Tweed© Blad van „FEIL EN MAAS" Van ooievaars gesproken Arbeidsloonen en kapitaalwinsten. Kleingoed. Koning der kousen. ZATERDAG II MEI 1929 Vijftigste Jaargang No. 19 Terwijl „Peel en Maas" in zijn nummer van 13 April j.l. de vraag stelde: „Sterven de ooievaars uit?" reisde ik in 't land, waar die vraag met een allertreurigst „ja" beant woord wordt. Op het lange traject van Parijs Toulouse, in een stampvol coupé 2e klas, werden wij spraakzaam na in benauwende stilte al onze kranten en tijdschriften uitgespeld of uitgekeken te hebben. Een dikkerd uit het Zuiden schoof langzaam naar me toe in den smal- len gang, waar ik mijn hart ophaal de aan een der laatste Holiandsche sigaren, welke de douanier mij groot moedig gegund had, kosteloos over de grens mee te nemen. Hij rookte een pijp „tabac de la régie". De ijle tabakswolkjes waren ons eerste aan- knoopingspunt. Pardon, Pater, sprak hij: U is geen Franschman, nietwaar Neen, mijnheer, ik ben Hol lander. Mag ik u vragen, waaraan u aan mij den vreemdeling erkend heeft? Aan uwe groote sigaar, Pater, die duidelijk van geen Fransch fa brikaat is. Want ziet u, op gebied van tabak en sigaren ben ik een kenner. 't Hindert of ergert u toch niet dat ik rook? Terwille van de dames heb ik niet willen rooken in 't coupé. Maar, Pater, roepen een paar vrouwenstemmen, 't hindert ons vol strekt niet. Pristi, zegt mijn dikkerd, die dames zijn vriendelijker dan mijne vrouw en mijne dochter, die mij en mijne pijp den gang ingejaagd heb ben. We stonden voor de opengescho ven deur van mijn coupé, en waren galant genoeg om er te blijven en aldus de beleefde uhnoodiging der dames zóó te aanvaarden, dat noch zij positieve, noch wij negatieve last kregen van het rooken. We reisden groote uitgestrektheden door, die schier onbewoond schenen In 't Zuiden is 't nog veel erger, sprak de man met de pijp. Ik ben van 't departement Oers. Welnu tegenover 40.000 Franschen staan daar 35.000 Italianen. En echte hoor, die er niet aan denken om zich te laten naturaliseeren en steeds nieuwe landgenooten lokken. Zij kunnen 't in hun eigen land niet meer uithou den en zij vermenigvuldigen zich sterk. Een bewijs, dat ze Italianen willen blijven is dat ze ttaliaansche priesters laten komen. Dat laatste lijkt me ai heel verstandig van hen en Allemaal goed en wel, maar meent gij, Pater, dat het prettig is te moeten zien, dat je eigen land door vreemden wordt ingepalmdEn wat ik hier zeg van Oers, is toepasselijk op heel het Oost-Zuiden. Dragen de Italianen hier de schuld van, vroeg ik, den braven man vriendelijk op de schouders tikkend. Neen, riep krachtig een man, die achter mij van de bank was gesprongen. Neen, de schuld ligt niet aan de Italianen, maar aan ons zelf. Heel het coupé stond onder hoog spanning: want de man van 't „neen" liet het bij dit veelzeggend eenletter grepig woord. Wat dunkt u Pater, vroeg me de man met de pijp. Wat ik denk tk denk, mijn heer, dat gij en al de dames en heeren denkt als deze heer. Ja, maar wat denkt gij zelf over 't geva' Dat het gevaarlijk is voor een vreemde over Frankrijk tegenover Franschen te spreken, gelijk zij 't doen, of gelijk hun eigen kranten schrijven dag in dag uit. Spreek vrij uit, 't is inderdaad onder ons een brandende kwestie Waaraan ik me zelf liefst niet wil branden. Wij luisteren naar u. Gij zult ons noch beleedigen, noch kwetsen. Welnu, ik weet een onfeilbaar middel om die in-en opdringende vreemdelingen uit uw land te weren of terug te dringen.... Laat de Fran schen er Franschen in brengen, het land bezetten door landskinderen. Oroot gelijk, Pater, 't is waar.... Heel het coupé stemde volmondig toe. De regeering, zoo meende de man met de pijp, moest ook betere maatregelen nemen ter bescherming van de groote gezinnen en ter aan moediging. Ik meende, mijnheer, dat de Fransche regeering veel, zeer veel over heeft en doet in de door u be doelde richting en volstrekt niet ka rig is met geidelijken steun. 