Tweed© Blad van „FEIL EN MAAS"
Het hangt van U af!
Zoo wordt de mensch
een prooi van den
Witten Dood.
FEUILLETON
De Jodenknaap van
Praag.
De gluujige koekepan
Uit de Landbouwwereld.
ZATERDAG 9 MAART 1929
Vijftigste Jaargang No. 10
Trouwlustige meisjes, weet gij van
wien de welvaart en 't geluk van 't
huisgezin het meest afhangt 'k Zal
't u zeggen
Dat een huisgezin al of niet geluk
kig zij, hangt af van de liefde en
offergeest van moeder de vrouw
Wilt gij, die in 't huwelijksbootje
hoopt te treden, aan uwen haard vrede
en vreugde zien heerschen m
Wees dan altijd vriendelijk en toon
immer een blij gezicht.
Let op uwe kleeding, dat geen der
uwen vuil of slordig aangestooten
loope.
Zorg steeds voor smakelijk en voed
zaam en op tijd gereedgemaakt eten.
Gewen de kinderen vaderije tegemoet
te loopen, zijn verwarmde sloeffen en
blokken gereed te balen tegen dat hij
thuiskomt.
Het zal hem plezier doen als kleine
kleuter hem den zetel toeschuift, en
lijk een haasken op zijne knie klautert
Laat vaders verjaardag of feestdag
niet ongemerkt voorbijgaan Zorg voor
eene verrassing, al was 't maar eene
simpele sigaar of maak iets hijzonders,
een koekebakken of dergelijks, voorde
gelegenheid gereed
Maak u nooit kwaad, als bij't spelen
en ravotten van het klein volkje, de
huiskamer op haren kop gezet wordt
Klaagt uw man al eens over 'n
moeilijke meester, 'n lastige werkgezel
of 'n te zware taak, tracht hem door
wijzen raad, n extra v iendelijk en
opbeurend woord, weer te bemoedigen
en zoo zijne dagtaak minder moeilijk
of vervelend te maken.
Denk niet dat het mannenhart,
schijnbaar ruw en onverschillig niet
gevoelig is, aan kleine liefdeblijken.
Al uwe liefde, al uwe oplettendheden,
al uwe bezorgde deelneming zal hare
uitwerking niet missen. Man en kinderen
zullen gemakkelijk thuisblijven, want
nergens zullen ze meer verzet vinden
dan bij haar, die niets ontziet om
anderen 't leven zoo aangenaam moge
lijk te maken Gij zelf smeedt de ban
den die hen aan den huiselijken haard
binden.
Welaan, trouwzieke kristene meisjes,
hamert deze grondregel» wel in uw
hoofd, opdat gij, getrouwd zijnde, ze
kunt bewerkstelligen en zoodoende die
gelukkige en voorbeeldige huishoudens
moogt vormen tot glorie van God het
heil der samenleving
Zondag 17 Februari zou de koudste
dag zijn van de afgeloopen vorstperiode,
waarin de bonte waereld in een witte
wereld was veranderd.
De koudste dag Iedereen sprak er
van. Het moest wel heel erg wezen.
Ouden van dagen en zwakken van
gezondheid namen zich voor, den
heelen dag onder de dekens te blijven.
Anderen, die tot dusver dapper de
koude verdragen hadden, zagen uil
naar een bontmuis en een bontjas.
Dagen van te voren werden de men
schen koud, kregen ze koude rillingen
over den rug om den koudslen dag die
in aantocht was.
Maar, ofschoon iedereen over dien
koudsten dag sprak, wist bijna niemand,
wie hem voorspeld had en op grond
waarvan hij voorspeld was.
Slechts een enkele herinnerde zich,
het door de radio gehoord te hebben
De radio, dit moderne orakel voor
de massa, is er gelukkig naast geweest.
Het heeft niet in raadselen gesproken,
zooals de antieke orakels dat te doen
Historisch-Romantisch verhaal.
