Watersnood 1926
5Sa-Si" Weekblad voor VENRAY, HORST en Omstreken. »s
Provinciaal Nieuws.
Dit nummer bestaat
uit TWEE bladen.
Invaliditeitswet.
Onze kolenproductie.
De Kippenhouderij
op het platteland
Uitgekomen voorspelling.
PEEL EN MAAS
ADVERTENTIEN
iS&ÏÏS'sï Uitgave van FIRMA VAN DEN MUNCKHOF, VENRAY - Telefoon 81.
Hel jaar 1880 is de jongere en vol
wassen generatie aan den Maaskant
ingeprent als een jaar van verschrik
king. In lange winteravonden werd er
telkens bij het opkomen van het Maas
water over gesproken en met ontzetting
werd geluisterd naar de verhalen van
ellende, toen door ouders en grootouders
meegemaakt
Steenen palen, de hoogste bereikte
waterstanden aanduidende, spreken er
van als wreede herinneringsteekens.
De latere generatie had de oversiroo-
ming van 1920 leeren kennen, ook
toen moest gezorgd worden en ook in
dat jaar werd veel nood, maar alleen
van r«»behoeftigen gelenigd. In Lim
burg werd pl.m. f60.000 uitgekeerd.
De geheele schade was veilig 15 maal
hooger te schatten.
Vijf jaren zijn voorbijgegaan in
noesten zwaren arbeid. De schade in
1920 geleden en niet vergoed
was aan den Maaskant door de oogsten
van 1921 tot 1925 wederom ingehaald,
deels door zich beperkingen in het
huishouden op te leggen, deels door de
bij langen arbeidsduur en hardwerken
bespaarde gelden te beleggen op de
leenbank óf in de uitbreiding van het
bedrijf. Een buitenstaander achtte den
Maaskant de vette, gelukkige streek,
die goud of zilver bracht in den vorm
van goede oogsten en gewassen.
Maar 1926 werd bereikt in angsten
en zorgen, en het verdiende was in
één storm- en waternacht wederom
verloren de ramp had een veel groo
teren omvang gekregen dan in 1920.
In bange vreeze voor eigen lijfs
behoud maar in vertrouwen op den
hemel werden vrouw en kinderen
van het erf weggebrachtvader en
zoon 'bleven achter ter verzorging en
redding van 't vée, ter bescherming
van huis en meubilair. Redding was
bijna niet mogelijk. Hulpeloosheid
eenerzijds, storm-, wind- en regenvlagen
anderzijds beletten hulp te bieden. Met
de niet vervulde hoop in het hart, dat
het water toch niet hooger dan 1920
zou stijgen, werd het nieuwe jaar in-
gegaan.
En het water bleef stijgen, tot boven
het peil van 1920. De landbouwer, die
zich achter dijken veilig waande, moest
de eerste dagen van het nieuwe jaar
gaan vluchten met gezin en vee. Een
beeld van deze vlucht ophangen is
voor den lezer overbodig. Familieleden
en kennissen hebben het gedaan. Eigen
oogen hebben het kunnen aanschouwen.
De couranten hebben het voldoende
belicht.
Het was ongeveer in het midder
nachtelijk uur bij het scheiden van 't
jaar, dat de vloedgolf ^et peil van 1920
zou gaan overtreffen en schrijver dezes
met dezen indruk huiswaarts keerde.
Waarom nog hooger, dachten wij bij
ons zelf, toen wij den dorps dóoden-
akker voorbijgingen. Zij, die hier sinds
jaren en eeuwen den opstand afwach
ten, hadden zoo iets ook niet behoeven
te beleven.
Laten wij ons in de gedachte van
het waarom" niet verdiepen, maar uit
de handen der goddelijke Voorzienig
heid aannemen, wat ons overkomt.
Dat was steeds boerenwijze. Wat God
doet, is wel gedaan", was altijd een
spreuk, die den boer in den mond lag,
al sprak hij ze soms met een traan in
het oog.
Rampen als deze watersnood stem
men 'ernstig. Laten we in die gemoeds
stemming, die lichter tot verbetering
neigt, onze gedachten eens laten gaan
over de levenswijze van onzen tijd en
ons de herhaalde waarschuwingen te
binnen brengen, in de bisschoppelijke
brieven en op andere wijze gegeven.
