Tweede Blad van „PEEL EI MAil
Grootvader
en kleinzoon.
Uit i/eiiray's
Archieven
M
Hoe de dooden
worden herdacht.
FEUILLETON
Hoedatbegonnenwas
Ook zielenbedervers
ZATERDAG 9 NOVEMBER (929
Vijftigste Jaargang No, 45
Bij een beschouwing over het
herdenken der dooden, zouden we
tot in de uithoeken der aarde en
tot de allereerste eeuwen van de
historie terug kunnen gaan. Wat de
herdenking der dooden in vroeger
tijden betreft, zij het genoeg, even
te herinneren aan de wijze, waarop
onze voorvaderen, de Germanen,
hun dooden herdachten.
Ze beweenden ze niet. Het aan
richten van een vroolijk feest ge
loofden ze een daad, die de ziel
van den afgestorvene plezier zou
doen. De zoon van een overledene
dronk op sin faders minne (minne
beteekent „den geliefde herdenken")
en hoe meer er bij een doodenmaal
gedronken werd, niet in het minst
door de gasten, des te grooter was
de eer, dié den overledene bewezen
werd.
De nazaten dezer Germanen hiel
den het doodenmaal nog lang in
eere. Hier te lande werd nog diep
in de achttiende eeuw het dooden
maal als een feestmaal beschouwd
en wel niet alleen door het volk
maar ook door de deftige, beschaafde
lieden. Het doodenmaal was g^en
aanleiding tor huilebalken. Integen
deel, het ging er meestal zoo vroolijk
toe, dat ze algmeen grafbruiloften
werden genoemd. J. van Persijn,
secretaris der Haagsche Hoogstraat-
buurt schreef in 1718 in zijn buurt
boek, dat de Deken, Hoofdlieden
en verdere geburen met hun vrouw
na de begrafenis van een juffrouw,
waarvoor een „genereuse gift" werd
gegeven, een „vrolijcke maeltijt"
gehouden „met een goet glas wijn
tot laat in den avont". Een ge
schiedschrijver zag in deze vroolijke
doodenmalen een bewijs voor de
„gezellige en broederlijke inborst van
de natie". Hij vond het zoo kwaad
niet, dat men de droefheid verzette
met een vroolijken dronk.
Doodenmalen werden oudtijds na
de begrafenis drie dagen lang ge
houden, daarna nog eens op den
zevenden dag, vervolgens maandelijks
en tenslotte jaarlijks.
Deze herdenking van de dooden
heeft voor ons al heel weinig aan
trekkelijks» maar voor het volk van
vroeger waren ze een buitenkansje.
Speciaal de doodenmalen ter eere
van bekende persoonlijkheden. In
Mei 1680 stierf de dorpskastelein
van Sloten.
Gerrit Dirksz den Uyl en er werd
een publick doodenmaal aangericht.
Allen, die „geliefden te komen"
konden mee eten. En dat waren er
velen. De Overtoomsche schuiten
voeren onophoudelijk van Amsterdam
naar Sloten, Op dit doodenmaal is
elf honderd pond vleesch opgegeten
en twintig okshoofden wijn en
zeventig halve vaten bier opgedron
ken.
Bij de publieke doodenmalen kwam
op den duur echter zooveel gespuis
dat ze in 1671 door de Staten van
Holland verboden moesten worden.
Deze allesbehalve stichtelijke her
denking der dooden was intusschen
lang niet algemeen, al oefende ze
invloed uit op de manier, waarop
de Katholieken hun dooden, behalve
door het gebed plachten te herden
ken, Deze invloed valt nog te
onderkennen door het eten van
zielekoekjes bij een begrafenis in
Vlaanderen. Hieraan ligt de gedachte
ten grondslag, dat elk koekje een
kwijtschelding van tijdelijke straffen
beteekent.
Ook in voorbije tijden had de
had de herdenking der dooden overi
gens aantrekkelijker zijden.
(Treffend historisch-romantisch
verhaal uit de lijden van de
Katholieken-vervolging in Enge
land onder koningin Elizabeth).
Vrij naar hel' Duilsch door B.B.
