van «PEEL Tw©©d© HflT A A, S** Fietsen PUROL De Paradijskamer Vijf eeuwen van stillen krijg in de Peel. IngmiidMi SMiistli&gin. Vergadering Stoamzuivel- fabriek H. Maria Oostrum In Memoriam Pater Fr. Ariaens S.V.D. FEUILLETON ZATERDAG 7 APRIL 1928 Negen en veertigste Jaargang No. 14 De diepste en rijkste bron voor zijn zoo gezegend priesterleven was, behalve 't gebed, de studie der Schrift. Reeds als theologant in St; Gabriël kende hij geen grooter ge noegen dan met klasgenooten of jonge confraters te spreken over de Schriftuur; met boekjes en blaadjes vol aanteekeningen in de hand leerde hij aan ieder, die er belang in stelde, zijn „methode" van Schriftuur-lezen een kunst, waarmee hij later zoo menigeen van zijn studenten 'n kost baren schat meegaf op zijn missio naris-wegen. Vol belangstelling en oprechte waardeering voor alle Orden der H. Kerk, hun geest en hun werkzaam heid, was deze priester toch 'n bij zonder trouwe zoon zijner Congre gatie en hij verstond als geen ander de kunst, den „geest van den Stich ter" en de „Sfeijler traditie" over te brengen in 't hart van z'n Holland- sche jongens. Wist de Magister op deze manier 't ideaal te verwezen lijken van den bijbelschen „pater familias" even typisch waren in persoon „ausgepragt" de eigenschap pen van een moeder, zooals die in 't Boek der Wijsheid geprezen wordt, eigenschappen, die voor de leiding van een groote jeugdige familie als 'n missiehuis onmisbaar zijn. Bij al die zorgen voor de soliede opvoeding, was de goede pater voor zijn jongens en fraters een-en-al liefde, hartelijkheid en oprechte, zonnige blijdschap. De deur van zijn kamer zoowel als van zijn hart stond van den morgen tot den avond voor iedereen open hij luisterde vol deel neming naar hun leed en klachten en hielp hen, waar hij kon, met raad en daad. Menigeen vroeg zich af, hoe die man vaak sukkelend of ziek dien zwaren last van werk en zorgen jaren-achtereen en haast zonder onderbreking of vacantie torsen kon. Daarbij wisten zij, dat hij de brokjes vrijen tijd die er soms nog voor. hem afvielen, nog wist te besteden voor 't schrijven van de kroniek zijner huizen, voor 't samen stellen van levensbeschrijvingen (bv. die van mgr. P. Noijen) en derg. De missionarissen overzee en tal van paters en broeders kregen geregeld op hun tijd een briefje van hem, met woorden van erkentelijkheid, van opwekking, voorlichting of troost bij hun leed. Zaterdag voor 14 dagen vertrok P. Ariaens naar Soesterberg om voor de studenten aldaar een toespraak te houden bij hun maandelijksche recol lectie; hij kwam ziek van daar naar Helvoirt terug. Men hield 't eerst voor een geval van griep, doch spoedig bleek zijn ziekte een gevolg te zijn van een kwaal, waaraan hij reeds jaren leed en die hij bij zijn overdruk werk te zeer veronacht zaamd had. Zij voerde hem, binnen een paar dagen tijds, ten grave. In den geest zien wij hem ver- trouwvol zijn goddelijken Rechter tegemoet treden en den vinger leggen op 't Boek des Levens, dat en de „werken der rechtvaardigen" en de „beloften van Christus" bevat. En we kunnen er nauwelijks aan twijfe len, of hij heeft de overheerlijken kroon reeds ontvangen de kroon van den trouwen dienaar, 't loon der acht zalighedenwant wat er voor gevraagd werd, hij heeft 't allemaal volbracht. door A. F. VAN BEURDEN. Aan de Westzijde van de Peel voch ten Venray, Bakel en Deurne ook al over een driehoek van 2500 Meier basis, met eene lengte van meer dan een uur, dus over een 750 Hectaren goeden turfgrond. Ook deze twist is niet zonder ge welddadigheden, doodsleg