fweede Blad ?aa 99PEEL EN MAAS
Openbare vergadering
Gemeenteraad te Venray,
van den
ZATERDAG 26 JULI 1930
Een ea vijftigste Jaargaag
No. 3
ft
gehouden op 30 Juni 1930, nam. half vijf'
Voorzitter de heer O. L. P. van de Loo, burgemeester.
Secretaris de heer A. F. M. van Haaren.
Afwezig met kennisgeving de heer Stoot.
De Voorzitter opent de vergadering met gebed, waarna de notulen
der vorige vergadering ongewijzigd worden vastgesteld.
De Voorzitter zegt, dat hij in verband met de vastgestelde notulen
een algemeene opmerking moet maken. Volgens artikel 28 van het Regle
ment van orde stemmen de leden met de woorden voor en tegen zonder
eenige bijvoeging. Hij verzoekt de leden dringend zich hieraan stipt te
willen houden en den Secretaris ingeval onverhoopt een der leden toch
nog een toevoeging zoude maken, deze niet op te nemen, als wordende
geacht niet te zijn gezegd. In de notulen kan alleen worden opgenomen
datgene, wat gezegd is, nadat men op regelmatige wijze het woord heeft
gevraagd en verkregen.
Als de stemming begint zijn de discussies gesloten. Wel is het mogelijk,
en spreker kan zich voorstellen dat een lid in een bijzonder geval er
prijs op stelt, na de discussies en vóór de stemming zijn stem kort te
motiveeren. Men kan dan daartoe apart het woord vragen, maar het
moet bij een korte motiveering blijven en niet worden een terugtreden
in de discussies.
-De heer Odenhoven vraagt of het recht tot spreken hetzelfde blijft,
zoo ja, dan is hij het er geheel mede eens. Het moet toch de leden
vrij blijven staan te spreken en hun stem te motiveeren zoo veel en zoo
als zij dat zelf willen.
De Voorzitter bevestigt zulks en zegt dat hij hiervan juist mede-
deeling heeft gedaan, omdat dit een uitvloeisel is van het Reglement van
orde. Als men echter eenmaal aan de stemming gekomen is, dan moet
men enkel met ,,voor" of „tegen" stemmen, zonder meer.
Vervolgens leest de Voorzitter voor het proces-verbaal van kas-opname
bij den Gemeente-Ontvanger, over het tweede kwartaal 1930, waaruit
blijkt, dat op 13 Juni 1930 het totaal der inkomsten bedroeg f 542.212.20,
het totaal der uitgaven f 433.442.48, zoodat op 13 Juni j.l. in kas was
f 108.769.72. Dit wordt voor kennisgeving aangenomen.
Dan is aan de orde: vaststelling eener verordening krachtens art. 178
der Gemeentewet, houdende opgave van de verordeningen, tegen wier
overtreding straf is bedreigd, welke nog geldig zijn.
De Voorzitter zegt dat volgens de Gemeentewet om de vijf jaren
moet nagegaan worden, welke strafverordeningen nog geldig zijn.
Spreker leest hierna de verordening voor, waarna zij in haar geheel
ongewijzigd zonder hoofdelijke stemming wordt goedgekeurd.
Daarna is aan de orde voorstel van B. en W. tot aanvulling der
Algemeene Politieverordening.
De Voorzitter zegt, dat in het Rijkswegenreglement de bepaling voor
komt, dat het behoudens ministerieele vergunning verboden is over een
rijksweg te rijden met een voertuig, dat zoo gebouwd of geladen is, dat
eenig deel daarvan hooger reikt dan 3.80 M. boven den weg. Ook in
het provinciaal wegenreglement zal een dergelijke bepaling worden op
genomen. Ten aanzien van de hoogte van electrische laagspannings
netten is in de desbetreffende voorschriften bepaald, dat de afstand tot
den grond van onbeschermde sterkstroomleidingen met lage spanning in
den regel overal tenminste 4 M. moet bedragen en bij kruisingen met
verkeerswegen tenminste 5 M.
