Op Reis
Ergerlijke toestanden.
Gemengde Berichten.
te zeepen. De zeep vloog naar alle
kanten en drie keer kreeg hij zijn
mond zoo vol zeepschuim, dat ie ge
weldig moest spuwen. Doch eindelijk
was hij zoo ver, dat hij z'n rechterwang
van alle kreupelhout ontdaan had en
juist wilde hij met zijn linker beginnen,
toen zijn vrouw van ouder riep: »Pieter,
maak w^t vooruit 1 Het luidt al samen
en je hebt nog geen koffis gedronken".
»Ja ia ik kom dadelijk", wild6 hij
nog roepen, maar verder dan »ik"
kwam hij niet, want bij het roepen
was hem 't mes uitgegleden en ritschl
had ie zich met 't vlijmscherpe mes 'n
geweldige braalsch inden neus gesneden
Daar hij als burgemeester natuurlijk
erg volbloedig was, spoot direct een
dikke straal bloed omhoog. Verschrikt
liet hij 'l mes vallen en greep met
beide handen naar den gewonden neus 1
Maar dat baatte niet, 't bloed dreef
hem door z'n handen, langs z'n gezicht
en zelfs op den handdoek, dien hij
voorgebonden had. Toen hij zag, dat
't bloeden niet wilde ophouden, stak
hij in z'n wanhoop den kop in den
waschkom en spoelde z'n gansche facie
af. En werkelijk, na 'n paar minuten
hield 't ergste bloeden op en daar zijn
vrouw al maar door onder aan den
trap aan 't roepeu en lamenleeren
bleef: Peter, waar blijf je Nu, kom
toch, je mag vandaag niet te laat komen;
je moet met den klingelbuil gaan, stak
hij zijn kop door de deur van de slaap
kamer en riep Potverblomme, schei
uit met je gezanik! Ga maar alleen
naar de kerk, ik kom wel na.... ik heb
me een beetje in den neus gesneden
met scheren waar heb je de hecht
pleister weer gelegd
De hechtpleister, Peter? Die ligt
in mijn naaikorfje, onder ce rol met
het zwarte garen. Plak de pleister maar
goed vast, dat je de kou er niet in
komt, anders krijgt je nog de belroos.
En nu maak maar wat vooruit, 't is
hoog tijd.
De Frau Burgemeester trok naar de
kerk en Petrus op zoek naar 't naai
korfje. Tot overmaat van ramp had ie
ook nog zijn bril verlegd en al maar
door foeterend op die verd.... vrouwlui,
die alles verslepen, zocht hij overal 'I
korfje. Enfin eindelijk had ie 't. Maar
nu, waar zat die verd... hechtpleister?
Hij smeet den inhoud naar de vier
hoeken van de kamer parbleu daar
had hij ze te pakkenGauw dat ding
nu op neus geplakt, op z'n neus
die ondertusschen den vorm had aan
genomen van een opengebarsten knak
worst 1
Ziezooklaar en nu gauw z'n slipjas
aan Morment hij merkt nu ook dat
ie z'n bril op z'n voorhoofd had zitten!
En nu naar de kerk!
Maar toen hij buiten aan de voor
deur was, zag hij dat ie een schoen en
een slof aan had. Dat was om razend
te worden. Weer terug en den trap op
om den anderen schoen te zoeken 1
Toen Peter Koll eindelijk in de kerk
kwam, begon de pastoor precies het
Evangelie te zingen. De burgemeester
was 't laatst van allemaal, zelfs de
huishoudster van den pastoor, die
anders altijd te laat kwam, de huis
houdster bedoel ik) zat al op haar plaats.
Op z'n teenen sloop de burgemeester
tot bij de eerste bank en toen de pastoor
na 't evangelie eens naar de kerk-
meestersbank loerde, zat de burge
meester er met 'n gezicht, of ie er altijd
gezeten had.
Onder de preek had hij zich van al
den rommel van dien morgen een
beetje herkregen en toen de pastoor
gezegd had »Wat ik u allen toewensch",
stond hij op om deii klingelbuil te halen.
