PEEL EN MAAS Bijvoegsel van Zaterdag 23 Februari 1929, no. 8 Venray, 20 Februari 1929 Mijnheer de Redacteur. Beleefd verzoeken wij U het volgen de in Uw blad van as Zaterdag te plaatsen. Bij voorbaat dank. Hoogachtend, Namens het Bestuur der Schoolver» eeniging »St. Antonius" te Venray— Veulen. De Voorzitter De Secretaris P. v. d. BOOMEN. G. POELS. De Schoolkwestie te Veulen. Bij het opslaan van >Peel en Maas" van Zaterdag 16 dezer, viel ons oog, in dezen geforceerden schoolstrijd te Ven- ray (Veulen) direct op het eerste artikel >De scholen te Leunen", door »Iemand, die het goed meent". Met buitengewone belangstelling zullen de lezers van Venray, en meer in het bijzonder die van Leunen en Veulen, dit geschrevene hebben gelezen en mogelijk herlezen. Wjj niet minder Nadat ieder van ons op zijn gemak di' hoogst geleerde epistel van mijnheer »iemand" zoo zullen wij den schrij ver maar betitelen, want zoo'n geleerde personen telt Leunen naar onze n»eening niet *eel thuis achter de kachel had gelezen, kwamen wij, druppelsgewijze, met gezichten vol ver bazing, met een gevoel diepgetroffen te zijn doch met een gerust en eerlijk geweten ons gebruikelijk vergaderhuis binnen en natuurlijk met *Peel en Maas" op zak. Onze voorloopige indruk was opval lend dezelfde. Toen we met z'n vijven compleet waren, kwamen we overeen het grootsch en voor de meesten onzer Venraysche menschen veel te geleerd artikel eens gezamenlijk te bekijken, in de hoop en gedachtig de leuze »wat den een niet weet dat weet den ander", meer klaarheid te kunnen brengen en ons mogelijk van inzicht te doen ver anderen. Na lezing van het hoogst ernstige en zware artikel over kerkelijk recht, keken wij eikander aan met roode gezichten, niet van schaamte, maar van inspan ning en stonden verbaasd over den durf van die »mijnheer iemand" om dergelijke en voor ons lasterlijke woorden neer te schrijven. Onze indruk was algemeen deze, dat mijnheer »iemand" met zijn »raad gevingen" niet tot doel had een uiteen zetting te geven, van zooals het opschrift aangeeft »De scholen *e Leunen", maar om, na een inleiding over ernstig R.K. Christelijk, godsdienstig leven ten opzichte van het onderwijs, onze ver eeniging in haar eerlijk en rechtmatig streven op onchristelijke wijze te treffan, en niet met middelen zooals elk eerlijk criticastèr onderteekend of niet het doet, neen, met motieven die on waarheden en valsche beschuldigingen bevatten, welke wij, zonder meer, niet mogen en kunnen laten passeeren. Wij meenen dit in ernst en grijpen, hoe noode ook, deze gelegenheid aan om onze handelwijze hier eens uiteen te zetten. Klaarheid en openbaarheid te bren gen maar dan ook in alles in deze eenvoudige doch opzettelijk ver keerd voorgestelde zaak blijkt ons zeer noodig te zijn, opdat eenieder welden kend mensch, bekend oi onbekend, betrokken of niet behooreude tot de belanghebbenden, kan oordeelen of wij laat het ons maar schrijven zooals we 't meenen zoo on-Ruomsch en doelbewust verkeerd hebben gehandeld, dat een bestrsffing als hier is geschiedt, gerechtvaardigd is. Om een oordeel te kunnen vormen is 't noodig, dat men geheel bekend is met de geschiedenis en den werkelijken toestand der zaak. Dit is hetgeen wij zullen trachten met het onderstaande te bereiken Op het Veulen zijn pl m. 70 kinderen vallende tusschen den lenfijd van 6 tot 15 jaar, de z g. VERPLICHTE schoolgaande kinderen Deze kinderen DIENEN, ter bekoming van het in dezen tijd ter ontwikkeling zoo noodige onderwijs de scholen te bezoeken. Dat deze kinderen, lang niet allemaal, de scholen bezoeken, vindt zijn oorzaak in den langen af te leggen afstand voor het schoolbezoek. Dit bezoek is dan ook treurig. De kinderen van het Veulen bezoeken voor het overgrootste deel de school te Leunen. Al is de af te leggen afstand GEMIDDELD 1 uur loopen, een ieder die kinderen heeft weet dit maar al te goed, dat de kinderen daar gemiddeld veel langer over loopen. 