Nieuwjaar!
Grootvader
en kleinzoon.
UCfONOft
3SS3 Weekblad voor VENEAY, HOEST en Omstreken. E
i manufacturen)
?YQ0fiDEÊLI6S
FEUILLETON
Twee minuten.
Bij een sterfbed.
Oude gebruiken.
Als 't kalf.
WOENSDAG I JANUARI 1930
Eeo en vijftigste Jaargang
No. I
PEEL EN MAAS
BLIJKEN
TOCH HET
PRIJS DER ADVERTENTIEN 1—8 regels 60 cent, elke regel meer 7';i cl.
bij abonnement lagere tarieven.
Uitgave van FIRMA VAN DKN MUNCKHOF VENRAY
Telefoon 51 GIRO 150652
ABONNEMENTSPRIJS p. kwartaal voor Venray 65 ctper post 75 cent
voor het buitenland f 1.05 bij vooruitbetaling, afzondert, nummers 5 cent
Wij staan aan hel strand van
den lijd. De lijd is als een zee-
geweldig... grenzenloos... onmete
lijk... De tijd is als een krachligen
stroomL. Voort ijlt hij... altijd
voort en weet van geen rust-
En de menschen... Ze staan aan
het strand- ze staren zich blind
op het zand, op de aarde... op het
stof- Ze werken, zwoegen, schert
sen, spelen, weenen, jube en,
stoeien, droomen en ze denken
niet aan die machtige zee van den
tijd... ze staan op den oever en ze
slaan gean acht op die geweldige
stroom, waar zij machteloos tegen
over staan en die hen meesleurt,
verder, altijd verder.... tot aan de
Zee der Eeuwigheid
Slechts eenmaal in het jaar
heffen zij het moede hoofd op en
staren vol diepe ernst naar die
zee, naar die geweldige stroom,
welke hen meesleept... dan is een
ieder gedwongen zich zelf af te
vragen: Waar gaan wij heen
Op Nieuwsjaarsdag, op Nieuw
jaar is er geen ontkomen aan.
Dit mysterieuse woord metselt zich
vast in onze hersenen met de
kracht, waarvan een schipbreuke
ling, die de reddende plank
omknelt... Heel den dag slaat hel
voor onzen geest, dit woord met
zijn groote, dikke, vette letters..
Het is alsof elke letter een ge
heim omsluit van do verre, onbe
kende toekomst... Het staal daar
weer voor ons even machtig en
even onbegrijpelijk als de raadsel
achtige Sphinx aan den ingang
van de woestijn-
Wat zal het ons brengen?...
Nieuwjaar, zeggen allen en locli
bij dit woord gaan de gedachten
der moesten terug naar het oude
jaar, dat verdwenen, dal voorbij is
Voorbij!... En een spijtige trek
plooit zich om den mond van
degenen, die in het afgeloopen
jaar een weinigje geluk uit Gods
hand mochten ontvangen... Zal hel
komende jaar ook wederom geluk
brengen'?
Voorbij"zuchten de misdeel-
den doorliet lot, de ongel ukkigen,
die bloeden uitduizenden wonden..
die alle hoop op herstel, beter
schap en vooruitzicht hebben laten
varen... Goddank, al weer een jaar
gestreden van dit moeizame leven,
alweer een jaar dichter bij de
eeuwigheid... Moe zien zij voor
zich uit... Mijn God, waarom
moeten zij blij rondhuppelen door
het leven en moeten wij hieraan
hei ziekbed gekluisterd liggen?
Hun eenige troost is de eeuwig
heid, de ongel ukkigen zijn niet
bang voor de eeuwigheid
Nieuwjaar!- En wij gaan terug
met onze herinneringen en slaan
de handen ineen over al het on
verwachte, dat gebeurd is!...
Armen, die meenden tot hun
laatste zucht toe te zullen moeten
strijden tegen ellende en ontoering,
ze zagen plotseling hun lot ver
beterd.
Rijken, die meenden dit jaar
hun rijkdommen te vermeerderen
en in weelde en wellust hun
dagen te slijten... met een enkele
(Treffend historisch-romantisch
verhaal uit de tijden van de
Katholieken-vervolging in Enge
land. onder koningin Elizabeth).
