M[ A,AJ Uit Venray's Archieven. ie lange Fiellp rfifs lomersproeten Sprutol H Bij alle Drogisten. FEUILLETON ^ers/l desinfecteert de Een woord tot de jongeren. Handhaaft ons Katholiek erfdeel. Mag ik het eens zeggen ZATERDAG IS JUNI 1929 Vijftigste Jaargang: No. 24 door A, F. VAN BEURDEN. VI. Prjjsuitdeeling. De Fransche Regeering had in 1807 besloten ter aanmoediging der studiën aan de leerlingen der scholen van meester Oswald Joseph Poell te Venray en van meester Heidens te Oirlo, als officieele scholen, na een examen prijzen toe te kennen voor het Duitsch en Nederlandsch op de school van meesier Poell den eersten prijs aan Alphons Henri Bernard VerBlackt den tweeden prijs aan Oerard Jan van Eeckhout den derden prijs aan Frans Buijs. Dan volgen in het rijtje Antoon Thomassen, Jacques Henri Oomen, Frans Antoon Janssen. De prijs wegens goed gedrag kreeg Ie Frans Antoon Janssen 2e Frans Buijs 3e Antoon Thomassen. In Oirlo was Andries Engels2e Henri Heidens 3e Mathieu Janssens; 4e Elisabeth van Rhee5e Leonie Hermkens; 6e Leonardine Philipsen. In 1808 was de volgorde bij Mr. Poell le Alphons Henri Bernard Verblackt2e Frans Buijs3e Frans Antoon Janssen 4e |an van Rossum 5e Jacques Henri Oomen 6e Henri Oeurts. Voor goed gedragle Antoon Janssen; 2e A. H. B. Janssen; 3e Henri Oeurts, In Oirlo bij meester Heidens le André Engels 2e Henri Heidens3e Mathieu Janssens enz. Ook in 1809 bleven de vorigen op de lijsten in weinig veranderd volg orde. In de school van meester P. J. Pubben le Joh Verdellen 2e Antoinette Raaymakers3e Maria Arts; 4e Petronella Pubben. In 1844 had men in Venray zeven scholen, le jongensschool, dorp 55 leerlingen; 2e meisjesschool, dorp31 leerlingen3e jongens- en meisjes school Leunen 19 leerlingen; 4e idem Castenray 12 leerlingen5e idem Oirlo 18 leerlingen 6e idem te Oostrum 8 leerlingen 7e idem te Merselo 16 leerlingen. De Ursuline.n hadden destijds 97 kinderen in de dagelijksche school en '15 op de Zondagsschool. De openbare jongensschool in 1834. Uit een verslag van 1834 over de openbare jongensschool te Venray putten wij de volgende gegevens. Er zijn 148 dagscholieren en 29 avondscholieren. De onderwijzer ontvangt van de Regeering f 100 salaris, van de Gemeente f 252,75 en van de kinderen als schoolgeld f 150, te samen f 502,75. Vijf jaren terug waren er in Januari 143 op school, daarentegen in den zomer 75. De avondschool werd in de win termaanden gehouden van 7 tot 9 uur avond. Zaterdagmiddag hield de onder wijzer cathechismus. Men leerde er lezen, schrijven, rekenen, aardrijks kunde, Bijbelsche geschiedenis en Nederlandsch. Humoristisch verhaal uit de dagen van IViedrik Wilhelm I. Vrij naar het Duitsch door B B. Ernie Imp. E. Oslermann Co's Handel Mij., Amsterdam Fabrikante: Menkel U Cie. A. G.. I5ütj-!dr>rf Men onderwees volgens de methode van Prinsen. Voor de laagste klasse gebruikte men Prinsens le leesoefening, gedrukt te Maeseyck bij J. J. Tilleux, 2e stukje van Meerman v.d. Horst, Venlo wed. Bontamps, 4e en 5s stukje van V. Anslijn, als voren Maeseyck. De middelste klasse. De brave Maria door N. Anslijn, te Maeseyck als voren Raadgevingen van Anslijn le, 2e, 3e en 4e leesboek, te Maeseyck als vorenBevattelijke en leerzame verhalen door C. H. Wenning stads schoolhouder Breda, den Bosch Arkesteijn; Trap der jeugd, Leijden Mortier. Hoogste klasse Bijbelsche verhalen door Lovenwaard R. C. Oeestelijke Kampen Zedekundig leesboek door de Maatschappij Leijden; Natuur-en Aardrijkskunde door N. Anslijn Leijden Kunstmatig Leesboek door C. Cuypers schoolonderwijzer Gro ningen Kunstmatig leesboek door Anslijn Aardrijkskunde door P. N. Sluyt; Taalkunde als boven. Meer man v.d. Horst. Men zal opmerken, dat men toen nog sprak van Kunstmatig lezen en Zedekundige leesboeken gebruikte, terwijl ook boeken als de brave Maria