Tweede Blad van „PEEL EM MAAS" PUROL De Paradijskamer PUROL. Motor- en Rijwiel verordening voor de Gemeente Venray. FEUILLETON Het Smetten, Doorzitten en Stuk/oopen der Huid ZATERDAG 21 JULI 1928 Negen en veertigste Jaargang No. 29 De Burgemeester en Wethouders van VENRAY doen te weten, dat door den Raad dier gemeente in zijne vergadering van 26 Juni 1928 is vastgesteld de volgende verordening: Artikel 1. Deze verordening verstaat onder motorrijtuigen en bestuurders van een motorrijtuig hetzelfde als daaronder wordt verstaan volgens het bepaalde in artikel 1 der Motor- en Rijwielwet en onder wegen: eiken weg, straat, plein, plantsoen, park, gang, pad, steeg, brug, stoep, trottoir, dijk, al dan niet voor den openbaren dienst bestemd, welke, zij het ook met eenige beperking, voor eenieder toegankelijk is, onverschillig wie daarvan eigenaar is; tot wegen en dijken worden ook gerekend te be hooren hun bermen of glooiingen. Artikel 2 Het is den bestuurder van een mo torrijtuig of rijwiel verboden daarmede op de wegen binnen de bebouwde kom der gemeente te rijden met een groo tere snelheid dan 20 Kilometer per uur, zulks onverminderd de krachtens het tweede lid van arlikel 7 der Motor en Rijwielwet omtrent de in acht te nemen maximum snelheid bijzondere bepalingen. (Voor den Maasheezerweg vanaf den Akkerweg tot aan de Hofstraat, voor de Hofstraat, de Groote Markt en de Marktstraat is de maximum snelheid voor motorrijtuigen 12 K M terwijl motorrijtuigen met aanhang wagens nergens in ue kom harder mogen rijden dan 12 K-M. per uur. Red.) De in acht te nemen maximum snel heid wordt op kosten van de gemeente aangegeven door waarschuwingsborden volgens door den Minister, belast met de uitvoering der Motor- en Rijwielwet, vastgesteld of nader vast te stellen model. De waarschuwingsborden zullen worden geplaatst op nader door Bur gemae8ter en Wethouders aan te geven punten. Artikel 3. Het is den bestuurder van een mo torrijtuig op meer dan twee wielen verboden daarmede te rijden op de gelijk met den weg of lager liggende voetpeden en bermen of zijkanten tot wegen behoorende, behoudens wanneer zulks noodzakelijk is voor het uitwijken of ter bereiking van gebouwen, erven, landerijen of weilanden, of andere aan. grenzende eigendommen. Van deze be paling kan in bijzondere gevallen door Burgemeester en Wethouders tijdelijk ontheffing worden verleend, onderdoor hen te stellen voorwasrden. Het is den bestuurder van een mo torrijtuig of rij wiel verboden, daarmede te rijden op het verhoogd gedeelte van den weg, dat door een opslaanden klinkerrand of trottoirband van den rijweg is afgescheiden, tenzij hel noodzakelijk is voor het bereiken van gebouwen of erven. Artikel 4. Het is den bestuurder verboden op een weg a. te rijden met een motorrijtuig of rijwiel anders dan met ten minste één hand aan de stuurkruk; b. met een rijwiel of tweewielig motorrijtuig een last te vervoeren, die in de breedte builen de stuurkruk of in de lengte meerdan 0.10 meter buiten het buitenste punt van den band van het voorwiel of meer dan 0.20 meter buiten dat van het achterwiel uitsteekt; c. met een motorrijtuig of rijwiel een last te vervoeren, die den bestuur der in het vrije uitzicht naar watvöör hem op den weg is belemmert, of, wat een motorrijtuig betreft, veroorzaakt dat de bestuurder slechts eene hand vrij heeft om het stuur vastte houden; d. met een motorrijtuig op meer dan twee wielen een last te vervoeren, nadat den bestuurder door de politie aangezegd, dat deze last gevaar op levert, of dat