Vrij naar het Duitsch door B.B.
21
Voor den laatsten maal probeerde
de Bisschop de standvastigheid van
den knaap te breken.
Wanneer ge slechts een enkele
maal gewillig onze godsdienstoefe
ningen wilt bijwonen, dan moogt ge
weer vrij naar uwe moeder terug-
keeren, zei de Anglicaansche prelaat.
Voor deze prijs had ik $nijn
vrijheid al lang terug kunnen koopen,
antwoordde John. Spaart uw
moeite* Heer Bisschop. Met G'pds
hulp zult gij mij niet kunnen bewe
gen ook maar voor den schijn mijn
geloof een oogenblik te verloochen n.
Welaan dan, ge hebt het zelf
gewild, leelijke stijfkop De donke. e,
vochtige gewelven zullen je wel tot
andere gedachten brengenik z^l
je daar laten uithongeren en ;,e
lichaam aan ratten en muizen prijs
g werden zij tot den bedelstaf
gebracht-
Ouden van dagen, wie men nog
slechts eenige weken hier op dit
ondermaansche had toegedacht...
ze bleven krachtig en gezond...
Jongeren, die het vorig jaar nog
sterk en vol levenslust hun glas
omhoog hieven en met heldere,
blijde lach om de kersroóde lippen
elkander een Zalig, gelukkig,
vroolijk Nieuwjaar toeriepen... met
een enkele slag werden zij neer-
gevelden afgemaaid... aW geknakte
leliën liggen zij onder versch
gedolven graven... het eenige, wat
zij nalieten was een diepe wonde
in het bloedend hart van degenen,
die hen liefhadden...
Nu meer dan ooit dringt het
machtige geluid van dit alles om
vatlende woord tot ons door »Ik
ben de Heer Uw God, Gij wikt,
maar Ik beschik...
Honderden en duizenden plan-,
nen werden er gevormd in het
menschelijk brein, uitgebroeid in
ijtlel, hoogmoedig zelfvertrouwen,
maarerkwam »iels" tusschenbeide,
oogenschijnlijk een heel klein,
onooglijk «ietsje", maar dat »iets"
was het werk van Hem, die troont
hoog boven de gouden sterren en
dat »iets" was voldoende om alle
plannen der menschen in duigen
te doen vallen...
Het is daarom, dat de ouderen
van dagen bij het «gelukkig,
vroolijk, blij Nieuwjaar", dat de
jongeren elkander in jeugdige
overmoed toeroepen, met die ernst
nog deze woorden voegenVeel
heil en zegen van Boven, Gods
beste Zegen over het Nieuwe jaar,
want aan Gods zegen is alles ge
legen
Wij sluiten ons aan bij deze
laatsten en wenschen U, inwoners
van Venray, namens de Redactie
van de »Peel en Maas" van harte
een gelukkig en Zalig Nieuwjaar,
veel heil en zegen van boven, in
een woord GODS BESTE ZEGEN
v- or de toekomst. Wij wenschen
U dit met het volste vertrouwen
in den goeden God, want Venrav
is niettegenstaande zijn stoffelijke
vooruitgang nog altijd gebleven
het diep geloovig, echt Roomsche
volk en weet nog altijd op won
derlijke wijze Roomsche blijheid
met Roomsche ernst te vereenigen.
Niettegenstaande trein, fiets,
autobus, theater, bioscoop, kermis
en moderne kleeding, is het Ven
raysche volk tot op heden getrouw
gebleven aan het oude geloof
zijner vaderen heeft het tot heden
toe de degelijke, echt Roomsche
deugden boven alles weten te
waardèeren.
Zijn gemoedelijke oprechtheid,
zijn gulle vrijgevigheid en vooral
zijn gastvrije en onopgesmukte
eenvoud, waarmede het zoowel
rijk als arm uitnoodigt om binnen
te komen en aan te zitten, zijn
wijd en zijd bekend.
De Concertzaal is soms wel vol,
maar de Missie heeft bewezen,
dat de Kerk niet één dag, maar
vele dagen lang nog veel voller
kan zijn.