't Kon toch nog meer en beter. Maar wat kun je nu eigenlijk ver wachten van onze politieke leiders, die zelf, of ongetrouwd zijn of geen kinderen hebben I Als 't maar eens huisvaders waren met een heel of een half dozijn kinderen Begrijp ik u goed, dan ver wacht gij nog meer van een goeden voorgang van uwe politieke voor gangers dan van rijksondersteuning. En daarin geef ik u volkomen ge lijk; niets trekt sterker dan het voor beeld. Maar tenslotte wordt alleen hij getrokken, die getrokken wil worden. Oij zult me toch toegeven, Pater, dat armoede al een heel slech te raadgeefster is en de groote ge zinnen onmogelijk maakt. En ik beweer, dat rijkdom nog veel slechter raadgever is. Ziet rond om u, vriend. Het groote euvel, dat uw eerlijk gemoed zoo hindert, heeft veel en veel meer de z.g. hooge-, dan de midden- en lagere standen aangetast. 't Is waar en toch ongelooflijk. O, vriend, hoegenaamd niet ongelooflijk, maar zoo natuurlijk mo gelijk. Heeft O.L.H. niet gezegd, dat de rijken zeer moeilijk in den Hemel komen Dat rijkdommen zijn voor hen distels en doornen Die naar wereldsche begrippen hoogste stan den zijn als de soldaten van Hanni bal, onoverwinnelijk zoolang zij het harde kampleven leiden, maar bij de genietingen van de plezierstad Ca pua, in minder dan één jaar ont mand en verwijfd werden. Plezier en plicht verstaan elkander al bijzonder slecht. 't Is toch een schandaal En geen klein. Maar ik wilde u maar even bewijzen, dat men met geld geen deugd kan koopen en dat er deugd noodig is, en christelijke deugd, om het gebod van den Schep per, aan 't eerste menschenpaar ge geven, te volbrengen: „Groeit en vermenigvuldigt u". Aan da! gebod zijn zware lasten verbonden; dat wist O.L.H. ook wel en daarom gaf Hij Zijn zegen aan Adam en Eva. Maar wat malen de menschen zonder ge loof om den zegen Oods, om zijne belooning en zijne straffen Degenen die 't meest met aardsche goederen gezegend zijn, meenen te vaak, dat zij allen anderen zegen kunnen mis sen. Ik vraag aan de dames: Waar is de vrouw, moedig en sterk ge noeg om het offer van zich zelf te brengen, hare beste jaren te besteden aan al de smarten en al het lijden, door Ood zelf haar voorspeld, van zwangerschap en moederschap, zoo zij van dienzelfden Ood geen eeuwige belooning, geen Hemel verwacht, zoo zij genot en plezier verward met vreugde, blijdschap en waardig heid, zoo zij ir. een kinderkroon enkel ziet een doornenkroon. Waar ellendige, lage eigenliefde heerscht, zoek daar geen martelaarsbloed, geen heldenmoed, di onze brave moeders zoo bewonderenswaardig gruot en eerbiedwaardig maakt, zoodat wij ook oud en grijs geworden gelijk ik, nooit over haar spreken dan met liefdetrillingen in de stem en vaak met tranen van zalige aandoening in de oogen Ik vraag u, heeren, waar is de man zonder geloof, die zijn ik-zucht overwinnen zal om zich in te span nen en uit te sloven voor al de kin deren, die Ood van hem verwacht, om zijn arbeid, zijn zorgen, zijn verstand en krachten, zijn dagen en zijn nachten te besteden aan het tijdelijk en eeuwig geluk van anderen, ai zijn 't zijn eigen kinderen