en zonder plaatsbezichtigingen, informaties en samenkomsten verloopen, maar wij zullen deze procesverbalen zonder eind voorbijgaan, om te komen lot esn nieuwe groote phase van 't Peelgeval, waarbij alles tegelijk, naar 't Noorden en 't Westen, ineens aangepakt en geregeld werd. Alleen willen wij nog gewagen van een »belevd over de limieten der heer leyckheit Venray met visitatie der paelen, waerdoor dese h erlyckheit van andere respectieve provinciën, landen en dorpen wordt affgeschfyien, ge schied door den scholtus, geswoorens, schepenen, in bijwezen van hunner» gebiedenden heere Johan Albert Baron van der Boye van Weemhose, erfvoogd der stad Roermond enz. op 12, 18 en 14 October 1700. Men begon bij den Loobeekscben paal aan den watermolen bij de Smakt en ging door tot het Zwartwater, een moerassig ven, waar een steenen paal stond, echter in twee stukken gebroken, tot op de meergemelde Springeibeek, waar ook een paal gevonden werd, dan (volgens de oude bewering) tot den Gemertschen paal en dan zich keerende naar 't Zuiden, over Welkensloo, de Vossenholen tot den paal de Lange Rijser en dien op den Grootenberg, »daer voor desen gestaen heeft de Ga pelle offi Kerchenhuys, door die van Dome getimmerd". Deze richting, zeer verschillend van lie door de Brabanders aangegeven werd, nl. van de Langerijser over Wadevoort naar de" Springeibeek, moot men in 't oog houden, daar men in 1716 daarover nog zal handelen. In 1713 was het land van Kessel, met Mook, Gennep en Oeffeit aan Pruisen gekomen. Men kreeg van dien af de orders en bevelen in hetDuilsch Dit bracht verandering, want nu kregen de Venrayschen meer sloun van boven af. De Pruisische regeering liet er geen gras over groeien Ze wilden de nieuwe grenzen van het koninkrijk vastgesteld hebben. Weer werden schaidsrechtera be noemd: voor Pruisen W F. Duucker en F. O. de Ssint Paul, leden van het Souverein Hof van Geldervoor de Staten Generaal der Vereenigde Neder landen, die in 1648 heer en meester geworden waren in Brabant: D Sle venon en A. Velters. Deze gingen weer vier dagen naar de Peel, op 27 Juni en 4Juli 1716 om «oculaire inspectie" te houden der limieten Zij bevonden, dat de weder zijdsche kaarten nogal verschilden en vroegen dus nadere bewijzen, stelden beëedigde ingenieurs of landmeters aan, die een exacte kaart der Peel zouden maken met de torens, schaapskooien, poelen, sompen, moerassen, heuvels, boomkens, palen, staken en ds ver schillende beweringen omtrent de limieten er op De/.e kaart beslaat nog in hel Rijks archief in den Haag, terwijl een copie te Deurne op bel gemeentehuis hangt. Dit alles geschiedende om tot een billijke en recht"eerdige oplossing te komen. Niemand zou dit jaar de plaatsen in kwestie gebruiken. Als de kaart klaar is, zal men wederom bijeenkomen. Gesloten te Venray 15 Aug. 1716 Men W8s nu op den goeden weg. Zoo zelfs, dat 20 November 1716 lus- schen Pruisen en de Vereen. Nederlan den een tractaat tot stand kwam, waarbij men hoofdzakelijk het volgende 1. men hakte den knoop door; de Brabanders wilden den Brabantschen grond Oostwaarts door laten loopen van de Langerijser tot de Springeibeek; de Venrayschen echter 2500 meter meer Westwaarts op den Gemertschen paal. Wat deed men nu? Men deelde het verschil en plaatste een nieuwen paal op de halve lengte tusschen Springeibeek en Gemertschen paal, dus 1250 meter meer Westelijk en noemden dien den Vredepaal. Venray kreeg dus eene aanwinst van grond in den vorm van een drie hoek met een Noordbasis van 1250 meter en zijden vanaf den