's Morgens wordt om ongeveer 7 uur vertrokken en '8avonds kunnen de kinderen om 5 uur thuis verwacht worden. Dit bezoek moet jongens en meisjes geschie den in weer en wind en een gedeelte van het jaar in 't donker, In weer en wind schreven we en in het donker, en dat wil wat zeggen. HET WEER Het weer dat de meeste dagen hetzij door natheid, koude enz voor een ieder te slecht is om uit te gaan, is wel en moet maar geschikt zijn voor kinderen, ook voor die van nauwelijks 6 jaren, ook voor die ge brekkig zijn, ook voor die van zieke lijken of minder krachtigen aard zijn. En dan niet voor een oogenblik, maar voor 's morgens en 's avonds ongeveer anderhalf uur. Wat vele menschen van het Veulen hierbij ondervinden is werkelijk erg. Nat en verkleumd komen de kinderen in de morgenuren aan school en's avonds thuis, er. de nat geworden kleeren ja, ze worden zoo goed en zoo kwaad mogelijk gedroogd blijven aange houden totdat de kinderen 's avonds thuis zijn. Ja, er komen kinderen naar de school van ouders die financieel in staat zijn, deze ellende van de kinderen zij het ook lang niet voldoende te verzach ten, maar het meerendeel van de kin deren maakt het schoolbezoek mede in een vorm zooals wij hier vermelden. IN HET DONKER. In het donker gaat 't maanden 's avonds, jongens en meisjes, op een gedeeltelijk vrij een zamen weg, tot een leeftijd, met het 7e leerjaar, van 15 jaar. Wie meent, dat dit onschuldig is, geeft blijk met den werkelijken toe stand niet op de hoogte te zijn. De menschen op 't Veulen onder vinden, jammer genoeg, maar al te veel de misdragingen van menig kind en bemerken maar al te goed het zedelijk bederf van deze HUNNE kin deren. En dit zijn feiten, die ons over bekend zijn, en onnoodig en onge- wenscht komt 't ons voor hierop bij deze gelegenheid nader in te gaan, maar wel meenden wij, dat 't noodig was déze treurige omstandigheden aan te stippen. Men vergelijke in den te- genwoordigen tijd de kinderen in dit opzicht toch niet met die van voor jaren terug. 's MIDDAGS. Ja, 's middags ziet geen enkele ouder zijn schoolgaande kinderen «huis. En al worden de kin deren 's middags bij en door anderen zoo goed mogelijk verzorgd, het ge zinsleven is door het gemis der kin deren verdwen. Is het niet erg te noemen, dat een vader zijn kind dikwijls dagen niet ziet, dan soms een oogenblik 's morgens en even 's avonds en nog alleen dan, wanneer hem het werk dit toelaat? En wat brengt dit alles voor een toestand op het Veulen? Dat diverse kinderen, hoe noodig 't ook is, die afstanden niet kunnen maken, en bijgevolg geen of bijna geen onderwijs ontvangen dat in een dorp als Ven ray huisonderwijs moet worden gege ven dat de gezondheid der kinderen er zeer zeker door te lijden heeftdat de kinderen, zeker nu het 7e leerjaar komt, meer en meer kans loopen zedelijk bedorven te worden dat het onderwijs zeer veel nadeel van een dergelijk schoolbezoek moet ondervin den en ten slotte dat de ouders opzien tegen dit schoolbezoek, hunne kinderen meer en meer zulien thuis houden met gevolg slecht ontwikkelde kinderen voor eene streek als het Veulen, welke eene toekomst heeft. Dat is naar onze ernstige meening, bij voortduren van dezen toestand, de toekomst. Wij vragen eenieder, die kennis heeft genomen van de hiervoor ver melde feiten en wij willen deze, zoo noodig, gaarne uitvoeriger