een modelmeisje beschreven, als evenbeeld van den braven Hendrik. Wordt vervolgd. Vandaag een kort woord tot de jon geren 1 Vooral tot de jongere kiezers, maar ook tot allen, die, vooral in dezen verkiezingsstrijd, mede kunnen werken aan de katholieke zegepraal. Wij, ouderen, klagen dat het katho lieke kiezerscorps nog zoo kalm blijft en we meenen dit ook hieraan toe te moeten schrijven, dat onze jongeren niet zijn als wij in onze jeugd, toen we mei zooveel vuur en geestdrift ons verkiezingswerk deden, een enthousias me, dat de tegenwoordige jeugd niet van ons overgenomen heeft. Er is een verklaring voor le vinden 1 Wij, katolieken van Nederland, leven in de weelde onzer veroveringen. De Katholieke Kerk is vrij, ons onderwijs is vrij, wij bewegen ons vrij op den vaderlandschen grond, si worden we er nu en dan aan herinnerd, dat we nog niet aan het einde zijn onzer veroveringen en van onze taak. Wij, ouderen, hebben nog een laatste beslissende faze van den giooten strijd, die voorloopig afgesloten schijnt, mede gemaakt, toen we de volkomen erken ning van het bijzonder lager onderwijs verkregen in de finamieele gelijkstelling van het openbaar en bijzonder onderwijs voor de wet. Die oude strijd heeft in ons het besef bewaard, dat wij, katholieken, ons voor het verkrijgen van ons recht moeten inspannen, dat ons niets in den schoot geworpen wordt, maar dat we stukje voor stukje mossten terugwinnen, wat we in de 16e eeuw verloren hadden. Maar het geslacht, dat wij zagen opgroeien, leeft in de weelde van onze veroveringen, zonder eigenlijk mede- gestreden te hebben, alleen uit de overlevering iets vernemend van het zwoegen der vorige geslachten. Is het waar, dal de ingetreden rust van het oogenblik, geaccentueerd door de parlementaire onmacht van een Kamer tijdens een extra parlementair kabinet, de geestdrift heeft gedoofd? We weten het niet, maar zeker is het, dat in dezen verkiezingsstrijd, nu het er om gaat het kalholieke erf in Limburg van vijanden vrij te houden, bij vele onzer jongeren niet htt vuur der geestdrift flikkert, dat twintig jaar geleden ons aan den arbeid hield. Bij de jongeren van dezen tijd leven weer andere idealen dan in onze jeugd. Het is een andere tijd, met een eigen karakter. Maar men bedenke, dat we verder moeien en behouden moeten wat we hebben. Het duurt nog lang eer het christendom weer zijn stempel zal hebben gedrukt op de maatschappij, eer zelfs de christelijke beginselen weer zullen erkend worden in de leiding onzer samenleving Ligt daarin geen ideaal, de krachten der jongeren waardig, in staat hun werklust en ijver voor de katholieke zaak te prikkelen Of acht men zulk een ideaal onbe reikbaar in onzen tijd met zijn chaoti sche politieke stelsels van communisme en socialisme en wat er al meer morrelt aan de grondslagen van onze toch al onvaste maatschappij Maar als vorige geslachten ook eens bij de pakken waren gaan neerzitten en onbereikbaar hadden geacht, wat in den loop der jaren verkregen werd 1 Ook hun moet de toekomst wel donker hebben geschenen in dien lijd van ongfeVder een eeuw geleden. Maar nrg kunnen we ons verkwikken aan de geestdrift, waarmede die eerste mannen van het wederontwaken van het katho liek zelfbewustzijn, daar onder aan den berg, dien ze bestijgen moesten, geworsteld hebben, vergeefs aanvanke lijk en zelfs langen tijd Eindelijk zijn ze voetje voor voetje omhoog gegaan, zcodat wij in vreugde leven op de toppen, zoo moeizaam door hen bereikt, Onze voorgeslachten hebben moeten ronddolen in de woestijn der onvrijheid wij leven in het beloofde land. Treffend was het uit den mond van prof dr. Treub le hooren, hoe deze op zijn 70en verjaardag zijn overleden vader herdacht, die zich in hun jeugd allerlei offers had getroost en er maar sjovel had bijgeloopen om zijn drie zoons een hoogere