Vredepaal to' de Langerijser, of meer dan een uur lengte. Ook tegen den grond waar over aliijd de strijd geloopen had, tegen den driehoek Zwarlwaterpaal Springeibeek en richting Wadevoort werd een nieuw stuk geplakt, een stuk waarvan de opperheerschappij alleen aan Venray kwam en dat den vorm van een trapezium kreeg. De oude lijn Maashees, Zwartwater, Springeibeek enz werd als Land van Cuyksche grens van zelf gehandhaafd, daar de Vredepaal in die lijn geplaatst en W8rd als punt »alwaer het Land van Guelder moet eijndighen met hel Land van Brabant, in egaele distanctie van de Loef en de Springelbeeck. 2 gaf men strenge voorschriften, waarbij me" de Brabanders eigenlijk alle rechten op de meergemelde gronden op het Venraysch afnam, want men ontzegde hun het recht de liniën te passeeren, torf^te steecken, vlaggen te bouwen, beesten te weijden, bijencorven te zetten ofte eenig andere acte van igendom of jurésdictie te exerceeren Pruisen werd hier grooter gemaakt. Men bepaalde dit »voor de inwoners van den eenen kant zoowel als voor den anderen kant" Dat tractaat werd door de Brabanders als voor hen z er ongunstig, niet erg hoog gehouden, terwijl de Land van Cuijkschen er ook versteld over stonden. Zij werden wel niet met name in het verdrag genoemd, maar als er in een buurmans huis brand is, dekt men aan 't zijne. Aldus gingen deze ook aan 't vergaderen, want er dreigde gevaar door de officieele regeling Die verga deringen had men eigenlijk eerder moeten houden. (Wordt vervolgd.) wii enei Doorzitten bü wieirjjden verzacht en geneest men met Doos 30, Tube 80 ct VERTROKKEN W. Heidens, dienstknecht, naar Maas- bree-Baarlo. A. v. Swaemen, verpleger, naar Bergen-Afferden. G Hermkens en gezin, landbouwer, naar Horst, Veldoostenrijk D. 79. M. H. 3. Veggelers, dienstbode, naar Heel. C J. M Derks, bakker, naar Boxmeer, Steenatraat 119. Bevryd uw lichaam van urinezuur Bij verzwakte nieren brengen urine zuur en andere vergiftige onzuiverheden uw heele gestel in de war. Daarom is het zoo gevaarlijk om waarschuwende verschijnselen te verwaarloozen zooals rugpijn, urinestoornisser?, blaaskwalen, rheumatische pijnen, stijve en gezwol len gewrichten, gruis of neerslag in de urine, ischias en spit, gerommel in de ooren, hoofdpijn, duizeligheid en zenuw achtigheid. Gij dient de behoorlijke werking uwer nieren te herstellen, waardoor zij de vergiften uit uw bloed filtreeren. Het is onverantwoordelijk om de kans te loopen, dat zich blaasontsteking, chro nische rheumatiek, waterzucht, steen vorming in de nieren of blaas, en gevaarlijke chronische nierziekten ont wikkelen. Duidelijk is, dat gij bijtijds uw nieren moet opwekken en versterken. Wacht niet langer 1 Gebruik Foster's Rugpijn Nieren Pillen, het specifiek niermiddel, in geheel Nederland om zijn succes bekend. Duizende dankbare mannen en vrouwen zeggen, dat Foster's Pillen hen geholpen hebben, en zij kunnen ook u gezond maken en houden. Verkrijgbaar (in glasverpakking met geel etiket let hier vooral op) bij apotheken en drogisten f 1 75 per flacon. 34 Ingekomen en vertrokken personen van 23 tol 30 Maart INGEKOMEN G. H. Hoex, landbouwer, Ooslrum C. 33 van Swaimen. E. G Rongen, dienstbode, Brabander A 8 van 's Hage. H. A. Baudoin, sigarenmaker, Gasstr. 