13
Zelfs na de treurige dagen en
bloedige vervolgingen onder Koningin
Elizabeth, gold de stad nog altijd
voor het middelpunt van het katho
lieke Lancashire en wordt tot op
heden het „Rome van Engeland"
genoemd. Daarom is het heel be
grijpelijk. dat de bewoners van
Preston in die dagen der bloedige
katholieken vervolgingen niet alleen
zelf een gemakkelijke prooi vormden
voor de processen tegen zoogenaamd
weerspannige katholieken, maar
eveneens ook groote belangstelling
toonden bij de rechtszittingen, waar
zulke processen werden behandeld.
Talrijk stroomden zij inderdaad
naar den ouden „Moothall" van het
gerechtsgebouw en de breede straat
tusschen het rechtshuis en den Vis-
schertoren (het bekende Fishergate)
was met nieuwsgierigen gevuld.
Buitengewoon verscheiden waren
en zijn hier en daar nog de gebruiken
in de verschillende landen en bij
de verschi.lende volken,
Zoo b. V. de precessies in vis-
schersdorpen op Allerzielen voor de
zielen van de in zee verdronken of
zee begraven menschen. Of die ei
genaardige gewoonte in Beieren,
waar men naast den weg dooden-
planken z.g, Rebretter plaats, waar
men de namen van afgestorven op
schrijft, met het verzoek aan
voorbijgangers; om voor de zielen
dezer gestorvenen te bidden.
Dergelijke gebruiken zijn talrijk
en in enkele geweiten, vooral op
het platteland tot op den huidigen
dag bewaard gebleven. Het herden
ken der dooden geschiedt vaak in
elk dorp anders, en verschilt nog
meer in iedere aparte landstreek.
Toen de oude kleederdrachten
nog in zwang waren, werd voor den
rouw een geheel bijzonder costuum
vereischt.
In de vier werelddeelen treft men
soms bijzonder eigenaardige dooden-
herdenkingen aan of zonderlinge
gebruiken ten aanzien van de
begrafenis, die in zooverre met de
herdenking der dooden in verband
staan, dat ze erop gericht zijn den
doode goed te doen in de wijze,
waarop zijn stoffelijk overschot het
einde der tijden zal afwachten.
Men kent het gruwelijke gebruik
der Parsen, die hun dooden aan de
gieren prijs geven, met goede bedoe
lingen. Er zijn wilden, die hun dooden
in de boomen hangen en anderen,
die hun dcoden allervreemdst behan
delen. Hierop nader in te gaan zou
ons te ver voeren. Het zou ook
moeilijk zijn, in een kort bestek
precies aan te geven, wanneer het
om een geestelijke of meer om een
om zoo te zeggen stoffelijke her
denking der gestorvenen gaat.
Vrijwel algemeen mag echter wor
den aangenomen, dat het steeds de
ziel is, die de levenden doet denken
aan den doode, zij het dan dat on
beschaafde en in heidendom levende
volken die ziel meestal zien als een
geest, die eer kwaad dan goed doet.
De vrome herdenking der zielen
treft ons uiteraard het meest en trekt
ons ook uitzonderlijk aan.
Zooals gezegd, worden vooral in
de specifiek Katholieke landen van
het Zuiden de dooden met veel
uiterlijkheid herdacht. En daardoor
valt deze herdenking ons meer op
dan het innige, maar stille gebed in
een kerk of op een doodenakker,
dat in de landen van Noorden vooral
op Allerzielen wordt omhoog gezon
den.
Doodenherdenking in het Zuiden.
Schrijvend over de herdenking der
dooden in het Zuiden denken we
aan landen als Frankrijk, Oostenrijk,
Italië, Spanje en de vele republieken
van Zuid Amerika.
En dan zien we voor onzen geest
de pompeuze, uitgestrekte begraaf
plaatsen, die als het ware steden op
zich zelf zijn en waar de zorg der
levenden voor de dooden meer ge
richt schijnt op een met alle moge
lijke middelen herinneren aan den
doode en diens daden tijdens zijn
leven, dan aan een rustieke, wel
dadig aandoende laatste rustplaats
voor een stoffelijk overschot.
Er zijn namen, die tot velen onzer
spreken. De kerkhoven Pére Lachaise
te Parijs, vooral die te Milaan en
Genua, zijn opmerkelijke monumen
ten van een te ver gedreven dooden-
vereering, die meer op het materieele,
dan op het geestelijke is gericht.
Het Campo Santo te Milaan im
poneert den bezoeker door een over
weldigende verzameling van gedenk-
teekenen, standbeelden, kapellen, etc.