Vrij naar het Duitsch door B. B.
22.
Dit alles werd in het grootste geheim
en met de grootste voorzichtigheid
voorbereid en gelukkig met volledig
succes beloond.
Nauwelijks was ik goed en wel
klaar met het lezen van de vroegmis,
of er kwam reeds een gedeelte van de
burgerwacht ons klooster voorbij. Men
belde aan en ik ontving bevel om hen
tegjlijk met den doodgraver naar het
graf van den kleinen Abel te verge
zellen.
Toen we de Jodenstad binnentrokken
kwamen we de andere compagnie al
tegen met den ouden Abel, zijn vrouw
en de dienstmeid in hun midden. Zij
werden naar de stadsgevangenis ge
voerd ten aanschouwe van heel het
volk, dat reeds een en ander gehoord
had en op straat was samen geloopen.
Toen zij nu een arme jood met een
Capucijner pater te samen zagen loopen
en daarbij nog verscheidene personen
van het gerecht, omringd door soldaten,
meenden zij eerst, dat er een aimen
drommel naar de galg gevoerd werden
daarom sloten zij zich met hoopen bij
plachten en dus moet het zich danig
vergist hebben.
Zoodat de conclusie voor de hand
ligt, dat de radio, waarin velen thans
gelooven, zooala ze vroeger geloofden
ia de krant, van zijn voetstuk gevallen
is, tenminste bij hen, die zich er slechts
eenmaal tusschen laten nemen
Er zijn althans hier te lande
geen menschen doodgevroren op den
koudsten dag van de radio en derhalve
heeft men niet kunnen ervaren, dat
bevriezen eigenlijk een zachte dood is,
een verkieslijke dood, die overeenkomt
met het ideaal van den normalen ster
eling: rustig en kalm in zijn eigen
bed den laatsten adem uit te blazen.
De dood door bevriezing is een
smarteloos sterven. Hoe pijnlijk ook
bevroren ledematen worden, het bevrie
zen zelf gebeurt bijna ongemerkt en
de ongelukkige, die half bevroren raakt
en sterft, is beter af dan degene, die al
de ellende en de pijnen van een al of
niet gedeeltelijk herstel moet verdragen,
zooals b.v. de stumper, die in Berlijn
bij een vorst van 24; graden Celsius
uit een wat wijder gemaakt konijnen
hol werd gehaald en na een week in
het ziekenhuis te hebben doorgebracht,
nog niet spreken kon.
We kunnen het uit de verhalen der
Poolreizigers weten de menschen, die
in de ijswoestijn verloren raken en den
dood door bevriezing sterven, vinden
een vredig einde, maar zij, die in de
tent of blokhut terugkeeren met bevro
ren armen of beenen, zijn di<»p te
beklagen. Meestal moeten de bevroren
ledematen, wanneer het proces der
bevriezing te ver gevorderd is, afgezet
worden, om erger te voorkomen.
Hoe nu dit bevriezingsproces plaats
vindt
Professor Adolf Birckel, leider van
de experimenteel-biologische afdeeling
van de Berlijnsche universiteit, heeft
dit dezer dagen breedvoering uiteen
gezet.
Uiteraard hangen de gevolgen van
het bevriezen nauw samen met den
duur en de intensiteit van de koude.
H t eerste verschijnsel is het bleek
worden van de huid, dat via de zenuwen
geschiedt De spierweefsels van de huid
«n haar omgeving trekken zich samen.
De bloedsomloop in de huid vermindert
Bij bijzonder zenuwachtige individuen
do9t zich reeds bij betrekkelijk geringe
koude het koud en wit worden van de
vingers voor. Zwemmers zullen dit wel
eens ervaren hebben, als hun vingers
•dood" zijn.