Eerst deponeerde hij er met een
energiek gebaar zijn eigen cent in en
ging dan naar het sloelfje van z'n
vrouw, vlak vooraan. Maar toen madame
opkeek om haar »offor" te geven en
haar man, de trots haars levens, aan
zag, sneed zij een gezicht alsof zij 'l
op de zemelen kreeg. Ze trok met haar
gezicht alsof ze met 't eene oog wilde
weenen en met 't andere lachen. Haar
lippen beefden, ha,ar neusvleugels gin
gen op en neer, haar voorhoofd plooide
zich in duizend rimpels, zelfs haar
ooren begonnen te waggelen. Maar na
een enkel oogenblik herstelde zij zich,
Waart ge tehuis
God beware me daarvoor.
Landloopster!
Dronkelap 1.... Laat me met rust,
ik heb twee franken verdiend
Twee franken... waarmee
Niet in de kroeg, dat is nog al
glad, maar met schoonmaken 1
Geef hier het geld schreeuwde
hij, buiten zich-zelf van woede. Met
één sprong stond hij naast haar, en
greep haar zoo ruw bij den arm, dat
de ketel met de soep, die zij vasthield,
kantelde en de inhoud op den grond
stortte.
't Is wat moois, wat ge daar weer
doet, ruwaardWilt ge mij loslaten,
ja of neen
Hij mat haar met stomme woede en
drukie haar polsen te samen.
Jean Jacques kroop stilletjes naar de
soep, die uit de omgevallen pan op den
grond lekte. Hij trachte den ketel te
bemachtigen, schepte met beide handen
het op den grond liggende op en kroop
toen weer naar zijn zusjes. Men hoorde
het gierige smakken der kinderen.
Erancine was aschvaal geworden onder
den ruwen greep, en woedend schreeuw-
de zij
Wanneer ge mij niet loslaat, loop
ik weg 1
Hij liet haar wild los, zoodat zij
wankelde, en zeide cynisch »Ga maar 1"
Hij streek een lucifer aan langs zijn
broek en stak een sigaar op. Dan ging
hij vlak voor haar staan en versperde
haar den weg. Hoonend wierp hij haar
in het gezicht
En met wien wil', gij er vandoor
lei haar dubbeltje in den buil en begroef
haar gezicht in beide handen.
De burgemeester stond er zoo stijf
als een bevroren suiksrkroot en dacht
bij zijn eigenWat mankeert mijn
vrouw toch? Als ze maar niets krijgt.
als ze maar zooveel versland heeft, dat
ze uit de kerk gaat... maar lang mocht
hij niet prakkezeeren, hij moest verder
met den klingelbuil. En hij ging naar
de tweede bank. Maar wat was dat nu?
Waren ze nu allemaal gek? De lui
stelden zich aan alsof zo met geweld
hun lachen moesten bedwingen en 'n
paar vrouwlui, die zich zelf niet kodden
beheersc'nen, lachten hem uit in zijn
gezicht. Jandoriel als 't niet in de kerk
geweest was, zou hij ze eens leelijk
uitgepoetst hebben, maar nu stelde hij
zich tevreden met woedende blikken
naar de lachers te werpen. Dat scheen
de lui nog te prikkelen en bij iedere
bank waar hij kwam, schoten de lui
in een lach 1
De burgemeester ergerde zich gewel
dig en toen hij eindelijk zijn rondgang
geëindigd had en goed en wel in z'n
bank zat, dacht hijEntweder...
oder.... Of ik zelf ben gek of het gansche
dorp is van boven lot onder knatsch
Kek....
Doen toen de hoogmis uit was, zou
hij gewaar worden, waarom zo alle
maal zoo'n pleizier gehad hadden. Hij
verliet 't laatste van allen de kork,
nochtans toen hij buiten kwam, stond
er het gansche dorp nog bij elkaar. En
voorop stond z'n eigen vrouw. Dadelijk
vloog ze op hem aan, schuddelde hem
en riep: Peter, Peter, hoe zie jo uit?
Wat heb je aangevangen?
Ik, hoe ik uitzie? Domme lui,
moeten ze zich daarom allemaal zoo
gek en oneerbiedig aanstellen in de
kerk, omdat ik een hechtpleistertje op
m'n neus heb? Jelui moeston zich
schamen.
