Op Reis Ergerlijke toestanden. Gemengde Berichten. te zeepen. De zeep vloog naar alle kanten en drie keer kreeg hij zijn mond zoo vol zeepschuim, dat ie ge weldig moest spuwen. Doch eindelijk was hij zoo ver, dat hij z'n rechterwang van alle kreupelhout ontdaan had en juist wilde hij met zijn linker beginnen, toen zijn vrouw van ouder riep: »Pieter, maak w^t vooruit 1 Het luidt al samen en je hebt nog geen koffis gedronken". »Ja ia ik kom dadelijk", wild6 hij nog roepen, maar verder dan »ik" kwam hij niet, want bij het roepen was hem 't mes uitgegleden en ritschl had ie zich met 't vlijmscherpe mes 'n geweldige braalsch inden neus gesneden Daar hij als burgemeester natuurlijk erg volbloedig was, spoot direct een dikke straal bloed omhoog. Verschrikt liet hij 'l mes vallen en greep met beide handen naar den gewonden neus 1 Maar dat baatte niet, 't bloed dreef hem door z'n handen, langs z'n gezicht en zelfs op den handdoek, dien hij voorgebonden had. Toen hij zag, dat 't bloeden niet wilde ophouden, stak hij in z'n wanhoop den kop in den waschkom en spoelde z'n gansche facie af. En werkelijk, na 'n paar minuten hield 't ergste bloeden op en daar zijn vrouw al maar door onder aan den trap aan 't roepeu en lamenleeren bleef: Peter, waar blijf je Nu, kom toch, je mag vandaag niet te laat komen; je moet met den klingelbuil gaan, stak hij zijn kop door de deur van de slaap kamer en riep Potverblomme, schei uit met je gezanik! Ga maar alleen naar de kerk, ik kom wel na.... ik heb me een beetje in den neus gesneden met scheren waar heb je de hecht pleister weer gelegd De hechtpleister, Peter? Die ligt in mijn naaikorfje, onder ce rol met het zwarte garen. Plak de pleister maar goed vast, dat je de kou er niet in komt, anders krijgt je nog de belroos. En nu maak maar wat vooruit, 't is hoog tijd. De Frau Burgemeester trok naar de kerk en Petrus op zoek naar 't naai korfje. Tot overmaat van ramp had ie ook nog zijn bril verlegd en al maar door foeterend op die verd.... vrouwlui, die alles verslepen, zocht hij overal 'I korfje. Enfin eindelijk had ie 't. Maar nu, waar zat die verd... hechtpleister? Hij smeet den inhoud naar de vier hoeken van de kamer parbleu daar had hij ze te pakkenGauw dat ding nu op neus geplakt, op z'n neus die ondertusschen den vorm had aan genomen van een opengebarsten knak worst 1 Ziezooklaar en nu gauw z'n slipjas aan Morment hij merkt nu ook dat ie z'n bril op z'n voorhoofd had zitten! En nu naar de kerk! Maar toen hij buiten aan de voor deur was, zag hij dat ie een schoen en een slof aan had. Dat was om razend te worden. Weer terug en den trap op om den anderen schoen te zoeken 1 Toen Peter Koll eindelijk in de kerk kwam, begon de pastoor precies het Evangelie te zingen. De burgemeester was 't laatst van allemaal, zelfs de huishoudster van den pastoor, die anders altijd te laat kwam, de huis houdster bedoel ik) zat al op haar plaats. Op z'n teenen sloop de burgemeester tot bij de eerste bank en toen de pastoor na 't evangelie eens naar de kerk- meestersbank loerde, zat de burge meester er met 'n gezicht, of ie er altijd gezeten had. Onder de preek had hij zich van al den rommel van dien morgen een beetje herkregen en toen de pastoor gezegd had »Wat ik u allen toewensch", stond hij op om deii klingelbuil te halen. Eerst deponeerde hij er met een energiek gebaar zijn eigen cent in en ging dan naar het sloelfje van z'n vrouw, vlak vooraan. Maar toen