Hoe meer de spierweefsels en de
bloedvaten, de capillaire speciaal,
ineenkrimpen, hoe moeilijker de bloeds
omloop wordt en tenslotte treedt er een
stilstand, een verlamming op De bloed-
zuurstof wordt opgeteerd, eer ander
met versche zuurstof beladen bloed kan
toeslroomen. Daardoor verandert ook
de kleur van 't bloed en do huid wordt
er blauwrood door. Doordat de wanden
der bloedvaten poreus worden loopt er
van allerlei vocht naar de bevroren
plek en zwelt deze op Aldus ontstaan
de zgn. vorstbuilen, de gezwollen ooren
en de opgezette vingers en handen.
Door het slecht geworden bloed kunnen
de gevolgen van het bevriezen zich ook
san de andere ledematen mededeelen.
In het bevriezende lichaamsdeel treedt
door de beinvloeding der gevoelszenu
w^n een ongevoeligheid op, die het
proces van het bevriezen zelf pijnloos
maakt.
Wanneer het gansche lichaam be
vriezen gaat, vinden de verschillende
functies als warmtevorming, voedsel-
verbranding, het ademen etc. in een
versneld tempo plaats, om dan echter
te verstarren. Het slachtoffer wordt
moede en slaperig, zijn zintuigen stom
pen af en zonder pijn te voelen, zinkt
het in de armen van den Witten Dood,
gelijk de Poolbewoners dat noemen.
De verlaging van de temperatuur
van het lichaam, die den dood door
bevriezing veroorzaakt, ligt bij de
meeste menschen tusschen de 18 en
20 graden Celsius.
De dood door bevriezing is tenslotte
een dood door verstikking, aangezien
het hart en de adem tengevolge van
de verlaagde temperatuur stil blijven
staan.
Het voornaamste hulpmiddel voor
het weder opwekken der levensgeesten
bij een bevroren mensch is dan ook de
kunstmatige ademhaling, terwijl tevens
de toevoeging van warmte met warme
doeken van belang is.
Merkwaardig mag het heeten, dat
alcohol 't bevriezen bespoedigt. De
mensch komt er door een schijnbaar
gevoel van warmte niet toe, zich tegen
de koude te weren.
En door de bedwelming van den
alcohol glijdt hij onwetend weg in het
'and der droomen, waardoor een weg
leidt, die naar het Rijk van den Witten
Dood voert.
Zoo kwamen wij tenslotte door vele
honderden vergezeld op de groote be
grasfplaat8 aan bij de Altneuschule
Midden tusschen hooge grafsleenen
vonden we, verscholen onder een
vlierboompje, een pas nog versch ge
maakt heuveltje.
De hoofdman beval zijn soldaten hel
graf af te zetten en aanstonds begon
de doodgraver op bevel van de ge
recht8dienaars te graven.
Zooals eenieder begrijpt, stonden wij
allen in angstige spanning af te wach
ten wat er zou gebeuren en hoe het
lijkje voor den dag zou komen. Nu
zou het immers blijken of de doodgra
ver ons iets op den mouw had gespeld
of dat hij werkelijk waarheid had ge
sproken.
Sommigen hielden reeds een doekje
voor hun neus, want volgens de ver
klaring van den jood moest het kind
reeds, evenals Lazarus, een dag of
vier in het graf liggen.
Maar, o lieve deugd, dit was beele*
maal niet noodig, zij trokken hun zak
doekjes dan ook al spoedig weg, toen
op eens een buitengewoon zachte en
wonderbare geur uit het graf omhoop
steeg.
Nu zette de Jood de schop terzijde
en begon met zijn handen de laatste
aarde voorzichtig weg te halen. Hij
had namelijk het lichaam reeds be
reikt en hier en daar werd het linnen
hemd reeds zichtbaar, waarin men hem
in plaats van in een doodkist had
gestoken De doodgraver vroeg nu aan
de gerechtsdienaars om hem te helpen
het lijkje uit het graf te tillen en toen
door A F. VAN BEURDEN.
I.