het motorrijtuig op onge wone wijze of met buitengewone vracht beladen is. Artikel 5. Het is verboden, een rijwiel op den weg voort te duwen, indien daarop een vracht is geladen, die: in de breedte meer dan 0 50 meter buiten de stuurkruk uitsteekt; b. in de lengte meer dan 0,50 meter buiten het buitenste punt van den band van het voorwiel of meer dan één meter buiten dat van het achterwiel uitsteekt. Deze bepaling is niet van toepassing op rijwielen, die zijn ingericht op het vervoer van goederen. Het is verboden, zich op een weg te bevinden of te rijden mot-een motor rijtuig op twee wielen of op een rijwiel waarvan de stuurkruk aan elke zijde van de balhoofdbuia verder dan 0.50 meter uitsteekt. Artikel 6. Het is verboden op een weg a. op een motorrijtuig op twee wielen of op een rijwiel rijdende een zeis, sikkel, snoeimes, hooivork, riek, schop of ander voorwerp met punten of scherpe kanten te vervoeren, tenzij de punten of scherpe kanten zoodanig zijn bedekt, dat ze absoluut ongevaarlijk zijn; b. op of in een rijwiel of motorrij tuig voorwerper, als sub a bedoeld, zoodanig te vervoeren, dat de punten of scherpe kanten builen het rijwiel of motorrijtuig uitsteken, tenzij de punten of scherpe kanten zoodanig zijn bedekt, dat ze absoluut ongevaarlijk zijn. Artikel 7. Behoudens het bepaalde bij het Ko ninklijk Besluit van 31 Juli 1880(Stsbl no 121) zooals dit sindsdien is gewij zigd, is het den bestuurder van een motorrijtuig verboden, op een weg in of op het rijtuig meer personen te vervoeren dan waarvoor het blijkbaar bestemd is. Het \f den bestuurder van een rij wiel op twee wielen verbodefi^ -dsfirop op een weg a. meer dan één persoen mede te voeren; b. een persoon mede te voeren, ten zij het rijwiel voorzien is van een doelmatige zitplaats voor dien persoon met, indien de medegevoerde een kind is *ran 3 jaar of jonger, voldoenden steun voor rug, handen en voeten. Het is verboderf, in of op een motor rijtuig of op een rijwiel, dat op een weg rijdt, eene plaats in te nemen, welke blijkens de inrichting van hei motorrijtuig of van het rijwiel voor personen niet is bestemd. Artikel 8. Het is aan den bestuurder van een motorrijtuig of van een rijwiel verbo den, tijdens het rijden op een weg eene andere plaats in te nemen, dan blijkens de inrichting van het motor rijtuig of van het rijwiel voor hem is bestemd. Historiscli-Romantisch verhaal van het Kasteel Blyenbeek by Afferden. Vrij naar het Duitsch door B.B. 27 Deze en dergelijke woorden sprak de ingoede Angelina. Heden nog kan ik mij dit tafereeltje zeer levendig voor oogen stellen. Ik zie haar nog zitten op die hoogte, hoe zij met een blik en gebaren vol liefde afscheid nam v»n de stille heide en het eenzame vaderhuis. Dien avond heb ik lang met mijn smart gestreden. Eindelijk werd ik rustiger. Ik nam mij voor om ook van mijn kant die bittere scheiding van dit be koorlijk wezen den Heer als offer op te dragen en de spreuk »Coelum peto" in den zin van Angelina u^t te leggen. Ten slotte ben ik onder allerlei ge dachten, hoe zondige liefde Emerenliana tot een duivelswijf en hoe hemelsche liefde mijn edelvrouw tot een engel maakte, ingesluimerd. Toen droomde ik, dat ik juist als op dien bewusten dag met Angelina en den kleinen Christoffel in ons midden aan het wandelen was. Maar nuliepen wij niet over de hei, neen, kalm schre den wij voorwaarts tusschen wonder mooie tuinen met lelie-bedden en rozen struiken, welke een onuitsprekelijk zoete geur rondom zich verspreiden. Doos30-60Jube 80ct.BijApolh.en Drogisten 