Blad van „PKELi MAA, Come vertelt. PUROL Oe Jodenknaap van Praag. Brood en spelen Bij Gri8p en Gevatte koude Bij Koesten en Bronchitis De Braziliaansche Boer. ZATERWQ 9 FEBRUARI 1929 Vijftigste Jaargang No. 6 li. Lofridenaars van den goeden ouden tijd. Neg al duidelijk, dat ik wel eens in atnraking kom met oudere lieden. Nu heett eene rijke ondervinding mij bewezen, dat de zeer oude Ho- ratiis gelijk had, toen hij beweerde, dat oude menschen graag zich op werpen als lofredenaars van den ouden tijd. Maar hebben die menschen hierin wel gelijk? Dat is de kwestie. Ik zou wel eens willen weten hoeveel van die lofredenaars, zoo n zich bevinden onder de lezers van „Peel en Maas" en dat is meer dan waarschijnlijk, hun zoo geliefden en gevierden ouden tijd, zooals hij reilde en zeilde, oprecht en eerlijk zouden terugverlangen? Geen een, zou ik denken Waar is de 'heer of de Dame, die auto's en bussen versmaadt, om te reizen per ouderwetsche koets of postwagen Wie verkoopt zijn fiets om den billenwagen van voorheen >n te spannen Ik moest eens bij de Heeren van de Venraysche Compenie komen met het voorstel, om gelijk hunne groot ouders hun marktvee te voet voor zich uit te drijven tot Parijs! Bij onze onderwijzers, om gelijk Meester Franssen met hoogstens één hulponderwijzer of soms enkel met één kweekeling te gaan staan voor heel de Venraysche mannelijke jeugd onder den Boog Hoe zou ik ontvangen worden te Leunen, Merselo, Oostrum, Smakt, zoo ik de lui de zaligheid eens voorspiegelde van de voorzaten, die weer of geen weer, te Venray ter kerke moesten gaan, hun dooden er per huifkar henen voeren Wat zouden ze passen, allemaal, oud en jong! Zal ik het wagen, onzen machtigen Boerenbond te verzoeken op te karren en de boeren maar te laten aanploeteren als voorheen, ieder voor zich en allen voor een paar winkels in 't dorp Waar *ijn de werklieden, die hunkeren naar afschaffing der sociale wetten om weer te vervallen in een slaat ongeveer gelijk aan slavernij van den goeden ouden tijd Wie van de vurigste bidzielen wenscht de centraal-verwarming onze kerken uit Met alle respect ben ik zoo vrij te denken, dat zelfs onze eerbiedwaardige Parochiegeestelijken, ja, de arme zonen van St. Franciscus. er geen prijs op stellen om in ijs koude winters een armzalig kom foortje naast hun kelk te zetten, opdat deze niet bevriezen zoude en zich de handen te verwarmen, gelijk ik Pastoor van Haeff heb zien doen, terwijl ik zelf bibberde in mijn man chesterbroek onder den misdienaars- toog I Onder stoffelijk, lichamelijk op zicht is onzen tijd meer dan honderd procent vooruit op den ouden tijd, die velen nog met mij gekend heb- ben en de levensstandaard is voor de lagere klassen op een peil ge. bracht, waaraan vroeger de welge. FEUILLETON Historisch"Romantisch verhaal. Vrij naar het Duitsch door B. B. 18. Zoo vertelde mij gisteren zijn eigen geloofwaardige moeder. Ik heb al hare woorden opgeschreven en getracht alles zoo getrouw mogelijk weer te geven, zooals zij het mij heeft verteld. De kleine Abel is werkelijk en waarachtig, evenals zijn goddelijke Meester gekruisigd geworden. Jezus werd gekruisigd door zijne vijanden, omdat Hij hun huichelarij in het volle daglicht stelde, de kleine Abel werd gekruisigd door zijn eigen vader, omdat hij Christus wilde volgen. Nog kort geleden ben ik zelf (Pater Sebaldus, de pater Cspucijn, die vertelt) met broeder Cunibertus naar het huis van den ouden Abel Abele geweest om de kamer te zien, waar de kleine Abel gemarteld werd. De tamelijk groole bloedvlekken op den muur en voor namelijk op de vloer van de kamer waren nog goed zichtbaar. Diep ont roerd ben ik toen