madame opkeek om haar »offor" te geven en haar man, de trots haars levens, aan zag, sneed zij een gezicht alsof zij 'l op de zemelen kreeg. Ze trok met haar gezicht alsof ze met 't eene oog wilde weenen en met 't andere lachen. Haar lippen beefden, ha,ar neusvleugels gin gen op en neer, haar voorhoofd plooide zich in duizend rimpels, zelfs haar ooren begonnen te waggelen. Maar na een enkel oogenblik herstelde zij zich, Waart ge tehuis God beware me daarvoor. Landloopster! Dronkelap 1.... Laat me met rust, ik heb twee franken verdiend Twee franken... waarmee Niet in de kroeg, dat is nog al glad, maar met schoonmaken 1 Geef hier het geld schreeuwde hij, buiten zich-zelf van woede. Met één sprong stond hij naast haar, en greep haar zoo ruw bij den arm, dat de ketel met de soep, die zij vasthield, kantelde en de inhoud op den grond stortte. 't Is wat moois, wat ge daar weer doet, ruwaardWilt ge mij loslaten, ja of neen Hij mat haar met stomme woede en drukie haar polsen te samen. Jean Jacques kroop stilletjes naar de soep, die uit de omgevallen pan op den grond lekte. Hij trachte den ketel te bemachtigen, schepte met beide handen het op den grond liggende op en kroop toen weer naar zijn zusjes. Men hoorde het gierige smakken der kinderen. Erancine was aschvaal geworden onder den ruwen greep, en woedend schreeuw- de zij Wanneer ge mij niet loslaat, loop ik weg 1 Hij liet haar wild los, zoodat zij wankelde, en zeide cynisch »Ga maar 1" Hij streek een lucifer aan langs zijn broek en stak een sigaar op. Dan ging hij vlak voor haar staan en versperde haar den weg. Hoonend wierp hij haar in het gezicht En met wien wil', gij er vandoor lei haar dubbeltje in den buil en begroef haar gezicht in beide handen. De burgemeester stond er zoo stijf als een bevroren suiksrkroot en dacht bij zijn eigenWat mankeert mijn vrouw toch? Als ze maar niets krijgt. als ze maar zooveel versland heeft, dat ze uit de kerk gaat... maar lang mocht hij niet prakkezeeren, hij moest verder met den klingelbuil. En hij ging naar de tweede bank. Maar wat was dat nu? Waren ze nu allemaal gek? De lui stelden zich aan alsof zo met geweld hun lachen moesten bedwingen en 'n paar vrouwlui, die zich zelf niet kodden beheersc'nen, lachten hem uit in zijn gezicht. Jandoriel als 't niet in de kerk geweest was, zou hij ze eens leelijk uitgepoetst hebben, maar nu stelde hij zich tevreden met woedende blikken naar de lachers te werpen. Dat scheen de lui nog te prikkelen en bij iedere bank waar hij kwam, schoten de lui in een lach 1 De burgemeester ergerde zich gewel dig en toen hij eindelijk zijn rondgang geëindigd had en goed en wel in z'n bank zat, dacht hijEntweder... oder.... Of ik zelf ben gek of het gansche dorp is van boven lot onder knatsch Kek.... Doen toen de hoogmis uit was, zou hij gewaar worden, waarom zo alle maal zoo'n pleizier gehad hadden. Hij verliet 't laatste van allen de kork, nochtans toen hij buiten kwam, stond er het gansche dorp nog bij elkaar. En voorop stond z'n eigen vrouw. Dadelijk vloog ze op hem aan, schuddelde hem en riep: Peter, Peter, hoe zie jo uit? Wat heb je aangevangen? Ik, hoe ik uitzie? Domme lui, moeten ze zich daarom allemaal zoo gek en oneerbiedig aanstellen in de kerk, omdat ik een hechtpleistertje op m'n neus heb? Jelui moeston zich schamen. Noen, jij moot je schamen, riep zijn vrouw, want vooreerst bon je maar aan eenen kant geschoren en ten tweede, weet je wat je op je neus hebt? Nou, een hechtpleistertje. 