intellectueels op voeding te kunnen bezorgen en te kunnen geven, wat hem nooit gegeven was Die vader Treub is voor ons het beeld van het voorgeslacht. Dit wist, dat het in luttele levensjaren niet bereiken kon waar het voor streed, maar onze voorgangers dachten aan Heb je dit voor mij gekocht riep het meisje. Je bent toch een goede, brave jongen. Maar ga nu liever naar huis. Hier... toe, ga nu, je weet niet, welke angsten ik uitsta, als je hier in de buurt blijft. Moeder, riep ze toen naar de keuken, komt toch eens gauw kijken I De gemoedelijke waardin kwam zoo snel haar zwaarlijvigheid het toeliet aangeschommeld en nu was het ean O en Ah, een loven en prijzen zonder einde en in minder dan geen tijd prijkte de heerlijke krans van klater goud op de donker glansende haren van hel frissche, schoone meisje. Onza Fielip voelde zijn hart warm worden, bloosde tot over zijn ooren, nam een kort en hartelijk afscheid en ging heen, vroolijk en blij, over de goede ontvangst van zijn geschenk. Hij was zijn lange grenadieren zelfs bijna ver geten Zijn bruid riep hem nog achterna: Fielip, je gaat toch naar huis, is het niet Ja zeker, vanavond nogl Neen, ga nu direct. Maak je nu maar niet bezorgd, Anna. Geen levende ziel krijgt mij t8 zien... Zoo sprak onze Fielip vol ver de katholieken die na hen kwamen en de vruchten zouden plukken van het door hen met zooveel zorg in de voren gestrooide zaad. Die nakomelingen zijn wij allen, die het erfdeel onzer vaderen moeten handhaven. Een lange keten van moeizamen arbeid en opofferingen bindt ons aan hen. Ook gij, de jongeren van thans, zijt een schakel van dien kelen, die immer langer wordt. Laat die schakel los, dan is de keten gebroken, dan is er schei ding tus8chen ons en het voorgeslacht en leven we niet meer in de traditie van hen, die ons zoo roemrijk voor gingen en den weg wezen. Jongeren in Limburg, kent uw plicht, van welken stand ge ook moogl zijn, als katholieken zijn we één. Neemt met eerbied en geestdriftplaats in de rangen der strijders voor de kalholieke zaakmet eerbied jegens hen,- wier werk ge moet voortzetten, met geestdrift, omdat het geld» het grootste ideaal, wat voor ons op aarde bereikbaar is: de overwinning van het katholieke beginsel in de samenleving, hetbehoud van het katholieke Limburg. Daarvoor hebben we allen zoo'n klein maar gewichtig werk te doenkatho liek te stemmen en te zorgen dat heel katholiek Limburg in een ontzagwek kende eenheid op 3 Juli gaststemmen op de lijst Nolens, de lijst no 8. Jongeren, ge hebt in deze weinige weken een groote taak I Zet er uw krachtige schouders onder 1 Het werk is het waard 1 ROELAND. trouwen en verdween, zonder dat zijn vader hem gezien had, door de achter deur het eerste hel beste bosch in. Eenige oogenhlikken later kwam de bode van den schout en nu trokken allen gezamenlijk op naar het jacht slot. De oude dalmolenaar reed in zijn wagen en nam stelling vlak tegen de helling van den Slotheuvel. Vandaar uit kon hij den triomfboog en de plaals, waar heel de jachtstoet zou stilhouden, goed overzien. De avond was gevallen, maar groote vuren en brandstapels van takken bosschen verlichten mat geheimzinnige gloed het Sloten heel de bonte menigte. Verscheidene karren vol wild, gedood door ze&ere en onzeker hand kwamen reeds aangereden. Edele herten met breedvertakt gewei, slanke reëen, tal looze hazen en allerlei stekelige, zwarte wilde zwijnen lagen in bonte menge lir.g dooreen. Voor alles bewonderde men echter niet zonder huivering, een machtig everzwijn, dat door den koning zelf was neergeveld. Het ondier lag op een afzonderlijke kar, volgens jagers gewoonte geheel met groene dennen takken bedekt en versierd. Da schout kon jammeren, klagen, roepen en schreeuwen zoo hard hij wilde, dal ze allemaal op hu» plaats mnesfen blijven staan, toen de