Het is in waarheid een stad der
dooden. Maar op deze laatste rust-
Reeds meer dan een uur waren
alle galerijen tot inde uiterste hoeken
en gaten tot brekens toe bezet en
nog altijd bleef het dringen voor de
deur. Boven in de boogvorm van
de deur was een offerlam geschilderd
met het onderschrift: Princeps pacis
Vredevorst voorzeker een zeer
toepasselijke schildering met passende
spreuk voor een christelijke gerechts
zaal, welke heden nog getuigt van
de vrome zin der katholieke inwoners
van die dagen.
Graaf Derby, dezelfde, die eenige
jaren later in den bekenden bloed
raad oordeelde over Maria Stuart,
William Chatterton, de Anglicaan-
sche bisschop van Chester, Sir Ed
mund Trafford en andere leden van
die beruchte Commissie, welke door
koningin Elizabeth was samengesteld,
waren voor de drie-maandeïijksche
rechtszittingen bijeengekomen. Dank
de tallooze speurhonden van Eliza
beth, die elk huis beloerden, waren
er helaas altijd gevallen en proces
sen genoeg. De oude spreuk: My
house is my castle mijn huis is
mijn burcht waarop de vrijheid
lievende Englanders dier dagen anders
zoo trots waren, gold niet meer sinds
Hendrik VIII de pauselijke Tiara
met zijn kroon vereenigd had en
sinds zijn alleszins hem waardige
dochter de katholieken ten doode
toe vervolgde en ophitste.
Zoo verscheen dan ook heden
wederom een lange rij van aange
klaagden, die voor het bijwonen der
plaats viert de ijdelheid hare triomfen.
Het z.g. Famedio, een kolossaal
bouwwerk, vormt er een soort voor
geborchte, waarin in eindelooze
gangen de énuren in vakken verdeeld
zijn, in duizenden vakken, die even
zoovele ijken bevatten. Op elk vak
staat de naam en doorgaans het
portret van de(n) doode en de meeste
zijn van een altijd brandend lampje
voorzien, terwijl een aantal regel
matig met bloemruikers wordt opge
smukt. Het Famedio is indrukwek
kend. Doch ook de begraafplaats
zelve biedt velen een onvergetelijken
aanblik. Protsige grafmonumenten
prijken er naast fijngevoelde kunst
werken. Hier en daar staat boven
een graf een borstbeeld. Daar het in
ouderwetschen stijl is uitgevoerd en
vaak geheel naar de werkelijkheid,
maakt zulk een borstbeeld vaak een
eenigszins belachelijk effect. Soms
ziet men in de schaduw van 'statige
cypressen een bol- of gleufhoed
schemeren, of de silhouet van een
gestalte in rok of jacquet, in wit
marmer uitgehouwen....
De bouwwerken, die in den loop
der tijden op het Campo Santo te
Milaan werden opgericht, leveren
een prachtig object voor psycholo
gische studies, bovendien geven ze
een interessanten kijk op de Italiaan-
sche mentaliteit.
De voorname Milaneesche families
wedijveren ook hier in het tentoon
spreiden van haar rijkdom. Schatten
werden en worden aan de graf
monumenten besteed. Het een is al
mooier dan het andere of vreemd-
soortiger. Zoo staat men opeens
voor een flinke Egyptische pyra-
mide of voor een groepje hooge,
antieke zuilen.
In een stad als Rome is Aller
zielen een wonderlijk stemmingsvolle
dag. Duizenden en duizenden in
stemmig zwart trekken naar de kerken
en naar het Campo Verano, allen
bloemen dragend. Het zijn heele
families, die zich in allerlei vervoer
middelen, van ezelskar tot luxe
automobiel, naar de laatste rustplaats
harer geliefden begeven.
Het Campo Verano ligt bij de
bekende basiliek van San Lorenzo,
één der oudste kerken der Christen
heid. Het heeft, evenals het Campo
Santo te Milaan een grootsch entrée.
De grafmonumenten zijn er over
het algemeen minder imposant, maar
interessanter zijn er de merkwaardige
columbariums, die in de open lucht
gelegen zijn en soms buitengewoon
suggestief aandoen in een omlijsting
van donker cypressengroen.
Over breede wegen en slingerende
paden wandelen de tallooze bezoekers
langs de graven.