Ter wille eener uniforme regeling en ook ter voorkoming van onge
vallen is het noodzakelijk te bepalen, dat het verboden is over een ge
meenteweg te rijden met een voertuig, dat zoo gebouwd is of geladen,
dat eenig deel daarvan hooger reikt dan 3.80 M. boven den weg of
meer dan 0.75 M. aan een der zijden uitsteekt.
De heer van Dijck vindt het in sommige gevallen bezwaarlijk, dat
niet hooger dan 3.80 M. mag geladen worden. In Deurne heeft hij er
zelfs ai eens last van gehad dat de lampen zoo laag hangen.
De Voorzitter zegt dat dit overal is. Dit bewijst juist de noodzakelijk
heid van regelmaat en uniformiteit in deze.
De heer van Dijck hoopt dan dat het spoorlijntje door de Peel er
spoedig kome.
De heer Goumans vraagt wat gebeurt als een lading van een kar
scheefzakt, waardoor ze aan een kant de limiet van 0.75 M. overschrijdt.
Hij hoopt dat de politie in zoo'n geval toch niet te stipt zal zijn. Spreker
maakt van deze gelegenheid gebruik ook eens te vragen hoeveel varkens
of andere dieren op een bepaalde ruimte mogen vervoerd worden.
De Voorzitter zegt dat dit eigenlijk de Dierenbescherming raakt en
de Kantonrechter hferover dan oordeelt.
De heer Goumans meent dat de Kantonrechter daar zonder meer niet
over kan oordeelen.
De heer Odenhoven hoopt ook dat de politie toch niet te streng zal
optreden, ook niet voor andere gevallen. Er worden den laatsten tijd
verbalen opgemaakt voor zaken, waar men in groote steden nog niet
naar omkijkt. Venray heeft doordat er te krachtig wordt opgetreden een
slechten naam gekregen. Vooral de auto's en motorrijders schuwen
Venray en komen er niet dan als het niet of moeilijk anders gaat. Dit
is, aldus spreker, verkeerd. Venray moet niet vermeden worden zooals
nu, maar het moet juist gezocht worden. In groote plaatsen is men veel
vrijer dan hier. Spreker heeft verleden week nogi gezien dat in Tilburg
niet zoo streng gelet wordt op het vervoer van voorwerpen met rijwielen.
De Voorzitter zegt dat streng toezicht hier soms wel 'ns noodig is
met onze enge toegangswegen.
Het voorstel van B. en W. wordt hierna zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
Dan wordl aangeboden de rekening van het Burgerlijk Armbestuur
over 1929 en de begrooting voor 1931.
De Voorzitter wijst eene Commissie aan, bestaande uit de heeren
wethouder Pubbén, Stoot en van Bergen, die de begrooting en rekening
kunnen onderzoeken en dan in de volgende vergadering verslag uitbrengen.
Nog is aan de orde voorstel van B. en W. tot onttrekking aan den
openbaren dienst van een gedeelte van den weg no. 88 en verlegging
van dien weg en tot aankoop van een strook grond tot verlegging van
dien weg en verkoop van het aan den openbaren dienst te onttrekken
gedeelte.
De Voorzitter zegt dat B. en W. deze zaak gepubliceerd hebben en
de zitting de commodo en incommodo is gehouden. Spreker leest het
proces-verbaal hiervan voor, waaruit blijkt, dat noch mondeling noch
schriftelijk bezwaren zijn ingekomen. Spreker laat verder een teekening
van den ouden en nieuwen toestand ter plaatse circuleeren en zet de
zaak verder uiteen.
Het resultaat hiervan zal zijn, dat de Huishoudschool aan de Eindstraat
een mooi front zal krijgen.
De heer Vermeulen kan met het voorstel accoord gaan, maar zou
toch willen voorstellen er een breeden weg van te maken. Dan kregen
we een rechte verbinding tusschen Eindstraat en Hofstraat—Stationsweg.
Spreker heeft hiervan enkele teekeningen gemaakt en laat ook deze
circuleeren bij de Raadsleden. Hij is er dan ook voor deze zaak eens
aan te houden en te stellen in handen eener commissie.
De Voorzitter zegt, dat het plan Vermeulen veel geld zal kosten en
ook niet direct aan de orde is.