696-13 Het is den bestuurder van een mo torrijtuig op twee wielen of van een rijwiel verboden, op een weg zich te doen voortbewegen door middel van een trekkracht, ontleend aan een rijtuig een motorrijtuig of aan een of meer Dersonen, ztch op of in deze rijtuigen jevindende. Het is verboden binnen eene be bouwde kom, op een rijwiel gezeten, een of meer trekdieren aan de hand te leiden of te besturen. Artikel 9. Bij het op een weg tegenkomen inhalen van al of niet aangespannen rij of trekdieren, is de bestuurder van een motorrijtuig verplicht langzaam te rijden totdat het rij of trekdier is gepasseerd, wanneer en zoodra genoemd dier zich angstig of schrikachtig toont de bestuurder of geleider van het dier een voor den bestuurder van het motorrijtuig waarneembaar waarschu- wingsteeken geeft. Artikel 10. Het is den bestuurder van een mo torrijtuig bij het wachten voor den overgang van een spoorbaan verboden: daarmede eene andere plaats in te nemen dan op de rechterhelft van den weg, gerekend naar de richting, waarin het motorrijtuig zich beweegt; b. daarmede eene plaats in te nemen naast een ander motorrijtuig of ander rij of voertuig of naast een rij of trekdier of ander stuk vee. Het is den bestuurder van een mo torrijtuig verboden daarmede over een voor het openbaar verkeer bestemden overweg van een spoorbaan te rijden, alvorens, nadat deze gesloten is geweest de wachtende voetgangers gelegenheid hebben gehad daarover te gaan. Arlikel 11. Het is verboden, met een motorrijtuig achteruit te rijden komende uit aan een weg belendende gebouwen of erven, tenzij voorafgegaan door een persoon, die tijdig waarschuwt. Artikel 12. Het is den bestuurder van een motor rijtuig op meer dan twee wielen ver boden daarmede op een weg zonder noodzaak te blijven staan a. anders dan aan den kant van den weg; b. voor den ingang van een weg c. op een brug, die voor het open baar verkeer is bestemd, of op den ■feoêk-^ff etffi-weg d op den voor heTopéftnOTh bestemden overweg van een spoorbaan. Artikel 13. Het is der. bestuurder van een motor rijtuig op meer dan twee wielen ver boden daarmede op een weg te gaan stilstaan, indien aan de tegenovergestelde zijde van dien weg een motorrijtuig of een rij- of voertuig stilstaat en de overblijvende breedte minder dan 3 meter bedraagt. Het is aan bestuurders van motor rijtuigen op meer dan twee wielen verboden zonder noodzaak naast elkan der of naast een rij- of voertuig te rijden of stil te slaan. Artikel 14 aan hen, die moterrijtuigen dan twee wielen onder hun opzicht hebben, verboden, last of met vergunning van den ter p'aatse aanwezigen ambtenaar van politie, deze opeen weg in stilstand te hebben ande s dan aan den kant van den weg of, indien slechts een gedeelte van den weg voor het rijver- keer open staat, aan den kant van dat gedeelte en evenwijdig aan de rich ting daarvan. Artikel 15. Hel is verboden op wegen of gedeelten van wegen, door Burgemeester en Wethouders voor de toepassing van dit verbod aangewezen en als zoodanig ter openbare kennis gebracht, een Wat verder geschiedde weet ik niet meer, maar ik hoop van harte dat die droom nog eens heel en al in vervul ling mag gaan, en wij eens in de hemelsche lusttuinen eeuwig samen mogen zijn, hetgeen God ons na dit ellendige leven genadiglijk moge ver- leenen. Amen. VI. In dit hoofdstuk wordt hoofdzakelijk gesproken over de vroolyke jeugd van onzen Jonker Christoffel en over de gelukkige dagen, die nu voor het „Paradijs" te Bleyenbeek aanbraken. De volgende week reeds verliet Ange