neergeknield om dit onschuldig bloed vol eerbied met een kus te vereeren. Hoe het verder precies bij zijn kruisiging is toegegaan, heeft men nooit met zekerheid kunnen achterhalen en stelden niet eens durfden denken. O, wis en zeker, 't is niemand verboden den postwagen van Piet Meuws en Frans Aerts, waarvoor een blind paard, och erme 1 21 jaar met stijve poolen naar 't Horster Station heeft geloopen, heel wat schilderachtiger te vinden, dan de bussen van Kupers en de auto's van Derksen. Als ik schilder was, dan bracht ik ook op doek de kranige stichters van onze Schaapscompenie, in lange blauwlinnen jassen, een zijden pet op, een rooden dasje om, een neus warmer in den mond, een mispelen knuppel in de knoestige hand, een vracht schapenschoentjes op den nek. Maar in zoo'n pak geschilderd staan of er mee gekleed gaan, dat is twee: het eerste kan schilderachtig zijn, maar een colbert zit geriefelijker. Wat ik nog schilderde Meester Franssen met zijn langen baard, zijn hoog voorhoofd, zijn weelderigen, mooi verzorgden haargroei, zijn commandantsblik, zijn langen wijs- stok, een prachttype, waarvan ik veel hieldmaar waar ik hem het meest typisch zou vinden, vóór ons in de school of achter ons in de kerk, bij en naast zijn goedig Hanneke, of met de lange stokpijp in de hand en den breedgeranden strooien hoed op door de dorpsstraat, ofwel biljartend in de Zwaan of beugelend bij Thielen, voorheen Piet Meeuws, dat is voor mij nog niet uitgemaakt. Een boerenkar met helderwitte huif, bespannen met een niet te weelderige Rossinante op een sukkel drafje, hortend en stootend in diepe karrevoren van den goeden ouden tijd, met den voerman gezeten vlak achter het paarden-achterwerk, de beenen bengelend naar buiten aan de linkerzijde, terwijl een witgemutst boerinnetje hoog en droog pittig vooruitkijkt, 't is een onderwerp om te bekoren schilders en dichters, maar.... geen boeren meer. En nu stel ik weer de vraag Waar is de lofredenaar van den goeden ouden tijd, die dien ouden tijd oprecht terugverlangt? Ik niet, en ik kan Onzen Lieven Heer niet genoeg danken, dat Hij ons zoo ruim gezegend heeft met zijne goede gaven en ons 't leven zooveel veraangenaamd en vergemakkelijkt heeft, en ik meen, dat we goed zouden doen Hem allen dankbaar te zijn voor den ontzaglijken vooruitgang op allerlei stoffelijk ge bied, en op ander ook nog wel. Wij ouden van dagen hebben dit voordeel op de jongeren dat wij eerst en lang ons zwarte brood gegeten hebben, en 't jonge volk niets meer kent dan „weg" en „krentenmik", en daarom zoo gauw pruttelt. „Oud en nieuw" geeft bij meer levenswijsheid meer tevredenheid. Tot ziens! OOME. »Brood en Spelen"! Dateischte het vervallen Romeinsche volk van zijn keizers. »Geef ons brood en records"! De helft van de wereldss op jacht naar «•records". Record in hoogspringen en versprin gen. Record in 't lichten van gewichten, en in 't werpen. Record in 't loopen, worstelen, boksen' ijden, vliegen, roilen,zwemmen, roeien, Record in de hoogte en in de lengte, snelheidsrecord en duur record. Record in 't eten en in 't vrijwillig hongeren. Record in schoonheid, in lengte, in dikte, in lamheid. Enz. Enz. 