Peeter Jaanse wonde ien en huuske,
vlak beej 't durrep, met en paar ge
schore liende dur vur, enne kleinen
hof der aachter vol besseatruukke en
bloemme, van die heele mojje, géi
lilliën en rooje keizerskroone.
De bloemme waarre van zien vrow
Han, die vur de raamme van et huuske
ok en paar groote geleide fuchsiaste
pronk haj staon Ze hield dur huuske
schon ien orde en was Zoalerdags-
smiddags altiet aan 't schrobbe en
poetse van de stoep en de stuupkes,
det laater de steene nog mojjer rood
waare, as toe ze pss uutten öve ge
komme waare. Ze kos 't ok licht doen,
want zeej en Peeter han kiend noch
krèj:
Peeter was veldwachter of zoo as al
de minse nog zéjje, de sjampieter of
gardesjas, en haj zoo vreej woonne en
vreej vuur. Ok vreej licht, zolang as
de zon scheen.
Druk hajjet nie. Smèrges mos heej
tege neegen uure nor 't roadhuus, um
de bodschappe van de sikketerie te
haale en van den burgemèster te heure,
wat tur te doen was vur den dag.
Mar de burgemèster en de sikkre-
taaris waare zelf nog al wa gemekkelik
uutgevalle en daorum hajjet zelf ok nie
slecht
Zondags mossie de verkoopings afleze
«n s'.aoves gon sluite ien de herberge.
Dit deejjie sikuur, mar heej zette de
minse nie gèr op de bon As ut mos,
mosset maar Peeter was vur de
vreede. Want det mot me bedinke, heej
haj genoeg van oorlogen ruuziegezien
en mitgemakt.
De més*e minse zaage zoo wa teggen
um op, assie dor mit en sort Franse
uniformpet op, ziene keel an en ziep
zwarte boks, worrin, as me goed keek,
en roje streep kos zien, kérsrecht mii
enne grooten hoakstok dorhin kwaam.
De lange, rojjen baard stond um nie
slecht. Nie alleen hajjie respekt um
zien uutzicht, mar ok um ziene stoat
van dienst, zoo as ze det van enne
politieman zegge, heej was en stuk van
de macht ien 't durp geworre.
As jong was heej hier opgegruujd in
en keutereijke an 't Zaand, en toe heej
er zich iengelot haj, diende heej beej
't voetvolk ien den Bos en haj 't tot
kopperoal gebroch, en bewies dettie nog
zo stom nie was as ie uut zoag.
Toe zojjie as boerrekneg motte gon
dienne, mar dé verdrèjden ie. Tuus
kosie zig goed mit zien bruur ok redde.
Of 't toeval zoo woj, prikte de pestoor
Zondags ien de kerk zo moj ower de
slechte kèls ien Italië, die de Paus of
won zette en um won verdrieve, del
heei er mitlieje mit kreeg. En toe de
pestoor alle jonge minse opripp, die
deze schenen te aarzelen, trad ik zelf
naar voren en te samen tilden we
onzen kleinen vriend uit het graf.
Wij ontdeden hem van zijn bovenste
doodshemd, hetwelk geheel bevuild
was door den vochtigen grond. Toen
knielde ik neder en maakte zelf den
zweetdoek los, waarmede zij, voigens
Joodsch gebruik het aangezicht van
den knaap bedekt hadden.
Toen zag het mij aan en al degenen
die er om heen stonden, slaakten aen
kreet van verbazing. Het wes geen
misvormd lijkengelaat, maar het waren
gelaatstrekken van een ^lief, zacht
sluimerend kind. Zulk een schoon,
verheerlijkt gezichtje had ik zelfs op
een schildsrij nog nooit gezien.
Toen ik de zwarte lokken van zijn
wasblank voorhoofd streek, was het
mij alsof zijn oogleden zich zouden
openen en ik van zijn frissche, roode
lippen wederom de vraag moest hooren!