Noen, jij moot je schamen, riep
zijn vrouw, want vooreerst bon je
maar aan eenen kant geschoren en ten
tweede, weet je wat je op je neus hebt?
Nou, een hechtpleistertje.
't Zou watl Een hechtpleistertje 1
Neen, een papier hebt je er opgeplakt,
een papier van een groot klosje garen.
En weet je, wat daarop staat?
Hoe zou ik dat weten? vroeg de
burgemeester gansch onthutst.
Nou, dan zal ik het je zeggen
daar staat op met groote, dikke letters,
zoodat het iedereen 'ezen kan»Garen-
tiert hundert Meter lang".
Toen de burgemeester dat hoorde,
voelde hij eerst aan zijn ongeschoren
wang en dan aan z'n neus.... Tegelijker
tijd trok hij een gezicht, dat werkelijk
bijna honderd meter lang was.
Doch dat duurde slechts een amen
lang z'n oude sluwheid kwam hem
te hulp. En terwijl de menschen schud
den van 't lachen, riep hij: Ihr
liebe Leute 1 Een echte boerenburge-
meester moet ook een neus hebban,
die honderd meter lang is, opdat hij
alles kan ruiken, wat in 't dorp pas
seert 1 Merkt euch das 1
Hoera I lang leve onzs burgemees
ter. riepen de boeren, hip, hip, hoera 1
Sindsdien echier heeft de Frau
Bürgermeister nooit meer de hecht
pleister bewaard in haar naaikorfje!
Ter verzachting en genezing van
stukgeloopen voeten, zadelpijn,
sckrijnen en smetten der huid,
muggebelen en zonnebrand, moet
men op reis voorzien zijn van
Doos 30,60, tube 80 ct
We lezen in de »N- Tilb. Grt." van
26 en 27 Juli o.m.
»Dat de zware jeneveraccijns hel
spiritusdrinken bevordert, kan men in
Tilburg ontwaren aan de Ley Daar
wonen »spintus mannen", bij publiek
en jeugd aldus bekend, die het spiritus
gaan Met Dupré misschien
Zij verbleekte... Doch de oogenschijn-
lijke kalmte vsn haar man verbitterde
haar zoo zeer, dat zij hem sarrend
toesnauwde
Waarom niet, hij zou mij en de
kinderen niet van oliende laten om
komen.
Hij beheerschte zich, doch innerlijk
kookte zijn bloed.
Ik vrees, dat gij u zoudt vergis
sen 1
Bah Ik zou niets verliezen,
slechter dan ik het nu heb kan het al
moeilijk.
Maar ook niet beter, bij hem
bloeien evenmin de rozen, die liederlijke
kompaan
Nu, verwent hebt gij mij ook
niet.
Zoo, zoo, ge wilt dus weg weg,
zonder meer, hé
Ja, zeide zij sarrend, ik wil weg
en voor mij zelf zorgen, al moet ik
mijn brood bedelen langs de straten,
En -wanneer, wanneer wilt gij
gaan, als ik vragen mag?
Morgen, vandaag nog, zoo ge
wilt.
Zij waagde een schrede naar de deur.
Doch plotseling zag zij de verwrongen
gelaatstrekken en den van woede
schuimenden mond van haar man
Een huivering beving haar. Het masker
viel hem van de oogén. Hij voelde dat
zij de waarheid sprak, dat zij walgde
van dat ellendige leven met hem, en
haar geluk nu elders wildé probeeren.
En hij zag, hoe schoon zij nog altijd
was, trots de ellende en de ontbering,
nnken
maakt.