lina Blyenbeek en trad in het klooster der Ursulinen van Roermond. »Nu gaan we naar het ware Paradijs, zei zij lachend legen mij, toen ik haar voor afscheid een klein schilderijtje over handigde, dat ik heel zorgvuldig voor haar op perkament had geschilderd. Dit schilderijtje stelde een ruiker voor, rozen en vergeet mij-nietjes, door een hemelsch-blauw lint omwonden. Op de eene kant van het lint stond het woord x>Coelum" en op de andere zijde het woord »Peto'', waaronder ik een andere vertaling had gezet, n.l.Ik bid om den hemel. Toen Angelina vertrokken was ge voelde ik mij zoo eenzaam en verlaten op dit Slot, dat ik het haast niet meer kon uithouden. Het scheelde maar weinig of ik had mijn ransel en wan delstok gepakt en was de wijde wereld in getrokken. verzacht en geneest men met Doos 30-60. Tube 80 et. Bij ApoiH.cn Drogisten 767—12 Het is op meer hoede of tenzij op motorrijtuig op meer dan twee wielen met in rust gebrachten motor te laten staan Deze bepaling geldt niet gedu rende den tijd, redelijkerwijs noodig voor het in- of uitstappen of voor hel op of afladen. Artikel 16. Het is aan bestuurders van motor rijtuigen en rijwielen verboden op eenigerlei wijze op den weg de orde van een marcheerenden troep, een be grafenissloet, een processie of een optocht te verbreken, te belemmeren of te storen. Artikel 17. Het is verboden den bestuurder van een motorrijtuig of rijwiel, die zich op een weg bevindt, zonder geldige reden in het rijden te belemmeren. Artikel 18. Bestuurders van motorrijtuigen en rijwielen zijn verplicht op een weg bij het voorbijrijden van stilstaande auto's, autobussen of rijtuigen, op zoodanigen afstand daarvan te blijven, dat het in- en uitstappen van passagiers dier auto's, autobussen of rijtuigen geen belemme ring ondervindt. Artikel 19. Het is aan bestuurders van motor rijtuigen verboden andere motorrijtui gen in te halen opplaatsen, waar twee ot meer wegen elkander kruisen of waar twee of meer wegen zich met elkander vereenigen. Artikel 20. Het is verboden, met een rijwiel tusschen een half uur na zonsonder gang en een half uur vóór zonsopgang over een weg geen weg zijnde in den zin van het motor- en rijwiel reglement te rijden, tenzij het is voorzien van ten minste één lantaarn, die voorwaarts een helder wit licht uitstraalt en waarvan ook do zijglazer. geen gekleurd licht uitstralen. Deze bepaling is niet van toepassing ten aanzien van dienstverrichtingen ftffifrtanaren van politie en van ambtenaren ^-^^^cbten en accijnzen, alsmede niet ten a«^en van militaire oefeningen. Artikel 21. Het is verboden, tusschen een half uur na zonsondergang en een half uur vóór zonsopgang op een weg een rijwiel te laten staan, tenzij onder toezicht van een daartoe bekwaam persoon of op eenige wijze voor onmiddellijk ge bruik ongeschikt gemaakt. Bij het constateeren eener overtreding van het in het eerste lid gesteld verbod, kan bedoeld rijwiel door den ambtenaar van politie worden in bewaring ge nomen. Artikel 22. Het is den bestuurder van een motor rijtuig of autobus, behoorende tot een onderneming als bedoeld in de wet van 23 April 1880 (Staatsblad no. 67), zooals deze sindsdien is aangevuld en gewij zigd, verboden, op een weg met een dergelijk vervoermiddel standplaats in te nemen. Het is aan den eigenaar of bestuur der van een motorrijtuig op meer dan twee wielen verboden, dit op regel matige tijden als openbaar middel van vervoer voor personen tusschen bepaal de punten der gemeente in werking te brengen of in werking te hebben. Het is