Pater Sebuldus, waarom hebt gij aan
mij getwijfeld?"
Overigens, ik was heusch niet de
eenige, die in luide roepen van ver
bazing uitbarstte en wiens tranen
troostrijk langs de wangen begonnen
te vloeien.
Toen begonnen wij ook de andere
windsels los te maken, maar nu waren
de gerechtsdienaren niet meer bang.
Niet alleen zij, maar ook de aanwezige
rechters en zelfs de hoofdman drong
naderbij, toen men op de plaats van
de handen en voeten frischroode blo^d
vlekken door het linnen heen zag
komen.
Maar eerst, toen wij het doek van
vreej waare en hart hajje, um de Paus
te gon diene tége die roovers, stond 't
beej Pet vast det, as zum wojje hebbe,
heej ok optrok.
Heej meldde zich an, wier angenoome.
t Mèste van 't handgeld gaaf heej an
zien moeder, um 'r 'thuulleaf te leerre,
kocht zich bei Toon van Kuuk ien
Boksmèr drie urlozies, een vur vaader,
een vur bruur en een vur zich.
Heej ging nao Antwerpe en mitveul
andere nor Roome.
Wat un reis was det gewèst, en wat
was det allemol vrèmd! En wat en moj
aak kreeg ie ien Roome an, gries mit
areed rood lint afgezet en èo heel wiej
boks mit enne groote zolder derrien
Witte slopkouse en zoo meer en èn
schon kieps. i
Al de kemandoos waare ien 't Fransch,
mar ze han ok inkele Hollanse offe
ciere en één durvan. Arts uut Tilburg,
haj um gezet, det assie de kemando's
goed kende ien 't Frans, dsn wierrie
sebiet kopperaol.
De Paus was ök beej hun gewèst
heel ien 't wit, mar Piel haj nie be-
greepe, wattur gezet was.
Mar Piet was slim genoeg, um mar
daallik an 't leerre te goan, want de
hsndgreepe mit 't gewèr kenden ie van
zelf al goed.
Heej stond eigelik ien 't uurstoover
alles verwonderd, assie mit en par land
van Kuuksche kammeroade zoo uut
«in*.
De reuze groote kerke, de Tiber met
zien géi smerrig waater, de mojje
blouwe locht de Iteljaane as waater
zo vlug, 't vremd ète, de wien, de groote,
vlakke onbebouwde velde um Roome,
de berge, alles was neej. Heej schreef
det ok trow nor zien huus toe en zien
brieve wiere euveral vurgelèze, want
heej maktet op zien mojst
Toe veranderde 't rustig léve. Heej
was kopperaal, kos al wa Frans en ok
wa Italjaans, die nèf en nicht zien,
schreef-fie.
Mar de brigans laageooveral um
Roome ien de berge en die mosse ze
der uut drieveen dé gong nie mekkelik
Heej makte veldslaage mil en toe Rome
belegerd wier in zeuventig, wier heej
kriegsgevange gemakt.
Mar heej ging nie nor huus; dur
as gevraogd of tur geir lus hajje um
ennen aandere rieke prins te gon diene
an de Zee te Monaco, ien en moj
lendje.
Piet verdiende dur good geld en mos
dur mil andere op wacht stoan beej 't
palleis ien en prachtig park mit allerlei
schon boome. Assie dor zo allennig
stond ien den heldere moaneschien,
stond heej heel hoog en keek ovve»
alles hin vèr de zee ien, schiemmer
ochtig blouw en zilver, hier en dor en
wit zeil. Dan docht heej, dèt mosse ze
now tuus is kunne zienl
Heej schreef nog allis nor huus en
zien brieve wiere hoe langer hoe mojjer,
want um te iaote zien, wattie allemol
meegemakt haj, schreef heej van velt-
slaage, wor heej tot ower de enkela
dur 't blood waajde, ok dèt heej zicb
haj motte verdedige ien en huus mi»
vier zwaave tege vief en vèrtigbregsn»
en dettie mette leste petroon ook de
leste bregan ower de kop haj lotte
keukele.
