Grootvader
en kleinzoon.
properheid
Henkers gewild Schuur- en Reinigingsmiddel.
FEUILLETON
Bij 't eeuwfeest van
de locomotief.
Vergadering
Verkoopvereeniging.
ZATERDAG 14 SEPTEMBER 1929
Wtlgstc Jaargang
Lachen en weenen zijn naaste
verwanten, beiden behooren tot
de huishouding van het leven.
De tranen zijn het bloed van
een gewond hart, het lachen is
gelijk aan de bloesem van de
blijdschap!
Tranen vlieten bij hevig lachen
zoowel als bij het weenen, want
beiden zijn de vrucht van den
zelfden stam. De hoogste vreugde
brengt geen lachen, maar tranen
voort, die alleen opgehelderd
worden door een zachten glim
lach, evenals de dauwdruppel
door de stralen der zon.
Het lachen is zoo oud als het
weenen, beiden komen van het
paradijs. Adam heeft het eerst
gelachen, toen hij zijne Eva zag
en beiden vergoten wet de eerste
tranen, toen zij na den zondeval
in ballingschap verjaagd werden.
En sinds dien tijd hebben alle
menschen het lachen en weenen
ge-erfd.
De mensch, de kroon der
schepping, kan alleen lachen.
Alle overige schepselen, alles
boven en heneden hem, is ernst,
alles rust om hem heen, hij in
onrust, in blijde of in droevige
beweging.
De mensch alleen heeft het
voorrecht om te kunnen lachen
en te weenen. Onder alle dieren
ziet de vos er het meest guit
achtig uit en toch lacht hij niet,
omdat hij een vos is. Zelfs
de aap, de bekende stamvader
en oud-oom van zekere „geleer
den", lacht niet, omdat lachen...
een teeken van domheid is en
dEarom lachen ook onze „ge
leerden" niet.
De dieren geven hunne vreugde
en lust op veelvuldige wijze te
kennen, maar lachen is hun
vreemd, al wil de paardenlief
hebber 't toonen van de tanden
voor een bewijs van lachen in
zijn lieveling aanzien. Inwendig
mag misschien een paard lachen
als hij een vollen bak haver
krijgt, anders drukt hij zijn vreug
de uit door hinneken, evenals
de hond met zijn staart kwispelt,
de kat spint, de vogel springt,
fladdert en me! de vleugels klap
wiekt.
Als U altijd Ata gebruikt
om te poetsen en te schu
ren, dan heeft G schik
Uw werk, ET gaat niets
boven het beproefde „Ata".
iSSSfcV'
Alles blijft als nieuw door
- Lt.nrl.l Mil AmoMrflam FikriL'ant.H.nlr.l Ar f*t. A C\ D
Ecni'e Importeur E. Ostetmetm 6t Cu, Handel Mij.. Amiterdam Fabrilcanle: Henkei Cie. A. C„ DüeaeMoti
Wat zouden wij arme nienschen
toch wel beginnen en welk leven
hadden we toch, wanneer we
niet eens konden lachen over
onze dwaasheden en kleine on
gevallen. Dan waren er slechts
sombere gezichten en tranen en
dan verdiende de wereld eerst
voorgoed den naam van „aardsch
tranendal',.
Onze Schepper heeft ook de
blijheid en de vroolijkheid in de
wereld gebracht, opdat de men
schen den last van het leven
gemakkelijker zouden dragen en
naast de droefheid wandelt ke
vreugde hand aan hand door de
wereld.
Wie lachen wel 't meest, de
mannen of de vrouwen
Raadt eens
Ik geloof de vrouwen, omdat
zij gemakkelijker dan de mannen
klaar zijn met haar tranen, daar
om raken de lachspieren hij haar
ook gemakkelijker in beweging
omdat bij haar het weenen
gemakkelijker in lachen en het
lachen gemakkelijker in weenen
overgaat.
Het gevoel is bij haar fijner
en lichter geraakt en daarom drukt
het zich gemakkelijker uit in
weenen of in lacher..
Jonge, lachende vrouwen, die
en wel „lachbekken" noemt,
gaan gewoonlijk: ook zeer ver
kwistend met tranen om.
Ej zijn ook wel vrouwen, die
vreeseiijk kunnen weenen, maar
nauwelijks is men de deur uit,
of zij lachen weer, die stemmin
gen wisselen af als zonneschijn
en regen.
Lachen en weenert is een
wereldtaai, die iedereen verstaat
Is de ware Volapuk..,.
