PUROL Tweede Blad- van „PEEL EN MAAS" Da puntjes op de i, Da Paradijskamer PUROL erop! Stukge/oopen Nóord-Limburgsche folklore. Transpireerenda voeten ZATERDAG 4 AUGUSTUS 1928 Negen en veertigste Jaargang No. 3! De mis voor het weer. Zooals de meesten wel zullen weten, wordt in de maanden Juni, Juli, Augustus en September, op voorschrift van Z.D.H. den Bisschop eens per maand op een dag, door de parochiegeestelijken te bepalen, de zoogenaamde „Mis voor het weer" opgedragen. De bedoeling gaat verder dan alléén „voor het weer" en dus voor een goeden oogst: voor alle publieke noodwendigheden. Het zal misschien de moeite loo- nen, daar eens eenige woordjes over te zeggen. Voor boeren, burgers en buitenlui.... Vooreerst is het een heel verkeer de gedachte, te meenen, dat die Mis alléén voor de boeren zou zijn. Ze is bedoeld voor alle soort van nood' wendigheden; en daar zullen de stadsche menschen toch ook wel niet vrij van zijn: onweer met al de gevaren, daaraan verbonden; oorlog (denk aan 1914—'18); besmettelijke ziekten (de griep); danskoorts; ma laise in zaken enz. enz. Maar al zou het nu alleen zijn voor de veldvruchten; hebben de stadsmenschen daar geen belang bij, of er een goede oogst was of niet Hoe beter oogst, hoe goedkooper zouden we zoo zeggen: Ze hebben er misschien nog meer belang bij dan de boeren. is er een slechte oogst gewassen en zijn de vruchten dus zeldzamer, dan zijn ze ook allicht duurder voor de stedelingen en zoo komt de boer toch aan zijn geld 1 En tenslottemen moet niet zoo zelfzuchtig zijn, dat men alleen zou gaan bidden als het voor zijn eigen is. Er kan ook in het bidden een zekere gierigheid bestaan: nooit iets van zijn gebed te missen hebben voor anderen. Dus, alles bij mekaar genomen, is de Mis voor boeren, burgers en buitenlui.... Ten tweede j de gebeden en ge zangen van die Mis voor het weer („Het heil des volks ben ik, zegt de Heer" zoo begint ze) wekken ons op tot vertrouwen op God; God immers is het Heil van zijn volk; is bereid ons alles te geven, wat we met vertrouwen vragen en wat ons dienstig en zalig is. Maar d'r staat nog meer in Er staat ook nog in, dat tijdelijke noodwendigheden en rampen en tegenspoed dikwijls, (niet altijd hoor brave menschen hebben het ook we! eens hard) een straf zijn voor onze zonden. En daarom vraagt onze Moeder de H. Kerk in die Misgebeden voor het weer wijze en opvoedkundige moeder als ze is niet alleen be vrijding van het onheil, maar ook zuivering van zonden. En daar denken we dikwijls te weinig aan: dat de zonden veelal de oorzaak zijn van velerlei rampen welke God toelaat. En hoe grooter en hoe misdadiger de zonden en hoe meer zoogenaam de maatschappelijke zonden, (dus zonden, die iemand niet alleen aan gaan, maar waar ook anderen door getroffen worden, zooals: achterhou den van het rechtvaardig loon der werklieden, zooals de zondige huwe lijkspraktijken, waardoor de maat schappij zelve wordt aangetast; zoo als publieke ergernissen van een heidensche negerinnenmode, van ongegeneerd en wild gedrag op straat, langs den weg en in de dans huizen enz.) hoe grooter en misda diger de zonden en hoe meer zoo genaamde maatschappelijke zonden, hoe grooter en meer publiek de straf. Kijk, Juist tegenover dat kwaad, dat aldus aangroeit en zich opstapelt ten hemel als een uitdagende vuist tot God, moeten de goeden hun hand opheffen tot God om een zeker soort tegenwicht te bieden. Moeten de goeden maar weer goed maken, wat anderen bederven. Want anders