't Zou watl Een hechtpleistertje 1 Neen, een papier hebt je er opgeplakt, een papier van een groot klosje garen. En weet je, wat daarop staat? Hoe zou ik dat weten? vroeg de burgemeester gansch onthutst. Nou, dan zal ik het je zeggen daar staat op met groote, dikke letters, zoodat het iedereen 'ezen kan»Garen- tiert hundert Meter lang". Toen de burgemeester dat hoorde, voelde hij eerst aan zijn ongeschoren wang en dan aan z'n neus.... Tegelijker tijd trok hij een gezicht, dat werkelijk bijna honderd meter lang was. Doch dat duurde slechts een amen lang z'n oude sluwheid kwam hem te hulp. En terwijl de menschen schud den van 't lachen, riep hij: Ihr liebe Leute 1 Een echte boerenburge- meester moet ook een neus hebban, die honderd meter lang is, opdat hij alles kan ruiken, wat in 't dorp pas seert 1 Merkt euch das 1 Hoera I lang leve onzs burgemees ter. riepen de boeren, hip, hip, hoera 1 Sindsdien echier heeft de Frau Bürgermeister nooit meer de hecht pleister bewaard in haar naaikorfje! Ter verzachting en genezing van stukgeloopen voeten, zadelpijn, sckrijnen en smetten der huid, muggebelen en zonnebrand, moet men op reis voorzien zijn van Doos 30,60, tube 80 ct We lezen in de »N- Tilb. Grt." van 26 en 27 Juli o.m. »Dat de zware jeneveraccijns hel spiritusdrinken bevordert, kan men in Tilburg ontwaren aan de Ley Daar wonen »spintus mannen", bij publiek en jeugd aldus bekend, die het spiritus gaan Met Dupré misschien Zij verbleekte... Doch de oogenschijn- lijke kalmte vsn haar man verbitterde haar zoo zeer, dat zij hem sarrend toesnauwde Waarom niet, hij zou mij en de kinderen niet van oliende laten om komen. Hij beheerschte zich, doch innerlijk kookte zijn bloed. Ik vrees, dat gij u zoudt vergis sen 1 Bah Ik zou niets verliezen, slechter dan ik het nu heb kan het al moeilijk. Maar ook niet beter, bij hem bloeien evenmin de rozen, die liederlijke kompaan Nu, verwent hebt gij mij ook niet. Zoo, zoo, ge wilt dus weg weg, zonder meer, hé Ja, zeide zij sarrend, ik wil weg en voor mij zelf zorgen, al moet ik mijn brood bedelen langs de straten, En -wanneer, wanneer wilt gij gaan, als ik vragen mag? Morgen, vandaag nog, zoo ge wilt. Zij waagde een schrede naar de deur. Doch plotseling zag zij de verwrongen gelaatstrekken en den van woede schuimenden mond van haar man Een huivering beving haar. Het masker viel hem van de oogén. Hij voelde dat zij de waarheid sprak, dat zij walgde van dat ellendige leven met hem, en haar geluk nu elders wildé probeeren. En hij zag, hoe schoon zij nog altijd was, trots de ellende en de ontbering, nnken maakt. Op een stuk weidegrond, waarop het onkruid welig tiert en de distel en brandnetel een meier hoog is opge schoten, vlak over het bruggetje be grensd door de Ley en aan de andere zijde door een blauwloop, een stukje terrein waar vieze afval, van alle mogelijke en onmogelijke ingrediënten, als ketels, potten, blikken, papier, steenpuin, zakken enz. enfin alles wat op een gemeentelijke mestvaalt thuis behoort is gedeponeerd, bevinden zich twee hooge houtmijten van mulserd Daarvoor een kleinere hoop dennenhout uit da bosschen bijeengegaard. Voor, tegen en onder een der houtmijten is het hol aangebracht, afgedekt door wat bij eikaar gescharrelde rommel, alles bijeen woonplaats biedende aan een bende werkloozen, varieerende in getal ,ran 8 tot 12 personen, allen mannen in de kracht van hun leven, waarvan