Heel Rome verwijlt op Allerzielen
op het Campo Verano en er zijn er,
die van meer dan een dagreis ver
komen, om op het graf of voor de
mis te bidden, waarin een bloedver
want den eeuwigen slaap slaapt.
's Avonds dansen op het Campo
ontelbare lichtjes en wie op Aller
zielen of enkele dagen daarna per
trein in Rome arriveert, verbaast
zich over het merkwaardige schouw
spel, dat een horizon van licht hem
Overal in de Zuidelijke landen
gaat het op Allerzielen als in Rome.
Dan verwijlen de levenden bij de
dooden en de geheele dag is vol van
een vroom en liefdevol herdenken.
Dan zijn er geen protsige monumen
ten meer of kleine, onooglijke missen
in massale columbariums. Er zijn
slechts menschen, die bidden voor
hen, die ze eens zoozeer hebben
iefgehad.... Msb.
Thijs klopte zijn pijp op den rand
van den koolbak uit, blies door den
H. Mis of omdat zij niet hadden
deelgenomen aan de protestantsche
godsdienstoefeningen tot onverbid
delijke geldboete, gevangenis of
zweepslagen veroordeeld werden.
Maar de inwoners van Preston
waren deze keer niet gekomen om
al die minne en laffe beschuldigingen
en onrechtvaardige processen bij te
wonen; die hadden ze reeds zoo
dikwijls en tot vervelens toe aange
hoord. Neen. het volk van Preston
en van ver uit de omtrek had zich
opgehoopt in de gerechtszaal en
drong nog steeds aan, omdat het
vandaag een heel bijzonder geval
gold.
Sir Richard Worthington, uit de
hoogste adel van het land gesproten,
had men hooren vertellen, zou van
daag voor de rechtbank gedaagd
worden en beschuldigd van hoog
verraad waarschijnlijk ter dood ver
oordeeld worden.
Zij komen niet meer vóór,
Peetoom Clayton, zei een pootige
schoenmaker half kregel tegen zijn
buurman. Aanstonds slaat het drie
uur en dan zult ge zien, gaat de
bisschop van Chester er van door
-God vergeve het mij als het een
zonde is dat ik hem zoo noem
naar zijn geliefde pleisterplaats, de
Taverne van Mitre, om zijn maaltijd
te gebruiken, want hij staat er op
de inwendige mensch op tijd te ver
sterken.
Vandaag moet hij wachten,
daar kunt ge op aan, meester Booth,
steel en zei dan
„Ja; Mijnheer Pastoor, gij moogt
dat wel weten. Met Kerstmis word
ik tachtig jaar. En nooit in mijn
leven heb ik iets aan Onzen Lieven
Heer gevraagd, of ik heb het ge
kregen. Dat heb ik aan Dien te
danken, die daar hangt..."
En Thijs wees met zijnen pijpe-
steel naar het groot kruis, dat daar
tegen de schouw hing. Een plat
bruin kruis, van onder vol memel
gaatjes en daarop een Christus,
grijs, met grauwe plekken „Aan
Dien heb ik dat te danken..."
De Pastoor zag op naar dat kruis,
keek dan weer naar zijn natte
schoenen, die hij voor de stoof hield
en die dampend droogden.
Zóó is 't wel, Thijs. Al wat
wij aan God vragen, zonder te
twijfelen, dat krijgen wij. Alles...
Thijs ook keek naar beneden, naar
de dampende schoenen, en zweeg.
Opeens zei hij
Hewel, Mijnheer Pastoor, aan
geen mensch op de wereld heb ik
ooit verteld hoe dat begonnen is en
ik nooit meer getwijfeld heb. Omdat
het een beetje aardig is. Maar aan u
mag ik dat toch vertellen..."
Ik was toen veertien, vijftien jaar,
dat weet ik zelf niet precies meer.
We woonden toen op het hoefken,
dat achter het kasteel van den baron
stond. Gij hebt dat niet meer gekend.
Dat was voor uwen tijd. Ge weet
wel, waar nu de spoorweg begint
te kronkelen. Daar... Wij pachtten
dat hoefken van den baron.
Dit jaar hadden we feilen tegen
slag gehad. Een slecht boerenjaar.
Den halven zomer had het geregend.
Het graan stond te schieten op 't
veld. Ons patatten hadden we schier
niet moeten uitdoen meest allemaal
gerot.