Er was eens een oude griek-
sche wijsgeer, die slechts lachte
over de domheden der menschen,
een ander, die er over weende
en op klaarlichten dag met een
lantaarn naar wijze menschen
zocht.
Wie was de wijste van die
twee Ik geloof, dat er bij alle
bei wat haperde Jn de boven
kamer, evenals bij zoovele oud,e
en jonge wijsgeeren.
Gewoonlijk weenen de kin
deren vroeger dan zij lachen.
Terwijl zij reeds op den eersten
dag door weenen te kennen
geven, wat hen scheelt, lachen
zij zelden voor de twee eerste
maanden. Maar dat eerste lachen
van het kind is zoo bekoorlijk,
dat het de moeder n verrukking
brengt en haar eenigzins vergoe
ding geeft voor alle zorgen en
moeiten aan het schepseltje be
steed. Wanneer het kind in den
slaap lacht, dan zegt men, dat
de engelen met hem spelen.
Maar na dat eerste lachen,
wat kosten die tanden weer
menige traan.
Het lachen, dat zich door
eenige beweging van den mond
hoek aankondigt, is fijner van
natutfr dan krachtig lachen en
dat eerste lachen hebben we
ook beter in onze macht.
Maar wat een verschil bestaat
er niet in het zoete lachen van
het onschuldige kind, in het
(Treffend hislorisch-romantisch
verhaal uit de lijden van de
Katholieken-vervolging in Enge
land onder koningin Elizabeth).
Vrij naar het Duitsch door B.B,
5.
Ik schijn geen erg welkome
gast voor u te zijn vader Zijt
gij immer nog boos op mij, dat
ik zonder uw verlof naar het
semenarie- te Douay ging om mij
daar Priester te laten wijden?
Gods roeping sprak echter te dui
delijk tot mij vader. Ik moest die
roepstem volgen, vergeef het mij
en brengt ook gij het offer het
welk God zoowel van u als van
mij vraagt.
Gods roeping ?herhaalde de
grijsaard ongeloovig. Dweeperij
en anders niet, die ons allen nog
een maal in het verderf zal stor
ten Weet gij dan niet, dat uwe
aankomst hier de ondergang van
heel uw familie ten gevolge kan
hebben? Als ge praat van offers
brengen, had dan tenminste het
offer gebracht om daar te blijven
Hebt gij mijn brief dan niet ont
z uiig lachen van een gelukkige
moeder, die haren kleinen engel
in de armen draagt, in 't lachen
der heiligste vriendschap en
liefde, in het dankbare lachen
van den arme, die een milde
aalmoes krijgt, in 't weltevreden
lachen van een weldoener na
een goede daad, in 't holle
lachen van den zwetser, in 'I
medelijdend lachje van den rijke
en groote. Hoe trotsch lacht een
pedante kerel en een waanwijze
dommerik, hoe behagelijk lacht
de woekeraar en de jood bij
een goede vangst, hoe boosaar
dig lacht de schurk, die een
schelmstuk heeft uitgevoerd.
„Waarheen zoo vroeg sprak
de pastoor tegen een man, die
zijn oude rijke schoonmoeder
ging begraven. „Ach pastoor,
dat is een zware dag voor me",
en hij lachte pijnlijk.
Wat verschil is er tusschen
dat helsche lachen van iemand,
die zich over het leed van een
ander verblijdt, het lachen om
iemand te bespotten, te verachten
en tusschen dat heldere
lachen van een goedig tevreden
hart; tusschen het gedwongen
lachen bij een flauwe scherts
van een voornamen klant en het
ongedwongen lachen voor een
geestige en puntige zet op de
ïippen getooverd. Ook in gek
kenhuizen wordt veel gelachen,
maar wie zou met hen mee
willen lachen Geen mensch
dat lachen wekt medelijden.
Geen menschelijk gezicht gelijkt
precies op het andere en zoo
verschilt ook 't lachen bij alle
menschen. Een baardelooze man
lacht anders als een man met
een vollen baard, een heer of
een dame, die schoone wit'e
tanden heeft, lacht anders als
een die maar een jodenkerkhof
in ztjn mond heeft.
Ook moet men nog onder,
scheid maken tusschen natuurlijk
en kunstmatig lachen. Natuurlijk
lachen heeft niets wat gemaakt
is. Het ontstaat zonder dwang
door eene plotselinge beweging
der lachspieren. Vele menschen
lachen uit de „volle keel" of
barsten tóf in „schaterend lachen".
Dit is geheel „natuur" zonder
„kunst" maar zulk lachen
past niet ?n een „fijn gezelschap
van de wereld" maar daar is de
vangen, waarin ik u met onterving
bedreigde, indien gij het durfde
wagen, nog een voet op Engelschen
bodem te zetten?