De heer Vermeulen vertrouwt dat de Zusters ook wel ergens voor
te vinden zullen zijn. Wij hebben reeds zooveel gedaan. Spreker stelt
dan ook voor eene commissie te benoemen, om eerst deze zaak eens
te onderzoeken.
De Voorzitter zegt, dat de bouw der landbouwhuishoudschool niet
kan worden uitgesteld.
De heer Vermeulen meent dat dit ook niet behoeft. We kunnen toch
de volgende week wel weer vergaderen. Het is toch een groote ont
lasting voor de smalle Hofstraat.
De Voorzitter antwoordt dat deze kwestie veel te ingewikkeld is om
in een paar dagen af te werken. De volgende week daarover een be
slissing nemen, zou dan ook in elk geval niet gaan. Maar bovendien
waarvoor is het dan noodig de in behandeling zijnde zaak uit te stellen?
Het een sluit toch het ander niet uitintegendeel, met hetgeen de heer
Vermeulen wenscht is door de verlegging van den weg reeds een begin
gemaakt. Wat betreft de ontlasting van de Hofstraat, wijst spreker er
op dat de Gasstraat verhard is en ook de Heuvelstraat verhard wordt.
De heer Millen steunt het voorstel Vermeulen. Hij vreest dat, als de
verlegging heeft plaats gehad, de zusters niet. meer genegen zullen zijn
den benoodigden grond voor het verbreeden van den weg af te staan.
Hij is het met den heer Vermeulen eens dat het een prachtige oplos
sing voor het verkeer zoude zijn.
De Voorzitter zegt dat men de kaart omdraait. Het zijn niet de
Zusters, die ons verzocht hebben daar de landbouwschool te bouwen,
maar B. en W. hebben dit de Zusters gevraagd. Daarbij beteekent het
plan Vermeulen een geweldig diep ingrijpen in het eigendom van de
Eerw. Zusters niet alleen, maar ook nog in dat van de Parochiekerk,
daar een groot stuk van den tuin van den Z. E. Heer Pastoor ermee
gemoeid is, zóó zelfs, dat die tuin er vrijwel waardeloos door wordt.
Eene dusdanig belangrijke zaak is zoowel voor de Zusters als voor de
Kerk aan veler goedkeuring onderworpen en dat zou heel wat voeten
in de aarde hebben, ook zelfs als ze al ooit gegeven werd, hetgeen
spreker sterk betwijfelt. Eer men omtrent een of ander zekerheid heeft,
duurt in elk geval maanden en maanden en er is haast bij de landbouw
huishoudschool, willen we nog dezen winter beginnen.
De heer Vermeulen zegt dat daar toch mee kan begonnen worden,
want als de school daarvoor in den weg staat komt de breede weg er
nooit. Hij ziet thans echter beter de kans een breeden weg te maken
dan later.
De Voorzitter heeft geen bezwaar deze z?ak later onder de oog en
te zien en dan den weg aan te leggen als het gaat en niet te veel kost.
De heer Vermeulen kan zich niet voorstellen, dat dit veel zal kosten.
De heer Goumans voelt ook veel voor den weg, maar vindt dat het
voorstel van B. en W. niet mag worden uitgesteld, zulks met het oog
op de landbouwhuishoudschool.
De Voorzitter verklaart zich bereid de zaak krachtig te bevorderen
bij de Zusters Ursulinen.
De heer van Bergen vindt ook dat de weg er buiten staat, dit kan
later nog altijd gevonden worden, als het mogelijk blijkt.
De heer Millen is overtuigd dat de Zusters nu beter tot onderhandelen
geneigd zullen zijn dan later. Daarbij ziet hij er geen bezwaar in eene
commissie te benoemen.
De Voorzitter is overtuigd dat, als het kan, de Zusters er ook later wel
voor te vinden zullen zijn. Men moet toch ook vertrouwen hebben in
den Voorzitter en in B. en W.
De heer Odenhoven zegt eerst niet van plan geweest te zijn er iets over
te zeggen, maar wil nu toch nog een enkel woord in het midden brengen
en wel ditals het grondgebied van de groote instellingen wordt uitge
breid met het opheffen van wegen, dan verfraaien we daardoor onze kom
niet. Integendeel, dan verontfraaien we ze. Ook dit is weer een veront-
fraaiing en hij begrijpt niet dat deze groote instellingen maar steeds hun
mooie groote tuinen vergrooten ten koste van de wegen onzer kom.