verboden, met andere dan in de beide vorige artikelen bedoelde motorrijtuigen, voor het legen vergoe ding vervoeren van personen bestemd, op e8n weg post te vatten of standplaats in te nemen tol het in en uitlaten van personen. Burgemeester en Weihouders kunnen van naleving der verbodsbepalingen, in het eerste, tweede en derde lid van dit arlikel gesteld, ontheffing verleenen onder nader door hen te stellen voor waarden. Het is verboden, in een motorrijtuig of bus als in het eerste, tweede en derde lid van dit arlikel bedoeld, te rooken of toe te laten dat daarin gerookt wordt. Het is eveneens verboden, daarin per sonen toe te laten in kennelijken staat van dronkenschap. Indien deze personen toch in de rijtuigen of bussen hebben plaats genomen, moeten zij daaruit, desnoods met de hulp van een ambte naar (of ambtenaren) van politie, zoo spoedig mogelijk worden verwijderd. Het is den bestuurder van een motor rijtuig als in het eerste, tweede en derde lid van dit artikel bedoeld, verboden tusschen een half uur na zonsonder gang en een half uur vóór zonsopgang op een weg personen te vervoeren, tenzij dit voertuig van binnen behoor lijk is verlicht. Artikel 23. Als plaats, waar inachtneming van het bij arlikel 16 van het Motor- en Rijwielreglement gegeven voorschrift betreffende verlichting der motorrijtuigen op meer dan twee wielen niet wordt noodig geacht voor stilstaande motor rijtuigen, wordt aangewezen het met grint verhard niet tusschen de boomen gelegen gedeelte van het Hensenius- plein. Artikel 24. Vrouw Gatharina wilde daar echter niets van weten, zij bleef aandringen dat ik zou blijven en daarom besloot ik ten slotte niet heen te gaan. Dank zij den hemelschen vader begon mijn hartewond langzamerhand te genezen. Deze winter zocht ik vooral afleiding in mijn werk en daarom begon ik een altaar te snijden en te schilderen. Een van de vurigste wenschen van Vrouw Gatharina was u.l. een huiskapelaan en daarmede het geluk van een döge lijksche Mis te hebben. Eveneens hield ik mij onledig mei het snijden van een groot kruis, hetwelk onze genadige Vrouw Gatharina ter dankbare herinnering aan de redding van haar kind, op den rijweg naar Sint Augustijn wilde laten oprichten. Misschien dat een of andere vrome voorbijganger nog eens een onze vader tje zou bidden voor die arme zondaars die daar hun leven gelaten hadden. Hier moet ik nog vermelden, dat op denzelfden dag, waarop ik doodziek naar het Slot werd gedragen, alle boeren van Afferden waren opgeroepen om een klopjacht te houden op Emeren- tiana. Zij hadden heel de hei en het gansche bosch afgezocht zonder echter een spoor van haar te ontdekken. Dsar uit besloten zij, dat dit wijf een ware heks moest zijn dat door duivelkunsten door de lucht was weggereden of ver dwenen. Des avonds meenden zij ook een ge heimzinnig geritsel en gefluister in de bladeren van de pijnboomen gehoord te hebben. Den volgenden nacht stond de schimmel, men weet niet hoe, aan Overtreding van een der bepalingen dezer verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden. Artikel 25. Onverminderd het bepaalde in artikel 141 van het Wetboek van Strafvor dering, worden met het opsporen van overtredingen dezer verordening belast de dienaren van politie. Artikel 26. Deze verordening kan worden aan gehaald onder dan titel Motor- en Rij wiel verordening". Artikel 27. Deze verordening treedt in werking op den lOen dag na haar afkondiging. Op dien dag vervallen alle op dit stuk bestaande bepalingen. Zijnde deze verordening aan de Ge- rpttf^1*Staten