't Is al record wat de klok slaat. Een vliegenier heeft honderdmaal de «•looping the loop-' gevlogen.... In New- Jersey heeft een man twaalf dagen doorgebracht op een vlaggestck Een zekere Meyer heeft, achtereen, 47 eieren uitgezogen.Een andere heer heeft vijf dagen aan 'n stuk piano gespeeld.. In New York heeft een danswedstrijd drie weken geduurd, sommige paren hadden meer dan vijfhonderd uur gedanst... Ofll Waar gaat dai toch naartoe? Waar loopt onz8 wereld heen Daar wordt zoo uitzinnig veel moeite gedaan om zich een zotte faam als wereldkampioen toe te eigenen, dat er geen lust en geen tijd en geen kracht meer overschiet om nog een weinig moeite te doen in den strijdloop naar den Hemel. Alleman wil de eerste zijn in de een of andere wereldache,dwaas heid, maar om zich een goede plaats te veroveren in den Hemel, daarop denken zij zoo weinig veel te weinigl De wereld staat op haar kop. De hoogste dingen die eeuwig moeten duren verwaarloost zijen de nietige, ver gankelijke roem jaagt zij na. Het heilige wordt met een misprijzend lachje voorbijgegaan... terwijl de reuzen- spieren van den kampioen bijna aan beden wordan De wereld weet riet meer waar naar toe omdat zij God vergelen heeft, en de koersbaan van den godsdienst verloren heeft. Waar moet dat eindigen Ja, dat kan eindigen; maar. als die uitzinnige record furie nog verder gaat, dan weet ik wel waar het eindigen zal dan zal het eindigen in een krank zinnigengesticht. Modern Europa en ook Amerika zijn bezaaid met krankzinnigengestichtsn, paleizen zoo groot., en die paleizen zijn overbevolkt Maar ik geloof toch dat er veel waarheid schuilt in de oude spreuk die zegt: »De grootste gekken loopen los". Wil deze wereld weer gezond worden, dan moet zij met alle geweld terug keeren naar God en Godsdienstwaar door men ajUes op zijn juiste waarde leert schatten. daarom kunnen we helaas de Isatste diep ontroerende woorden, welke het kind voorzeker tot zijn vader en oom moet gesproken hebben hier niet neer schrijven.... Maar wel verschrikkelijk moet dit kind geleden hebben en in satanisch moet wel de haat van den ouden Abele tegen de Christenen ge weest zijn, dat hij zijn eigen vleesch en bloed zoo durfde doodmartelen. H-t eenige, wat wij daaromtrent met zekerheid weten is zooals de Rabbijn nog kort voor zijn dood vertelde dal zij den knaap toen zij hem reeds had den vastgenageld, nogmaals aanboden hem te laten leven, indien hij het Christendom wilde verloochenenen. Het kind schudde echter van neen en zeide, dat hij liever met Christus wilde ster ven dan zonder Christus leven. Zoo trad zijn roemvolle, in eigen bloed gedoopte ziel na korten doodstrijd de eeuwige vreugde des hemels binnen. Wij kunnen ons indenken, hoe de glorievolle Moeder van God haar kind vol liefde en goedheid heeft ontvangen en het aan hare hand geleidde tot voor den troon van haren goddelijken Zoon Jezus Christus. Met Hem was hij ge kruisigd, met Hem zou hij voortaan heerschen van eeuwigheid tot eeuwig heid, Amen. Gij, onschuldige, heilige martelaar, bid voor ons! Wonderbaar! In dienzelfden nacht, waarin de knaap zoo verschrikkelijk geleden en zijn bloed voor Christus had vergoten, zag ik hem in eenen drocm. Hij droeg een buitengewoon schitterend kleed, ik weet niet van welke 8tof het was en iusschen zijn Ingesasdea IMsiesUagsa, Sanapirin tabletten, Buisje 75, 40, 25 ct Anga siroop. Flacons van 1 gld. en f 1.75 Bij Apoth. en Drogisten. Waarschuwingssignalen. Als uw organisme zelf u door pijn en kwalen, een duizelig gevoel, oor suizingen en andere stoornissen waar schuwt, dat de nieren het urinezuur en andere vergiftige stoffen niet be hoorlijk uit het bloed fillreeren, dient gij u in acht te nemeD, Gij kunt het spoedig genoeg zelf uitmaken. Let er op of gij last hebt van rug pijn, rheumatische pijnen, ischias of spit, een prikkelbaar, zenuwachtig, afgemat gevoel, een gevoel of uw ooren suizen of gonzen, te vaak of te weinig aandrang tot urineeren, troebel, te donker of te licht gekleurd water Brandend en pijnlijk bij de loozing. Zanderig, gruisachtig of draderig be zinksel. Elk dezer verschijnselen kan beteeke- nen, dat uw nieren hulp behoeven. Gebruik dan onmiddellijk Foster's Rug pijn Nieren Pi len. Zij worden aanbe volen als het middel, dat de verzwakte nieren opwekt, de urineloozing regelt en u bevrijdt van rugpijn, rheumatiek en die andere ellendige verschijnselen van nieraandoening. Verkrijgbaar (in glasverpakking met geel etiket let hier vooral op) bij «potheken en drogisten f 1,75 pe flacon. 