zullen de goeden het met de kwaden bezuren. Dat is de sociale taak en de soci al plicht van eerherstel, waaraan het zeer zelfzuchtig is zich te onttrekken; welke geheel bijzonder op ons rust; dat is de eerste en de beste en ook nog de.goedkoopste vorm van naastenliefde. Het is nu eenmaal in de wereld ongelijk verdeeld I Menschen met veel en met weinig geld; menschen met vee! en met weinig verstand; menschen van veel en van weinig gebed; menschen van veel en van weinig deugd. Ais dan tenslotte O. L. Heer het Zijne maar krijgt, als het dan toch niet anders is KE IJIIjIjKTOiSf Historiscli-Roinantisch verhaal van het Kasteel Blyenbeek bjj Afferden. Vrij naar het Duitsch door B,B. 29 De kleine kon zich nauwelijks van dit lieve dier scheiden, dat zoo tam en gedwee was, dat het alleen reeds op den roep van den knaap naar hem toe kwam en uit zijn handje vrat. Men kan zich indenken hoe gaarne Chris toffel op zijn leeftijd paardje reed en zijn vader op 2ija ponny langs heg en heide vergezelde. Heer Arnold leerde hem ook, in galop voorbijrennend, naar den Turkenkop houwen, welke ik voor mijn lieveling gesneden en met bonte kleuren beschilderd had. Nooit kon ik hem ook genoeg vertellen van krijgs verrichtingen en heldendaden. Wanneer hij op regenachtige dagen naast mij op de snijbank zat, dan moest ik hem vertellen van Cyrus en Alexander van Hannibal en Caesar, van Karei den Groote en Roland, van de Kruis- vaders en Saracenen. Als belooning vertelde hij mij dan met stralende oogen, wat zijn vader en rroeder hem hadden verteld van zijn voorvader Christiaan, die als Schenk van den graaf van Jülich naar het Heilig Land was getrokken en eveneens van de Hertogen van Brabant, van wie de voetenverzacht 1 r en geneest men met Doos 30-60, Tube 8 ij Apoth. en Drogisten 766—12 Door A. F. VAN BEURDEN. II Tenslotte nog iets Is er oorlog, we bidden ons de tong uit den mond; loeit het nood weer, we steken de gewijde kaars aan en roepen tot St. Donatus; blijft het maanden droog, dan loopt het storm, ajs er aparte godsdienstoefe ningen 'worden uitgeschreven voor regen; is er overstroomingen water schade alom, dan vraagt men, of er nog geen gebeden worden gedaan enz. enz. O, dan voelt men zich onmachtig en moet de Baas van Boven het maar weer opknappen op ons drin gend gebed. Maar gaat alles vrij goed en is er dan een „Mis voor het weer" of de St. Marcusprocessie of de Kruis dagen allemaal juist door onze Moeder de H. Kerk officieel inge steld tegen al die noodwendigheden, om de ergste te voorkomen dan, ja dan kan men dikwijls de stedeling op z'n tien vingers en tien teenen tellen. Laten wij, groote menschen, niet zijn als de kleine kinderen: onna denkend, niet vooruitkijkend, speelsch alleen met ons zelf bezig tot de zware en diepe ernst ons weer doet opschrikken. Vooruit werken en vooruit zorgen t Bij stukloopen van huid en voeten, doorzitten, zonnebrand en smetten maar vooral ook bij brand en snijwonden, ontvellingen en aller lei huidverwondingen Het verzacht en geneest De yuurman te Spraland b\j Oostrum. De tijd, dat de burcht Spraland biJ Oostrum zijn hooge daken met wind' vanen gelooid, zijn torens en tinnen probeerde te verheffen boven de hooge eikenboomen, die met hun dikke stam men als een rij wachters op den kant der gracht stonden, is lang voorbij. Geen geknars van zware karren meer op de ophaalbrug, die het tiendkoren op de voorburcht brachten om de schuren van den Heer uit het geslacht der van Eyll tot Geysteren. Geen vertoon van