Hij wijst in dit verband ook op den muur van het Patersklooster, die
zoodanig is geplaatst, dat de heele Oude Oostrumscheweg voor altijd
bedorven is. Spreker vraagt of, als het een eenvoudig werkman betrof,
dan óók zoo door den Voorzitter zou worden meegewerkt.
De Voorzitter zegt dat de heer Odenhoven overdrijft. Hij meent dat
deze zaak genoegzaam besproken is om in stemming gebracht te worden.
Als het aangenomen is zal de Voorzitter deze zaak verder met de Zusters
bespreken.
De heer Odenhoven meent dat het groote klooster voor deze ruiling
best wat over kan hebbenhet terrein krijgt immers weer veel meer
waarde. Spreker vraagt hoe de ruiling plaats heeft.
De Voorzitter zegt f 150 tegen elkaar.
De heer Odenhoven steunt dan het voorstel Vermeulen.
De heer Millen vraagt welk voorstel nu het eerst in stemming komt,
waarop de Voorzitter antwoordt het voorstel van B. en W., dat is
het verststrekkend.
Verschillende heeren zijn het hiermede niet eens.
De heer Vermeulen vraagt of de Wethouders hun gevoelen eens
willen zeggen, waarop de Voorzitter antwoordt te spreken namens B.
en W.
De heer Vermeulen vraagt of deze kwestie ook in de vergadering van
B. en W. besproken is.
Wethouder Houben zegt dat bij met het voorstel van den breeden
weg is gekomen, maar aangezien hem bij nader onderzoek is gebleken,
dat dit zeer groote kosten met zich zoude brengen en op groote moei
lijkheden zoude stuiten, heeft hij et van af gezien.
Wethouder Pubben zegt niet te begrijpen dat er thans uit den Raad
zooveel bezwaren komen. Niemand heeft bij het College van B. en W.
bezwaren ingediend en het is hem bekend dat belanghebbenden, wonende
aan de Eindstraat, zelfs zeer met deze plannen zijn ingenomen. Hij zegt
dat de Eerw. Zusters dank verdienen voor hare groote medewerking,
anders kon de landbouwhuishoudschool er niet komen. Er is wellicht
wat voor te zeggen daar een' verkeersweg te maken, als dit zonder te
groote kosten kan geschieden, maar hij wil opmerken, dat er hier in den
Raad maar direct op de medewerking der eigenaren gerekend wordt,
het zijn er twee, beide zedelijke lichamen. En nu wordt maar veronder
steld, dat deze hun medewerking zoo maar geven, terwijl men zeer goed
weet, dat als het eigendom van particulieren betrof, het plan van den
heer Vermeulen onmogelijk uitvoerbaar was. Hij hoopt dat de landbouw
huishoudschool zoo spoedig mogelijk tot stand komt.
De heer Vermeulen zegt nogmaals niet tegen het voorstel van B. en
W. te zijn, ook hij is de Zusters dankbaar voor wat ze voor de ge
meente gedaan hebben en doen, ook hij is voor een spoedige totstand
koming der Landbouwhuishoudschool. Maar hij zou, nu wellicht de
mogelijkheid daartoe bestaat, met behoud van Landbouwschool enz. nog
verder willen gaan dan wordt voorgesteld en trachten een verkeers
weg te bereiken, die in zijn oog van groot belang is voor de gemeente
en dit in de toekomst steeds meer zal worden.
De heer van Bergen vindt dat het plan Vermeulen los staat van het
voorstel van B en W. Het heeft er niets mede te maken, zooals de
Voorzitter reeds terecht heeft gezegd. Thans het plan van den heer
Vermeulen doorzetten, lijkt hem pressie te willen uitoefenen op de Eerw.
Zusters en dat vindt hij niet goed.