32 saamgevouwen handen staken takjes m8l bloedroode rozen. Hij wenkte mij met de rozen en zeide zacht glimlachend: Pater Sebaldus, waarom hebt gij aan mij getwijfeld? Half verschrikt schrok ik wakkeren op den kerktoren van Zalow aloeg het juist twee uur na middernacht Ik wreef mijn oogen eens flink open en was niet weinig onder de indruk en trachtte eens kalm na te denken over dit zeld zame en wonderbare droomgezicht. Daarna kon ik onmogelijk weer ien slaap vallen, tegen drie uur stond ik op en begon bij het heldere maanlicht de Metten van den grooten, heiligen Martelaar Pancratius te bidden. Terwijl ik de groote, dikke letters langzaam zat te spellen en trachtte al mijn aan dacht zooveel mogelijk bij mijn brevier gebed te houden, kwam echter telkens de gedachte aan den knaap en aan dien zonderlingen droom mij weer voor den geest. Ja, Peter Sebaldus, waarom hebt gij aan mij getwijfeld En toch kon en wilde ik niet gelooven, ist dit droomgezicht misschien een aanwijzing, een zacht verwijt was. Ik stelde mij Z6lf maar gerust met de gedachte dat het niets andera dan een ijdele droom en pure inbeelding geweest was.... Hoe ik naar Praag terugkeerde en hoe alles aan liet daglicht kwam. Eenige dagen later was het de Zondag »Jubilate" (Verheugt U derde Zondag na Paschen). genoemd. Het Evangelie III. Zijn de boonen afgekoeld, dan gaat de koekepan weer naar binnen en de boonen worden in de holte van het uitgeholde blok hout geworpen. Een van de vele getaande, donkerharige en donkerkleurige dochteren des huizes treedt nu nader, zwaait zelfbewust een stuk hout (de stamper) in het rond, laat haar gitzwarte oogen onheilspellend fonkelen, krult haar lippen tot een wreede glimlach, twee rijen sneeuw blanke tanden grijnzen je tegen en met de woede van een ontgoochelde of be drogen minnare sbegint ze haar bruisend mengsel van Indianen en ander bloed te koelen op de bruinzwarte, arme, onschuldige koffieboonen. Ze beukt en stompt ze zoolang totdat er geen stuk meer van heel blijft en ze allemaal tot poeder gemalen zijn. Dansend springen ze rond den woedenden stamper, ster vend zingend hun laatste doodendans. Vooral de koffieboonen, die niet veel lust gevoelen om zich zoo maar tot gruzelementen te laten slaan, krijgen bij dit proces menig onvriendelijk en soms wel onbetamelijk woord naar hun hoofd. Dit alles bij gebrek aan een koffiemolentje. Is de koffie eenmaal gebrand, afge koeld, gemalen of gestampt, dan is de rest nog slechts een kwestie van een oogenblik. Tot hun eer zij echter ge zegd, dat zulk een kopje koffie in de binnenlanden van Brazilië zoo klaar gemaakt dikwijls beter smaakt dan menig kopje in een deftig hotel, als men het tenminste met de Hollandsche zindelijkheid niet te nauw neemt. Allemaal goed en wel, denkt een Hollandsche of Limburgsche huis moeder, maar dat is toch om uit je vel te springen als je elke dag zoo koffie moet zetter. Echter is er nog nooit een inlandsche boerin onder het koffie zetten uit haar vel gesprongen even vast en zeker als dat er nog nooit een Braziliaan van ongeduld uit zijn vel gesprongen is of er ooit uit zal sprin gen in de toekomst. Integendeel (we zijn weer bij die vrouw) onder ket klaarmaken van zulk een poije koffie vindt vrouwlief weer eens ruimschoots gelegenheid