V. PYLS
De puntjes op da i
Het Onze Vader.
Schouw der Waterlossingen.
Weekblad voor VENRAY, HORST en Omstreken.
1
Behoudenis
Adverteert in dit blad
mamma-woausius iwü i
«jo jaargang.
NO. 33
INUFACrUBEHfl
BLIJKEN
TOCH HET
üe no£ voorradige Zomermantels, Hoeden en Japonnen worden aan spotprijzen verkocht.
der
Het internationaal euvel
der werkeloosheid,
FEUILLETON
Bekendmaking.
ingekoman en vertrokken
personen.
wmmÊÊmm
PEEL EN MAAS
PRIJS DER ADVERTENT1EN: 1-8 regels 60 cent, elke regel meer 7';i ct.
bij abonnement lagere tarieven.
Uitgave van FIRMA VAN DUN MUNCKHOF
Telefoon 51
VENRAY ABONNEMENTSPRIJS p. kwartaal voor Venray 65 ct., per post 75 cent
voor het buitenland f 1.05 bij vooruitbetaling, afzonderl. nummers 5 cent
Oroote Straat 14. Telef. 10 Venray
Steeds het nieuwste in Dames- en Heeren-Modeartikelen. Laatste Nauveautée's in Stoffen, Sehortebont
Corseiten, Dames-Kousen en Heeren Sokken. Blauw Cheviot Jongensbroeken in alle maten.
g
ft*
O^japr i
ft.m
Reeds verschillende kruisjes had
ze achter den rug, bij de familie
Wanmer wel te verstaan, de oude,
trouwe Trui.
Trui was met het huis en de huis-
genooten vergroeid een erfstuk ge
worden, dat daar paste en een groote
leegte zou aanwijzen, wanneer ze er
uit verdwijnen zou.
Ze had er de kinderen zien komen,
van den kleinen Janneman, die zoo
veel zorgen had meegebracht voor
de moeder, maar die nu als struische
missionaris in de verre missielanden
een pionier was voor den godsdienst
en de beschaving, tot de jongste van
de acht, Marie, die nu in 't ouderlijk
huis woonde, getrouwd en wel.
Met al die „zegen Gods" had ze
gespeeld, ze verzorgd, er de plage
rijen van verdragen, er mee uitge
gaan, want Vader en Moeder Wan
mer wisten wel, dat ze aan Trui d'r
haast moederlijke zorgen wel waren
toevertrouwd.
En toen de oude lleder. Wanmer
het hoofd hadden neergelegd Ier
ruste in Gods Schoot, om eeuwig
uit te rusten voor het aardsche werk
toen was Trui gebleven.
Ze kon niet weg en de zoons en
dochters wilden, dat ze blijven zou.
Er was iets van Vader en Moeder
in Trui.
En Marie, ze wist wel, wat ze aan
Trui hebben zou, als daar weer
nieuw leven zou gaan kiemen en
groot worden. Maar Trui kon niet
meer van voren afaan beginnen
Trni werd oud. Ze had nog wel
voor alles den goeden wil, maar
niet meer de kracht. De kinderdruk-
te maakte haar wat zenuwachtig en
gejaagd. O, hoe ging haar dat aan
het hart
De jonge vrouw des huizes moest
uitzien naar een tweede meid.
0—
Op zekeren dag dan kwam daar
zoo'n hittepetit binnengevlinderd.
Dolly heette ze. Ze had den neus
al wat opgetrokken en van den
raagbollige polka-kop waren de haren
lichtelijk overeind gaan staan (schoon
gezicht), toen ze hoorde, dat er vee!
kinderen waren.