Uw brief heb ik ontvangen
vader. De gehoorzaamheid echter
die ik aan mijn oversten verschul
digd ben en het verlangen om
hierin het vaderland aan het heil
der onsterfelijke zielen te werken
dwongen mij niettegenstaande uw
bedreigingen, toch hierheen te
komen.
Zoo....dan weet gij bij deze
dat ik u van af heden niet meer
als mijn zoon erken, riep Sir Ri
chard woedend uit; ik onterf je
en beveel u onmiddelijk dit huis
te verlaten, dat gij door uwe
tegenwoordigheid met ondergang
bedreigt
In ademlooze spanning had
Lady Worthington tot nu toe dit
pijnlijk tooneel gevolgd, doch toen
liep haar hart vol. Zij wierp zich
tusschen den vertoornden vader
en den treurenden zoon, die met
tranen in de oogen de harde
woorden had aangehoord en op
het punt stond het vaderhuis voor
goed te verlaten.
Blijft, riep de dame het kan
u geen ernst zijn, Mylord! De
bezitter van Blains Hall jaagt bij
zulk een weer zelfs geen bedelaar
het huis uit, laat staan dan zijn
eigen vleesch en bloed en nog
veel minder een gezalfde des Hee-
ren Kom John help mij grootvader
bidden en smeeken, dat hij den
vloek van zulk een daad niet op
zijn ziel neme. De knaap knielde
neer met zijn moeder, weende,
bad, smeekte maar alles te vergeefs
Sir Richard herhaalde nogmaals
hel harde woord en verstiet zijn
zoon. Het is vergeefs er is niets
meer aan te doen, Mylady, zei de
jonge priester. Ik dank u en mijn
kleinen neef voor uw hartelijke
deelneming. Het is waar dit uur
zal altijd voor mijn geest staan
als het bitterste van mijn leven
en ik had mij er van te voren
al zoo op verheugd IVader ik ga
heen en moge de goede God u
vergiffenis schenken. Ik vrees dat
het uur eenmaal zal slaan waar
op gij mij terug zult roepen en
en ik weet niet of ik uw wensch
dan wel zal kunnen vervullen.
Leeft wel en de God van barm
hartigheid zij met u...
Vastberaden ging de priester
naar de deur. Toen deze achter
hemgesloten was, zonk degrijsaard
als vernietigd in zijn leuningstoel
terug en jammerde half in ver
twijfeling: het moet, het moet 't
kan niet anders. Lady Worthing
ton echter die tot nu toe haar
verontwaardigd hart slechts met
moeite in bedwang gehouden had
ging nu op haar beurt recht voor
Sir Richard staan en verklaarde
dat ook zij met haar kind Blainsco
Hall zon verlaten. Ik wil niet
meer onder één dak wonen met
een man, die zijn eigen kind ver
stoot en die zijn geloof verraadt
natuur" verbannen, daar is alles
„gemaakte kunsten".
Heftig lachen gaat door voor
gebrek aan zelfbeheersching, en
op de Iatijnsche school leert
men al spoedig de Iatijnsche
spreuk kennen „aan het vele
lachen zult gij den dwaas kennen".
De helden en goden van een
ouden griekschen dichter Home
rus lachten dat hemel en aarde
daverden en van daar het spreek
woord „Homerisch gelach".
Menigeen heeft zich al eens
doodgelachen ook, er worden
zelfs wel boeken aangekondigd
bij Bolle en Cohen, en dat soort
met de aanbeveling „Om je dood
te lachen" maar ze zijn
meestal niets meer waard, dan
dat de uitgever of boekverkooper
er maar zelf eerst de proef van
neemt.
Onze fijne beschaafde wereld,
onze verfijnde of beter verbas
terde zeden, schiepen een ge
maakt lachen. Het is van het
ware, krachtige, natuurlijke en
gezondelachen zoo ver verwijderd
als de natuurlijke roos en de
gekleurde papiertjes, waarvan
men kunstrozen maakt.
In die fijn beschaafde gezel
schappen moet men leeren
lachen om andere te behagen,
uit voorkomendheid.nederigheid
verplichting, allemaal evenveel
leugens als „uw onderdanigen
dienaa onder 700 menigen
brief.
