter zegt nogmaals, tegen het benoemen eener Commissie
geen bezwaar te hebben.
De heer Millen meent, dat 'n Commissie thans weinig nut meer heeft
Dit hadden we verleden keer moeten doen en dan had het andere be
sluit niet genomen moeten zijn. dit was z.i. de logische gang van zaken
geweest.
De heer Stoot is het hiermede eens. De Zusters echter schijnen nu
keeren.
Vriend, welk een preek
hebt ge dien baardschrapper daar
gelezen. Het is, alsof ge die voor
hem bewaard hadt, zeide de her
bergier.
Dat is ook inderdaad zoo,
kameraad, antwoordde Tio Ber
nardo, want ge moet weten, dat
een gro ter schelm ais deze in
de straten van Xeres niet is te
vinden. Niet allen kennen hem
zooals ik; maar ik ken hem van
binnen en van buiten; en ik weet
het sedert een zeker voorval.
En waarom hebt gij u met
dien woesten deugniet ingelaten?
Zie toe, dat het u niet duur te
slaan kome en geef scherp acht
op hem. Ik ben reeds niet op
mijn gemak, als hij in de verte
voorbijgaat.
Kameraad, ik vrees hem
niet: hoewel het zeer waar is, dal
hij mij niet voor oogen zien kan.
Maar zijne hand beschermt de
mijne.
Het voorval, waarop de eerlijke
oude zinspeelde en welks mede-
deeling nooit over zijn lippen
kwam, was, dat -hij op zekeren
nacht, toen hij op een afgelegen
weg ging, Juan Luiz in eene
verborgen plaats op wraak loe
rende had gevonden.
Oom Bernardo, die in zijne
hand een mes zag schitteren,
sloeg hem met zijn herderstaf
zoo heftig op den arm, dat het
moordend wapen hem uitdehand
viel. De goede oude hief het op,
niettegenstaande de barbier het
wilde verhinderen.
Hoor, Juan Luiz, zeide hij, ik
wil u niet in het ongeluk storten;
indien ge u daarvoor jegens mij
dankbaar betoonen wilt, wordt
dan een beier mensch.
Sedert dien tijd had de bar
biersgezel inplaats van het gevoel
van dankbaarheid een bitteren
haat legen Tio Bernardo opgevat.
Wanneer slechte en hoogmoedige
karakters zich tegen elk overwicht
verzetten, zoo doen zij het met
dubbele haat en verbittering tegen
de deugd, daar deze hun het meest
gehaat is.
Juan Luiz drong dichter in het
gebergte door, en kwam weldra
José Camas en zijne geiten tegen.
Hij naderde hem, om zoo als
gewoonlijk, melk te verzoeken; en
terwijl José, die zich in zijne een
zaamheid gaarne de dingen
herinnerde en herdacht, die Juan
eenmaal bepaalde macht te hebben. Als een verzoek van ingezetenen
niet eens in den Raad van State wordt gebracht, gaat de macht der
Zusters toch al ver.
De heer Millen zou het oordeel van den Raad wel eens willen hooren
over de behandeling in de vorige vergadering van het verststrekkende
voorstel.
De Voorzitter zegt, dat het in de vorige vergadering genomen besluit
ter goedkeuring is bij Gedeputeerde Staten, dus dat feit ligt er nu
eenmaal en we behoeven daarop niet terug te komen. Hij zal nu het
voorstel Vermeulen, tot benoeming eener Commissie ad hoc, in stemming
brengen.
De heer Odenhoven vraagt, welke houding de Voorzitter zal aan
nemen als de Commissie komt met een tamelijk guostig voorstel.
De Voorzitter zegt daar thans niet over te kunnen oordeelen. Daar
voor moet hij eerst een zuiver omlijnd voorstel zien.
De heer Strijbos meent, dat we met eene Commissie thans niets
meer bereiken.