Het loket van de Bioscoop wordt
wel eens bestormd, maar de biecht
stoelen hebben soms nog zwaardere
stormen te doorstaan.
De moderne mode is wel is waar
ook hier binnengeslopen, maar het
Venraysche meisje heeft bewezen,
dat waar een wil is ook een weg
is en dat zelfs in die mode «Eer
en Deugd" kunnen worden hoog
gehouden.
Daarom rekent de Redactie het
zich tot een eer zulk een volk te
mogen gelukwenschen bij de
intrede van het Nieuwe Jaar.
Vijftig jaren reeds heeft «Peel
en Maas" een bescheiden plaatsje
gevraagd in de huiselijke kring
van de Venraysche bevolking en
vijftig jaar heeft hij dit plaatsje
gevonden en is hij, naar zijn be
scheiden meening, altijd met
vreugde ontvangen. Dit is meer
dan een aanmoediging, en ook
daarvoor brengt de Redactie zijn
irouwe lezers zijn harlelijken dank
hij weet aan die dank geen
betere uiting te geven dan door
hun nogmaals welgemeend toe te
roepen: «Veel geluk en voorspoed
naar het tijdelijke. Gods beste
Zegen naar het geestelijke en het
eeuwig loon in het andere leven
hiernamaals."
Geve God, dat Venray nog vele,
lange jaren het oude Venray moge
blijven. B. B
geven totdat je levend vergaat, riep
de karakterlooze man en ging voor
goed heen.
John gevoelde zich heel opgelucht
eindelijk van de tegenwoordigheid
van dien man bevrijd te zijn. Zijn
vleierijen stonden hem nog meer
tegen dan zijn bedreigingen.
Toen hij het edelgoed een eind
achter den rug had en aan de zijde
van zijn oppasser tusschen bloeiende
tuinen en frissche weilanden voort
stapte, ademde hij weer eens vrij uit
en zeide bij zich zelf
Nog liever in de gevangenis
dan bij dezen boozen man.
De knaap keek goed om zich heen,
want hij leefde in stille hoop, dat
hij nog eens, wellicht voor het laatst
de lieve trekken van zijn moeder zou
zien. Maar helaas, nergens bespeurde
hij ook maar in de verte een persoon,
die op zijn moeder kon gelijken.
Niettegenstaande dat alles, liep
onze John vroolijk pratend en aller
lei vragen stellend op die heerlijke
Mei-morgen naast den grimmigen
wachter voort. De wachter, die
anders over het algemeen tamelijk
terughoudend was en die vandaag
vanwege die onaangename zending
heelemaal niet te spreken was. kon
aan het opgeruimd karakter van den
knaap niet weerstaan. Hij begreep
er niets van, hoe die jongen nu nog
zoo opgeruimd kon zijn; zoo'n ge
vangenis in het vooruitzicht was toch
allesbehalve een pretje. In het begin
gaf hij slechts een kort antwoord op
Heeft men den tijd verkeerd ge
bruikt, dan is en blijft hij verloren
hij komt niet meer terug.
Doch het nieuwe jaar Dat is een
groot vraagteeken.
Het eenige, wat men er van weet,
is dat het korter bij de eeuwigheid
brengt, dat men het ook kan ver
gooien, als zoo menig ander.
Daarom is de nieuwjaarswensch
veelzeggend. Het is de wensch onzer
voorvaderen, die niet gewoon waren,
zooals vele hunner nakomelingen, de
woorden te gebruiken om hunne
gedachten te verbergen. Ze spraken
d-idelijk en Bij hun heilgroet dach
ten ze aan tijd en eeuwigheid.
En in die beteekenis wenschen we
allen een Zalig Nieuwjaar.
Als een stortregen vallen anders
de wenschen van 's menschen lippen.
De hooge hoed wordt uit de doos
gehaald om aan den wensch meer
kracht bij te zetten.
Vader en moeder en peettante
krijgen van de kleinen een mooien
brief, die hun veel werk heeft gekost
dien de ouders, „onverwacht"
natuurlijk, 's morgens vinden.