Door lachen moet men ver
bergen wat men denkt, met
lachen moet men spreken en
zwijgen. Dat is allemaal „kunst"
lachen en verwant aan huiche
larij. Maar die dat verstaat, is
een „fijn-opgevoed man", hij kan
zfch in alle salons bewegen
Gelukkig, die dit leven lachend
door kan wandelen, gelukkig is
degene, die, na den laatsten
zwaren strijd, uit deze wereld
kan scheiden met den vriende
lijken lach van rust en vrede om
den mond, want in den stillen
glimlach van den dood spiegelt
zich de eeuwige vrede, de hoop
op een beter leven
In verband met het feit, dat
Kom John, zei ze en ijlde met
haar kind den priester achterna.
Beneden aan de huisdeur haalde
zij hem in. De oude Tom wiende
tranen in zijn grijzen haard rol
den, had zoo juist de groote deur
ontgrendeld. Huilend gierde de
wind door het voorportaal en joeg
den mannen grove sneeuwvlokken
in het gezicht. De edelvrouwe
wilde den priester nog terughouden
en de kleine John klampte zich
weenend aan hem vast maar al
het bidden en smeeken was ver-
Het mag mij niet beter gaan
dan onze arme Heiland, zei de
priester met zachte ernst. Van het
lieve Christuskind, wiens geboorte
wij hedenvieren, staat geschreven
Hij kwam bij de Zijnen, maar de
Zijnen namen Hem niet aan.
Hij zegende de jammerenden
die achter bleven, boog zich over
den luid weenenden knaap en
maakte het teeken des kruises op
zijn voorhoofd mond en borst.
Toen ging hij heen, naar huiten
in de donkere slerrenlooze nacht,
en het geluid van zijn wegsterven
de voetstappen werd spoedig over
stemd door het geruisch van
stormen en winden in die onheil
spellende duisternis.
II.
Een daad van vertwijfeling.
Waar Lady Worthington den
in de week van 612 October
het eeuwfeest van de locomotief
herdacht wordt, is het wel
interessant, om na te gaan, wan
neer gevolg gegeven werd aan
de roepstem van het moderne
verkeer.
Als wij de spoorwegen ge
schiedenis van ons eigen land
nagaan, dan blijkt, dat op ljuli
1836 bij koninklijk besluit con
cessie werd verleend voor een
spoorlijn tusschen Amsterdam
en Haarlem, welke op 20 Sept.
1839 voor 't eerst bereden werd.
Den 6 December 1843 werd de
lijn Amsterdam—Den Haag ge
opend en den 2 Juli was de
spoorweg Amsterdam-Rotterdam
voltooid. De kosten van den
aanleg bedroegen circa f 11.000000
De locomotieven werden voor
de helft in Nederlandsche fabrie
ken vervaardigd, terwijl er 10
door de Engelsche fabriek van
Robert Stephenson werden ge
leverd. Het deel van den Rijn
spoorweg, dat Amsterdam met
Utrecht verbindt, werd eveneens
op 6 Dec. 1843 geopend, terwijl
de lijn in 1856 tot Emmerik en
Oberhausen was voltooid. In
den aanvang in minder bloeien-
den toestand, ging de Rijn-Spoor
weg Maatschappij na aansluiting
met het Dultsche spoorwegnet
een beteren tijd tegemoet. Om
streeks denzelfden tijd kwam de
verbinding met België en Frankrijk
tot stand. Op 21 Juli 1852 werd
concessie verleend voor een
spoorweg van Rotterdam naar
Antwerpen, welke op 1 Mei 1855
werd geopend. Deze dienst
ondervond den eersten tijd dik
wijls belangrijke stagnatie op den
Moerdijk. Geregeld kwamen
nieuwe aanvragen binnen voor
spoorwegaanleg. De meeste kans
had nog de concessie-aanvraag
van Bredius, die een Noorder
en een Zuiderlijn ontwierp. De
wet voor dezen spoorweg werd
op 19 November 1859 aange
nomen in de Tweede Kamer,
maar met een kleine meerderheid
van stemmen op 21 Februari
1860 in de Eerste Kamer ver
worpen. In datzelfde jaar werd
een voorstel van minister van
Hall aangenomen, om een rijks
spoorwegnet te bouwen, waarvan
de kosten werden geraamd op
1Ó0 millioen gu'den, welke tot
150 millioen stegen na aanneming
van het besluit tot bouw van
een brug over het Hollandsch
Diep. Tot de eerste kunstwerken
van ons spoorwegnet behooren
o.a. de brug over den IJsel bij
Zutphen, over de Lek bij Culem-
borg en de afdamming van de
Ooster-Schelde.
Peper en zout.