Goddank, zei mijn man met de pijp, ik heb ten minste geen slecht voorbeeld gegeven: ik heb zeven kinderen. Bravo, mijnheer; nu rest mij enkel over, te wenschen dat uw voorbeeld door uwe omgeving in wijden kring navolging vinde. De dames en de heeren zullen rrrij vergeven zoo'n lange leekenpreek gehouden te hebben in den trein en zoo rechtuit mijne meening gezegd te hebben. Maar wat wilt ge? Ik ben maar zoo'n ruwe oud-Missiona ris, niet gewoon een blad voor zijn mond te nemen. Trouwens, alleen de waarheid is iets waard. Tenslotte dames en heeren, gij zijt zelf groo- tendeels schuld, dat ik u zoo lang heb bezig gehouden. Zelden heb ik zoo'n aandachtig gehoor gehad. Pristi, zei mijn dikkerd, als onze Pastoors allemaal zoo preekten, dan ging ik naar alle preeken. Ik was op mijne bestemming en maakte aanstalten om uit te stappen. Stapt gij hier al uit, Pater vroeg me een Dame. Wij moeten nog zoo ver, en hadden er op ge rekend nog langer van uwe boeiende conversatie te genieten. Kan u heusch niet verder gaan? Houd u me vrij, Dame? Want u weet wel, een Missionaris Ja, zeker, Pater, en graag. Zeer dankbaar, Dame, maar ik word hier verwacht. Ik wensch de Dames en Heeren een voorspoedige reis, en als 't geen ik u zei uwe instemming heeft, vertelt dan mijn preekje verder. Adieu 1 S. M. PEETERS Miss. lagizanisa HiMeellageis. Bovrjjd uw lichaam van urinezuur Bij verzwakte nieren brengen urine zuur en andere vergiftige onzuiverheden uw heele gestel in d- war. Daarom ia het zoo gevaarlijk om waarschuwende verschijnselen te verwaarloozen zooals rugpijn, urinestoornissen, blaaskwalen, rheumatische pijnen, stijve en gezwol len gewrichten, gruis of neerslag in de urine, iachias en spit, gerommel in de ooren, hoofdpijn, duizeligheid en zenuw achligheid Gij dient de behoorlijke werking uwer nieren te herstellen, waardoor zij de vergiften uit uw bloed filtreeren. Het is onverantwoordelijk om de kans te loopen, dat zich blaasontsteking, chronische rhsumatiek, waterzucht, steenvorming in de nieren of blaas, en gevaarlijke chronische nierziekten out wikkelen. Duidelijk is, dat gij bijtijds uw nieren moet opwekken en versterken Wacht niet langer! Gebruik Foster's Rugpijn Nieren Pillen, het specifiek niermiddel, in geheel Nederland om zijn succes bekend. Duizende dankbare mannen en vrouwen zeggen, dat Fostera's Pillen hen geholpen hebben, en zij kunnen ook u gezond maken en houden. Verkrijgbaar (in glasverpskking met geel etiket let hier vooral op) bij apotheken en drogisten f 1,75 per flacon. 3i In de Zuidwillemsvaart schrijft W het volgende rake artikel In bet Weekblad van den Noord Brabantschen Cristelijken Boerenbond wijst Rector van Kessel de laatste weken bij herhaling op den wraak roeponden toestand, die is aan het licht gekomen door nauwkeurige bedrijfs- onderzoekingen bij de boeren en door zorgvuldig gevoerde boekhoudingen van verschillende landbouwbedrijven. Het wraakroepende van den toestand be slaat hierin, dat de pacht voor den grond, dus de kapitaalcijns en practisch de winst voor den bezitter of den kapitalist, veel meer bedraagt dan het loon, dat de hard werkende boer op dezelfde H A. grond verdienen kan. En de Rector zoekt daarin zeer terecht een van de oorzaken, waarom het den boer, die toch goed is georganiseerd en in zijn coöperaties het hoogste voordeel trekt van zijn producten, niet lukt zijn levenspeil ietwat hooger op te voeren dan dat van den proletariër en zich nog altijd bij zijn zwaren arbeid moet tevreden stellen met een minimum van levenseischen. Wij