De heer Odenhoven zegt dat het woord „pressie" wel wat hard gezegd
is, maar inderdaad is het juist, dat wij nu de kans hebben, meer dan
later de zusters hebben iets van ons noodig en daartegenover mogen
wij dan ook wel eens een wensch stellen. Onze Voorzitter wil echter
de zaak maar doordrijven en als hij dan straks naar Jerusalem gaat, kan
hij weer zeggen de zaak is in orde, ik ben tevreden.
De heer Nelissen stelt voor het voorstel van B. en W. in stemming
te brengen.
De heer van Dijck wil nog opmerken, dat hij het juist een bezwaar
vindt, dat er een verkeersweg langs de landbouwhuishoudschool kom?.
De Voorzitter zegt, dat hij thans het voorstel van B. en W. in
stemming zal brengen. Wordt dit aangenomen, dan zal hij alsnog de
mogelijkheid van de totstandkoming van een verkeersweg onder de oogen
zien en deze aangelegenheid met de eigenaren bespreken, onder mede-
deeling van de in den Raad geuite wenschen.
De heer Vermeulen vraagt of door het andere plan de bouw der
school vertraagd wordt, waarop de Voorzitter antwoordt: zeer zeker.
Bij de gehouden trekking blijkt dat no. 7 getrokken is, zoodat no. 7
der presentielijst i.e. de heer Vermeulen, het eerst zijn stem moet uit
brengen.
In stemming gebracht wordt het voorstel van B. enW. met 8 tegen
4 stemmen aangenomen.
Voor stemden de heeren Vermeulen, Jacobs, weth. Pubben, Goumans,
Geurts, weth. Houben, van Dijck en Nelissen.
Tegen de heeren van Bergen, Odenhoven, Strijbos en Millen.
Na de stemming verklaart de heer van Bergen zich vergist te hebben
en bedoeld te hebben voor te stemmen, terwijl ook de heer Vermeulen
zich vergist heeft en bedoelde tegen te stemmen, dat kon men toch wel
opmaken uit zijne betoogen, niet omdat hij tegen deze verlegging is,
maar omdat hij eerst wil probeeren of nog niet wat verder kan gegaan
worden.
Op het ingekomen schrijven van P. Kusters, W. Lormans, P. Brauer,
M. A. van Staveren en J. Verberk. waarbij deze verklaren het door
hen ingezonden verzoek om tegemoetkoming in de kosten, verbonden
aan het bezoeken der kerkelijk erkende R.K. Jongens- en meisjesscholen,
niet te handhaven, en verzoeken dit niet meer in behandeling te nemen,
wordt, na voorlezing door den Voorzitter, overeenkomstig dit verzoek
beslist.
Nog wordt behandeld het ingekomen verzoek krachtens art. 13 der
L. O. Wet 1920 van M. Stevens, Veulen H 33c om tegemoetkoming
in de kosten verbonden aan het bezoeken zijner kinderen van de ker
kelijk erkende R.K. Jongens- en meisjesschool te Leunen, gelegen op
grooteren afstand dan 4 K.M. van zijn woning.
De Voorzitter zegt, dat B. en W. voorstellen hem f 30 per kind en
per jaar te geven ingaande 16 Juni jl.
De heer Millen zegt, dat er toch binnenkort een school komt. Hij is
er dan ook niet voor. Komt de school er niet, dan kunnen ze nog met
hun verzoek terugkomen. Spreker stelt voor deze zaak aan te houden.
De Voorzitter zet uiteen dat dit niet juist zou zijn: er moet volgens
de wet binnen een maand na het inkomen eene beslissing op een verzoek
als dit worden genomen.
De heer Geurts vraagt of daardoor de bouw der school vertraagd
wordt, waarop de Voorzitter antwoordt, dat dit er heelemaal geen ver
band mee houdt.
De heer Millen zou er voor zijn als het geen politiek karakter droeg.
De heer Odenhoven wenscht aan die poppenkast niet meer mee te doen.
De Voorzitter zegt dit woord niet te kunnen toelaten.
De heer Odenhoven-zegt het toch gezegd te hebben en verlaat de
vergadering.
In stemming gebracht wordt het voorstel van B. en W. met 7 tegen
4 stemmen aangenomen.
