tt. ?ai Bergen Dl Winter]. Belastingheffing. H. H. Fruittelers üjmbanden. H. H. VAN LEUVEN Fotografie Foto-artikelen. Gebr. Jeuken, Venray winterartikelen Die niet meer werken kunnen. Sproeiwerktuigen Kirches Staalrogge Verkoop van huis. tuin en erf te Oirlo. 411e soorten Foto's, Vergrootingen en Olieverf-portretten Gratis onderricht aan amateurs. Bezoekt ons atelier. Inmaakg-lazen, Smederij Gebr Lucassèn NIEUWE STOFFEN. Kachelplaten, Kolen bakken en diverse A. JEE. de Haen Zaterdag 8 October 1927. No. 41. gemeenten met de billijkheid en de distributieve rechtvaardigheid danig overhoop ligt. Voor de instandhouding der ge meenschap zijn belastingen noodig. Rijk, Provincie noch gemeente kun nen er buiten. Bij de belastingheffing zijn echter wetten in aanmerking te nemen, die men niet straffeloos buiten beschou wing Iaat. In onze Rijks-inkomstenbelasting zit progressie d.w.z. dat hoogere in komens naar evenredigheid meer be talen dan kleine inkomens. Zoo betaalt men het volgende jaar wanneer de aangekondigde verlaging zal zijn ingevoerd, van een belastbaar inkomen van f 2000 aan R. I.B. f 26 of f 13 per f 1000, terwijl van een belastbaar inkomen van f30.000 ver schuldigd zal zijn f 1391 of ruim f 46 per f 1000 zuiver inkomen. Hieruit blijkt duidelijk, dat bij deze voornaamste Rijksbelasting, waarmede nagenoeg eenieder te maken heeft, het bovengenoemde beginsel omtrent belasting naar draagkracht, in toe passing is gebracht. Daarbij komt bij deze belasting nog een gunstige factor, n.l. deze, dat voor noodzakelijk levensonderhoud f 800 onbelast blijft. Bezien we nu eens even de Ge meentelijke belastingheffing. De Wetgever gaf de gemeenten o.m. het recht, om te haren behoeve maximaal 100 opcenten te heffen op de Rijksinkomstenbetasting. Verder werd den Gemeenten 't recht gegeven om op nog enkele andere Rijksbelastingen opcenten te heffen. De mogelijkheid blijft dan echter bestaan, dat de gemeente met deze opcenten nog te weinig zou ontvan gen om het gemeentelijk huishouden te bekostigen Daarom is er aan dit stelsel nog een soort veiligheidsklep gelatende heffing van plaatselijke inkomstenbe lasting. De Wetgever bedoelde echter ken nelijk, dat van deze gemeentelijke heffing alleen dan gebruik zou ge maakt worden, wanneer de opcenten op de Rijksbelastingen ontoereikend mochten zijn. Wat zien we nu echter in vele gemeenten in deze streken Er wordt volstaan met een gedeel te der opcenten op de progressieve Rijksinkomstenbelasting, soms ook op de Vermogensbelasting en een be langrijk gedeelte wordt gehaald uit de plaatselijke inkomstenbelasting. Wat is daarvan het gevolg? De plaatselijke inkomstenbelasting kent geen progressie; de belasting per 1000 gulden zuiver inkomen is derhalve even zwaar voor de eerste 1000 gulden inkomen als voor het 20e duizendtal. Daarbij is dus het beginsel van belasting naar draagkracht geheel en al zoek. Daarbij komt nog, dat de gemeen ten bij deze belasting een aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud toe passen, die in geen enkele verhou ding staat tot de werkelijke behoeften In deze streken is een aftrek van f 300 of f 500 voor dit doel geheel geen zeldzaamheid. We hebben hier dus de fraaiigheid dat het Rijk f 800 noodig acht voor eerste levensonderhoud en dat de gemeenten dat bedrag stellen op een