Op een stuk weidegrond, waarop het
onkruid welig tiert en de distel en
brandnetel een meier hoog is opge
schoten, vlak over het bruggetje be
grensd door de Ley en aan de andere
zijde door een blauwloop, een stukje
terrein waar vieze afval, van alle
mogelijke en onmogelijke ingrediënten,
als ketels, potten, blikken, papier,
steenpuin, zakken enz. enfin alles wat
op een gemeentelijke mestvaalt thuis
behoort is gedeponeerd, bevinden zich
twee hooge houtmijten van mulserd
Daarvoor een kleinere hoop dennenhout
uit da bosschen bijeengegaard. Voor,
tegen en onder een der houtmijten is
het hol aangebracht, afgedekt door wat
bij eikaar gescharrelde rommel, alles
bijeen woonplaats biedende aan een
bende werkloozen, varieerende in getal
,ran 8 tot 12 personen, allen mannen
in de kracht van hun leven, waarvan
de oudste wellicht geen 55 is, doch de
8U lijkt te zijn gepasseerd, zooals de
jongste, misschien 25 jaar een veertiger
lijkt Enkele oud Indisch-mannen, allen
burgers uit Tilburg, vogels van diverse
pluimage, waarvan verschillende namen
voorkomen in de notulen van den
Tilburgschen Voogdijraad en allen dit
met elkaar gemeen, dat zij alle be
schaving den rug hebben toegekeerd
eri verslaafd zijn aan den drank.
Wij zagen een vijfial mannen uitbel
hol le voorschijn komen.
Op handen en voeten komen zij
onder een linnenbaai uitgekropen. Wij
hadden gelegenheid ze meer van nabij
te beschouwen. Gezichten waarop een
min of meer bauw paarsche schijn,
doffe en toch bijzonder glanzende oogen
met bloed doorloopen, stemmen schor
en gebroken, de gezichten mei ruwe
stoppelbaarden en dit alles nog slechts
de uiterlijke kenteekenen van verwaar
loosd drankzuchtige individuen.
Meer van nabij hebben wij het hol
bezichtigd, echter niet van binnen, want
het interieur laat zich raden als men
kennis gemaakt heeft met deszelfs
menschelijke bewoners, hun leven en
hunne kleedij.
Het is een afschuwelijk looneel, en
wij vragen ons af of do overheid geen
middelen kan vinden om hieraan paal
©n perk te stellen.
Wij vroegen aan de omwonenden of
de menschen lastig waren, waarop
onze zegsman antwoordde, dat zij
niemand kwaad deden, alleen vroegen
zij den voorbijgangers nu en dan geld,
dat zij aanstonds omzetten in sterken
drank. Dat ging dan zoo. Men haalde
een liter spiritus voor dertig cent bij
een drogist op Broekhoven, die spiritus
werd dan vermengd met water en
daaruit een soort drank gedistilleerd
Vaak zelfs werd die bewerking niet
eens toegepast en gooide men de spiritus
in een emmer met water, waaruit men
dan met kommetjes do drank leeg-
lurpte.
Een paar kinderen daar in de buurt
wonende vroegen ons of de heeren ook
reeds naar den Driehuizendijk waren
geweest, daar lag namelijk sinds ge-
ruim8n lijd een lid van de troep, op
den moerassigen grond, onder wat
lakken en hooi, een man van vijftig
jaar, zooals de jongen zei, reeds gerui-
men tijd ziek, die geregeld door zijn
makkers verpleegd wordt.
De vorige week had de bende een
ganschen dag van den morgen tot den
vond op een zelfde plek gelegen aan
den berm van den weg en aldoor lig
gen zingen en drinki n, terwijl men
luidop ketelmuziek maakte. Allengs in
den avond was het geluid verstomd en
lagen des morgens alle mannen in de
vroegte stomdronken langs de Groen
straat aan den openbaren weg.
»Wat zijn ze nu doen en waar gaan
ze heen," vroegen wij aan een paar
maaiers achter de snoek werkzaam op
het veld. Vermoedelijk zijn ze nu in
de buurt aan het bedelen, zei een dezer
maaiers, want ze eten niets dan brood.
Verder eten zij niets en leven blijkbaar
in een soort droomtoestand voort. Dat
duurt nu reeds drie jaar. Bij slecht
weer kruipen zij onder de houtmijt eri
bij moni weer overnachten zij eenvou
dig in het veld of in de in aanbouw
die zij door zijn dronksmansleven reeds
zoo lang had moeten verduren.
Fran<;ine wilde van zijn besluiteloos
heid gebruik maken. Zij gleed langs
den wand met ingetrokken schouders
een schrede nog, dan had de vluch
tende vrouw de deur bereikt, dan zou
zij vrij wezen....
Uit den hoek der kamer hoorde men,
hoe Jean-Jacques de strijdiustigen op
elkander wilde aanhitsen terwijl hij
siste »kis, kis", zooals hij op straat
tegen de vechtende honden deed.