van Limburg volgens hun bericht vWrtJjJuti 1928, 4e Afd. La. 7183/8 G., in afschrift medè^oa®6^,' En is hiervan afkondiging geschieaSv waar het behoort, den 13en Juli 1928. De Burgemeester en Wethouders v. Venray O. VAN DE LOO De Secretaris VAN HAAREN de Sloldeur en vroeg door zijn gehin nik of hij weer binnen mocht komen. Hij ging lam aan zijn achterpoot en was afschuwelijk met modder bespat. De kleine Christoffel had nu lang zamerhand die leeftijd bereikt, waarop de kinderen over het algemeen zeer aardig en onderhoudend zijn. Men kon al dra bemerken dat hij, tot nietgeringe vreugde van zijn ouders, een vlug verstand en een voortreffelijk hart van den goeden God had ontvangen. Door zijn vroolijk gebabbel en zijn leuke vragen had hij ons den langen winter aardig helpen verkorten. Daar de edele Vrouw Catharina er diep van overtuigd was hoeveel eraan gelegen is dat het kinderhart reeds van af het begin met godsvrucht en vroom heid vervuld wordt, leerde zij hem bidden zoo gauw hij maar een paar woordjes kon stamelen. Als ik des morgens en des avonds dit kleine kind zijn handjes zag vouwen en met zijn groote kinderoogen heel ernstig naar zijn biddende moeder zag kijken en hare woorden na stamelde! dan werd ik dikwijls meer ontroerd dan bij de mooiste preek. Zulke woor den uit de mond van die lieve onschuld, zoo meende ik, moest wel een vreugde zijn voor de engelen en een loflied voor den hemelschen Vader, al begreep hij het zelf ook nog niet. Hier moet ik nog een ander klein voorval verhalen, dal in dien tijd ge beurde en dat ons een leerrijke blik doet slaan zoowel in het hart van de moeder als van het kind. Zoo herinner ik mij, dat zij hem op Ingekomen en vertrokken personen van 6—13 Juli INGEKOMEN V. J. Haars en echtgenoote, zonder beroep, Paterslaan 2 van Weert P. J. Janssen, dienstknecht, Maas- heezer weg 5 van Oploo P. C. G. v. d. Putten, dienstbode, Bleekstraat 8 van Oirschot M. W. van de Voort, onderwijzeres, Oostrum C 28 van Echt G L. Zanders en gezin, landbouwer Oirlo—/.andhoek van Horst J. S. Baas, coiffeur, Groote straat i van Heerlen G. H. J. Lucas8en, coiffeur, Hense- niusstraat 9 van Horst H. J. van Rijswijck, onderwijzeres, Schoolstraat 22 van Wellerlooi M J. Vergeldt, dienstbode, Paters- straat 30 van Broekhuizen zekeren dag de beeltenissen en de schilderingen van het .Paradijs" aan het uitleggen was. Wanneer men hem vroeg: Waar is de lente of waar is de winter? dan wist hij al de vier jaar getijden en werelddeelen zonder haperen met zijn handje aan te wijzen. Zoo toonde zijn moeder hem eens den arend in het middelste veld, welke met het wapenschild naar den hemel vliegt en verklaarde hem debeteekenis er van. Toen werd de kleine Christoffel een oogenblik stil en bleef met zijn groote kinderoogen op de schildering staren. Toen vroeg hij op eens.Maar moeder, waarom heeft Meester Jan zoo een grooten vogel met grijpklauwen geschilderd, waarom heeft hij daar onzen H. Engelbewaarder niet geschil derd? Die kan ook vliegen en weet de weg naar den hemel veel beter dan die adelaar. Zooals men begrijpt stonden we beiden niet weinig verwonderd over die vraag. Nog stichtender was een ander voor val. Dit was zoo. Vrouw Catharina had Frater Edmundus van Boxmeer, die hier in de buurt veel werk maakte van de Broederschap van het Scapulier, eens een heel stichtende geschiedenis hooren vertellen. Hij was n.l bijzonder bedreven in het vertellen van stichtende voorbeelden en godvruchtige geschiede nissen. (Wordt vervolgd.)

Peel en Maas | 1928 | | pagina 5