f 500 of 600, terwijl pogingen om dien aftrek op f 800 te brengen of hem redelijk te verhoogen, afstuiten op het veto van Ged. Staten. De toestand is ten aanzien van de belastingheffing dus deze, dat het Rijk belasting naar draagkracht wenscht en dat de gemeenten het in haar hand hebben, om in de gemeen telijke belastingheffing dat beginsel te verdoezelen, ja het geheel over boord te gooien. Dit schept op vele plaatsen een toestand, die schreeuwend onrecht vaardig is ten opzichte van de econo misch zwaksten. Onze nieuwe Gemeenteraden zullen dan ook eens ernstig te overwegen hebben, of in dezen geen wijziging noodzakelijk is. En wanneer verhooging van opcen ten en opvoering van den aftrek voor levensonderhoud tot ten minste f800 niet te bereiken is, dan zou er hier er, daar eens overwogen dienen te worden of afschaffing van alle opcen ten en invoering van een plaatselijke inkomstenbelasting met sterke progre. sie niet de voorkeur verdient boven de huidige heffing, welke in vele De Daelboer was op dén na de oudste mensch van 't dorp. »Wat een schoone ouwe man", zeiden de lui altijd, als ze eens een bezoek brachten aan z'n heufke. Ja, de Daelboer mocht zich laten kijken. Nog een gansche kop vol haar, wel sneeuwwit, maar er ontbrak geen spiertje. Blozend roode wangetjes, als van een paar roo reinette appelen eigenlijk wel een beetje te rood, maar als men vooraan in de tachtig is. En dan z'n oogen 1 die zagen nog zoo blij en vroolijk de wereld in als van een jongen van twintig jaar! Werkelijk een mooie oude man. Keurig zat ie altijd in de kleeren, ge moest eens letten op z'n hemdsboordjes aan den hals en de handen. Altijd helder wit. Daar zorgde de boerin voor. Want vader was alles en werd ook door haar zijn schoondochter op de handen gedragen Toen Willem des Daelboers zoon met haar wilde trouwen, werd hem dat van verschillende kanten afgeraden, want Willem had geld en zij, Truke had er geen. Vader, vroeg Willem, wat zal ik doen, wat zegt gij er van Zal ik met TruKe trouwen of niet? Jong, zei vader, T.uke is braaf en goed en zij heeft een braven vader en moeder gehad, als jij zin in haar hebt trouw er maar mee. En zoo was Truke als vrouw op 't Daelheufke hekomen. Noch de jonge boer, noch de oude hadden er ook maar een oogenblik spijt van gehad. Truke was een echte, flinke, vlijtige boerin; alles blonk en glom op den hof; het personeel was nergens liever dan daar, de jonge Daelboer werkte met plezier en de oude had een leven als een prins. In den oorlog, toen iedereen linde bladeren of waldmeister rookte, kon men den jongen boer geen grooter ple zier doen, dan met een beetje echte tabak. Niet voor hem zelf, nee hoor die was voor vader. Ieder jaar, 'n paar dagen voor Sint Ludovicua, kwam de boerin zelf den pastoor een korfje met eier brengen en dan herinnerde ze er zoo terloops aan, dat vader overmorgen naamfeest had. Ieder jaar ging dan ook geregeld op dien dag de pastoor den ouden Daelboer felicileeren en deze verwonderde zich zeer, dat de pastoor dat nooit vergat, ofschoon St. Louis nou toch precies geen opvallende heilige was. Er gebeurde niets op den hof, of vader werd eerst geraadpleegd. Wat dunkt u vader, wat zegt gij er van En nooit werd er zoo hartelijk gelachen, dan wanneer de oude Dael boer een aardig geestig woord gezegd had. Ja, ja