de oudste wellicht geen 55 is, doch de 8U lijkt te zijn gepasseerd, zooals de jongste, misschien 25 jaar een veertiger lijkt Enkele oud Indisch-mannen, allen burgers uit Tilburg, vogels van diverse pluimage, waarvan verschillende namen voorkomen in de notulen van den Tilburgschen Voogdijraad en allen dit met elkaar gemeen, dat zij alle be schaving den rug hebben toegekeerd eri verslaafd zijn aan den drank. Wij zagen een vijfial mannen uitbel hol le voorschijn komen. Op handen en voeten komen zij onder een linnenbaai uitgekropen. Wij hadden gelegenheid ze meer van nabij te beschouwen. Gezichten waarop een min of meer bauw paarsche schijn, doffe en toch bijzonder glanzende oogen met bloed doorloopen, stemmen schor en gebroken, de gezichten mei ruwe stoppelbaarden en dit alles nog slechts de uiterlijke kenteekenen van verwaar loosd drankzuchtige individuen. Meer van nabij hebben wij het hol bezichtigd, echter niet van binnen, want het interieur laat zich raden als men kennis gemaakt heeft met deszelfs menschelijke bewoners, hun leven en hunne kleedij. Het is een afschuwelijk looneel, en wij vragen ons af of do overheid geen middelen kan vinden om hieraan paal ©n perk te stellen. Wij vroegen aan de omwonenden of de menschen lastig waren, waarop onze zegsman antwoordde, dat zij niemand kwaad deden, alleen vroegen zij den voorbijgangers nu en dan geld, dat zij aanstonds omzetten in sterken drank. Dat ging dan zoo. Men haalde een liter spiritus voor dertig cent bij een drogist op Broekhoven, die spiritus werd dan vermengd met water en daaruit een soort drank gedistilleerd Vaak zelfs werd die bewerking niet eens toegepast en gooide men de spiritus in een emmer met water, waaruit men dan met kommetjes do drank leeg- lurpte. Een paar kinderen daar in de buurt wonende vroegen ons of de heeren ook reeds naar den Driehuizendijk waren geweest, daar lag namelijk sinds ge- ruim8n lijd een lid van de troep, op den moerassigen grond, onder wat lakken en hooi, een man van vijftig jaar, zooals de jongen zei, reeds gerui- men tijd ziek, die geregeld door zijn makkers verpleegd wordt. De vorige week had de bende een ganschen dag van den morgen tot den vond op een zelfde plek gelegen aan den berm van den weg en aldoor lig gen zingen en drinki n, terwijl men luidop ketelmuziek maakte. Allengs in den avond was het geluid verstomd en lagen des morgens alle mannen in de vroegte stomdronken langs de Groen straat aan den openbaren weg. »Wat zijn ze nu doen en waar gaan ze heen," vroegen wij aan een paar maaiers achter de snoek werkzaam op het veld. Vermoedelijk zijn ze nu in de buurt aan het bedelen, zei een dezer maaiers, want ze eten niets dan brood. Verder eten zij niets en leven blijkbaar in een soort droomtoestand voort. Dat duurt nu reeds drie jaar. Bij slecht weer kruipen zij onder de houtmijt eri bij moni weer overnachten zij eenvou dig in het veld of in de in aanbouw die zij door zijn dronksmansleven reeds zoo lang had moeten verduren. Fran<;ine wilde van zijn besluiteloos heid gebruik maken. Zij gleed langs den wand met ingetrokken schouders een schrede nog, dan had de vluch tende vrouw de deur bereikt, dan zou zij vrij wezen.... Uit den hoek der kamer hoorde men, hoe Jean-Jacques de strijdiustigen op elkander wilde aanhitsen terwijl hij siste »kis, kis", zooals hij op straat tegen de vechtende honden deed. Toen Frangine de deur bereikt had. bukte Favre plotseling, greep