hebben dit optreden van Rector van Kessel met welgevallen gadegeslagen en zijn open woord met genoegen beluisterd, omdat er uit blijkt, dat men ook daar niet meer aan de oppervlakte hangen blijft, maar dat men dieper graven wil en wil door dringen tot den kern der dingen. Want dat is noodig om het inzicht te verhel deren en het geneesmiddel tegen de kwaal te vinden. Wij zullen nu niet twisten over theoretische vragen en dus niet beoor- deelen of het kapitaal in werkelijkheid productief is, zóó, dat buiten de diensteD, die de ondernemer bewijst en waarvoor hij wordt betaald, ook de kapitalist, op zich, recht heeft op een deel der opbrengst door de samenwerking van kapitaal en arbeid tot stand gekomen, dan wel of hij zich rechtens heeft tevreden te stellen met eene vergoeding voor de diensten, die de kapitalist be wijst in het productieproces door de wijze waarop hij zijn kapitaal gebruikt. Op deze gewichtige en principieele vraag gaan wij voor het heden niet in, maar wij bepalen ons tot troost van Rector van Kessel tot deze practische vraag, of het aandeel, dat het kapitaal zich van de opbrengst toeëigent, niet staat buiten iedere verhouding van de diensten, die het bewijsi en of de kapitaalwinsten niet veel en veel grooter zijn dan het aandeel, dat de andere, de primaire factor der productie, de arbeid, verkrijgt. Niet alleen in den landbouw is dat waar, maar ook in de industrie gaat het vaak blijken op de allerbrutaalste manier En hel wonderlijke is, dat men daarvan ophef maken gaat als van een groote verdienste voor de gemeenschap. De pachtheeren zijn ten minste zoo wijs, dat zij zich niet beroemen op hun hooge pachten en er volstrekt niet op pochen, dat zij er in slager, zooveel te «verdienen", maar in de geldwereldis dat geheel andera en ziet men de resultaten van de «verdienstenvolle" werkzaamheid der winstenmakers, als toonbeelden van burgerdeugd aan de wereld ten toon gesteld. Met de hulp van zeg gemiddeld 15,000 werklieden en bij een geplaatst «werk"-kapitaa! van ruim f40 millioen (prachtige combinatie dal werkkapitaal) slaagde Philips er in, in één jaar tijds eene «winst" te behalen van bijna f 30 millioen. Dal wil dus zeggen, dat er per arbeider zoowat f 2000 per jaar doorsnee werd verdiend, wat neer komt op rond f 40 per week. Het is heel wat meer dan de arbeiders zelf uit de opbrengst van het product heb ben ontvangen. Wij zien dus hier in dit schitterend geleid bedrijf precies hetzelfde verschijnsel, dat Rector van Kessel bij het boerenbedrijf moest conslateeren, ja in nog ernstiger male ellicht. Laat het hem tot troost zijn niet alleen, maar laat het ook de onwrikbare overtuiging vestigen, dat het kwaad veel dieper zit dan wij gemeenlijk plegen te zien. Wil men het peilen, laat men dan eens verder denken en aannemen, dat de 15.000 arbeiders, die deze winst creëerden, ieder eens een kapitaaltje van f 3000 in de zaak hadden gestoken en zij dus eigenaars zouden zijn van het bedrijf en dan te zamen een winst gingen deelen, die de belooning voor hun arbeid f 40 p«r week hooger zou stellen dan zij nu was. Zou men dan meenen, dat de publieke opinie ook maar een oogenblik zou berusten Zou men niet spreken van brandschatters en van afzetters Toen voor eenige jaren door de toe standen op de arbeidsmarkt de stuca- doors er in slaagden hun loon op te voeren tot een peil, dat heel wat hooger lag dan het gemiddelde loon, kon men in alle liberale bladen daartegen voort durend protesten lezen. Het waren de stucadoors, die het maatschappelijk