lachte de boerin, terwijl ze met liefdevolle hoogachting naar den ouden man keek, vader zijn haren zijn wel wit, maar zijn hart is jong geble ven 1 't Ergste versleten aan den boer wa ren z'n beenen; hij kon nog wel zoo'n beetje door en om 't huis voetje voor voetje gaan, maar meestal zat-ie in z'n grooter leeren leunstoel. Dan rookte hij zijn pijp of bad den rozenkrans, een van de twee. Valt u de lijd niet lang vader, vroeg de pastoor, toen hij hem weer eens kwam bezoeken. De tijd lang vallen, heer pastoor? De dag is me meestal nog te gauw om Ziet u eens hier, ik heb een goeden kameraad, die altijd bij me is en de boer toonde zijn rozenkrans die houdt me ook 's nachts gezelschap, want wij oude men8chen slapen niet veel meer. Hoe dikwijls bidt ge dien wel rond op een dag, vader? vroeg de pas loor met belangstelling, want hij wist dat er bij den ouden Daelboer niet de minste vroomdoenerij bijkwam. Dat weet ik zelf niet, heer pastoor dat ligt er al aan. Ik bid iederen dag voor de vrouw zaliger en mijn twee kinderen, die in de eeuwigheid zijn En als ik dan zoo aan de overledenen denk, vallen me telkens weer namen in van menschen, die al lang dood zijn en dan bid ik voor die ook nog maar een rozenkransje. Ook mag ik natuur lijk Willem en Truke niet vergeten, opdat Onze Lieve Heer hen alles moge vergelden, wal zij voor mij doen. ïk dank iederen dag Onzen Lieven Heer. dat Hij mij zoo oud heetl laten worden nu kan ik nog wat verdienen voor den hemel. Verleden week, heer pastoor, ja, dat moet ik u toch eens vertellen, had ik nog bijna ruzie gehad met m'n ouden vriend Tinus.... Hol lachte de pastoor, hij wilde u er toch zeker niet met de kruk aan? Nee, zoo erg wa3 het nu wel krek niet. Ik heb altijd graag, dat Tinus me eens bezoeken komt, hij kan beter loopen dan ik, we drinken dan samen een drupke en praten wat over den goeden ouden lijd. Maer Tinus, ziet u, ofschoon hij volop z'n eten en drinken heeft en goed wordt opgepast, is op z'n ouden dag wat kneuterachtig. Honderd keer op één dag zucht hij Och, wat is toch een ouwe mensch, ik wou, dat Onze Lieve Heer me toch maar haalde, ik ben immers toch ner gens meer goed voor, dan om 't gena debrood te eten. Dat gezucht, heer pastoor, begon me op den duur danig te vervelen Hoor eens Tinus, zei ik, wij twee zijn te oud om elkaar nog wat wijs te maken en daarom zeg ik je, jij moet zoo niet zitten zeuren; dat verveelt de lui waar je bij bent en tenslotte zeggen die echt gemeend: Ik wou, dat Onze Lieve Heer hem maar haalde. Dat hoor je dan toch nog niet graag... Dat je niet meer kunt werken en het ge nadebrood eet, dat is waar... maar je kunt toch nog heel veel doen... je kunt zorgen, dat het brood, dat je eet, werke lijk genade brengt aan de menschen, die je dat brood geven. Ja, dat kunnen wij, ouwe lui, als we in plaats van te zitten zeuren en klagen over de gebre ken van den ouden dag, ijverig onzen rozenkrans bidd«n. Dat heb ik Tinus allemaal gezegd en wat deed hij Hij stond op, nam z'n kruk ©n ging weg zonder boe noch ba te zeggen. Sinds dien is hij ook niet meer hier geweest, ik zou toch niet graag hebben, dat ie kwaad op me was Wees maar gerust, vader, zei de pastoor lachend. Tinus is niet kwaad op u; ik kom er juist vandaan, hij vroeg me, hoe het met u ging en be stelde, dat hij u morgen ook