Vrouwen,
die zich door haar onzedelijke
kleeding onteeren, vernielen iets
van het heiligste dat op aarde
bestaat,
Vrouwen,
zijn der wereld een heilig klei
nood, zoolang zij zichzelf door
haar zedigheid en andere vrouwe
lijke deugden als kleinoodiën
bewaren,
Vrouwen,
met meer zelfbezinning en de
huidige' mode ware onmogelijk.
Hoeveel heeft de wegenbelasting
opgebracht.
Zeer merkwaardig zijn de op-
brengstcijfers van de wegenbelas
ting vanaf Mei 1927 deze zijn
nooit alle gepubliseerd... maar ze
liggen voor ons;
Vanaf 1 Mei 1927 tot 1 Mei
1928 was deze f7.274.845.34 dus
een ruim millioen meer dan de
Minister geraamd heeft.
In het tweede belastingjaar was
de opbrengst f8.907.357.12 dus drie
millioen meer dan geraamd werd
en ook ten opzichte van het eerste
belastingjaar een accres van 22.4
pet.
Een millioen van de meerdere
opbrengst heeft de minister gere
serveerd omdat de rijwielbelasting
werd verlaagd, mogen wij nu een
voorstel van den minister ver
wachten de overige twee millioen
te gebruiken om de autotarieven
te verlagen?
ouden Heer eenmaal mee had
bedreigd, volvoerde zij ook. Des
namiddags op het Kerstfeest toen
Heer Richard in de Allerheiligen
kerk voor 't eerst de protestantsche
eerediensten bijwoonde, liet zij
haar paard zadelen en reed met
haar kind, door eenige dienaars
vergezeld, eerst naar het oude
erfgoed Warringion. Eenige weken
later trok zij naar Sankey-House
een landgoed ongeveer een half
uur ten westen van juislgenoemde
stad gelegen.
Dank zij de rook, damp, mist
en uitwasemingen van het nabij
gelegen Wildnes met haar chemi
sche fabrieken is dezestreek heden
ten dage een van de treurigste
van heel Lancashire.
In den tijd van Elizabeth groei
de daar het boomgroen nog
weelderig langs de oevers van de
Mersey. Sankey House zelf sinds
vele jaren in bezit der familie
Worthington, was beroemd wegens
zijn mooien tuin en vooral van
wege de oer-oude hoornen van het
lusthof, hetwelk het vorstelijk
huis van drie kanten omsloot.
Langs de benedenoever van de
Mersey, meer naar het westen,
strekten zich in zachte golvingen
groene weilanden en welbeplantte
velden uit waarlusschen in menig
klein pachtgoed lag met zijn net
sierlijk half onder hoornen verbor
gen woonhuis. Alles ademde
landelijke vrede en getuigde van
den welstand der Wolrhingtons.
Zondag 8 September 1929.
De Voorzitter M. Wismans opende
de vergadering met den Christelijken
groet en een hartelijk woord van
welkom aan de talrijk opgekomenen.
De notulen der vorige vergadering
werden door den Secretaris voorge
lezen en onveranderd goedgekeurd.
Hierna nam de Voorzitter het
woord tot het doen van mededeelin-
gen betreffende de pas in werking
getreden handel in hooi, stroo en
aardappelen. Maandag jl. is d
Dit stille landgoed had Lady
Worthington zich tot voorloopige
verblijfplaats gekozen. Ongeveer
een week nadat zij daar haar in
trek had genomen in bet eenzame
landhuis kwam er des nachts bij
koude en sneeuw een buitengewoon
welkome gast aankloppen.
Haar zwager, de priester, van
te voren door haar op de hoogte
gebracht, reikte dien nacht op
het feest van Maria Lichtmis de
eerste H. Communie uit aan zijn
lieven onschuldigen neef.
Hierin deze veilige schuilplaats
waar hij bescherming tegen zijn
vervolgers vond, had hij gelegen
heid om op zijn geheime tochten
in de omgeving menige ziel in 't
geloof te versterken of wel met
God te verzoenen. Maar helaas
dit vreedzame leven in Sankey
House zou maar al te spoedig
gestoord worden door den ruste-
loozen grijsaard.
Op den avond van den elfden
Februari van het jaar 1584, zaten
moeder zoon in kinderlijk vertrou
welijk gesprek aan het balcon
van de groote huiskamer. Het
dagwerk was afgeloopen; de knaap
had onder de leiding van zijn
geestelijken oom goede vorderin
gen gemaakt en moeder had den
ganschen dag aan het spinnewiel
hij den haard gewerkt. De edel-
vrouwen van dien tijd namelilk
vonden het niet beneden hun stand
om hun knechten, meiden en
andere onderdanen in vlijt en