verband verbraken, zij waren het, heette het toen, die de huizen duur en onbe woonbaar en de huren onbetaalbaar hoog maakten. Maar die f 30 millioen winst, die nu toch ook gemaakt worden, maken die de producten niet duur, nu ze niet in de zakken der arbeiders komt De groote liberale bladen zingen onverholen hun lofliederen en onze katholieke dagbladschrijvers neuriën de melodie heel zachtjes na, al zitten ze toch wei een klein beetje met het geval verlegen, ten minste zeker in het binnenste van hun hart, als dat in hun stille uren eens meespreken mag. De laatste mode Allo juffertjes, die regelmatig mode winkels en modebladen doorsnuffelt, kijkt eens hier 1 Dat wist ge nog niet. Ge moest het toch weten. De «Ster" heeft het geopenbaard. En ze heeft er zelfs een modelletje bij, fljne snede, 't is de allerlaatste mode. Pietje de Dood de groote kleermaker, die zelfs te Parijs de meeste klanten heefthij heeft sinds eeuwen eene wereldberoemd heid Als men tegenwoordig hemd, blouse rok enz. herleidt tot 't allerminste, dan is Pietje de Dood waarlijk meester in het vak. Zijn kostuumke, dat hij in den handel heeft gebracht, bestaat en wel voor iedereen (zoo rechtvaardig zijn de menschen niet!)... in een wit gewasschen hemdeke en daarmee Amen en uitl Juffers, de mode is lastig en duur, ge zult voordeel doen met te denken op de allerlaatste mode 1 De waarde van den mensch. Niet Hoe hij stierf, Maar Hoe leefde hij Niet Wat hij verwierf, Maar Hoe streefde hij Dat is de maatstaf Waarmee men behoort Te meten den msnsch, Hoe ook zijn geboort. Niet Kon hij gOöd spreken, Maar Was zijn woord waar Niet Was hij gedoopt, Maar Leefde hij ernaar? Het zijn niet de kronen die dekken zijn graf, maar het gewicht van zijn leven dat hem roemrijkheid gaf. Wat is schoon In Europa bewondert men witte tanden, in Japan moeten ze geel, bij de Indianen rood zijn. Een bloeiende gelaatskleur is zeker benijdenswaardig, maar de vrouwen in Griekenland maken zich het gezicht blauw of groen, en de Russinnen vinden zichzelve zeer leelijk als ze niet kwalijk zien. In Perzië is de gebogen neus de mooiste, in Haiti de plattede moeders zijn dan ook gewoon de neuzen van de kinderen, wanneer ze geboren worden, zooveel mogelijk plat te druk ken. In Rusland bewondert men de wipneuzen. De Duitschers houden van slanke gestalten, de Turken geven de voorkeur aan breede. Wij zien liever een lang werpig gezicht, in Turkije ronde. Bij ons is een hoog voorhoofd een teeken van groot verstand, in Griekenland wordt een laag voorhoofd voor zeer schoon gehouden. In beschaafd Europa geeft men de voorkeur aan blond en zwart haar, op de Marianne-eilanden aan wit. De Perzen haten rood haar, de Turken vinden het prachtig. «Goesting is koop" zegt het spreek woord. Maar, weet ge wat overal op prijs gesteld wordt, en wat alle menschen schoon vinden Dat is een zuiver hart en een deugdzaam gemoed. Korte film. Onze.. Maatschappij Winstbejag... voorop. Onzekerheid van bestaan... voor hon derdduizenden. Vrouwen en meisjes... verdringen de mannen en de jongens. Naast schrikkelijken rijkdom van enkelen... voor de meesten weinig kans om.eigendom te veroveren. De meeste arbeiders en kleine mid denstandswoningen... te klein voor 'n fatsoenlijk gezin 't Is geen mooi beeld 11 't Begint als een sprookje. Twee Haagsche marktkooplieden moesten dezer dagen voor de rechtbank verschijnen, omdat de een den ander beschuldigde zich wederrechtelijk een reclamenaam te hebben toegeëigend, welke wettelijk alleen aan den eerste toekwam. Beiden waren