Maar bij al de drukte moet men
ook eens op den dag, waarop men
meer dan ooit een begrip heeft van
het verleden en de toekomst, een
kleine halte maken, om eens voor-
achterwaarts te kijken op zijn
levensweg en zich te herinneren, dat
men wederom een nieuwen mijlpaal
bereikt heeft.
t Was buifen twijfel wel iets
heel bijzonders, toen indertijd de
Engelsche koning verzocht om den
verjaardag van den wapenstilstand
te gedenken, door gedurende twee
minuten alle bezigheden te doen
eindigen, alle verkeer door geheel
het land stop te zetten en in die
oogenblikken eene stille gedachtenis
te houden voor de vaderlandsche
gesneuvelden in den grooten wereld-
krijg.
Zoo is het geschied en 2 minuten
lang stonden de treinen door geheel
Engeland stil; in steden en dorpen
werd alle verkeer gestremd en eenige
oogenblikken herdacht men in erns
tige stemming de duizenden helden,
die op t slagveld hun leven en
bloed gegeven hadden voor het
heil van 't vaderland.
t Moet wel een indrukwekkend
gezicht geweest zijn, toen in 't woe
lige Londen voor 'n oogenblik het
lawaai verstomde en 't beweeg als
versteende.
Een meditatie van 2 minuten, we
noemen het 'n gebeurtenis in onzen
zenuwachtig gejaagden tijd, nu velen
geen oogenblik over hebben om te
denken, nu het steeds voorwaarts
gaat in de jacht naar de goederen
dezer wereld en hare zinnelijke ge
noegens.
En de groote levensvragen: Van
waar ben ik Waar moet ik heen
Velen hebben niet eens den tijd
zich die te stellen, laat staan, te
beantwoorden.
Doch, wanneer er ooit een tijd is,
die deze levensvragen voor den geest
roept, dan is het de overgang van
het oude naar het nieuwe jaar.
Weer een levenstijd voorbij om
nooit weer te keeren.
Die uren en dagen zal niemaqd
meer beleven. De misstappen, Je
weldaden, die er in zijn geschied,
zijn onuitwischbare feiten. De fouten
kunnen niet meer ongdaan gemaakt
worden.
alle vragen van John, maar lang
zamerhand werd hij toch spraakzamer
en ten slotte vertelde hij zelfs zoo
het een en ander van wat hij alle
maal beleefd had. Zoo vertelde hij
onder anderen, dat hij eenige maan
den geleden de beide „Hoogverraders"
James Bell en John Finch van Man
chester naar Lancaster had gebracht,
waar zij later werden terechtgesteld
James Bell van Warrington en
John Finch van Eccleston, de eer
biedwaardige martelaren, over wie
ik zooveel gehoord heb? riep John
verschrokken uit. Bob, weet je wel,
dat ik geen oogenblik meer rustig
zou kunnen slapen, indien ik tot
zulk een daad had meegewerkt.
Maar voor den duivel, wat
kan ik daar aan doen, riep Bob half
geërgerd, ik doe wat ze mij bevelen.
Waarom hebben jullie papisten ook
zoo'n harden kop. Zulke verdr...
stijfkoppen heb ik van mijn leven
niet gezien. En wat ik je zeg, ventje,
het gaat met jou nog een keer den
zelfden weg op als je die trotskop
niet wilt buigen. Wat ik overigens
zeggen wilde, die Bell gunde ik de
strik van harte, maar het speet me
verdu... voor die arme Finch, zoo
waar ik een eerlijke kerel ben. Finch
was een man van eer en had thuis
nog vrouw en kind. Nette menschen,
ik ken ze en zijn eenige misdaad
was, dat hij niet aan onze koningin
wilde gehoorzamen in geestelijke
zaken.
En waarom zijt ge zoo ver-
De Parijsche correspondent van
de Maasbode schrijft
De ex-president van de Fransche
republiek, Emile Loubet. wiens stof
felijk overschot in allen eenvoud,
daar de familie, gelijk men weet,
voor de eer van een nationale be
grafenis had bedankt, aan den schoot
der aarde is toevertrouwd, heeft op
zijn sterfbed de H. H. Sacramenten
der stervenden ontvangen.