Toen Frangine de deur bereikt had.
bukte Favre plotseling, greep het eerste
het beste wapen, een bijl dat
hem onder de handen viel, en zwaaide
het, tot het uiterste bereid.
De vrouw zag het staal blinken
een kreet ontsnapte haar, wiid en
gillend van angst I Onwillekeurig bukte
zij, en als gehypnotiseerd door het
wapen, kroop zij terug naar den
anderen hoek der Kamer, waar de
kinderen bij elkander zaten.
Hij volgde haar met zijn bijl, dat hij
omhoog hief, het gunstige oogenblik
afwachtend, om haar den schedel te
kloven.
Zij voelde het, dat die van woede
schuimbekkende man tot alles in staat
zou wezen; zij zag zijn met bloed
beloopen oogen, zij rook den aicohol,
dat was de dief, die haar het huiselijk
geluk ontstolen had, die van hem ge
maakt had wat hij nu was, een dronk
aard, en van haar een dievegge.
Daar stiet haar voet tegen een zacht
lichaam, en zonder zich le bezinnen,
zooals ook hij enkele oogenblikken
praten zelfs niet veel onder eikaar en
slenteren wezenloos heel of half dron
ken langs 's Heeren weg.
Des Zondags komen vele wandelaars
expresselijk naar de spiritus-mannen
afgezakt en wordt vaak zooveel bijeen-
gebedeld dat gedurende de eerste dagen
der week de troep in constanten abner
malen doozeltoestand verkeert, maar
het draait er op uit vertelde men ons
dat ze indien dit nog jaren blijft duren,
waanzinnig zullen worden en dan kan
men nog allerlei gekke dingen daar
verwachten.
Diefstal wordt door hen niet gepleegd,
althans voor zoover men daar weet en
ondervindt.
Wij zijn ontsteld huiswaarts gekeerd
en kunnen de verzekering geven, dal
wij nog vesl meer vernomen, gezien
en gehoord hebben, doch ongeschikt
achten om hier ter plaatse te vermei
den en al moge het waar zijn, dat de
omwonenden, zooals zij het uitdrukken
»niet al te ve6l last" van deze men
schen hebben, vragen wij ons toch
nogmaals af of in dezen niet de Over
beid een taak heeft te vervullen en of
hei toelaatbaar is, dat deze moreel
reeds verloren personen welko deels
van hunne vrouwen gescheiden leven
en wier kinderen vermoedelijk, hetzij
in gestichten zijn opgenomen, hetzij
onverzorgd in voor hun schadelijke
milieu's verkeeren, deels nog ver be
neden het gewone type van Isudloopers
zijn en weike bezig zijn zichzelf stel
seimatig lichamelijk te vergiftigen,
niet op de een of andere wijze door de
liefdadigheid moeten worden geholpen
en gereclasseerd.
Broedermoord
te Douvergenhout-Merkelbeek.
De gebroeders Meens, Louis en Leo,
die Vrijdagavond laat naar huis ging6»,
en onderweg reeds over een kleinigheid
getwist hadden, kregen thuis opnieuw
ruzie, omdat het bed van Leo, den
ongehuwde, die bij zijn gehuwde
broeder inwoonde, niet was opgemaakt.
Leo nam een geweer en schoot opzijn
broer Louis, zoodat deze het volle schot
hagel in de borst kreeg en onmiddellijk
dood was. De vrouw van Louis, die het
lijk van haar man zag liggen, begon
le gillen, zoodat de woesteling ook nog
op haar schoot, gelukkig zonder te
treffen.
Een buurman, die op het geluid der
schoten afkwam, kreeg nog een slag
met het geweer op het hoofd en werd
niet ernstig gewond. De moordenaar
gooide het geweer weg, en is gevlucht.
Het Parket was reeds om 1 uur op
de plaats der misdaad. Het Jijk van
Louis werd naar het lijken huisje over
gebracht en is Zaterdagmorgen gerech
telijk geschouwd. De Rijks en ge
meenle politie hebben met speurhonden
naar den dader gezocht, doch tot heden
nog zonder resultaat. De verslsgene
was 42 jaar en laat een vrouw met 3
kinderen achter, de jongere broeder
was 32 jaar.