ridderlijke grootheid tusschen het slot te Geysteren en tusschen Spraland. Spraland is afgebroken, vernietigd, vergeten, alleen de naam bestaat nog Ook een stuk der gracht bestaat nog en riet, waterplanten, waterleliën en biezen werken al eeuwen aan het vallen van dit laatste overblijfsel. Een hoeve van kleineren omvang heeft het kasteel vervangen. Het leven en de beweging heeft zich verplaatst naar de kapel, waar de pro cessie met hun vanen trekken, waar de pelgrims zich uit vele oorden van Limburg zich verzamelen. Daar heeft men gebouwd, vernieuwd evenals bij het station, waar het nieuwe verkeer leven brengt en welvaart, be weging en welstand. Het oude wordt vergeten, het nieuwe dringt zich vóór op. Oosterum ende Spralant, mit broeck weijden, water, visscheriën, velden artlant, orbaar ende onorbaar, bosschen ende gericht mit al sinen tobehoren hebben hun groote beteekenis als toon aangevers in de streek verloren en hun oude rechten zijn nog alleen te vinden in de perkamenten archiefregisters Alleen de Bedevaart is behouden schoon het Zusterklooster aan de bsek ook onder den moker gevallen is. Maar de herinnering aan den ouden tijd, toen het blsuwbloeiende vlasveld de plaats aanwees, waar de kapel zou gesticht worden is toch nog niet geheel weg. Er loopen nog verhalen bij het volk die zich langzamerhand Lij overlevering vastgezet hebben en die nog vol zijn van het heksen, spoken- en geesten geloof van vroeger. Verlichte mannen hebben het bestreden, ontwikkelde schoolmeesters bevochten het, maar de slechtonderwezen bevolking hield zich aan. Gezellige vertellers en grappige praalbroers hadden er behagen in, bij het vlammende vuur des winters, de buren elkaar bezochten, om met verhalen over vuurmannen, sp heksen, voorzeggingen, en droomgezich ten voor den dag te komen, zoodat de omgeving zat te rillen van angst en het naar huis keeren van de luisteraars voor menigeen een weg vol vrees en schuw rondzien werd. Schenken zouden afstammen, zooals hun wapen duidelijk getuigt. Reeds vroeg wist hij ook het een en ander te vertellen van vele andere ridders en groote heeren uit zijn geslacht, hoe zij b.v. te Aken bij de kroning van den keizer eer en roem hadden behaald. Alleen van den ouden krijgsoverste Schenk Martin mocht hij niets hooren, ofschoon de oude Kurt als ruiter onder zijn grootvader had gediend. Op een haar na was hij zelf bijna met hem in de Waal bij Nijmegen verdronken en voorzeker zou hij heel wat hebben kunnen vertellen van de dolle streken en groote krijgsroem van den Schenk Martin Moeder heeft mij gezegd, dat dit een slechte, heel slechte man geweest is, was mijn lieve jonker gewoon te zeggen. Ik word bang als ik naar zijn portret kijk. En wil ik je er eens wat zeggen, zei hij eens heel zachtjes tegen mij, Anna heeft mij verteld, dat hij geen rust meer heeft en dat hij in de donkere winternachten, wanneer het sneeuwt en stormt, met zijn woeste krijgsmakkers, die hem kloosters en kerken hielpen vernielen en verbranden, dood over de heide moet rijden. Zij zelf heeft hem al eens gehoord. Eerst rijdt hij driemaal rond om den Slotgracht en wil dan naar binnen, maar zijn ruin schrikt zoo geweldig voor het kruis boven op de Slotpoort, dat het met hem door de lucht er van door rent, over het pijnboomenbosch vliegt en zich ten slotte met hem aan de andere kant van de duinen luid weeklagend in het groote moeras neerstort en dan weg maar midden op het veld, open en bloot. Niet overdag, dat was niet de rechte tijd