eens kwam bezoeken. En wat me opviel, hij had, toen ik binnenkwam, den rozenkrans in de hand. Toen de pastoor naar huis ging, herinnerde hij zich, wat hij eens voor jaren gelezen had In menig gezin wacht een oud moe dertje stil op den dood, zit een stok oude grijsaard in het hoekje vau den haard of ligt een arm, gebrekkig kind, kreunend in de bedstede. Hoe dikwijls hoort men dan niet zeggen: Nam Onze Lieve Heer hen maar tot Zich, zij kunnen immers toch niet meer werken1 En de ouden of da zieken hoorendat of ze voelen het tenminste en ook zij zeggen: Ja, kwam me Onze Lieve Heer maar halen, ik dien immers toch tot niets meer, ik ben mijzelf en anderen tol last. En toch is dat oordeel geheel ver keerd. Ziet, dat moedertje, die grijsaard dat kind, zij bidden, zij bidden veel, zij bidden aanhoudend. Gedurig laten zij de koralen van den rozenkrans tusschen hun rimpelige of vermagerde vingers glijden, aanhoudend bewegen zich de lippen tot een gebed, heffen zij geest en hart tol God op En zou die man, die vrouw, dat kind niet nuttig zijn? Wellicht is er geen mensch in huis zoo nuttig, houdt niemand zooveel on heil verwijderd en brengt zooveel zegen aan, als juist de ouden van dagen en gebrekkigen, door het gebed. Aan Gods zegen toch is alles gelegen en God laat zich het meest door gebed tot geven en helpen bewegen. Een goede bidder geeft eerder een goeden uitslag dan uw ploegen en zaaien en dorschen, uw loopen e«« werken en handelen. Ziet derhalve nooit een stokouden grijsaard, een oud moedertje, een zieke lijk kind verachtelijk aan, als aten die voor niets het brood dat gij hun geeft. Zij eten het brood, dat genade geeft. (Liraburg aan Christus) vergeet OCTOBER niet voor 't aanleggen van Rupsenlijm, Lijmbandpapier, Vruchtboomcarbolineum en Creoline „Krimpen". van i/s Liter tot 180 Liter uit voorraad leverbaar. Geïllustreerde prijscourant en brochures op aanvraag gratis. Aanbevelend. 234 Boomkweekerij, MEERLO (L Tevens TE KOOP goedgekeurd 9987 punten. Burgemeester en Wethouders van Venray zullen ten overstaan van Notaris Pluymaekers te Venray op Dinsdag 18 October a s. des namiddags 3 uur precies, in het Patronaatsgebouw te Oirlo voor de gemeente Venray, publiek verkoopen Het oude schoolhuis te Oirlo, zijnde huis met erf en tuin, kadas- straal bekend als gedeelte van perceel Sectie F. no. 1860, groot te samen 11.83 Are, zooals ter plaatse is afgepaald. Alles verkeert in goeden staat van onderhoud. Aanvaarding en betaling 1 No vember 1927 Venray, 28 September 1927. Burgemeester en Wethouders voornoemd, O. VAN DE LOO. De Secretaris, VAN HAAREN. VERKRIJGBAAR alle KRUISSTRAAT VENRAY Overal aan huis te ontbieden, zonder prijsverhooging. Sterilisseertoesteilen, Thermome ters, Gummiringen en deksels Prima labrikaat. Lage prijzen. Smederij LEUNEN BIJ Vergelijk onze prijzen, afwerking en modellen. Aile jassen, ook de goedkoopsxe, wordendoor ons zelf ge maakt en behouden steeds hun goede pasvorm. Een Confectie-Jas van ons vervangt Maatwerk en is veel GOEDKOOPER Voor Kleeding naar maat in voorraad een groote sorteering Reuzensorteering in WOLLEN VESTEN, SJAALS, HAND- SCHOENEN, SLOBKOUSEN, HEERENSOKKEN, HOEDEN, PETTEN, ENG. HEMDEN, Boorden, Strikken vindt U in groote sorteering hjj Prima fabrikaten Concurreerende pryzen

Peel en Maas | 1927 | | pagina 6