Maandagmorgen wordt nog uit Maas
tricht gemeld, dat de voortvluchtige
moordenaar Leo Meens te Maastricht
op de Stationsstraat is aangehouden.
Hij trok de aandacht door zijn slordig
voorkomen. Toen hij gearresteerd werd
maakte hij zich aan de politie bekend
Hij zeide per ongeluk zijn broeder te
hebben doodgeschoten.
Ongeluk of misdaad.
Te Berlicum is in het veld het lijk
gevonden van de 28 jarige G. Ier A,
die met haar verloofde C v. d M. uit
Schijndel was gaan wandelen. Het lijk
vertoonde aan het achterhoofd een
kleine wonde. Hoe deze is toegebracht.,
is nog onbekend. Als verdacht deze
misdaad gepleegd te hebben is van der
M. ten huize zijner ouders door veld
wachter Smeckens gearresteerd. Het
parket uit den Bosch begaf zich naar
Berlicum. Met een politie-hond wordt
gezocht naar het voorwerp, waarmede
de misdaad is gepleegd. De verdachte
beweert, dat, toen hij in het veld met
zijn meisje stond te praten, plotseling
tevoren naar het wapen greep, bukte
zij en nam het leere wezentje, terwijl
zij het hem als een wapenschild tegen
strekte.
Het was Baby, de jongste, die zij in
verscheurde lompen, half naakt, boven
haar hoofd hield en den dood priis
if.
Doch zelfs een wild dier is zijn
jongen nog genegen en beschermt deze
vooral ten tijde van gevaar. Zou deze
woedende mensch zijn eigen kind ten
offer brengen? Zij hoonde, zonder
eigenlijk te weten wat zij deed.
Favre keek toe, geheel verward door
de plotselinge tusschenkomt. Het kleine,
magere lichaampje met die vooruit
springende heenderen, het aieptreurige
kindergezichtje, dat plotseling het gelaat
zijner vrouw bedekte, wier hoonende
blikken hem tot razernij hadden ver
voerd, ontnuchterden hem eensklaps.
Neen, niet dat kind 1 riep hij
woedend en wierp de bijl met zulk een
kracht achter zich, dat deze in den
vloer bleef steken. Neen, dat wurm
niet 1 herhaalde hij bij zich zelf, en
ineenkrimpend als week hij tsrug voor
den verleider, die hem bijna tot moor
denaar had gemaakt, trok hij de deu
open, gooide ze achter zich dicht met
een dreunenden slag en stormde de
trappen af.
Fran^ine dacht er niet meer aan, om
eveneens het vrije te zoeken. Tot in
het diepst hare»" ziel bewogen door den
uitgestanen doodsangst, kwam een
gevoel van schaamtG over haar, nu zij
zich bewust werd van de schandelijke
daad, die zij had willen plegen.
meisje dood neerviel. Het lijk is naar
hel R.K. Gasthuis le Berlicum over
gebracht en verdachte in verzekerde
bewaring gesteld.
Weer een spoorwegongeval.
Op het station te Alkmaar is een
rangeerende locomotief in botsing
gekomen met den op punt van vertrsk
slaanden badtiein, tengevolge waarvan
het laatste rijtuig van den trein werd
beschadigd. Een rangeerder werd dood
gedrukt.
Overreden en gedood.
Te Tiiburg is het twee-jarig dochterlje
van v O onder een v/agen geraakt,
waarbij het een wiel over het hoofd
kreeg. Bij aankomst in het ziekenhuis,
waarheen zij onmiddellijk werd over
gebracht, bleek de klsine reeds te zijn
overleden.
Tweo Nederlanders hij een ontmoeting
met prohibitie-ambtenaren gedood.
Toen da Nederlandsche schoener
Helena zich vorige week in Amerikaan-
sche wateren bij Porto Rico bevond,
hebben prohibitie ambtenaren tevergeefs
getracht aan boord te komen. Nadat
over en weer schoten waren gelost, is
de schoener naar Curasao ontkomen-
Thans wordt, volgens de »Times" be
richt, dat de kapitein en een lid der
bemanning aan de gevolgen van de
erwondingen bij de schietpartij beko
men, zijn overleden.