voor de spoken. Maar 's nachts tusschen »twelf én één, dan zien de poken op de been" zeide het spreek woord. Op Spraland woonde evenals te Geysteren een rechtvaardig heer, een van Eyll, die er niet om dacht een zijner onderhoorigen iets te kort te doen. Maar hij had een rentmeester, die er niet zoo over dacht. Deze ging in het strijden voor zijn heer te ver en maakte het de boeren lastig. Bij het uitkiezen der tiendgarven nam hij steeds de zwaarsten en teekende die met een rijs. Bij het tienden der bijenkorven, zocht hij altijd de zwaarsten uit; bij het ophalen der rookhoenders greep hij de waarste hanen. De heer vermaande hem, om niet al te scherp te zijn, maar »jong geleerd, oud gedaan, daar is geen veranderen aan." Maar 't ergsts was, dat hij d8 grens palen van 's Heeren grond verzette en aldus den gemeentegrond bij het adel lijk goed trok en de pachters aanzette, om dien grond ie ontginnen. Midden in zijn werkzaamheid en bedrijf kwam de dood, trad zonder kloppen in de rentmeesterij binnen en sneed hem den adem af. Men vond hem dood. Maar, al was hij begraven onder de groene zoden van het be£cheiden kerk hof, hij moest terugkomen, als vuur man, want hij had grenssteenen verlegd, lederen donkeren nacht, kwam hij als het bescheiden klokje der kapel mid dernacht geslagen had te voorschijn, van waar wist men niet, geheel in vuur gehuld, rennend en dravend door de veldvcren. Dan jammerde hij »waarzal ik den steen laten" Wie hem tegen trachtte te houden liep hij om of sprong om hem heen. Jaren en jaren had dat geduurd, tot er een moedig man kwam en riep hem, waar hij eerst lag". Daarmede was de ban gebroken en de ongeluk kige rentmeester verlost. Denkt niet, dat deze »vuurman alleen staat in het Limburgsche volks geheugen. Men vindt een »vuurman" te Arcen- Velden en te Contelino, een vurige wagen" te Venlo, die over de Eugenia- gracht rijdt, ook een te Blitterswijck met vier a witte schimmels" bespannen een vuurman te Venlo, een »vuurpaardr bij het oude slot Ghoir bij Haelen. Zoo vindt men overal nog bewijzen van den vroegeren eenvoud en bijgeloovigheid der bevolking van 't land, maar ook van de stad. (Wordt vervolgd.) Bij Spraland »spokle 't". Niet tusschen de vervallen muren of op brug en vonder, niet in het groote eikenbosch. zinkt in de hel. Met de korte halve berichten, welke hij zijn vader door zijn vele vragen over de Turken-oorlog wist af te persen was onze Christoffel maar halftevreden Dan wist Grates, die met Heer Arnold langs de Donau was getrokken er meer van te vertellen De Turkenkoppen door hem eigenhandig gespleten liepen alleen reeds in de duizenden. Eens zouden zelfs, zooals deze krijgsheld meermalen vertelde aan wi8 het wilde gelooven, drie Turkschebatterijen twee uur lang op hem alleen gevuurd heb ben. Da kettingkogels en de bommen waren hem om zijn ooren gevlogen als des zomers de vliegen en muggen te Blyenbeek. Zulke heldendaden kwamen zelfs soms mijn kleinen jonker wel wat ongelooflijk voor; dan liep hij naar zijn vader en vroeg of het allemaal waar was wat Grates vertelde Meestal glimlachte zijn vader dan even maar eens gaf hij hem toch ten antwoord Denk er wel aan, mijn kind, dat de helden, die bij het vertellen van hun avonturen hun mond het wijdst open doen meestal ook, wanneer het er op aan komt, den vijand de ruimte laten. Zorg gij echter, dat ge niet een held van woorden, maar een held van daden wordt. Dat zal ik vader, antwoordde de kleine Christoffel geestdriftig. O, ik maar groot