Ieder Katholiek zal zich daar op
recht over verheugen. Maar dat
neemt niet weg, dat hij in het aan
gezicht van zoo velen, die tegen de
H. Kerk stormloopen, de vraag zal
stellen: „De hoeveelste is dit?"
Inderdaad, als men een „Journal
Officiel" in handen heeft en daarin
de lijsten raadpleegt van hen, die
tijdens de Combistische vervolging
voor de Kerk-vervolgende wetten
stemden, als ministers ze voorstelden,
als staatshoofd ze hebben bekrachtigd
met blauw potlood hen merkt,
die in hun stervensuur hun misdrijf
hebben verzaakt om aan de goede
Moeder, die de Kerk is, de ver
giffenis te vragen, die Zii den be
rouwvolle nimmer weigert, dan zijn
er niet zooveel namen, die onge
kleurd blijven.
Het kruis is helaas uit 's lands ver
gaderzalen verdreven, evenals uit de
publieke scholen en in het politiek
gewoel vragen de vervolgers zich
niet af, of zij wel zoo stemmen, dat
zij in het uur van den dood niet
hebben te vreezen.
Emile Loubet was voor alles een
zwakke figuur. Gesproten uit een
vrome familie, had hij de traditie der
zijnen niet als steun behouden en
maakte van zijn loopbaan er een van
contra dicties. Maar „La Croix"
weet te vertellen, dat hij na zijn
terugkeer uit het openbare leven en
wij hebben doen zien, dat zijn
bagage aan des-illussies groot moet
zijn geweest langzamerhand tot
inkeer is gekomen.
Sedert zijn terugtrekken in 1906
op zijn buiten van La Bégude de
Mazenc, of in zijn woning te Mon-
télimart, ontving bij gaarne het bezoek
van den priester en liet niet na, des
Zondags de H. Mis bij te wonen.
In de laatste jaren had de heer
Loubet een zuster-van-liefde bij zich,
die hem met haar zorgen omringde
en bad voor hem. die de wetten tot
uitwijzing der religieuzen had ge-
teekend.
Tijdens de jongste ernstige afzwak
king van den president werd kanunnik
Roboulet, aarts-priester van Montéli-
mart, als vriend van de familie en
herder van de parochie geroepen en
liet de zieke zich voorbereiden voor
het ontvangen der genademiddelen
der H. Kerk. De oud-president heeft
zich dus, gezuiverd door de boet
vaardigheid en voorzien van de
laatste H. Sacrament, voor God
begeven.
En toch blijft men die wetten „de
onaantastbare grondslagen der repu
bliek" noemen.
Grondslagen, die vrijwel al hun
leggers verzaken, zoo spoedig zij
gedwongen zijn, aan hun eeuwig heil
te denken.
want St. Stefanus is de patroon der
paarden, en zijn naamdag werd
vroeger ook wel de „Groote Paarden
dag" genoemd.
In Zweden werden op St. Stefa
nus. de Stefanus-rennen gehouden
men reed dan op de paarden naar
bepaalde drinkplaatsen en om een
weddenschap werd dan naar huis
terug gejaagd.
In Schwaben en in Frankenland,
vooral in de omgeving van den
Tcuber, kan men nog Stefanusruiters
ontmoeten. In Beieren bestaat een
zelfde gebruik, op St. Leonardusdag
(8 November.) De boerenjongens
springen dan met hun paarden drie
maal rondom de kerk en stellen zich
vervolgens in gelid voor de kérk
op, waar zij met wijwater worden
besprenkeld.
In Tölz rijden de boeren met
prachtig versierde rijtuigen rond de
kerk. Dat de heidensche bedoelingen
hierbij verre zijn, spreekt vanzelf.
Met de Winter-zonnewedde, (21
December) welke aan de aarde het
licht terugbracht, en waarin de dagen
begonnen wederom langer te worden
werd naar aloude opvatting de
terugkeer van de Lente gevierd, als
een voorbode van de nieuwe vrucht
baarheid. De daaropvolgende twaalf
nachten waren beslissend voor het
heele jaar. In heidensche tijden ver
haalde men van de goden, die in
deze gangen naar de aarde terug
keerden en hun ommegang hielden.