De week voor Sint-Andries, als
we de pacht aan den baron moesten
betalen, werd er maar weinig gespro
ken aan tafel. Vader keek in zijn
teiloor, en Moeder veegde soms aan
haar oogen met den tip van haren
voorschoot.
Op 'nen avond, ik zie dat nog
voor mijn oogen, als de andere
kinderen slapen waren, zei Vader
Dat we 't geld eens telden,
Moeder Zou er dan toch niet
genoeg zijn voor de pacht
Och, manlief, zei Moeder, 't is
niets gekort, 't Geld zal er niet zijn.
Vader fronste zijn wenkbrauwen.
Uit de kleerkast, in 't hoeksken
achter het saaimandje, haalde Moeder
een grijze kous, waar zij 't jaar door
het spaargeld liet in rijzen. Ik zie ze
nog haar hand diep in de kous
steken, en er de zilverstukken uit
halen, stukken van vijf en twee
frank, en van 'nen frank, en ze op
tafel neerteilen, op roten.
Vader keek en telde met zijn
oogen
We gaan er toch komen, zei
hij.
Moeder schuddekopte
Neen 't
Jawel, zeg ik u
En ik zeg van neen.
Vader werd kort en bitsig.
Ik zeg van ja
Moeder trok haar schouder op,
terwijl zij de laatste greep uit de
kous haalde.
Wat Vader toen kreeg, weet ik
niet, zoodanig verschoot ik. Want
hij gaf aan Moeder een slag, vlak
in haar gezicht, en tierde
Gij wringt altijd tegen, gij zijt
altijd dwarsch
Moeder hield op met tellen en
zei geen woord Vader keek weg
en bleef daar als verwezen staan.
Ik was naar boven geschoten, de
leer op, den zolder op, en had de
val toegedaan. Ik stond daar, eerst
kwaad, dan met den krop in mijn
antwoordde de toegesprokene. Zij
komen vast en zeker voor, ik weet
het van de vrouw van mijn baas, die
gevangenbewaarder is in de Friary.
Zij staan op het briefje der aange
klaagden, die vanmiddag voor moeten
komen, ge zult ze met uw eigen
oogen zien hebt nog een klein
beetje geduld....
Naar wie verlangt gij dan zoo
erg? vroeg een hooge, gesluierde,
vrouwelijke gestalte, die dicht tegen
de borstwering van de galerij stond
vlak bij die eerzame burgers.
Ha, naar wie anders als naar
degenen terwille van wie de zaal
heden zoo stik vol is; natuurlijk naar
den jongen en ouden Worthington,
zei de schoenmaker. Maar hoor, daar
komen ze alIk meen, dat de schrij
ver zoo juist hun namen noemde....
Werkelijk, hun naam was genoemd
geworden aan de tafel der rechters.
Allen staken hun hoofd in de hoogte
en rekten hun halsen uit zoo ver ze
maar kondenaller oogen waren op
den binnenkomenden knaap gericht.
Waardig, in ongekunstelde eenvoud
trad hij de zaal binnen, maakte een
deftige buiging voor de rechters en
nam toen plaats op de bank der
beschuldigden. Een gefluister van
medelijden en deelneming liep door
de rijen der toeschouwers.
Op mijn woord van eer, een
nette jongen, zei Mr. Clayton tot
zijn peetoom, die hem zachtjens ten
antwoord gaf:
Het is een schande, dat men
keel, maar beet op mijn tanden en
slikte mijn tranen in. En keek dan
naar de streep maneschijn, die door
het dakvenster viel.
Hoe 't kwam, weet ik zelf niet
maar opeens sprong ik op den rand
van mijn bed, pakte naar het groot
kruis dat tegen de schouwpijp hing,
maakte het van den nagel af. Dan
lei ik het kruis ruggelings op den
zolder neer, in de streep maneschijn
En dan, ja, dan ging ik langsuit
boven op het kruis liggen, met mijn
gezicht op den doornen kroon.
En dan zei ik tegen Onzen Lieven
Heer „Gij ziet nu wat er van komt,
van dat geld dat te kort is voor de
pacht nu heeft Vader ons Moeder
geslagen Dat zou hij anders nooit
gedaan hebben. Gij kunt dat geld
geven Waarom zoudt ge het niet
doen Gij zijt toch veel rijker dan
de baron
Hoe lang ik zoo op dat kruis lag
weet ik niet. Maar opeens werd ik
iets gewaar in mijn lijf. Precies of
iemand zei ,,'t Is goed. Ge hebt
het
En rap lei ik het kruis op mijn
bed en schoof terug naar beneden,
de leer af.