Trui had haar met ontzetting en
verontwaardiging aangegaapt, toen
Dolly haar eirchen had gesteld 'n
hooge huur in de maand; eiken
Zondagmiddag vrij; éér avond in
de week; geen wasch er.z. enz.
op den vrijen middag geheel vrij,
geen kindermeid, (want, tusschen
haakjes, dan was ze het meisje van
dien jonkman, die thuis., kostgeld
betaalde.,
Haar heel leven lang had Trui
geen zwaarder kruis te dragen op
zich genomen: of ze uren aan de
waschtobbe moest staan; 's morgens
de eerste op en 's avonds de laatste
naar bed was; of ze door het vele
werk soms weken niet buiten de
deur kwam, behalve Zondags naar
de kerk en Zondagsmiddags naar de
Vespers of Congregatie dat was
haar nooit te zwaar geweest, want
ze wist, dat dat alles wel besteed
was en bijdroeg tot den opbouw
van een sterk en vroom geslacht,
maar dat ze nu moest opdraven
met die lichte cavalerie, zij, met baar
oude stramme beenen en „ouder-
wetsche" opvattingen van dienstbo
deplichten, dat zou ze niet lang ver
kroppen
't Ging maar altijd over den vrijer
en over den danscursus; en ze moest
weer een paar nieuwe gekleurde
kousen hebben; en ze kon toch niks
van de huur overhouden, om Vader
en Moeder wat te geven of wat te
sparen; en de meid van Die en Die
had ruzie gehad met mevrouw en
d'r eens flink gezegd waar het op
stond; en ze zou zich ook niet veel
laten gezeggen, want ze kon diensten
genoeg krijgen, waar minder kinder
waren; en ze had niet veel zin, om
iederen avond den rozenkrans mee
te bidden; en ze hadden laatst toch
zoo'n reuze-lol gehad, toen hadden
ze om half een 's nachts met een
heelen troep jongens en meisjes nog
over de straat heen gebruld van
„allemaal gekken" en „laat ons"
en
0—
Zij d'r uit, of ik d'r uit I had
de anders zoo zachtmoedige Trui
op zekeren dag kortaf gezegd.
En Dolly vloog d'r uit. Maar Dol
ly zat er niks over in. Dolly ging
toch trouwen.
We nemen later nog wel eens een
kijkje in Dolly's huishouden
PATS.
Het heimelijk verdriet, dat hare kindsheid
vergiftigd had, ontwaakte weder Snel keek
zii naar haar moeder, die zich op de teenen
uitrekte om met de papagaai te spelen.
Haar gelaat was kalm als altijd.
Mona werd boos. Waarom moest zij boeten
voor de zonde van anderen De ouders van
Paul vonden haar niet waardig, de vrouw
van hun zoon te worden, omdat.... iemand
anders een fout begaan had
Deze ongerechtigheid verbitterde haar en
zij zag op naar haar moeder met andere
dan eerbiedige oogen. Zij vergat de vele
jaren van zorg en arbeid, de opofferende
liefde der vrouw, en Mona besloot haar te
vragen, waarom men haar beiden zoo onbe
straft beschimpen mocht. Zij schoot den pijl
af
- Kan een eerlijke man mij werkelijk niet
ten huwelijk vragen, omdat men u „Juffrouw
Mama" noemt... Mijn leven is vergald
Nauwelijks had zij gesproken of zij ge
voelde reeds groot berouw. Maar het was
te laat. Zij was verlicht en beschaamd. Zij
had het gif van zich afgeworpen. Zij beet
zich op de lippen, en zweeg.
De oude vrouw evenwel was door de
woorden getroffen als door een steen, die
haar naar het hoofd geslingerd was. Zij
bleef met opgeheven armen staan als ver
lamd. Haar gezicht werd iets bleeker en uit
de klare diepte harer oogen trof Mona een
zoo dwingenden, verwijtenden blik, dat deze
zich tegenover de gesmade heel klein ge
voelde.
Hoe Zweden dit euvel denkt
te bestrijden.
Een der moeilijkste problemen der
laatste jaren is de voorziening in
werkgelegenheid; talrijke factoren
hebben tot het onstaan van dit ver
schijnsel samengewerkt, en aan wel
ken dezer factoren de grootste
schuld te worden toegerekend is een
vraag, waarover de meeningen der
economen uiteenloopen.