14 van Weert. De Voorzitter, de heer Liijens uit Wanssum, opent de vergadering met den Chiistelijken groef en roept alle aanwezigen, die door hun talrijke opkomst van hun belangstelling in de fabriek blijk gaven, een hartelijk wel kom toe, speciaal aan den Welee'W. Heer Asselbergha, rector van Oostrum, die als geestelijk adviseur is benoemd. De jeugdige leeftijd van Z.E doet voor de fabriek nog veel verwachten van zijn priesterlijke energie en werkkracht. Spreker hoopt, dat Z.E. steeds de be langen der vereeniging zal voorstaan en trouw de vergaderingen zal bijwonen, waar van de wenken van Z.E. goede nota zal genomen worden. Spreker acht zich gelukkig weer eens te midden der leden der fabriek te zijn, vooral wijl hij als mede-oprich ter en nestor der bestuursleden, het wel en wee van nabij heeft meege maakt. Maar toch de gedachte, dat hij als zoodanig reeds aan een bestuurslid en een lid van den Raad van Toezicht de laatste eer heeft bewezen, die beiden op jeugdiger leeftijd dan spreker ie, gestorven zijn, stemt spreker ernstig, nu hij reeds 7 kruisjes op zijn rug heeft. Niet, dal hij meent, dat nu de beurt aan hem is, maar hij heeft nu reeds 15 jaren de groote verantwoordelijkheid gedrageD en de oude dag brengt nu eenmaal weinig goedsmede. Ook denkt spreker er niet aan ontslag te nemen als voorzitter,, maar zou op een volgen de vergadering iemand anders den voorzitler8toel innemen, dat de leden dan weten wat hiervan de rede is en hij den last liever op jongere schou ders zag. Niet de minste wanklank of niet het minste wantrouwen bestaat er onder het bestuur, maar steeds is het In de Msb. schrijft F. Heines S.V.D. uit Uden het volgende Voor velen een naam, zonder-meer. Een naam, bijgeschreven op de rouwlijst der honderdduizend, die 't arme menschdom dagelijks als 'n ontzaglijk doodenoffer moet op dragen aan Oods Majesteit. Voorop 'n greep feiten en cijfers uit 't leven van dezen priester-religieus. Hij werd te Venray in 1875 geboren, begon zijn studies aan 't gymnasium der Paters Franciscanen aldaar, maar deed op 19-jarigen leeftijd bezield met het verlangen om missionaris te worden, zijn intrede in 't Missiehuis te Steyl. Er volgden zeven jaren (philosophic, noviciaat, theologie) te St. Gabriël bij Weenen, alwaar hij in 1906 de H. Priesterwijding ontving. Pater Ariaens kreeg van den stichter Arn. Janssen zijn benoeming voor Steyl, eerst als leeraar, doch spoedig daarna als spirituaal der talrijke Broeders. In 1911 werd hij als met gezel van P. Noijen belast met de oprichting van 't eerste Nederland- sche Missiehuis zijner Congregatie, te Uden, waar hij bij 't vertrek van P. Noijen naar de Missie van Flores-Timor -- diens plaats als rector innam. Als „novicenmeester" trok hij in 1915 met de jongens der hoogste klas naar Teteringen hier werd in 'n gehuurd huis 'n voorloopig novi ciaat ingericht. Midden in de droeve omstandigheden van den oorlogstijd, maar gedwongen door de noodzake lijkheid, bouwde en opende hij twee jaar later 't nieuwe noviciaat en scholasticaat „5t. Franciscus Xaverius" Tengevolge van 't steeds aangroeiend getal fraters, werd ook dit huis al spoedig te klein, zoodat eer afzon derlijk noviciaatshuis noodzakelijk bleek. Het kwam lot stand op 'n terrein, toebehoorend aan den grooten weldoener der missiën, W. van lersel, te Helvoirt. Daar was en bleef Pater Ariaens sinds dien als novicenmeester werkzaam, tot de dood hem verleden week onverwacht aan de zijnen ont rukte. Wie 't vaiten kan, die vatte, wat 't zeggen wil, binnen ruim tien jaren onder zulke tijdsomstandigheden, daarbij met 'n zwak lichaamsgestel en verschillende zeer hinderlijke kwalen vier huizen op-en-in-te- richten en er de velerlei zorgen te dragen voor den stofielijken en geestelijken vooruitgang I Die reuzen taak, in den eigenlijken zin van 't woord, werd in alle stilte en ver