menschen de wagens zagen aankomen, stormden allen als een man er heen om de schoone buit le bewonderen. Eerst toen de voor rijders kwamen aangerend, keerden de menschen weer naar hun plaats terug Tromgeroffel weerklonk op het Slot plein en de kleine afdaeling van de lijfgarde, welke de koning uit Berlijn had meegenomen trad in het geweer Kort daarop verschenen de grenadieren^ gevolgd door rijk gegallonneerde dienaren en rijknechten en vormden aanstonds twee gelederen vanaf de toren tot aan den triomfboog. Do boeren waren bij lange na nog niet uitgekeken op die ongewone, reusachtige kerels, die zij nu voorhft eerst allen te samen, in zoo groot ge tal, rijls ui'gedoscht konden bewonde ren, of daar klonk reeds uit het woud, het hoorngeschalzij komen, zij komen riepen allen als uit een mond en iedereen wendde het gezicht naar den weg. Inderdaad, de stoet kwam naderbij Reeds zag men tusscben de böomen het geflikker van fakkellicht en de eersta ruiters Verschenen aan de zoom van het woud. Voorop reed een aantal jagers, vroolijk blazend op hun jacht hoorns, dan volgden de bereden fakkel dragers, daarachter kwamen eenige prachtige koetsen aangerold, waarin de hofdames en ten slotte de koning, rechtop in zijn volle lengte op een prachtvolle schimmel, omgeven door- fakkeldragers en ridders Heel die bonte menigte van jagers, huzaren, rijknechten, dienaars van alle slag en soort, allen m6t blinkende knoopen, tressen en kleurige kleederen. dit alles bood een bijzonder fantastisch schouwspel bij dit spookachtig fakkel licht en de rossige gloed van de vuur stapels De stoet reed dwars over het veld naar den triomfboog, waar de Schout met het meisje uit den Gouden Sleutel geheel in het wit gekleed den koning afwachtte. Het angstzweet parelde op 's mans voorhoofd, toen hij al die hooge heeren, voor wie hij zijn redevoering moest afsteken, zoo prachtvol zag maar dat de kinderen die werken hun volle loon aan moeder moeten afgeven; Dat de groote kinderen toch nog »kinderen" blijven en aan vader en moeder gehoorzamen moeten; Dat de ouders niet moeten handelen zooals de kinderen het willen maar omgekeerd; Dal de ouders de kinderen niet moeten tegenwerken in het goede dat zij doen, en niet moeten steunen in het kwade dat zij willen; Dat het thuis een hemellje kan worden als vader, moeder en de kinde ren elkander liefdevol behandelen. Maar Dat het een helletje wordt, als er veel gekrakeeld wordt. MIJNHARDT's Hoofdpijn-Tabletten 60 ct Laxeer-Tabletten 60 ct Zenuw-Tabletten 75 ct Staal-Tabletten 90 ct Maag-Tabletten75 ct Bij Apoth. en Drogisten Dat de man regelmatig op tijd thuis moet komen van zijn werk Dat hij anders koud eten op tafel zal vinden Dat hij dan maar liefst niet opspelen zou want 't is zijn schuld Dat de groote kindaren moeder wel een handje mogen toesteken bij 't af wassen van borden en vorken Dat zij niet altijd alles aan moeder alleen moeten overlaten Dat zij aldus iets van 't huishouden leeren, tegen dat ze trouwen: Dat de man en de kinderen ook mede moeten inslaan voor de properiteit en de orde in het huis; Dat moeder over 't algemeen te veel last heeft met de hoeden, mantels en kleeren, die op stoelen en tafels wor den neergegooid: Dat vader liefst zelf het kleine werk in huis moet verrichten, zooals schil deren, timmeren enz. Dal hij aldus een heele boel onkosten uitspaart; Dat hel thuis geen logementhuis is, binnentrekken. De kasteelheer bad den koning 1st n weten, dat de bewoners van de naaste omtrek hierheen waren gekomen om in de eenvoud huns harten hem te begroeten. Daar de koning dien avond buitengewoon goed geluimd was, had hij lachend zijn toestemming gegeven en beloofd den komisch opgedirkten schout geduldig te aanhooren. Zeg echter legen hem, dat hij de moed niet heeft een al te lange predikatie te houden De kobtsen hielden