De werkeloosheid is internationaal
vandaar dat velen dan ook de op
lossing van dit probleem door inter
nationale samenwerking trachtten te
vinden.
Toch loont het ook de moeite te
zien welke middelen sommige landen
binnen eigen grenzen aanwenden om
het euvel zooveel mogelijk te ver
helpen.
Een bijzonder belangwekkend plan
is thans in Zweden ontworpen, een
plan, dat de kenmerken draagt van
een binnenlandsche kolonisatie.
Ook voor Zweden is het werke-
loosheidsvraagstuk nijpend, een ver
schijnsel, dat trouwens niet alleen de
laatste jaren dateert, maar dat nog
sterker om voorziening vraagt, nu
door de immigratiebepalingen in
verschillende landen de trek naar
het buitenland belemmerd wordt en
het was juist door emigratie, dat
tallooze Zweden zich een behoorlijk
bestaan wisten te verzekeren.
Is ook niet de Oceaanvlieger Lind
bergh van Zweedsche afkomst?
Om nu de gerezen moeilijkheden
het hoofd te bieden, was in Zweden
hiervoor eene commissie benoemd.
Men stelt zich voor 360.000 H.A.
van particuliere eigenaars te koopen
en dit fe verdeeien in gelijke per-
ceelen van ongeveer 25 H.A., waar
door 14.400 boerderijen gesticht
knnnen worden en verder een 120
boerderijen, die het eigendom van
den Staat zijn, zoodanig te verka
velen, dat hiervan 455 nieuwe ge
vormd worden.
Van het regeeringscrediet van
20.000.000 Kronen zal jaarlijks
5.500.000 besteed moet worden voor
de stichting van de noodige huizen
en gebouwen.
Men is uitgegaan van het beginsel
dat belangrijke gedeelten van Zweden
die thans met bosch bedekt zijn,
beter benut kunnen worden voor
bouwland, waardoor de vestigings
mogelijkheid op het land wordt
vergroot en een productieve werk
verschaffing wordt verkregen.
Met belangstelling zal zeker deze
proef gevolgd worden, om na te
gaan, op welke wijze de bestrijding
Burgf meester en Wethouders van Venray brengen bij deze ter kennis van
belanghebbenden, dat dit jaar schouw zal worden gevoerd over de vo gende water
lossingen, op achter elk harer vermelde tijdstippen
LEGGER A.
1. Schoorsche Beek, op 22 Augustus van 7 uur voormiddags tot 7 uur nam.
2 Waterlaat de Scheide, op 25 Augustus van 7 uur voorm. lot 7 uur nam.
3. De Leunsche Beek met zijtak, op 25 Augustus van 7 uur voorn, rot 7 uur nam.
4. Waterlaat uit B uksken^cbe Pas, op 25 Aug. van 7 uur voorm. tot 7 uur nam.
5. Van Breevennpn, op 23 Aug. van 7 uur voorm. tot 7 uur nam
6 De Oirlosche Pas, op 23 Aug. van 7 uur voorm. tot 7 uur nam.
7. De Brukskenscbe Beek, op 23 Aug. van 7 uur voorm- tot 7 uur nam.
8. De Zompgraaf met een zijtak, op 23 Aug- van 7 uur voorm tot 7 uur nam.
9- De Waterlaat, op 27 Aug. van 7 uur voorm tot 7 uur nam.
10 De Weverslosche Beek met zijtakken, op 27 Aug. van 7 uur voorm tot 7 nam
11. Van Giesevennekens, op 24 Aug. van 7 uur voorm. tot 7 uur nam.
12. Loonsche Pas, op 24 Aug. van 7 uur voorm. tot 7 uur nam
13 Smakter Spurkt, op 24 Aug. van 7 uur voorm. tot 7 uur nam.
14 De Burggraaf, op 24 Aug. van 7 uur voorm. tot 7 uur nam.
LEGGER B.