In stemming gebracht wordt het voorstel Vermeulen tot benoeming
eener Commissie ad hoc, met 9 tegen 1 stem aangenomen. Tegen stemde
de heer Stoot.
Thans stelt de heer Vermeulen voor het besluit der vorige vergadering
in te trekken. Dit wordt gesteund door de heeren Odenhoven en Millen.
De Voorzitter waarschuwt, dat het gevolg zal zijn, het niet tijdig
gereed komen der landbouwhuishoudschool of dat de school met het
front naar het straatje gebouwd wordt.
In stemming gebracht, wordt het voorste! Vermeulen met 6 tegen 4
stemmen verworpen.
Voor stemden de heeren Vermeulen, Odenhoven, Strijbos en Millen.
Tegen de heeren Geurts. Stoot, Jacobs, Weth. Pubben, Nelissen en
Weth. Houben.
Tot leden der Commissie worden door den Voorzitter benoemd de
heeren Vermeulen, Odenhoven en Strijbos.
De heer Vermeulen vraagt of deze commissie zoo noodig kan worden
voorgelicht door den Gemeente-Secretaris en de Gemeente-Opzichter,
waarop de Voorzitter bevestigend antwoordt.
Op voorstel van B. en W. wordt vervolgens algemeen goedgevonden
de woning, tot dusverre verhuurd aan den Rijksveldwachter Seerden
voor f 125 per jaar, ondershands te verhuren aan den dienaar van politie
W. J. Steerneman. In verband met enkele aan te brengen verbeteringen
is de huurprijs gesteld op f 3.per week.
Nog wordt algemeen goedgevonden met de gemeente Wanssum eene
regeling aan te gaan omtrent de toelating van leerlingen uit Oostrum
op de O. L. School te Geysteren.
De te betalen vergoeding zal bedragen f 20 per kind en per jaar.
Op de vraag van den heer Geurts, of deze toelating verband houdt
met plaatsgebrek op de school te Oostrum, antwoordt de Voorzitter
ontkennend.
De ingekomen dankbetuiging van het R. K. Kerkbestuur van St.
Petrus Banden, voor de toegekende subsidie, in verband met vernieuwing
torenuurwerk, wordt na voorlezing door den Voorzitter voor kennis
geving aangenomen.
De heer Vermeulen stelt voor het reglement van orde aan te vullen
met de bepaling, dat in gevallen; waarin dit reglement niet voorziet of
niet duidelijk is, de Raad beslist.
De Voorzitter verzoekt den heer Vermeulen, dit schriftelijk in te
dienen, waarna B. en W. het met hun advies in den Raad zullen
brengen.
De heer Odenhoven heeft zich van de kwestie Peeters op de hoogte
gesteld. Hij vindt het ook niet juist dat Peeters verlof geweigerd is.
De Voorzitter heeft de vorige vergadering gesproken van verzuim, het
was echter wegens ziekte, en dat is toch eigenlijk geen verzuim, en z.i.
geen reden om verlof te weigeren. Ofschoon de Burgemeester het recht
had tot weigeren, vindt spreker dit voor dit geval toch wel wat streng.
De wereld is vol van organisaties en spreker vindt, dat, al was Peeters
ook wat flauw geweest in den arbeid, hem daarom nog geen verlof
voor bijwoning der vergadering zijner organisatie had moeten zijn
geweigerd. Hij hoopt dat de Voorzitter in het vervolg in deze wat
soepeler zal zijn.
De heer Jacobs heeft gezien dat 18 Aug. de Schouw der Waterlos
singen begint, dit is precies in den haverbouw. Dit komt voor velen
slecht uitvinden ook B. en W. dat tijdstip niet wat vroeg
De Voorzitter zegt, dat de Schouw der Waterlossingen telken jare
een punt van bespreking van B. en W. uitmaakt. Die is moeilijk zoo
danig te regelen, dat niemand er last van heeft, want er moet met vele
omstandigheden rekening worden gehouden. Het moet allemaal gebeurd
zijn vóór 15 September, en tusschen schouw en herschouw moeten nog
20 dagen liggen. Daarom is het juist zoo vroeg gezet, doch tevens ook
zoo vroeg gepubliceerd, opdat belanghebbende een Hinken termijn hebben
om hun maatregelen te nemen.