Voor stemden de heeren Vermeulen, van Bergen, weth. Pubben, Gou
mans, weth. Houben, van Dijck en Nelissen.
Tegen de heeren Jacobs, Geurts, Strijbos en Millen.
De heer Odenhoven, die bij de stemming niet aanwezig was, komt
onmiddellijk hierna terug.
Dan is aan de orde aanvraag van den Ned. R. K. Politebond „St.
Michaël" om subsidie.
De Voorzitter leest het verzoek voor en zegt, dat de door dezen
bond afgegeven diploma's worden erkend. B. en W. meenen, dat de
financieele toestand der Gemeente niet gedoogt nog verder te gaan en
ook nog' een subsidie te verleenen. Zij stellen dan ook voor op het
verzoek afwijzend te beschikken.
Wordt algemeen goedgevonden.
Vervolgens is aan de orde wijziging en aanvulling der Gemeente-
begrooting, dienst 1929.
De Voorzitter leest de voorgestelde wijzigingen en aanvullingen voor,
welke algemeen worden goedgevonden.
Nog wordt behandeldvoorstel van B. en W. tot het sluiten eener
overeenkomst tot het vervoer der post met den gemeentelijken autobus
dienst.
De Voorzitter zegt, dat de gemeente volgens de huidige overeenkomst
voor het postvervoer f 700.— per jaar krijgt. B. en W. hebben deze
overeenkomst echter opgezegd tegen 1 October a.s. en een veel hooger
bedrag gevraagd. Zij dachten oorspronkelijk dat f 1200 niet te veel
was. Alhoewel zij nog op dit standpunt staan, vinden zij, dat wij niet
mogen riskeeren de kans te loopen het geheele bedrag te derven. Er
is n.l. een strooming om de post met auto's te gaan vervoeren.
Volgens de gehouden besprekingen is de post niet ongenegen eene
nieuwe overeenkomst aan te gaan voor f 900. en nu stellen B. en W.
voor hen te machtigen tot het sluiten dezer nieuwe overeenkomst.
Wordt algemeen goedgevonden.
Hierna is aan de orde vaststelling van het kohier der voerdiensten.
De Voorzitter zegt, dat het kohier is opgemaakt tot een totaal van
146 voerdiensten. Ieder is aangeslagen voor 1 dag.
De heer Vermeulen zegt hiertegen te zijn en doet weer het voorstel
de autotractie uit de verordening te lichten.
De Voorzitter antwoordt, dat deze kwestie al zoo vaak besproken
is en men daar bij de vaststelling van het kohier niet op terug moet
komen. Bij het opmaken der begrooting is trouwens met deze inkomsten
rekening gehouden.
De heer Odenhoven vraagt, of de heer Vermeulen enkel de luxe
auto s bedoelt, dan is hij er beslist op tegen, om de verordening te
wijzigen.
In stemming gebracht wordt het kohier met 8 tegen 4 stemmen vast
gesteld.
Voor stemden de heeren Jacobs, Weth. Pubben, Goumans, Geurts,
Weth. Houben, Strijbos, Van Dijck en Nelissen.
Tegen de heeren Vermeulen, Van Bergen, Odenhoven en Millen.
Vervolgens is aan de orde verzoek van H. Clephas e.a. om gedeel
telijke restitutie van de door hen betaalde rioleering.
De Voorzitter leest het request voor en zegt, dat uit de mondelinge
toelichting van het niet geheel duidelijke request door den heer Clephas
is gebleken, dat aanvragers zouden wenschen, dat, nu zij betrekkelijk
slechts korten tijd van de door hen gemaakte rioleering hebben gebruik
kunnen maken, hun aandeel der kosten werd terugbetaald en wel het
verschil tusschen hetgeen zij in werkelijkheid betaald hebben en zij
zouden moeten hebben betalen, indien de gemeente de rioleering op
eigen kosten had gelegd en hiervoor eene rioolbelasting had geheven
overeenkomstig de thans bestaande.
De rioleering is ongeveer acht jaren in werking geweest.