1. Lollebeek. op 22 Aug. van 7 uur voorm. tot 7 uur nam.
2. Oo.-trumsche beek, op 26 Aug. van 7 uur voorm. tot 7 uur nam.
3. Loobeeksche beek, op 27 Au*, van 7 uur voorm. tot 7 uur nam.
4. Klein Oirlo met zijtak, op 22 Aug. van 7 uur voorm. tot 7 uur nam.
De eigenaars, pachters of gebruikers van de op die waterlossingen gevestigde
molens of andere waterkeerende of waterstuweode werken zijn verplicht op de
dagen der Kchouwvoering en gedurende de drie daaraan voorafgaande dagen, aan
het water een geheel vrijen afloop te geven, voor zoover hun door Burgemeester
en Wethouders of door den Opzichter van den Provincialen Waterstaat te dien
aanzien geen andere bevelen zullen gegeven worden,
De eventueel noodige herschouw zal geschieden voor overtredingen geconstateerd
op 22. 23 en 24 Augustus, op 19 September d a.v. en voor de overtredingen gecon
stateerd op 25, 26 en 27 Augustus op 20 September d a.v.
En ztl deze op de gebruikelijke plaats aan het Raadhuis worden aangeplakt en
aangekondigd in het Weekblad „Peel en Maas" te Venray
Venray 12 Juli 1927
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
O. VAN DE LOO.
De Secretaris,
VAN HAAREN.
Aangeplakt op de gebruikelijke plaats
aan he. Raadhuis te Venray,
op 12 Juli 1927.
De Veldwachter.
L. H. JANSSEN.
der werkeloosheid het meest doel
treffend kon geschieden.
In haar rapport wijst deze com
missie thans op de mogelijkheid de
vestiging op het land te vergemak
kelijken; de trek der bevolking van
het land naar de steden is evenzeer
een verschijnsel van de laatste jaren;
een omgekeerde beweging meent
de commissie de oplossing te zien.
Voorgesteld wordt land te doen
aankoopen door een centrale organi
satie, die hiertoe een jaarlijksche som
van 20.000.000 Kronen van de re
geering ter beschikking zal krijgen
en welke organisatie de gelijke ver
deeling der aan te koopen landerijen
ter hand zal nemen.
van 22 tot 29 Juli
INGEKOMEN:
C. van Dooren, dienstbode, Merselo,
M 66, van Bergen (A
W. J W. H Verheijen, zonder beroep,
Oostrum D 14 van Maasbree
M. Ch. J. Janssen, zonder beroep,
Langstraat 14 van Grubbenvorst
M Gb. Classsens, I 26 van Nijmegen
VERTROKKEN
A. H. Arts en gezin, timmerman,
naar Eindhoven, Gestel, Blaarthemsche
weg 21
P. G. Peelers, dienstbode, naar Hel
mond, Parallelweg 16
G. J. G. Rongen, idem, naar Oploo,
Spekklef
G. J. P. Rong» n, idem, naar Maashees,
Overloon
Th. Heidens, idem, naar Arcen
Velden
H. H. Poels, z.b naar Deurne, Vlier-
den
W. V. J. Hermans, dienstbode, naar
Cleef
G. J. Vergeer, dienstknecht, naar
Zuid Amerika
J. M. Vergeer, dienstbode, naar Zuid
Amerika
P. K. de Hoog, idem, naar Maashees
J. P. Kaak, bakker, naar Gennep.
29 Juli tot 5 Augustus.
INGEKOMEN
P. H. G. van Rens, z.b., Steeg K 85
van Grubbenvorst
C. H. Rutten en echtg., zb, Oude
Oostrurascheweg van Venlo
Th. Ch. S. Morie, echtg. v. H. Verbeek
i kinderen, z.bGroote Straat 1 van
Ned Indië
En plotseling erkende zij de ware gestalte
dier vrouw, die steeds zoo deemoedig was
en toch zoo fier en trotsch in houding en
blik, die van zielegrootheid en stille offer
vaardigheid getuigden.