Later werd deze ommegang door
de menschen nagebootst. De schim-
melruiters met Kerstmis en de knecht
Ruprecht zijn in den grond niets
anders dan de goden, die rondtrek
ken. Zooals in vroeger tijd door
dezen godentrek aan de aarde de
vruchtbaarheid werd teruggeschonken
zoo hielden later de menschen hun
rondgangen met hetzelfde doel in
lange processies reden de menschen
rondom hunne velden, op Sylvester-
dag liep de boer gedurende het
luiden van de avondklok rondom
zijn moestuin, gedurig de aarde met
den dorsvlegel bewerkend.
Overblijfselen van dit rijden om
de landerijen zijn het langst in Bei
eren en Schwaben bewaard gebleven.
Niet alleen de landerijen, maarook
de paarden moesten tijdens dezen rit
worden gezegend.
Een Beiersche schrijver. Raogeor-
ges, bericht reeds in de 16de eeuw,
dat op St. Stefaansdag. 26 December
men dapper op de paarden rondreed
in de meening, dat zij daardoor ge
durende het geheele jaar voor ziekte
zouden behoed zijn.
Datzelfde meent men nog hier en
daar in Munsterland te verkrijgen,
door op St Stefaansdag het hakstroo
onder den blooten hemel te zetten.
Op tal van plaatsen liet men op
dien dagen in de kerk haver wijden
heugd over den dood van onzen
eerbiedwaardigen Bell, dien ik vroeger
is bij tante Allen te Warrington
gezien heb vroeg de knaap.
Omdat die man vroeger zelf
jaren lang een van or ze frootste
predikanten geweest was. Ik heb hem
zelf tegen den Paus en tegen de
papisten hooren donderen en het zit
me altijd dwars als iemand niet recht
door zee gaat en zijn mantel naar
den wind hangt, antwoordde Bob.
Ja. toen hij naar het voorbeeld
van onze koningin de nieuwe gods
dienst aannam, toen heeft hij wel is
waar zijn mantel naar den wind ge
hangen, maar toen hij zich wederom
bekeerde en voor het oude geloof
liet doodmartelen, toen was het toch
geen weerhaan meer, zei de knaap.
Jij bent ook niet op je mondje
gevallen, kleine bengel, lachte de
soldaat, die pleizier had in die op
rechte manier van praten.
Onze Bisschop heeft alle reden
om je maar vast naar een verzekerde
bewaarplaats te brengen, je preekt
nu al als een oude barrevoetermonnik!
Maar alle gekheid op een stokje,
men kan de zaak ook beschouwen
zoo als jij ze bekijkt en dan zijn wij
eigenlijk degenen, die de mantel naar
de wind hangen. In alle geval moet
ik toegeven, dat Bell zich niet als
een lafaard gedragen heeft. Ik heb
met mijn eigen ooren gehoord, hoe
hij na het vernemen van zijn dood
vonnis ook nog aan de rechters
verzocht, dat zij de beulen zouden
Ik spreek u lieden hier aan, vader
en moeder: heeft u God in den
huwelijken staat vruchten verleend,
kweekt ze op in de vrees des Heeren.
Zijn het dochters Slaat ze wel
gade in hare wankelbare jeugd het
is ongeloofelijk, hoe licht een vonk-
steen in het vlas vuur komt te vatten.
Bedriegt u niet door de rijpheid en
de zedigheid van uw kind het is
meer dan eens gezien, dat de sluipende
katjes het vleesch uit den pot stelen.
De jonkheid, zegt iemand zeer
wel. is gelijk het kwikzilver, dat het
minste gat, dat het ziet, gebruikt om
uit te loopen, en als het gestort en
gevallen is, wie kan het dan zonder
vuiligheid oprapen
Vertrouwt maar niet te veel op de
braafheid van uw kind, want de ge
legenheid maakt den dief en aan vele
vaders en moeders is hunne slaper-
achtigheid al opgebroken. Eerst geeft
men ze kans om op straat te loopen
en dan vloekt men en speelt men
op en wil ze de beenen wel breken,
als het te erg wordt. Jawel: als het
kalf verdronken is, dan wil men den
put gaan dempen.