vermelden of het gerechtvaardigd van ons, ouders is, waaronder er vele met groote zorgen zijn, om te trachten aan dezen ellendigen, reeds jaren bestaan- den en steeds erger wordenden toe stand een einde te maken Wij hebben deze vraag destijds met een gerust geweten met een volmondig »ja" beantwoord. Er werd reeds voor jaren terug naar uitkomst uitgekeken, door ieder van onze menschen voor zich, zonder re sultaat natuurlijk. De menschen bracht het er daarom toe GEZAMELIJK te trachten in deze iets te bereiken Er moest, zoo was de afspraak toen tertijd op het Veulen, eene actie op touw worden gezet en dit gebeurde. Er werden plannen besproken en overwogen, die uitkomst zouden kun nen brengen. Men kwam toen tot de conclusie, dat al de ondervonden wederwaardigheden slechts afdoende waren te verhelpen door te trachten ëen eigen school te krijgen. Daar in Venray, ook de R. K. be staande scholen, openbaar waren, vroegen ook wij om een openbare school aan het Veulen. Na »rijp" beraad kwam overleg en het gevolg was, dat wij NOG niet te helpen waren. De wet, ja de wet, hoe gaarne anders ook, was een struikelblok voor ons. Wij konden, hoe GAARNE ook, NOG niet geholpen worden. Dat was de poeder die men ons gaf. Men hoopte blijkbaar, dat deze voldoende zou zijn om ons op het gebied van schoolaan- vrage te doen versuffen. Maar het viél anders uit. Die poeder bracht ons opgewektheid, gaf onfc nieuw leven, bezat wonderlijk genoeg, zooals nu de nieuwe Kwatta-reep, vitaminen, om ons op het gebied van onderwijs slecht verzorgd lichaam, op te knappen. De afwijzende houding bracht, zooals meestal het geval is. ook op het anders zoo rustige Veulen, veel ontevreden heid. De zaak werd met meer nauwgezet heid bekeken en bestudeerd en dat is al niet weinig voor ons menschen. Wat bleek ons na eenigen tijd van onderzoek? Dat wij met eenigen goe den wil wel te helpen waren en af doende te helpen dat onze zorg wel kon worden opge heven zonder groote lasten voor de gemeenschap dat wij evenals andere gehuchten, waarvoor de menschen van het Veulen baar evenredig aandeel toch ook be talen, wel een eigen school konden krijgen. De Lager Onderwijswet 1920 gaf ons nl. het recht te ijveren voor een eigen bijzondere school en heel natuurlijk dat het een R. K. moest zijn. Art. 72 dier wet bepaalt n.l. o. m., dat het bestuur eener rechtpersoonlijk- heid bezittende vereeniging, onder overlegging van eenige stukken, welke in eene gemeente eene bijzondere lagere school wenscht, eene aanvrage kan richten tot den Gemeenteraad, om de noodige gelden voor de stichting van eene school. Toen wij de hierop betrekking heb bende kennis ons eigen hadden ge maakt, werd het oordeel der menschen van bet Veulen ingewonnen over de vraag, of wij van deze gelegenheid zouden gebruik maken om een eigen school te krijgen. Zonder dat, in allen ernst gemeend, ook maar een enkel mensch dacht, dat Kerkelijke voorschriften zouden be staan of dat wenschen in die richting waren naar voren gebracht, welke het verbieden een actie te openen als door ons gedaan, werd ter vergadering met algemeene stemmen beslotenzonder ééne uitzondering dat in deze rich ting gewerkt moest worden. Men verlangde naar het oogenblik, waarop men van de reeds jaren onder vonden ellende verlost zou worden. Om een onjuiste of verkeerde con clusie te voorkomen, zij opgemerkt, dat de hiervoor noodige besprekingen, werkelijk niet gering in aantal en reeds voor maanden en maanden terug niet in het geheim zijn gehouden, maar zijn geschied zooals men dat gebruikelijk is te doen met welke andere zaak ook en dan nog wel liefst

Peel en Maas | 1929 | | pagina 9