om te bewijzen, dat ook de Braziliaansche vrouw haar tong niet voor niets van O L H. heeft gekregen en dat zonder dit bewegelijk lapje vleesch de meeste vrouwen de wanhoop spoedig nabij zouden zijn In een duizelingwekkende rateling van woorden (hier pakken we de draad van dit belangrijk verhaal wederom op) tracht zij manlief er van te over luigen, dat hij dit jaar wel een beetje eerder beginnen mag met hakken, spaden, branden enz. De kinderen worden al groot, Jantje eet als een wolf, Piet is niet meer te stoppen en Mieke is nog wel wat schraal, maar schiet toch al aardig uit de kluiten enz.. Manlief knikt van ja, denkt van nee, luistert toe met Maho medaansche gelatenheid en onderbreekt haar woordenvloed van tijd lot lijd met een of mesmo ja, juist, dal is zoo ofsai porco ga weg varken (bedoeld tegen een al te vrijpostig teeringachtig varkentje, dat de huis kamer binnen komt geknord). Blijft vrouwlief nog doorkavelen, dan treki manlief uit tijdverdrijf een puntig, flijmscherp mea van 20 30 centi meter lang uit een kleine schee, welke bij elke Braziliaansche boer onver. mijdelijk zeker achter op zij van zijn broek bengelt Hij grijpt naar een boschje maiabladeren, welke hier of daar op den grond ligt of uit zijn zak puilt, rukt het beste blad er uit, strijkt het blad over zijn tong of zijn long over het blad (om het soepel te maken), wrijft het glad met zijn mes en snijdt en kerft het zoo lang, tot er een fat soenlijk langwerpig vierkant stukje overblijft. Dan begint hij langzaam en voorzichtig van een rolletje pikzwarte tabak, dat hij intusschen uit een of andere zak heeft opgediept, kleine stukjes af te snijden, laat ze op hst maisblaadje vallen, neemt het blad tusschen zijn linkerduim en wijsvinger en duwt met zijn rechterwijsvinger de weerspannige stukjes tabak neijea op een rijtje. Als dit proces klaar is, rolt hij het blaadje op, een kneep met den nagel van den duim aan de uileinden een vouwtje en klaar is de... cigaret. Langzaam rekt hij zich op, strompelt naar den leemen vuurpot, trekt er een brandend houlje uit (spaart lucifers uit, zegt hij), steekt zijn cigaret aan, legt het houtje weer terug en gaal dan over tot het doen van twee, drie sterke trekken. Iedereen verwacht nu een golf van rook uit '8 mans mond, neus, oogen, maar niets van dit alles. Hij gaat er weer eens bij zitten, werpt nog eens een blik (met zijn oogen) op zijn geelige wederhelft, zegt weer eensof mosmo of que porco damnado vervl. varken (tegen hetzelfde varken bedoeld) en dan komt het langzaam heel lang zaam, bij horten en stooten, bij stukjes en hrokjes. Wat Wel de rook, die hij eenige oogenblikken geleden heeft in geslikt. Korte, kleine rookwolkjes ontsnappen voortdurend uit neus en mond, stijgen in oostersche kalmte hemelwaarts, dringen door het poreuse strooien dak en lossen zich verder op in het einde- looze blauw, en aangezien 'a mans •i-ifdevuur misschien reeds lang is uitgedoofd en er verder hoogstwaar schijnlijk geen ander vuur in hem aanwezig is, zoo bewijst hij alweer zonneklaar, dat er ook wel ergens rook kan zijn waar geen vuur is, ofschoon alle wijsgeeren van het begin der tijden af beweerd hebben, dat waar rouk is ook vuur moet zijn, waaruit zij dan verder besluiten, dat alles een oorzask moet hebben, behalve natuurlijk de eerste oorzaak In welke long, lever, maag, nier of deel van zijn skelettig, doorrookt lichaam hij dien rook verborgen houdt, is tot heden toe een geheim. Een Amerikaansche degenslikker zou er jaloursch bij worden. Zeker is het, dai er sommigen zijn, die een klein gesprek kunnen voeren zonder de ingehaalde rook te laten ontsnappen. Is de rook eenmaal