In die acht jaren zoude elk der belanghebbenden naar den thans
geldende maatstaf betaald hebben aan rioolbelasting H. Clephas f 288,
Wed. Goumans f 162 Chr. Wijnhoven f 64.80; Greefkens f 46.80;
Wed. Kennis f 46.80; terwijl in de rioleering is bijgedragen door H.
Clephas f 370, (waarvan nog slechts betaald f 125,) Wed. Goumans
f 250 Chr. Wijnhoven f 60 Greefkens f 60 Wed. Kennis f 70.
In dit geval zoude dus gerestitueerd krijgen Clephas f 82, (aangezien
hij echter slechts gedeeltelijk betaald heeft moet hij nog bijbetalen f 163).
Wed. Goumans f 88; Chr. Wijnhoven nihil Greefkens f 13,20; Wed.
Kennis f 23.20.
B. en W. stellen voor het verzoek van adressanten in te willigen
en hun de vorengenoemde bedragen te restitueeren onder voorwaarde,
dat de in den grond liggende buizen kosteloos het eigendom der
gemeente worden.
Deze hebben voor de aanvragers geen waarde. De kosten van op
ruiming en herstel in den vroegeren toestand met hernieuwing der straat
zijn veel duurder dan de waarde der buizen, waarvan wellicht slechts
enkele onbeschadigd kunnen opgehaald worden. Het is natuurlijk niet
de bedoeling van de Gemeente die buizen thans uit den grond te gaan
halen, maar ze zijn dan ons eigendom en we krijgen iater, als daar
eens in of onder den weg gewerkt moet worden, geen moeilijkheden.
Wordt algemeen goedgevonden.
De ingekomen dankbetuiging van den R. K. Middenstand voor ver
leend subsidie wordt na voorlezing door den Voorzitter voor kennis
geving aangenomen.
De heer Millen zegt, dat door den R. K. Bond van St. Paulus aan
den Burgemeester het verzoek is gericht om den kantonnier Peters, die
benoemd was als afgevaardigde voor een congres, een verlof van twee
dagen te verleenen en dit verlof is geweigerd door den Burgemeester,
op grond dat Peters de laatste maanden zoo herhaaldelijk had verzuimd
en daardoor met zijn werk was achtergekomen. Dit is onwaar en daar
om wenscht hij hierover, wijl hij hier zit als vertegenwoordiger van
den bond, nadere inlichtingen. Peters is 8 dagen ziek geweest. De
Voorzitter heeft hier bij zekere gelegenheid verklaard, niet tegen de
organisatie te zijn, maar dit strookt toch niet met zijn houding in deze.
De Voorzitter antwoordt, eerstens dat de heer Millen hier niet zit
als bondsvertegenwoordiger. doch als Raadslid en verder, dat hij, nu
hij begint van onwaarheid te spreken, geem antwoord krijgt, het colle
ge van Burgemeester en Wethouders acht dit verre beneden zich.
Aan den Raad wil hij in het algemeen wel zeggen, dat de ambtenaren
en beambten een bepaald aantal verlofdagen hebben en zij dit verlof
kunnen krijgen in overleg met het Gemeentebestuur, naar gelang de
dienst dit toelaat.
De heer Nelissen vraagt, wie het betreft, waarop de Voorzitter ant
woordt, den kantonnier Peters uit Oirlo.
De heer Millen wil nog verder op de zaak ingaan.
De Voorzitter acht dit onnoodig. Als B. en W. van onwaarheid
beschuldigd worden, zooals hier, heeft men die te bewijzen.
De heer Millen zegt, dat hij het bewijzen kan, aangezien hij de
bewijzen in handen heeft.
De heer Odenhoven zegt, dat hem van die zaak niets bekend is en
vraagt of dié wellicht op de volgende agenda wordt geplaatst en of hij
hierover dan kan spreken.
De Voorzitter zegt, dat er geen sprake van is dat dit een agenda
punt zal uitmaken. Indien leden van den Gemeenteraad op een parle
mentaire wijze bij de rondvraag inlichtingen vragen, worden deze, zooals
de heer Odenhoven zeer goed weet, van de bestuurstafel uit op de
meest welwillende wijze verstrekt.
Niets meer aan de orde zijnde en niemand meer het woord verlan
gende sluit de Voorzitter de vergadering met gebed.