borgenheid voor de wereld, door dien trouwen dienaar Gods, Pater Ariaens. verricht. Bestaat er één lofprijzing uit Chris tus' mond, die van toepassing op hem is, dan is 't voorzeker die van „fidelis servus een trouw dienaar". God was in zijn leven alles, en andere belangen dan die van Zijn Heer en Meester heeft deze priester niet gekend. Nog ijlend in zijn laatste ziekte, herhaalde hij meermalen met 'n overtuigend handgebaar„Zegt aan deze, zegt aan die, dat ik 't altijd goed heb gemeend. Zegt aan allen, dat ik nooit iets anders bedoelde dan te werken voor Onzen Lieven Heer!" Historisch-Romantiscli verhaal van het Kasteel Blyenbeek by Afferden. Vrij naar het Duilsch door B.B. 12 Telkens wanneer ik hem zeide, dat hij dit aan zijn geslacht verschuldigd was, antwoordde hij steeds met dezelf de tegenwerking en vroeg: Welke edele Jonkvrouw zou nog in staat zijn haar hand te schenken aan iemand zooals ik, die door heel het landvolk wijd en zijd besproken en bepraat is. Maar men weet toch hoe alles gegaan is, zeide ik. Meester Jan, je weet er alles van. lie menschen gelooven nu eenmaal liever het kwade, dan het goede van nun evenmensch. Je weet hoeveel las terpraatjes er gedurende het proces zijn rondgestrooid en daarom zijn er nog velen van meening, dat die vrouw verstooten werd, omdat ze niet van adel is en dat het huwelijk eigenlijk toch wel geldig is. Nu ik moet eerlijk bekennen, dat ik inwendig eigenlijk ook van meening was, dat het voor mijnen jongen mees ter wel niet zoo heel gemakkelijk zou zijn een passend hnwelijk aan te gaan. Ik liep ook el lang met de gedachte rond, dat het toch zoo jammer was, dat de oude edele stam van Nydeggen zoo roemloos moest verdorren Dcoude Erfmaarschalk bood ook hier echter wederom de reddende hand. Op een goeden dag noodigde hij Heer Arnold zoo vriendelijk uit om eenige dagen op zijn Slot Haag" te komen door brengen, dat onze jonkheer fatsoens halve niet kon weigeren, zooals hij anders gewoon was. Daar leerde hij Catharine, de dochter van den Erf maarschalk kennen. Deze was de on schuld zelye sn de vroolijkheid en opgewektheid in persoon. Meermalen had de edele graaf zijn kind verteld van de heldendaden van onzen Heer in den oorlog tegen de Turken. Vandaar was het ook Diet te ver wonderen, dat het vroolijke meisje den bleeken, ernstigen graaf, die door haar vader zoo hoog geroemd werd, bewon derde en vereerde. Van de bewondering en vereering komt het echter al spoe dig tot liefde. In het kort, de beide harten ontbrandden van liefde tot el kander. Tot hun geluk bemerkten zij, dat hun vader dit niet ongaarne zag, ja, dat hij zelfs onzen Heer Arnold vriendelijk aanmoedigde om openlijk hare hand te vragen. Heer Arnold echter kon langen tijd niet aan zijn eigen geluk gelooven en toen hij ten slotte niet meer aan de liefde van Gatharina mocht twijfelen waren wij allebei bijna ons hoofd kwijt van vreugde. Hij had spoedig bemerkt, dat niet het minste gebabbel, waarmede zijn naam bevlekt en be zoedeld was, tot de ooren van dit on schuldig kind was doorgedrongen. Ik kan en ik mag deze engel niet aan het levenslot van een man verbinden, dat in de oogen der men schen voor geschan ivlekt doorgaat, zoo zeide hij mij meermalen. Zegt haar dan alles, ried ik hem aan en ge zult zien, dat zij dan nog bereid is met u door het leven te gaan. Daartoe zal ik nooit geen moed hebben, antwoordde hij treurig. E6n vogel rust als hij zijn nest gebouwd heeft, maar ik zal tol het eind van mijn leven de bittere vrucht van mijn jeugdige dwaasheid moeten dragen. Toen deed