wasl En wat denkt gij dan dat ik doen zal. Dan trek ik ook tegen de Turken op, evenals U. Den Turkenkop krijgt nu al elke keer een houw over zijn oor, al ren ik hem nog zoo hard voorbij. Óf moet ik tegen de MIJNHARDT's Hoofdpijn-Tabletten 60 ct Laxeer-Tabletten 60 ct Zenuw-Tabletten75 ct Staal-Tabletten 90 ct Maag-Tabletten ..75ct Bij Apoth. en Drogisten i transpireerende handen en oksels moet men behandelen met Purol Slrooipoeder, zijnde de meest afdoende poeder daarvoor. In bussen van 60 ct en 1 gld. Bij Apoth. en Drogisten Wat elke maand te doen geeft (Ie helft Augustus) Winterspinazie en veldsla worden thans gezaaid op de bedden, die leeg zijn gekomen, waarop b.v. erwten en peulen gestaan hebben. Voor dat men zaait, wordt het land eerst diep omgespit en goed vochtig gemaakt, indien het te veel is uitge droogd. Het zaad voor winterspinazie moet rond zijn, dus niet zooals men in 't voorjaar gebruikt, dan neemt men scherp zaad: Zaai niet te dik, en komt de groente nog dik op, dun ze dan wat uit. Ge krijgt dan groote bladeren. Veldsla kan wel wat dikker gezaaid worden. Overigens is de behandeling Franschen vechten, die daar bovenaan den Rijn alles hebben platgebrand en zooals Kurt zegt, daar nog gruwelijker hebben huisgehouden dan deongeloovi ge Turken? Of moet ik met Tante Angelina over zee varen naar Nieuw Frankrijk, waar moeder zooveel van heeft verteld en de Christen-Indianen helpen verdedigen tegen de Irokezen die nog wreeder moeten zijn dan de duivel zelf? Ik geloof niet dat ge zoover zult behoeven te gaan gaf onze Heer Mar kies hem ten antwoord, want als ik mij niet vergis zullen we hier spoedig in Gelderland weer het krijgsrumoer hooren. Toen riep Christoffel: Hoera! Dan mag ik mee, is't niet vader? Ik zit al vast in den zadel en met mijn buks schiet ik al een vogel in zijn vlucht. Ik ken ook een mooi Geldersch krijgslied. Dat heefi Kurt mij geleerd. En met glasheldere stem begon hij te zingen: Klein is mijn goed, Groot is mijn moed, En het zwaard in de hand, Dit is het wapen van Gelderland, Hoeral Hoeral Mooi zoo, je zult een dapper krijgsheld worden, zei Heer Arnold Maar hoe oud ben je nu eigenlijk O, ik ben gauw zeven jaar, ant woordde Christoffel. Nu, zei vader, dan is het hoog tijd dat je eerst eens begint te vechten met letters en lettergrepen. Dezen winter zal moeder je wel eens willen leeren lezen en Meester Jan zal je wel leeren schrijven. Et: zoo gauw ik eens naar nagenoeg dezelfde. De grond moet goed vochtig zijn, bij droog weer slaat men hem plat met een platte schop. Wij herinneren nog voor velen, die dit niet weten, dat spinazie kan over winteren en dan in 't voorjaar weer begint te groeien. Daar zijn nog zeer velen ook, die meenen dat spinazie alleen een voor jaarsgroente is. 't Is andersmen kan bij gunstig weer, den heelen herfst door spinazie telen, en dit is van belang, omdat zij een bij uitstek gezonde groente is en aan vele patiënten wordt voorgeschreven Dezen behoeven dus niet hun toevlucht tot blikgroenten te nemen. Op den kouden grond kan men nu nog wel eens wortelen zaaien maar langer moet men niet wachten. Bij een mooien nazomer kan men ze zelfs nog t laatst van October en in Novem ber nog plukken. Is de nazomer niet gunstig, dan blijven ze wellicht voor 'l gebruik te klein. In dat geval laat men ze staan en bedekt ze gedurende den winter met stroo, nog beter met bladeren. Is de winter voorbij, dan ontdekt men ze, waarna ze weer gaan groeien. Dan heeft men vroeg in 't voorjaar