Denken we aan onze tegenwoordige
jeugd en hareopvoeding, aan de moderne
loszinnige vrouwenkleeding, aan den
geest van opstand legen het gezag van
Kerk en Staat.
Onze voorouders werden ook op
hunne verplichtingen gewezen, maar
thans was het op deza^ punten toch
noodiger geworden.
Laat de schoolvorming nog zoogoed
zijn, de schoolvrije jeugd, aan haar lol
of zich zelf overgelaten, zocht naar
sport en spel, vulde bioscoop- en dans
zaal. Eene waarschuwing, in 1925 voor
de tweede maal gedaan tegen de prik
kelende en ergernisgevende mode-
kleeding, moest toch allerminst op
dorpen noodig zijn, waar een geor
ganiseerde boeren- en werkliedenbond
(waarom niet van boerinnen en arbei
dersvrouwen) bestaat.
Ziedaar losse gedachten, allerminst
willen, wij spreken van een causaal
verband.
Op Nieuwjaardag klonk geen zalig
nieuwjaar, als andere jaren, maar
hulpgeschreeuw. ITet was een haast je
rep je voor wie het nog kon en hulp
verkreeg.
En eer de avond gevallen was, lag
de licht- en krachtbron in Midden
Limburg en Noord-Limburg onder
water, iets wat buiten de berekening
der deskundigen viel.
Het werd avcnd en bleef duister. De
behoefte aan licht, aan veiligheid werd
door dat gemis eerst recht gevoeld. De
bioscopen behoefden hunne deuren niet
te openen evenmin als de fabrieken
den volgenden morgen hunne poorten.
Bezoekers van bioscopen en de werk
lieden beiden op straat; de eersten de
uitbeelding missende van hel fictieve,
geensceneerde levensbeeld, de laatsten
kennis makende met de harde werke
lijkheid, met werkeloosheid. Dat wil
voor velen zeggen geen inkomsten en
geen brood.
Het water bleef stijgen. De klok
luidde in menig dorp niet ter kerke,
maar als een noodroep tot hulpver
leening aan mensch en dier. Men
vluchtte naar de daken der huizen.
Op den eersten werkdag van het jaar
stonden de motoren stil in de fabrieken,
of waren de werkplaatsen onderge-
loopen. De werklieden richten hun
schreden naar het gemeente huis om
steun voor de toekomst, met grijnzende
armoede voor oogen. Het water zocht
de laag gelegen straten der steden op
en zette het verkeer stil. De vloeren
van danszalen liepen onder water en
uit de vitrines der modemagazijnen
verdwenen de mannequins naar den
zolder.
De opeengehoopte bevolking der
steden vluchtte van kelderkamers naar
zolders of uit haar woningen. De ker
ken dienden op eenige plaatsen zelfs
als laatste schuiloord voor mensch en
dier. Een verre herinnering aan den
stal van Bethlehem.
Het is thans midden Januari. Een
vorstlemperatuur heeft de overstroomde
streek overvallen. Werkloosheid dreigt
op grooter schaal. De omvang is niet
voldoende vastgelegd inde dorre "ijfers
der arbeidsbeurzen, evenmin als de
huiselijke armoede is vastgelegd in de
cijfers der uitkeeringen van armbesturen
of liefdadige vereenigingen.
Als man van builen vraag ik mij
afZal Liinourg dan nog carnaval
durven vieren tegen het midden van
de volgende maand Is er dan geen
leed meer te verzachten Is het lijden
dan zoo spoedig vergeten Hebben niet
allen het aangevoerd
In deze maand wordt, zoo al niet
de hand uitgestoken om steun, dan
toch steun verwacht op groote schaal
van onze niet-getroffen landgenooten
De vloedgolf deed de autoriteiten een
beroep doen op de milddadigheid van
onze christelijke broeders in het heele
land, die eene strenge opvatting hebben
van den ernst van,het leven.
En als straks de foto's van carnaval
optochten enz de geillustreerde bladen
zouden vullen, wat moet dan de indruk
zijn van hen, die uit foto's van eenige
weken vroeger een beeld hadden ge
kregen van de waterramp.