de liefde tot mijnen heer mij een list verzinnen, die God mij heden nog moge vergeven. Ik be praatte onzen Hear Arnold en zeide hem, dat hij die zaak maar aan mij, als oud en ervaren man en als trouw dienaar, moest overlaten. Ik sprak dan met hem af, dat indien Gatharina des middags bij het middagmaal een van die late asters, welke nog in den tuin bloeiden, op haar borsl droeg, dat dit dan een teeken moest zijn, dat zij u desniette min beminde en liefhad. Ik paste ech ter wel op met Jonkvrouw Catharina over die treurige geschiedenis te spre ken en van den anderen kant wist ik het zoo in te richten, dat zij die bewus te bloem droeg, toen zij zich aan tafel zette. De list lukte en zoo hielp ik Heer Arnold over den sloot 1 Denzelfden dag nog deed hij een aanzoek en vroeg den ouden Erfmaarschalk de hand van zijn dochter. Het verzoek werd aange nomen en daar men natuurlijk, om redenen, voor de hand liggend, een plech tige en feestelijke bruiloft wilde ver mijden, nam de Erfmaarschalk den gesloten tijd van den Advent, waarin we juist waren, om de beide jongelieden in alle stilte in het huwe lijk te doen treden. Frater Ambrosius, Pastoor van Geldern, kwam op den feestdag van den heiligen Nicolaas van het jaar 1694 op het Slot »Haag" aan, verge zeld van Frater Marcellus- van den H. Peter. Wij tweeën, n l. deze frater Marcellus en ik, Johan Mathias van Afferden, genoten de bijzondere eer om ats rechtschapen getuigen onzen naam te mogen zetten onder het officieele document van hun huwelijksverbinte nis, die door Frater Ambrosius werd ingezegend. Den volgenden dag reeds deed het paar zijn stille intrede in Bleyenbeek, zooals ge u nog wel zult herinneren. Heel die geschiedenis van den ouden Mathias kwam mij erg verwonderlijk voor en maakte mij zelfs achterdochtig. Een heele tijd zeide ik niets, tenslotte vroeg ik hem op bijna verwijtenden toon En hebt ge onze edele vrouw Catharina geen woord gezegd van die Emerentiana Dausque Geen woord 1 Waarom zou ik dat onschuldige hart met die duistere ge schiedenis beangstigd en misschien de verbinding voor #oed onmogelijk ge maakt hebben. Het levensgeluk van mijnen goeden Heer en de toekomst van zijn edel geslacht zou voor altijd in gevaar gebracht zijn 1 Daarenboven haarvader wist toch immers ook allesl Op hem rustte dus het eerst de plicht zijne dochter datgene mede te deelen, wat hij noodig oordeelde. Maar de ver standige en wijze man was blijkbaar ook van meening, dal het beter was zijn geheel onschuldig kind niets mede te deelen over de jeugdige misstappen van zijn aanstaanden schoonzoon. Het huwelijk met den hoogedelen en, naar hij zich zonder twijfel over tuigd had, over het algemeen braven Heer Arnold lag hem zeer na aan het hart. Niettegenstaande zijn jeugdige lichtzinnigheid was jonkheer .Arnold op het punt van eer altijd zeer ge voelig gebleven. Eveneens had hij ge gronde hoop, dat zijn dochter nooit iets van die treurige geschiedenis met die Dausque ter oore zou komen. Hier en daar had men namelijk toentertijd reeds gefluisterd, dat dit heillooze vrouwmensch reeds gestorven was. »Nu enfiin, heel kwalijk kan ik het U niet nemen, ofschoon ik het er nu juist niet heelemaal mee eens ben. 't Is maar te hopen dat het geen ernstige gevolgen zal hebben Wat zal er wel gebeuren als onze genadige Vrouw nog eens achter de waarheid komt of wat nog erger is, als die lasterpraatjes haar ter oore komen Of veronderstel eens d8t die Emerentiana Dausque haar op een goeden dag eens ouder de oogen komt?" Wordt vervolgd

Peel en Maas | 1928 | | pagina 5