Vader en Moeder zaten bij het
ketelvuur, elk aan zijnen kant, en
zeiden geen woord en keken maar
in 't vuur.
Moeder, zei ik, ge moet het
geld nog eens tellen
Ze sprak niet.
Tel het nog eens
Och, kind toch 1
En ze bleef zitten.
Vader, tel het geld, zeg ik u
En ik stampte op den vloer.
- Waarom, jongen? vroeg Vader.
Omdat 't geld er is Ik weet
het, zeg ik u
Ze bezagen mij allebei en zagen
dan naar elkaar, en dan weer naar
mij, aardig.
Moeder stond op. haalde weerde
grijze kous uit de kast, schudde
ineens het geld over de tafel uit,
scharde de stukken elk bij zijn soort,
vijf franks bij vijf franks, en telde
op roten.
En daar schiet ze me daar in 'nen
snik, valt op 'nen stoel neer, met
den voorschoot voor haar gezicht.
Wat is 't vroeg Vader.
't Is er! 't Is er Juist gepast
Thijs keek naar den vloer en
zweeg een poos.
„Zie, Mijnheer Pastoor, daar
moogt gij nu al van peinzen wat gij
wilt, maar dat is waarachtig zoo
gebeurd. En als 'ne mensch zoo iets
voor gehad heeft, dan twijfelt ge
van heel uw leven niet meer. Dat is
dat zelfde oud kruis, hier tegen de
schouw. En als ik latertijds iets van
Onzen Lieven Heer moest hebben,
dan keek ik naar dat kruis en zei
Hem „Gij kunt alles. Ge weet dat
nog wel, toen wij samen op den
zolder lagen."
„En dat zeg ik nog..."
De katholieke lezers van neutrale
koeranten, als „De Courant" enz.
hebben harde koppen. Dat is bekend.
Ge kunt er een paal mee inheien
Hun koerant nemen ze mee in hun
doodskist.
Het is zoo'n onschuldige tijdpas-
seering.
,In zoo'n „Telegraaf" „De Cou
rant" enz. staat finaal niets slechts
in 1"
Zoo ge zoo gelooft, zoudt ge
meenen dat er wat geestelijke lezing
en congregatieliedjes in staan.
Het is jammer, dat deze menschen
zoo moeilijk zijn over te halen.
Vooreest voor hen zelf van
zulke onschuldige kinderen voor de
rechtbank durft dagen.
Toen werd het zoo stil indezaal,
dat men het vuur in de groote haard
kon hooren knetteren. De 12-jarige
knaap werd voorgeroepen.
Graaf Derby, de voorzitter, vroeg
hem waar zijn Oom, dien priester,
zich verborgen had. Maar tot ver
bazing van alle aanwezigen ant
woordde de knaap als volgt
Uw Lordschap zal het mij niet
kwalijk nemen als ik U op geen
enkele vraag antwoord geef. Mijn
wachters hebben mij sinds gisteren
morgen vroeg honger laten lijden
en nu noodigden zij mij een half uur
geleden uit om wijn te drinken. Ik
weet wel waarom zij dit deden, zij
wilden mij dronken maken, opdat ik
in mijn dronkenschap vragen zou
beantwoorden, welke ik nooit be
antwoorden mag. Maar. God zij
dank, nu ben ik nog goed bij mijn
zinnen, ofschoon ik mij erg ziek en
zwak gevoel. Daarom verzoek ik
uwe Lordschap mij geen verdere
vragen meer te stellen.
Een luid gemompel van afkeuring
over deze lage behandeling steeg op
uit de toeschouwers op de galerijen.
Toen verhief Graaf Derby zich
van zijn zetel en verzocht rust onder
de bedreiging, dat hij de zaal zou
laten ontruimen en dat de zitting in
het geheim zou overgaan. Daa na
wende hij zich tot John enzeidezoo
vriendelijk mogelijk, terwijl zijn
scherpe blik op het kind gevestigd
koude aardappelen en zwart brood
wordt ge niet dik door een
neutrale koerant wordt de katholieke
wereldbeschouwing in den lezer niet
versterkt, wel wordt ze verminderd
en gaat ze niet zelden dood.