Wordt vervolgd.
Opvriezen.
We willen een enxel woord zeggen
over het zoogenaamde opvriezen. Na
afloop van den winter gebeurt het niet
zelden, dat op den onbesneeuwden grond
de wortels der jonge planten bloot
komen te liggen en afscheuren, waar
mee de plantengroei natuurlijk ophoudt.
Het meest heeft dit nog plaats wanneer
vorst en dooi afwisselen. Wij wezen er
vroeger op, dat door bevriezen uitzetting
plaats heeft; het water in den bevroren
één band geheel en al ontdaan hadden
en iedereen de gruwelijke wond kon
zien, welke de spijker gemaakt had
en waaruit nog steeds overvloedig
versch bloed stroomde, toen eerst ont
stond er een geween en gesnik, een
roepen, zuchten, jammeren en klagen,
als ik nog nooit van mijn leven ge
hoord heb en nooit meer hoop mee te
maken.
Ja, het volk had ons bijna tegelijk
met de heeren van het gerecht in elkaar
gedrukt en ons in het open graf ge
drongen, als de omringende soldaten
zulks niet met hun pieken, die ze hen
voorhielden, verhinderd hadden.
O, ziet dien heiligen knaap toch
eens l Kijk toch eens naar zijn bloe
dige wondeteekenen l O, wat een gru
welijke vader, dat hij zoo zijn tegen
kind heeft kunnen doodmartelen l
Zulxe en dergelijke uitroepen klon
ken van alle kanten.
De oude doodgraver knielde even
eens geheel vermorzeld van berouw en
smart bij den kleinen doode neer,
sloeg op zijn borat en bekende luid
en openlijk, dat degene, voor wien
deze knaap gestorven was, waarlijk de
echte Messias moest zijn.
Dat dit lijkje vier dagen lang onder
den grond gehsel onbedorven gebleven
was en zelfs een liefelijke geur uit
straalde, moest een wonder zijn van
de goddelijke almacht, zeide h;j.
Toen de eerste storm van begees
tering een weinig gezakt was en de
gemoederen weer wat waren gekal
meerd, besloten de gerechtsdienaren
het doode lichaam van den lieven
grond heeft zich dus uitgezet, het heeft
een grootere ruimte ingenomen, het
heeft de bodemoppervlakte eenigszins
opgeheven, Bij dooi daalt de bodem
weer, omdat dan het water weer tot
zijn oorspronkelijke volume terugkeert.
Heeft nu een herhaalde uitzetting
en inkrimping plaats gehad, dan zullen
toch de wortels der plant niet altijd
die beweging blijven volgen; zij wor
den als het ware losgewrikt.
Daar verder de vorst den grond in
dien eigenaardig muilen toestand brengt
dien onze landbouwers zoo gaarne in
het voorjaar zien, zal bij sterken wind
de wortel bloot waaien, de plant heeft
geen voldoende vastheid meer, valt om
en gaat dood.
Omdat het opvriezen grootendeels
een gevolg is van de eigenschap van
het water, om zich bij bevriezen uit te
zetten, zal men dus op poreuzen veel
water bevattenden grond het meest van
het opvriezen te lijden hebben.
Een voorbehoedmiddel is dus: droog
ggen, hetzij door begreppeling of
anderzins.
Opvriezen komt dus het meest voor
op veengronden en humusrijke klei
gronden; 't minst op samenhangende
zand- en leemgronden. Wij noemden
zooeven als middel om 't opvriezen te
voorkomen, het droogleggen.
Is niettemin toch opvriezen waar te
nemen, dan is rollen wenschelijk, ala
de grond ontdooid en niet meer nat
is. Daardoor worden de wortels meer
innig met de gronddeeltjea in aanra
king gebracht en vormen zich nieuwe
wortels, welke de functies der oude
overnemen.