uitgeblazen, dan ruikt hij eens aan zij cigaret, trekt zijn perkamenten gezicht in een diep zinnige plooi en zegt dan met de waardigheid van een Egyptischen Fakir ontwijfelbaar zeker de volgende ge wichtige woorden este fumo bom die tabak is niet kwaad of kan er mee door en gaat er weer eens bij zitten. Blijft zijn geliefde ega nog door ratelen en vindt hij ten slotte, dat zij nu al genoeg gezegd heeft, dat ze van het jaar dit of dat niet meer moeten planten of zaaien, dat dit jaar dit of dat stuk grond niet meer deugt, dat de mieren toch alles opvreten, dal Nosso Senhor (O L. Heer) toch medelijden moet hebben met een arm mensch (bij de echte Braziliaan of Braziliaansche komt bij elke tien woorden N S°"hr»r van dien dag begint met de woorden »Nog een weinig tijds en gij zult Mij niet meer zien en wederom een weinig lijds en gij zult Mij zien". (Joannes 16 1) In een gloedvolle predikatie had ik getracht de geloovigen den diepen zin van die woorden uit te leggen, welke vooral toen voor de Joden zoo onbe grijpelijk klonken. Zij konden onmoge lijk vermoeden, dat Christus zou sterven en dan weer uit den doode ve*rijzen. Toen de predikatie was afgeloopen en de ochtenddiensten teneinde waren, keerde ik naar de pastorie terug en toen ik thuis kwam zag ik een brief voor mij van Pater Gardiaan op tafel liggen. De brief was, zooals gewoonlijk kort en krachtig en er stond zooveel in als: Kom morgen als het kan maar we*»r naar Praag terug. Toen de boeren van Zalow hoorden, dat ik ging vertrekken, moeten zij bepaald wel gedacht hebben, dat ik ever mezelf stond te preeken, toen ik met den tekst begon Nog een weinig tijds en gij zult mij niet meer zien enz Overigens kan ik nu juist niet zeggen, dat ik erg bedroefd was over die tijding Al mijn leven ben ik liever bij mijn medebroeders in het klooster geweest dan buiten om assistentie te verleenen aan een of anderen Pastoor of Rector. Den volgenden dag maakte ik dus, dat ik bijtijds gereed was, nam afscheid van den goeden, ouden Pastoor, die onuitputtelijk was in dankbetuigingen en ging toen te voet den weg op naar huis. De dorpsschout (burgemeester) dien ik reeds jaren lang kende, had mij wel zijn wagentje aangeboden, Pijn lijk© Kloven verzacht en geneest men met 494-8 maar daar het zulk heerlijk lenteweer was, dankte ik hem vriendelijk voor zijn goedheid en zeide, dat iic liever ging wandelen. Als hij ons een plezier wilde doen, zeide ik lachend, dan moest hij na den oogsttijd maar eene inspan- nen en de geschenken en gaven, waar mede de boeren van Zalow uit liefde tot God ons kloostertje wildan begun- atigen, maar op een groole kar laden en naar Praag brengen. Daarmede was hij tevreden, lachend beloofde hij aan mijn vriendelijk verzoek te zullen voldoen, we namen afscheid en voort ging ik in den naam des Heeren.. Als ik echter zoo heel alleen door het veld wande', dan maak ik meeslal niet veel haaat. Dan loop ik liever heel kalmpjes, zie hier en daar eens rond en denk van ailes het mijne. In welken vorm ook, in de natuur, dit groote boek van God, blijft altijd veel te bewonderen. En ik moet eerlijk bekennen, dat ik uit zulk een kalme wandeling, in stille beschouwing over de grootheid Gods in de natuur, dikwijls meer nut en voordeel heb gelrokken voor mijn ziel en zaligheid dan uit een lange overweging of medidatie Al raakte ik wel, evenals onze heilige Vader Franciscus in extase en al begon mijn hart nu wel niet te gloeien van liefde tot God bij het aanschouwen van een simpel heidebloempje, toch toont zich nergens Gods grootheid en majes teit zoozeer als in de natuur. Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1929 | | pagina 5