al worteltjes van den kouden grond. Wie een bak heeft, zaaie nu in den bak, men kan dan als het koud wordt, de ramen opleggen en over 2, 3 maanden nog jonge worteltjes eten. Einde Juli, begin Augustus begint de pluk der stokhoonen. Men plukke ze bij warm weer om den anderen dag Snijboonen toch mogen niet hard zijn wat ze nu spoedig worden en waardoor ze hun malschheid verliezen. Heeft men er op een oogenblik veel an, dan kan men ze in een koelen kelder lang bewaren, 't Is echter eisch dat men ze goed uit elkaar legt. Eenigszins anders is het met suiker- of spercieboontjes. Deze heeft men het liefst, als er boontjes in beginnen te komen, het plakken op tijd komt er dus niet zoozeer op aan. Voor den inmaak gebruikt men evenwel de jonge, die moet men dus plukken als er nog geen boontjes inzitten. 'kWil hier nog iets zeggen over het zaadwinnen van meloenen en komkom mers. Het zaad in de meloen aanwezig zet men eenige dagen in water. De vrucht bare zaden zakken naar beneden, de looze blijven drijven, zoodat men het ;oede gemakkelijk herkent. Men laat iet water wegloopen en laat het goede zaad op een bakje in de zon drogen, tot de pitten goed hard zijn geworden. Gedurende den winter bewaart men het zaad op een droge plaats, b.v. in doosjes, waarin gaatjes gemaakt zijn om de lucht toe te laten. Wat zaad- winnen betreft, worden de komkom mers eveneens behandeld. In den bloemhof. Op verschillende tijden worden de rozen van stek ge stoken, deze tijd is zeer aan tebevelen Men neemt hout dat uitgebloeid is, de stek wordt in een schuinsche richting langs een oog gesneden, in zuivere aarde gestoken en in de volle zon ge plaatst. Na 2 3 weken maken de stekken reeds worteltjes, waarna ze in een klein potje opgepot en in den winter vorstvrij gehouden worden. Ook steekt men ze wel in October of Novem ber onder glas in wit zand, de eerste manier is echter beter, omdat de plantjes dan in 't voorjaar niet door het oppotten te lijden hebben, als bij de tweede manier moet geschieden. Alle soorten rozen laten zich gemak kelijk van stek kweeken, sommige echter zullen van stek niet zoo goed bloeien, voor deze is het beter ze te occuleeren of te veredelen. U wilt a 8 voorjaar Cineraria's in bloei hebben of ongeveer Mei op een perk zetten. Dan moeten ze nu gezaaid worden. Dan moeten ze nu gezaaid worden. Dadelijk na het zaaien in de schaduw en bedekken met een glas ruit. Na het opkomen de ruit er af. De Roermond ga zal ik er eens met Pater Rector van het Jezuiten College over spreken om je daar op school te doen. O, wat trok mijn lieve jonker daar in eens een zuur gezicht 1 Met de let ters vechten 1 Hij vocht veel liever tegen Turkenkoppen en Indianenhoofden.dat was lang zoo vervelend niet, zei hij. Toen de heide uitgebloeid was en de eerste nevelachtige dagen aanbraken, werd er werkelijk een begin gemaakt met de letterstrijd Ook hier toonde Christoffel een buitengewoon snel ver stand en een zeer gelukkige aanleg. Binnen enkele weken kon hij alle letters van het Duitsche en Latijnsche Alphabet al op zijn lei schrijven. En toen Sinterklaas, de heilige man in het land kwam, schreef hij hem zijn eersten brief, waarbij ik hem wel is ar, dit mag ik niet ontkennen, een beetje geholpen heb. In dien brief schreef hij aan den heiligen man, dat hij een mooie maar niet al tezware0 buks voor hem moest meebrengen, zo een met een nieuw vuursteen-slot en een jachltasch vol rozijnen printen en marsepein. Wordt vervolgd»

Peel en Maas | 1928 | | pagina 5