het eerste het beste wapen, een bijl dat hem onder de handen viel, en zwaaide het, tot het uiterste bereid. De vrouw zag het staal blinken een kreet ontsnapte haar, wiid en gillend van angst I Onwillekeurig bukte zij, en als gehypnotiseerd door het wapen, kroop zij terug naar den anderen hoek der Kamer, waar de kinderen bij elkander zaten. Hij volgde haar met zijn bijl, dat hij omhoog hief, het gunstige oogenblik afwachtend, om haar den schedel te kloven. Zij voelde het, dat die van woede schuimbekkende man tot alles in staat zou wezen; zij zag zijn met bloed beloopen oogen, zij rook den aicohol, dat was de dief, die haar het huiselijk geluk ontstolen had, die van hem ge maakt had wat hij nu was, een dronk aard, en van haar een dievegge. Daar stiet haar voet tegen een zacht lichaam, en zonder zich le bezinnen, zooals ook hij enkele oogenblikken praten zelfs niet veel onder eikaar en slenteren wezenloos heel of half dron ken langs 's Heeren weg. Des Zondags komen vele wandelaars expresselijk naar de spiritus-mannen afgezakt en wordt vaak zooveel bijeen- gebedeld dat gedurende de eerste dagen der week de troep in constanten abner malen doozeltoestand verkeert, maar het draait er op uit vertelde men ons dat ze indien dit nog jaren blijft duren, waanzinnig zullen worden en dan kan men nog allerlei gekke dingen daar verwachten. Diefstal wordt door hen niet gepleegd, althans voor zoover men daar weet en ondervindt. Wij zijn ontsteld huiswaarts gekeerd en kunnen de verzekering geven, dal wij nog vesl meer vernomen, gezien en gehoord hebben, doch ongeschikt achten om hier ter plaatse te vermei den en al moge het waar zijn, dat de omwonenden, zooals zij het uitdrukken »niet al te ve6l last" van deze men schen hebben, vragen wij ons toch nogmaals af of in dezen niet de Over beid een taak heeft te vervullen en of hei toelaatbaar is, dat deze moreel reeds verloren personen welko deels van hunne vrouwen gescheiden leven en wier kinderen vermoedelijk, hetzij in gestichten zijn opgenomen, hetzij onverzorgd in voor hun schadelijke milieu's verkeeren, deels nog ver be neden het gewone type van Isudloopers zijn en weike bezig zijn zichzelf stel seimatig lichamelijk te vergiftigen, niet op de een of andere wijze door de liefdadigheid moeten worden geholpen en gereclasseerd. Broedermoord te Douvergenhout-Merkelbeek. De gebroeders Meens, Louis en Leo, die Vrijdagavond laat naar huis ging6», en onderweg reeds over een kleinigheid getwist hadden, kregen thuis opnieuw ruzie, omdat het bed van Leo, den ongehuwde, die bij zijn gehuwde broeder inwoonde, niet was opgemaakt. Leo nam een geweer en schoot opzijn broer Louis, zoodat deze het volle schot hagel in de borst kreeg en onmiddellijk dood was. De vrouw van Louis, die het lijk van haar man zag liggen, begon le gillen, zoodat de woesteling ook nog op haar schoot, gelukkig zonder te treffen. Een buurman, die op het geluid der schoten afkwam, kreeg nog een slag met het geweer op het hoofd en werd niet ernstig gewond. De moordenaar gooide het geweer weg, en is gevlucht. Het Parket was reeds om 1 uur op de plaats der misdaad. Het Jijk van Louis werd naar het lijken huisje over gebracht en is Zaterdagmorgen gerech telijk geschouwd. De Rijks en ge meenle politie hebben met speurhonden naar den dader gezocht, doch tot heden nog zonder resultaat. De verslsgene was 42 jaar en laat een vrouw met 3 kinderen achter, de jongere broeder was 32 