stil en het gevolg vormde een kring rondom den koning en zijn ridders. Met deftige pas en onder eindelooze buigingen en zenuwachtig kuchen en schrapen met de keel naderde de schout langzaam met de dochter van den waard, den koning. Terwijl hij liep, gaf hij nogmaals links en rechts te verstaan opgepast, denkt er aan, als ik een buiging maak, dan moeten jullie ook allemaal buigen en als ik »Hoch" roep, dan roepen jullie ook allemaal Hoch. Eindelijk was hij dan den koning genaderd en ging met zijn steekhoed in den eenen en zijn redevoering in de andere hand recht voor de kop van het paard staan. Na eenige, laatste diepe buigingen waarbij zijn pruik bijna over zijn ge zicht rolde, begon hij ten slotte zijn speech af te steken. Nauwelijks had hij echter met bevende lippen en knikkende knieën eenige woorden uitgestooten of de koning onderbrak hem en riep Maar is die man niet goed wijs Komt hij hier om mijn paard toe te spreken Kan die kerel niet rechte d wijnen spoedig door een pot Ingekomen en vertrokken personen van 31 Mei tot 14 Juni. INGEKOMEN C. G. A. Breukel en gezin, zonder beroep, Kruisstraat 38 van Nijmegen G. J. P. Janssen, dienstbode, Groote Straat 3 van Eindhoven G. C. H. Linders, idem, B 30 van Bf rgen H. C. H. Rambags, zonder beroep, Castenray van Schijndel P. H. Krops, dienstknecht, idem G 16 van Weert; J H. Verstegen, dienstbode, Laag- heidscheweg 1 van 'a Hage W. M. van Dooren, idem, Groote Straat 15 van Bergen H. A Hendriks, dienstknecht I 42 van Wanssum A. L. Bombeeck, kuiper, Stationsweg 53 van Helmond J. H. A. Vroemen, slager, Groote Straat 23 van Spaubeek J. H. Eibers, dienstknecht K 44 van Vierlingsbeek L. M. J. Gommans, idem, B 12 van Oeffeit M. H. Christiaens, bakker, Markt straat 1 van Horst A. B. H. van Dijck, idem, Paterstraat 5 van Horst; J G. W Baltesen, dienstbode, Leun- scheweg 15 van Deurne C. J. M. Darks, bakker, Hofstraat 3 van Venlo M. v. d. Meer, zonder beroep, Oirlo E 17 van Wemb Ch. A. v. d. Heijden, z.b., Smakt B 5 van Wanssum Ch. Janssen, z.b., Merseloschev/eg 21 van Castrop G. H Ebben, dienstbode, Stationsweg 53 van Maashees M Penu, zonder beroep, Eindstraat 8 van 's Hage J. C. de Nijs, religieuss, Eindstraat 10 van Nijmegen M. Zuidland, verpleger. Stationsweg 14 van Luik J. v. d. Zant, verpleger, Stationsweg 14 van Schin op Geul van mij gaan staan Het algemeen onderdrukt gegichel, dat op deze woorden volgde, was heel niet noodig geweest om den armen man geheel van zijn stuk te brengen. Onmiddellijk maakte hij een diepe buiging voor het paard, dat bijna schuw werd door die ontzaggelijke pruik en ging.»links" van den koning staan. Is dat onze rechterzijde? Weetje niet Vat rechts of links is en ben jij hier Schout van het dorp riep de vorst lachende uit. Nu was het laatste restje van zijn zelfbeheer6ching gevlogen. Eindelijk aan de rechterzij van den koning aan geland begon hij tot driemaal toe met stotterende stem, maar tot driemaal toe bleef hij in zijn woorden steken. Het hielp ook al niet veel toen de koning tegen hem zeide, dat hij de toespraak maar voor moest lezen, wani in deze kunst had hij het al even ver gebracht. De pauze werd steeds pijnlijker, de koning trok zijn wenkbrauwen half toornig te samen en stond juist op net punt den man op zijn gewone ruwe manier eenige allesbehalve vleiende benamingen naar zijn hoofd te gooien, toen de waard van den Gouden Sleulel, die dicht bij stond, de eer van het dorp redde en in weinige woorden het »Hoch" op den koning uitbracht. Zijn dochter Anna overhandigde met al de gratie, de dochter eener dikke waardin .eigen, de bloemruiker en een davnrend applaus, hoera, en Hoch weerklonk uit de kelen der boeren enomliggends bewoners en onze Fielip genoot in stille verscholen in het bosch. Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1929 | | pagina 7