Ook de heer Strijbos vindt het een slechten tijd.
De heer Millen zou graag zien dat de Voorzitter nog eens terugkwam
op de kwestie van den vorigen keer. Volgens den Voorzitter was
spreker zoodanig opgetreden, dat hij zelfs met den kantonrechter dreigde.
Hij zou echter wel 'ns willen vragenwat heeft Peeters toch misdaan
De Voorzitter zegt niets toe te voegen te hebben aan het door hem
gesprokene in de vorige vergadering. Aan den Raad wil hij echter
nogmaals verklaren, dat, in het algemeen genomen, door hem nooit een
verlof zal worden geweigerd, omdat het is voor het bijwonen eener
vergadering.
De heer Jacobs vraagt inlichtingen omtrent de aansluiting der boter-
fabriek op de rioleering, waarop de Voorzitter antwoordt, dat alles
ongeveer gereed is. Er behoeft nog slechts een kleine aanvulling plaats
te hebben.
Niets meer aan de orde zijnde en niemand meer het woord verlan
gende sloot de Voorzitter de vergadering met gebed.
Luiz hem als betaling voor de
melk verhaalde, zich haastte een
der geiten te melken, zeide de
ander -. Gij moet dus ook loten,
José?
De levendigste schrik was op
het gelaat van den armen idioot
te lezen, toen hij hem bijna
weenend antwoordde
Hoe slecht, mijn vader wil
mij niet loskoopen, Wal wil hij
nu met zijn geld doen
Hoe? Uw vader bezit dus geld?
vroeg Juan Luiz.
Wel zekerof hijwel hij
de honderd oneen goud of nog
meer; alles wat hij verdient wisselt
hij in goudgeld. En toen de vader
van mijne moeder stierf, liet hij
zieh het erfdeel aan het huis in
goudmunten uitbetalen.
Maar waar heeft hij het
dan verborgen? vreeg de andere
weer.
Mijn vader denkt, dat ik
het niet weet, omdat hij mij voor
zeer dom houdt, antwoordde José
lachende, maar ik weet het, en
ik weet hst zeer nauwkeurig.
Op zekeren nacht, toen hij zich
alleen waande, maakte hij een
gat in den muur, dicht bij den
grond, onder het hoofdeinde van
zijn bed; daarin legde hij het en
dekte het onmiddellijk met zand
en tichelsteenen, en witte het toen
met kalk over, zoodat slechts een
toovenaar de juiste plaats zou
kunnen vinden. Maar daar hij
mij niet loskoopen wil, zal ik het
zoo hard ik kan op een loopen
zetten, en eer zullen mijn schoe
nen van mijne voeten vallen, dan
dat ik mij liet vangen.
Doe dat niet, José, zeide
zijn metgezel tot hem, waarheen
zoudt ge u als vluchteling bege
ven; waar de andere jongens u
niet zouden aantreffen
En als ze u gevat hebben, zetten
zij u in de kooi en dwingen u
het geweer weer op te nemen.
Zie, ook ik moet loten; en als
ik Soldaat moet worden, ga ik
met de anderen mede. Anders te
handelen zou slechts zijn zich
tegen iets te verzetten, waartegen
geen verzet nogelijk is, Later, als
zich daartoe eene gepaste gele
genheid aanbied, zullen wij met
meer zekerheid vluchten.
Het gelaat van den geitenhoeder
werd opgeruimder, toen hij hoorde
dat Juan Luiz hetzelfde lot met
hem zou deelen,
Wordt vervolgd.