jaar. Maandagmorgen wordt nog uit Maas tricht gemeld, dat de voortvluchtige moordenaar Leo Meens te Maastricht op de Stationsstraat is aangehouden. Hij trok de aandacht door zijn slordig voorkomen. Toen hij gearresteerd werd maakte hij zich aan de politie bekend Hij zeide per ongeluk zijn broeder te hebben doodgeschoten. Ongeluk of misdaad. Te Berlicum is in het veld het lijk gevonden van de 28 jarige G. Ier A, die met haar verloofde C v. d M. uit Schijndel was gaan wandelen. Het lijk vertoonde aan het achterhoofd een kleine wonde. Hoe deze is toegebracht., is nog onbekend. Als verdacht deze misdaad gepleegd te hebben is van der M. ten huize zijner ouders door veld wachter Smeckens gearresteerd. Het parket uit den Bosch begaf zich naar Berlicum. Met een politie-hond wordt gezocht naar het voorwerp, waarmede de misdaad is gepleegd. De verdachte beweert, dat, toen hij in het veld met zijn meisje stond te praten, plotseling tevoren naar het wapen greep, bukte zij en nam het leere wezentje, terwijl zij het hem als een wapenschild tegen strekte. Het was Baby, de jongste, die zij in verscheurde lompen, half naakt, boven haar hoofd hield en den dood priis if. Doch zelfs een wild dier is zijn jongen nog genegen en beschermt deze vooral ten tijde van gevaar. Zou deze woedende mensch zijn eigen kind ten offer brengen? Zij hoonde, zonder eigenlijk te weten wat zij deed. Favre keek toe, geheel verward door de plotselinge tusschenkomt. Het kleine, magere lichaampje met die vooruit springende heenderen, het aieptreurige kindergezichtje, dat plotseling het gelaat zijner vrouw bedekte, wier hoonende blikken hem tot razernij hadden ver voerd, ontnuchterden hem eensklaps. Neen, niet dat kind 1 riep hij woedend en wierp de bijl met zulk een kracht achter zich, dat deze in den vloer bleef steken. Neen, dat wurm niet 1 herhaalde hij bij zich zelf, en ineenkrimpend als week hij tsrug voor den verleider, die hem bijna tot moor denaar had gemaakt, trok hij de deu open, gooide ze achter zich dicht met een dreunenden slag en stormde de trappen af. Fran^ine dacht er niet meer aan, om eveneens het vrije te zoeken. Tot in het diepst hare»" ziel bewogen door den uitgestanen doodsangst, kwam een gevoel van schaamtG over haar, nu zij zich bewust werd van de schandelijke daad, die zij had willen plegen. meisje dood neerviel. Het lijk is naar hel R.K. Gasthuis le Berlicum over gebracht en verdachte in verzekerde bewaring gesteld. Weer een spoorwegongeval. Op het station te Alkmaar is een rangeerende locomotief in botsing gekomen met den op punt van vertrsk slaanden badtiein, tengevolge waarvan het laatste rijtuig van den trein werd beschadigd. Een rangeerder werd dood gedrukt. Overreden en gedood. Te Tiiburg is het twee-jarig dochterlje van v O onder een v/agen geraakt, waarbij het een wiel over het hoofd kreeg. Bij aankomst in het ziekenhuis, waarheen zij onmiddellijk werd over gebracht, bleek de klsine reeds te zijn overleden. Tweo Nederlanders hij een ontmoeting met prohibitie-ambtenaren gedood. Toen da Nederlandsche schoener Helena zich vorige week in Amerikaan- sche wateren bij Porto Rico bevond, hebben prohibitie ambtenaren tevergeefs getracht aan boord te komen. Nadat over en weer schoten waren gelost, is de schoener naar Curasao ontkomen- Thans wordt, volgens de »Times" be richt, dat de kapitein en een lid der bemanning aan de gevolgen van de erwondingen bij de schietpartij beko men, zijn