Hoe oud zijt ge, Mona Mijn geheugen
wordt zwak, sprak Sabine met bevende
stem.
Ik word den zes en twintigsten Decem
ber vijf en twintig jaar, zeide Mona verwon
derd.
Dus nog zes weken, zeide zij zachtjes,
en met halve stem ging zij voort. Gij hebt
te vroeg gesproken, mijn kind... Heb nog
een weinig geduld en werp nooit meer met
steenen om u heen, gij kunt niet weten wien
gij treft.
Toen vielen Mona-Liza de schellen van de
oogendeze vrouw was haar moeder niet
Sabine was uiterst eenvoudig gekleed en
haar lichaam scheen licht misvormd.
Mona daarentegen was recht en slank
gebouwd. En weer moest zij zich zelf be
kennen, zooals zij reeds zoo vaak gedaan
had, dat deze vrouw geen schuld aankleefde.
Maar waarom liet zij zich dan beschimpen
Waarom verdroeg zij dezen smaad zoo stil
en zoo stom
Hier stond Mona voor een onoplosbaar
raadsel. Zij waagde evenwel niet meer ver
der te vragen. Zij wilde wachten, geduldig
wachten, totdat het door de oude vrouw
zelve werd opgelost.
Zij dacht aan Paul en zij had er spijt van,
zijne liefde onwaardig gehandeld te hebben.
Zij dacht aan Saville, en die gedachte alleen
drong haar rouwmoedig naar de oude
vrouw.
Vergeef mij... Tante Sabine.
De vrouw voelde, dat het kind alles ver
moedde, daar zij haar niet meer „moeder"
noemde. En dezen naam had zij zich met
zoo veel moeite en tot zulk een hoogen
prijs verworven I Het uur, dat zij het meisje
zoo gaarne gespaard had, was aangebroken:
Mona-Liza gevoelde zich als wees.
Daar de oude vrouw zweeg, herhaalde
Mona hare bede
- Vergeef mij, tante Sabine... ik was
slecht en onrechtvaardig tegen u.
Tante Sabine evenwel keek naar haar
groot kind, dat met gebogen hoofd en van
schaamte gloeiende wagen voor haar stond
en zeide eenvoudig:
Men vergeeft altijd gaarne, mijn kind,
En om aan dit pijnlijke gesprek een einde
te maken, wendde zij zich weder tot de
vogelen. De eene was een tamme meerle.
die van zijn meesteres meer hield dan van
den vrijen hemel, want meer dan eens had
de papegaai met zijn krommen snavel het
deurtje zijner kooi opengehaakt, de meerle
huppelde dan rond in het tuintje, en sloeg
met de vleugels, doch zoodra hij de tengere
gestalte van tante Sabine gewaar werd, die
hem dagelijks verzorgde, vloog hij naar haar
toe en gaf zich gevangen.
Mona-Liza had de kamer verlaten. Zij ging
rechtstreeks naar Saville. Tot hem begaf zij
zich steeds, wanneer zij zich ontstemd of
moedeloos gevoelde. De woorden van dezen
man werkten herlevend en verfrisschend als
een geestelijk bad.
Zij klopte aan de deur, waar met een
onzichtbaar teeken geschreven stond klopt
en u zult worden opengedaanAl de armen
en veriatenen lazen deze woorden. Een ieder,
die hier binnentrad, ging rijker weg en toch
was de man, die hier woonde, zelf arm,
tenminste onder rijkdom het bezit aan geld
en goed verstaan wordt. Hij was onver
mogend en toch spijsde hij de hongerigen
en laafde de dorstigen naar het lichaam en
naar de ziel.
Het wonder van de vermenigvuldiging der
brooden onder de handen der mildadigheid
blijft menschelijk waar. Aan deze deur klop
ten de stille thuis-armen, die in de steden
bij grooten getale verhongeren.
Toen Mona binnentrad, vond zij Lazare
Saville aan het eenige venster van zijn
kamertje zittend, over zijn werk gebogen.