Hadden we de menschen terug,
die door een neutrale koerant zijn
afgezakt naar socialisme en ongeloof
dan stond een groot leger meer aan
den kant van O. L. Heer 1
Zoo'n abonnement is een aanval
op de zaak van Christus 1 Met dat
geld wordt de neutrale koerant in
stand gehouden, die God zooveel
zielen aftroggelt.
Wanneer men in België in iedere
parochie, in vijf huisgezinnen waar
thans een goddeloos blad wordt
genomen, een katholiek blad in de
plaats nam, dan zouden de vijanden
van het geloof daardoor 2 millioen
266 duizend francs minder ontvangen.
Daarenboven zou die som de
katholieke pers ten goede komen.
Dat is dus een Verschil van vier
en een half millioen in den strijd
voor God.
Zoo wij in Nederland gingen
tellen met de menschen van Telegraaf,
De Courant, Handelsblad enz. I
Het zou ook in de honderdduizen
den loopen. Allemaal geld, dat door
de katholieken aan de neutale pers
wordt gegeven waar hare werking
grooter wordt en de afval van velen
bewerkt.
Ieder abonné kan zeggen„ik
werk mee aan den afval van
anderen.
door A. F. VAN BEURDEN.
XV.
Venray voor 80 jaar.
Venray was sinds 9 jaar van
Belgisch Nederlandsch geworden.
Het overgroote gedeelte van de be
woners beoefende den landbouw.
Ook werden er nog veel schapen
gehouden op de Peel, waar de
kooien stonden, omgeven door een
kring van boomen. De schaapherder
stond nog op het lijstje der huis-
genooten. Scholen waren gevestigd
in het dorp, in Merselo, Leunen,
Oostrum, Casteloo, Oirlo. In het
dorp vond men brouwerijen, winkels
en allerlei bedrijven. Vooral in de
Groote Straat en Patersstraat woon
den de winkeliers.
Er waren twee apothekers, enkele
molenmakers, verschillende kant
werksters, een stel katoendrukkers,
een chicoreifabrikant, klompenmakers
en betrekkelijk veel schoenmakers.
Die laatsten zullen nog wel gedeelte
lijk aan dat vak gekomen zijn, door
dat hier in den Franschen tijd een
schoenfabriek was voor soldaten
schoenen, die met 100 man werkten.
Vele jongelieden zullen toen dat vak
beoefend hebben en aldus in de
familie gebracht.
Wijl in de eerste helft der vorige
eeuw de schapenteelt en schapen-
handel in Venray nog zeer in zwang
was en de heidevelden en de Peel
uitstekende gelegenheid boden tot
het houden van schapen, vond men
er ook velen, die schaapherder waren
en een groot stuk van hun leven
buiten doorbrachten, breiende en
hoedende. Zij verdienden wat loon,
kregen den kost en hadden enkele
schapen en lammeren voor zich zelf
bij de kudden.
De Venraysche schaapscompagnie
was eene krachtige bond van Ven-
raysche schapenhandelaars, die naar
allerlei vreemde markten hunne ver
tegenwoordigers en hunne levende
waar zonden en ver over zee in
Amerika's Zuiden handel dreven.
In de Peel ziet men nog groepen
boompjes om de plaatsen waar de
oude kooien stonden.
Wij zullen thans de samenstelling
van verschillende Venraysche huis
gezinnen mededeelen, waarvan
menigeen nog personen zal kennen,
bleef
Kind, men wilde u wijn geven
om u te versterken en zeg mij nu
eens ronduit waar uw oom gewoon
lijk zijn verblijf houdt. Denk er om,
dwing ons niet tot scherpere maat
regelen.
Ik kan het niet.... ik gevoel
mij zoo zwak en ziek, hernam de
knaap, die zich inderdaad slechts met
moeite wist staande te houden. De
graaf bemerkte het ook en liet hem
een beker warme melk brengen.
Dit verloop van zaken beviel den
gerechtsdienaars allesbehalve en zij
keken elkander zichtbaar ontstemd
aan. Toen meende William Chatter
ton, de bisschop van Chester, dat de
gelegenheid gunstig was om tot alge
meen nut eenige van zijn welbekende
tiraden tegen het pausdom los te
laten.
De antwoorden van den knaap
zijn door Bridgewater (de schrijver
der Chronieken) getrouw weerge
geven en opgeteekend.
Wordt vervolgd.