overleden. Da Johanna, een zusterschip van de Helena, is naar San Juan de Porto Rico door bovengenoemde ambtenaren opgebracht op grond, dat het schip drank san boord had. Ds ambtenaren en de kapitein van laatstgenoemd schip verschillen van meening of de schoener 45 of slechts 8 mijl van de kust ver wijderd W8S, toen hij werd aangehou den. Helden der naastenliefde. Den 3en April 1923 ging Mgr- Frederik Hopkins S J. met drie Duitsche Zusters Palloltijnen te Belize in Britèch Honduras aan boord van een motor boot, om de missiestalie van Corozal te bezoeken Tegen twee uur in den morgen bekwam het vaartuig een lek. Geheel de lading werd overboord ge worpen om de boot voor zinken le behoeden, maar alles vergeefs 1 Het water drong snel in de boot. Het was daarbij duistere nacht, wat het reddingswerk niet weinig bemoeilijkte Een der zusters kon door een reddings boot worden opgenomeneen tweede was juist een reddingsboei meester geworden en had deze omgegord, toen zij een noodgeschrei hoorde: ;Hulp, hulpl Ik heb thuis tien onmondige kinderen. Ridt mij tochl" Nauwelijks had de Zuster dien nood kreet van den huisvader gehoord, of zij maakte den zwemgordel los en wierp hem dien toe. Hij werd gelukkig gered; de Zuster helaas, zonk weg in de diepte. De Bisschop, een grijsaard van 79 jaar, wierp insgelijks zijn zwemgordel toe aan een jongeling, die op het punt was in de golven te verdwijnen en wanhoopskreten uitstiet »Neem hem", sprak de Bisschop, terwijl hij hemden gordel toewierp, »neem hem en red u zeiven en uw ziel. Ik ben bereid om voor mijn Redhter te verschijnen." Ook hij vond, gelijk nog een der Zusiers, den dood in de golven. »Niemand heeft grootere liefde, dan die zijn leven geeft voor zijn vrienden." (Kath. Missiën) Bisschoppelijk -Missiecomilé. Vliegongeluk. Tusschen Kassei en Giessen is een vliegtuig neergestort. Er zijn drie pas sagiers gedood, terwijl de bestuurder en een vierde passagier gewond zijn. Wat elke maand te doen geeft (le helft Augustus.) 't Is al weer Oogstmaand. Niet, dat we eerst nu beginnen te oogsten, dit geschiedt, en. in 't bijzonder in den hof, den geheelen zomer door. En ook op den akker is reeds een begin gemaakt: de vroege aardappelen zijn al gerooid Verwonderd keek zij naar het be klagenswaardige meisje, wier onschuld den in razen den toorn ontstoken man ontwapende. Beschaamd mos3t zij toegeven, dat Jean Favre betere vader was, dan zij moeder, dat hij menschelijker gehan deld had, toen hij het kind spaarde, dat zij prijs gaf. Zij kuste het kind en gevoelde zich gedrongen het te liefkozen en iets vriendelijks te zeggen. Ik zal morgen weggaan.... En daar het de laatste avond was, kookte zij voor de kinderen nieuwe soep en schertste met hen in nieuwe levensvreugde. De bijl bleef in den grond steken, als een wilde oorlogs verklaring. Toen Jean Jacques des anderen daags naar de school ging, zag hij de deur van juffrouw Daniel half open staan en tergend riep hij naar binnen Goeden morgen, juffrouw mama 1 Dan holde hij de trappen af, dat de verscheurde broek langs zijn magere beenen fladderde. Deze morgengroet viel als een steen in een vijfer, wiens klare diepte daar door troebel werd. Juffrouw Sabine hoorde hem nauwe lijks zij was reeds lang aan zulke beleedigingen gewoon en boven dezen smaad verheven. Doch Mona voelde zich dezen morgen daardoor als van een slangenbeet getroffen. Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1927 | | pagina 6