koopman in kousen. Kan men prozaïscher vak denken Het eerste, wat een kindje-klein leeren moet, is zijn eigen kousen aan trekken. Er bestaat 'n oud bekend kinder liedje: «Moeder, als je me kousen koopt, «Koop dan kousen met kuiten. Kousen stoppen ia, of was althans de zorgelijke avondtaak van de huis moeder, die dagelijks te inspecteeren had of haar kroost weer niet rond liep met gaten in de kousen. «Met het verkeerde been uit het bed gestapt", geldt nog altijd als een kwali ficatie, die beduidt dat iemand niet in ai te beat morgenhumeur verkeert, en daarbij speelt ook het kousen-aantrek ken alweer een groote rol. Maai wie met de kous op den kop naar huis moet, verkeert in het leven gewoonlijk nog in een beklagenswaar- diger conditie. Kousenkoopman, een prozaïsch vakl Hoe durf ik 't eigenlijk zeggen Was onze groote Vader Vondel in het bur gerlijke leven ook geen kousenkoopman? Al liet hij zich op deze laatste kwali teit ook minder voorslaan. Maar er is nog iets anders. De kous heeft waarde gewonnen. De kous verkeerde vroeger in een nederige en bescheiden positie. Zij trad niet al te zeer op den voorgrond, al was er ook een tijd dat als een der hoogste onderscheidingen gold de ridder orde van den kousenband. 't waa toch maar een kleedingstuk waaraan niet te veel zorg besteed werd, omdat de kous gewoonlijk verdoken en verborgen gedragen werd. Totdat de mode de kous opeens van een nederige Asschepoes verhief tot een algemeen gevierd en geëerd prinsesje. De kous is tegenwoordig de maatstaf, waarnaar de dame wordt gemeten. De kous is haar voornaamste kleedingstuk geworden, de kous is het allereerste mode artikel, dat domineert. De kous telt met den auto *en de film mede onder de grootste wereld industrieën van onzen tijd. Als Vondel nog in onzen tijd geleefd had, was hem hetkousenkoopmanschap niet aangerekend als maar een smade lijke maatschappelijke positie. En nu kom ik weer terug op mijn punt van uitgang, de twee Haagsche marktkooplieden, die voor de rechtbank gedaagd waren. De een, zijn tijd begrijpend en vol komen beseffend, wat de kous tegen woordig in het leven van elke vrouw beteekent, had zich niet meer of minder dan den «kousenkoning" genoemd. Waarom niet? Als de eene magnaat getituleerd wordt als de «petroleum- koning", of als de «spoorweg of rubber koning" waarom zou een ander, al is hij maar marktkoopman, zich dan geen «kousenkoning" mogen noemen. De kous is nu eenmaal een vorstelijk arlikel geworden. 't Is een dwaas en ouderwetsch standpunt om je kind op school nog kousen te leeren breien. Dat is uit den tijd, de kous is tot een wereldindustrie geworden. Philips is groot, maar de kunstzijde fabriek, waar lawines van kousen uit- stroomen, niet minder. Doch men moet altijd waakzaam zijn tegen de concurrentie, vooal als een vak lucratief is. En zoo was er nog een Haagsche marktkoopman, die zich ook den «kousenkoning" had genoemd. Vandaar het interessante proces. De tweede «kousenkoning" was aleens 'n keer gewaarschuwd, dat hij dezen majesteilelijken titel wederrechtelijk voerde. Toen had hij den titel veranderd in dien van «koning der kousen". En ten slotte, na een vermanenden brief van het O. M. bij het Kantongerecht had hij nog maar alleen boven zijn kraam het verzachtende en eenigszins mis leidende opschrift gezet»G. den H. in kousen Koningstraat. Gelukkig dat de man, echt of valsche lijk, in de Koningstraat woonde, zoodat er toch nog iets van «koning" kon blijven staan. En ziet daar nu het merkwaardig,

Peel en Maas | 1929 | | pagina 5