Tegen de werking der natuur staat
de plantenteler vrijwel geheel mschte-
loos. Middelen, welke in den tuinbouw
op kleine scUaal uitvoerbaar zijn, zijn
op den landbouw toegepast, gewoonlijk
te duur en daardoor onpractisch
Als wij ons nu da vraag stellen, wat
de landbouwer moet doen om zijn ge
wassen tegen de nadeelige invloeden
van de te groot* koude te besshermen,
dan wil 't ona als 't doelmatigst voor
komen te zorgen, dat de planten met
een groot weerstandsvermogen den
winter tegemoet gaan. Hoe krachtiger
de plant, hoe sterker, hoe meer weer
standsvermogen.
Een flink en krachtig gewas is 't
beste middel om de nadeelen van den
winter tot een minimum te herleiden.
Mos op Truohtboomen.
Waar mos op vruchtboomen gevon
den wordt, is dit altijd een bewijs, dat
er iets niet in den haak is. Voor den
kenner zijn, evenals voor den ervaren
arts, de verandeiingen aan den opper
huid, de mosvormingen, een z^ker
teeken, dat het ten opzichte der
lichaamssappen niet geheel in orde is;
en waar dit het geval is, hapert het in
de meeste gevallen ook aan de voeding-
Ongetwijfeld hebben in dergelijke
gevallen de boomen gebrek aan voedsel
en kracht voor een goeden, snellen
groei, voor een geregelde, snelle stof
wisseling.
De oorzaak hiervan ligt daarin, dat
zij zonder eenige voorbereiding uiteen
goeden bodem in een slechte worden
overgebracht, óf omdat zij reeds *óór
het verplanten ziekelijke en zwakke
boomen waren, misschien geënt op een
verkeerden onderstam, óf ook omdat
de nieuwe standplaats niet 't noodige
bezat, om met goed resultaat vruchten
teelt er op te drijven Het sap vloeit
onder deze omstandigheden slechts
spaarzaam vooral de achora heeft ge
brek aan sappen.
De opperhuid, welke gebrek heeft
aan de noodige veerkracht, sterf lang
zamerhand af, verdroogt en kan dan 't
binnendringen van de vochtigheid der
lucht niet meer tegenhouden.
Om deze redenen, en wegens de
afwisseling van warmte en koude in
t voorjaar, ontstaat een soort van ont-
knaap voorloopig naar het huis van
zijn eigen vader, hier vlak bij te
brengen.
Op de plaats zelf, maakten we een
groot protokol op over de heele, even
verschrikkelijke als troostvol'e gebeur
tenis, waaronder ik mijn naam zette.
Toen gingen zij daarmede, zoo hard
zij konden, naar het paleis van den
Aartshisachop.i
Ik zelf bleef echter waken bij mijn
kleinen dooden Abel en de wachten
zorgden er wel voor, dat het volk op
een eerbiedigen afstand bleef.
Het bericht van het voorgevallene
was den gerechtsdienaren reeds voor
geweest.
Toen zij op het paleis aankwamen,
zagen zij niet alleen den Aartsbisschop
omringd door een groot aantal Heeren
Kanunniken en Capilularea, maar ook
de stadsoverste zelf was daar met heel
zijn raad aanwezig.
Na het aanhooren van het protokol,
besloten allen eenparig, op voorstel
van den Aartsbisschop, om zoowel tot
uitboeting van de gebeurde misdaad,
als tot algemeene stichting van het
volk, het wonderbaar behouden geble
ven lijk van den knaap in plechiige
processie af te halen en het voorloo
pig neer te zetten in de groote open
bare hal van het raadhuis
Aanstonds werd dit besluit door
geroep en trommelslag in de stralen
van Praag bekend gemaakt
Voor de gilden en andere genoot
schappen werd afgeroepen, waar zij
zich bij voornoemde processie moesten
aensluilen.
Wordt vervolgd.