Da Johanna, een zusterschip van de
Helena, is naar San Juan de Porto
Rico door bovengenoemde ambtenaren
opgebracht op grond, dat het schip
drank san boord had. Ds ambtenaren
en de kapitein van laatstgenoemd schip
verschillen van meening of de schoener
45 of slechts 8 mijl van de kust ver
wijderd W8S, toen hij werd aangehou
den.
Helden der naastenliefde.
Den 3en April 1923 ging Mgr-
Frederik Hopkins S J. met drie Duitsche
Zusters Palloltijnen te Belize in Britèch
Honduras aan boord van een motor
boot, om de missiestalie van Corozal
te bezoeken Tegen twee uur in den
morgen bekwam het vaartuig een lek.
Geheel de lading werd overboord ge
worpen om de boot voor zinken le
behoeden, maar alles vergeefs 1
Het water drong snel in de boot. Het
was daarbij duistere nacht, wat het
reddingswerk niet weinig bemoeilijkte
Een der zusters kon door een reddings
boot worden opgenomeneen tweede
was juist een reddingsboei meester
geworden en had deze omgegord, toen
zij een noodgeschrei hoorde: ;Hulp,
hulpl Ik heb thuis tien onmondige
kinderen. Ridt mij tochl"
Nauwelijks had de Zuster dien nood
kreet van den huisvader gehoord, of zij
maakte den zwemgordel los en wierp
hem dien toe. Hij werd gelukkig gered;
de Zuster helaas, zonk weg in de diepte.
De Bisschop, een grijsaard van 79
jaar, wierp insgelijks zijn zwemgordel
toe aan een jongeling, die op het punt
was in de golven te verdwijnen en
wanhoopskreten uitstiet »Neem hem",
sprak de Bisschop, terwijl hij hemden
gordel toewierp, »neem hem en red u
zeiven en uw ziel. Ik ben bereid om
voor mijn Redhter te verschijnen."
Ook hij vond, gelijk nog een der
Zusiers, den dood in de golven.
»Niemand heeft grootere liefde, dan
die zijn leven geeft voor zijn vrienden."
(Kath. Missiën)
Bisschoppelijk -Missiecomilé.
Vliegongeluk.
Tusschen Kassei en Giessen is een
vliegtuig neergestort. Er zijn drie pas
sagiers gedood, terwijl de bestuurder
en een vierde passagier gewond zijn.
Wat elke maand te doen
geeft
(le helft Augustus.)
't Is al weer Oogstmaand. Niet, dat
we eerst nu beginnen te oogsten, dit
geschiedt, en. in 't bijzonder in den hof,
den geheelen zomer door. En ook op
den akker is reeds een begin gemaakt:
de vroege aardappelen zijn al gerooid
Verwonderd keek zij naar het be
klagenswaardige meisje, wier onschuld
den in razen den toorn ontstoken man
ontwapende.
Beschaamd mos3t zij toegeven, dat
Jean Favre betere vader was, dan zij
moeder, dat hij menschelijker gehan
deld had, toen hij het kind spaarde,
dat zij prijs gaf.
Zij kuste het kind en gevoelde zich
gedrongen het te liefkozen en iets
vriendelijks te zeggen.
Ik zal morgen weggaan....
En daar het de laatste avond was,
kookte zij voor de kinderen nieuwe
soep en schertste met hen in nieuwe
levensvreugde. De bijl bleef in den
grond steken, als een wilde oorlogs
verklaring.
Toen Jean Jacques des anderen daags
naar de school ging, zag hij de deur
van juffrouw Daniel half open staan
en tergend riep hij naar binnen
Goeden morgen, juffrouw mama 1
Dan holde hij de trappen af, dat de
verscheurde broek langs zijn magere
beenen fladderde.
Deze morgengroet viel als een steen
in een vijfer, wiens klare diepte daar
door troebel werd.
Juffrouw Sabine hoorde hem nauwe
lijks zij was reeds lang aan zulke
beleedigingen gewoon en boven dezen
smaad verheven. Doch Mona voelde
zich dezen morgen daardoor als van
een slangenbeet getroffen.
Wordt vervolgd.