Hij was een jonge man, juwelier van beroep
en uiterst bekwaam in zijn vak.
Meerdere malen waren hem de mooiste
aanbiedingen gedaan om buiten zijn huis
bij een patroon te werken, doch telkens had
hij deze afgeslagen. Zijn deur moest dan te
lang gesloten blijven en hij wilde daar wezen,
wanneer iemand hulpbehoevend bij hem aan
klopte.
Men vertrouwde hem de fijnste juweelen
toe. Filigraanwerk, mozaiek, kamees
diamanten. En hij werkte met handige vlijt
en goeden smaak. Hij verdiende daardoor
rijkelijk het onderhoud voor zich en voor
vele anderen. Men mocht hem ook te allen
stonde opzoeken, want hij doorwaakte de
nachten, wanneer de arbeid dringend was,
Toen hij Mona zag naderen, stond hij op,
wischte het fijne stofgoud van zijn handen
en groette haar vriendelijk lachend. Doch
zoo ontving hij ook ook de armste onder de
armen.
Goeden dag, Saville 1
Het uiterlijk van den jongen man had iets
geheimzinnigs over zich, en toch boezemde
zijn geheele verschijning oogenblikkelijk ver
trouwen in. Hij droeg den naam van den
verrezene van Bethaniën. Zijn gestalte was
lang en mager, zooals de lichamen, die zich
in den dood strekken ter eeuwige rust. Zijne j
oogen hadden iets schuchters en men ge
loofde in zijn nabijheid de stem van den
Heiland te vernemen „Sta op Lazarus en
wandel 1"
En Lazarus was dit bevel nagekomen. Hij
had zich van de grafkelder bevrijd en was
de leer van Christus gevolgd.
Hij leerde van Hem, hoe hij de armen als
zijne broeders moest beminnen, de moede-
loozen troosten en oprichten, de zieken en
gewonden verplegen en op de gevallenen
geen steen werpen. Hij wandelde door het
land Judea, zag Christus op Gethsemane,
toen hij weende om het volk, en zijne ziel
herbloeide als de amandelboom op den
olijfberg. Hij bleef staande, toen anderen
vielen, en was jong in de eeuwige jeugd
zijner goedheid.
Lazare Saville was een eenvoudige man
zonder titel en waardigheid, die de wereld
imponeeren. Hij was geen geleerde, en toch
wist hij veel wat men niet uit boeken Ieeren
kan. Geen arts en toch genas hij vele won
den. Geen rechter, doch een vorscher naar
gerechtigheidgeen priester en toch een
zielenherder.
Geen dag ging haast voorbij zonder dat
Mona Liza hem opzocht om uit zijn mond
wijze woorden te vernemen, zijn raad te
vragen. Nooit was in haar de gedachte op
gekomen, dat deze buitengewone man ook
aardsche liefde voor een vrouw kon onder
vinden. Hij was altijd dezelfde rustige, kalme,
die steeds bereid was zijn eigen leed te
vergeten om anderen ter hulp te snellen.
Wat is er van uw dienst, juffrouw Mona
Het is zoo moeilijk dankbaar te zijn,
Saville, zeide zij ontmoedigd.
Hij nam zijn werk weer op, smeedde verder
aan een kleine gouden ketting en sprak:
Ja, de dankbaarheid is de zwaarste
last en er zijn slechts weinig schouders, die
haar dragen kunnen. De meesten schudden
ze van zich af bij den eersten den besten
keerweg, zooals de valsche bedelaars het
brood in een hoek slingeren.
Ja, ik was onrechtvaardig tegenover
tante Sabine toen zeide zij tot mijmen
vergeeft altijd gaarne Waarom
Ja, de kwijtschelding is de groote weg,
die naar den hemel voert, wanneer wij ver
geven gevoelen wij ons nader bij God.
Maar veel, ja de meeste menschen
kennen niets van vergiffenis te schenken.
Wordt vervolcrd