Men had te voren moeten be
denken. dat waar schoone katten
zijn, geen bontwerkers over den vloer
mogen gehaald. Zonder toezicht komt
de dartele jeugd zooverre, dat er
geen zalf aan te smeren is. Ge moet
ze maar schoone kleeren geven en
rokken als een kermisdanseres, maar
als het dansen is gedaan, dan is de
deugd ook naar de maan en wie
goed dansen kan, is vaak een slechte
huisvrouw, want
„Fluweel, satijn en hofsche reuken.
Dooven 't vuur uit in de keuken."
't Is al zoo vaak gebleken „Eerst
gedaan en na bedacht, heeft menig
in 't verdriet gebracht."
't Is te vreezen, dat van de blinde
liefde ook blinde slagen zullen komen.
Als 't kalf verdronken is...
(Naar Poirters.)
bevelen hem zijn lippen en vinger
toppen af te hakken, omdat hij de
nieuwe geloofsartikelen van de konin
gin tegen zijn geweten in. bezworen
en onderschreven had...
Maar voor den drommel, met al
dat gepraat wordt het er niet beter
op. De zon brandt al tamelijk heet,
het moet wel zoowat tegen den
middag zijn en van al dat gepraat en
geloop krijg je geweldigen dorst. Zij
hadden ons ook wel een paard kun
nen geven. Jij zult met je kleine
beenen tenslotte wel erg moei worden
en als het goed gaat dan moet ik je
het laatste eind nog dragen ook.
Zou er dan vandaag heelemaal
geen wagen of kar op den weg te
zien zijn, dan zouden we tenminste
een uurtje mee kunnen rijden en een
beetje uitrusten, want ik heb alles
behalve trek om je dadelijk nog te
dragen...?
Beide bleven een oogenblik uit
rusten op den top van een kleinen
heuvel en genoten een heerlijk ver
gezicht, zoowel naar het westen als
naar het zuiden. Aan hun voeten
strekte zich een groot vlakland u t
moetas en heide en aan alle kanten
door heggen en bosschen van laeg
kreupelhout doorsneden. Heel ver
weg aan het einde zagen zij de daken
en torentjes van een klein stadje
fonkelen in het helle zonlicht.
Dat is Ormskirl, zei de krijgs
knecht en daar moeten we voor den
avond nog aankomen. Daar worden
we verwacht, heeft de Bisschop mij
Te Nieuwjaar 1
Ons leven is een scheurkalender,
Een pakje dagen ieder jaar,
Dat blij wordt aan den muur gehangen.
Van levenshoop en wenschen zwaar.
Ons leven is een scheurkalender,
Die dag voor dag wordt uitgerukt;
Gij grijpt nu naar het eerste blaadje:
Wie weet of gij het laatste plukt.
Ons leven is een scheurkalender,
Waar 't eene bladje 't andere dekt.
Gij scheurt van een heuglijk bladje.
Wie weet het, wat gij morgen trekt.
Nu. ieder bladje dat gij afscheurt.
Het moge een blij zijn of een kwaad,
Het worde aan de eeuwigheid geleverd
Geteekend met een goede daad.
C.
gezegd. Het zijn op zijn minst nog
een uur of vier. vijf hiervandaan,
naar dat nest van een plaats. Hoe
staat het met je beenen Denk je,
dat je beenen je nog zoover kunnen
dragen
Waarom kunnen we niet naar
Blaïnsco Hall gaan vroeg de knaap.
Die heuvels daar met bosschen be
plant, zijn de hoogten van Wiggan
en vandaar zijn wij vlak bij Blaïnsco
Hall. Ik ben werkelijk al erg moe.
Naar Blaïnsco Hall en Wiggan
mogen we niet gaan, dat begrijpt gij
ook wel, dat heeft de Bisschop mij
streng verboden. Maar als ge wilt
kunnen we hier wel voor mijn part
een oogenblik blijven rusten onder
dit boschje. Maar het zou misschien
nog beter zijn als je het nog een
uurtje uit kon houden, dan zijn we
zoowat aan de herberg „De Gouden
Ster" aangeland. Daar kunnen we
beter uitrusten.
Wordt vervolgd.