Zal de lezer elders dan niet denken;
het is zoo erg nietanders zou mén
aan carnavalviering wol niet hebben
gedacht. Men is ook in Limburg ge
vallen over een woord van den minister
president, gesproken op een moment,
toen de slachtoffers alleen nog slechts
eenigszins de omvang van de ramp
konden beseffen.
Welken indruk zou het maken op
denzelfden voor 's lands belasting
gelden verantwoordelijken bestuurder,
als bij het geroep om steun uit 's rijks
schatkist in de zuidelijke provincies
geleefd wordt, alsof er niets bijzonders
is gebeurd.
Toen hij sprak, was dezen omvang
niet bekend, zelfs aan ons niet, al
vreesden wij het ergste. En toen de
volle omvang ook voor ons eerst meer
dere dagen daarna ten volle bekend,
en met den dag harder en wreeder
ondervonden werd, en straks in schade-
cijfers wordt vastgelegd, was hem
evenals trouwens ieder landsbestuurder
eerst duidelijk te maken, welke nood
gelenigd moet worden. En zou er nood
zijn, als straks carnaval kan gevierd
worden
Zeker zij, die hieraan meedoen, ken
nen of beseffen d«n nood niet. Maar
men bespare het aanschouwen van
carnaval-tooneelen aan hen, die in de
onmiddellijke nabijheid aan den lijve
den nood ondervinden.
De Limburgsche Boerenbond gaf een
mooi voorbeeld. In stilte herdacht hij
zijn vijf-en-lwinlig-jarig jubileum, dat
anders wel in vreugde mocht gevierd
worden. De gelden voor feestviering
bestemd, worden gebruikt tot leniging
van nood. En wanneer eene groote
landbouwtentoonstelling in de toekomst
mogelijk zou zijn, laat men dan de
keuze van stad of plaats liever laten
afhangen van de ernstige wijze waarop
deze de tijden met de getroffenen mede
leeft, of waarin de meeste steungelden
op de basis van vergelijkbare fac
toren verzameld worden, dan van
het hoogste bod van een gemeentelijk
subsidie. De ernst der plaats weegt
zwaarder dan haar ligging.
Wil men een opkocht zien, laat hel
dan zijn een optocht van arbeiders
zonder werk, van middenstanders met
verloren of minder draagkrachtige
clientèle, van landbouwers met ledige
veestallen. Dat is werkelijkheid; het
andere is spot.
Maar laat, als de eigen plaats geen
voldoende beeld der ellende biedt,
zoo'n optocht trekken naar buiten,
waar de ledige veestallen spreken, waar
de deelnemers de zandvormen van den
steen, die arbeid en brood beteekende,
thans vormloos zullen zien neerliggen
hetgeen voor zoovelen in steen- of
bouwindustrie werkloosheid beteekent
en geen brood, en voor den onder
nemer verlies van kapitaal en geen
inkomen.
Men zie naar het voorbeeld van den
werkliedenbond en boerenbond, die de
noodlijdenden steunen.
Kijkers zullen zij niet leveren voor
de carnaval-schijnverlooning en nog
minder clientèle aan de promotors.
Men late zich dat van een buitenman
voor gezegd houden. N. K.
Ieder arbeider, die den leeftijd van
14 jaar heeft bereikt en arbeid in loon
dienst verricht binnen hei Rijk en
tegen een loon van niet meer dan
f 1200 is verplicht bij den Raad van
Arbeid een rentekaart aan te vragen,
van welke nationaliteit hij ook is. Dus
een Belgischen sigarenmaker, een
Duitsche of Belgische meid in Neder
land, valt'onder de Nederlandsche wet,
en is verzekeringsplichiig. Is echter
een arbeider 35 jaar, of verdient hij
meer dan f 1200 per jaar, dan kan
hij geen rentekaart meer krijgen, als
hij ten minste vroeger al niet reeds
een rentekaart had en de verzekering
niet is vervallen verklaard. Is dit
laatste het geval, dan moet er voor
hem geplakt worden tot hij meer dan
3000 gld. verdient.
Ook kan zich het geval voordoen,
dat iemand, eerst in het bezit eener
rentekaart, zijn rentekaart liet verval
len, daar hij niet meer in loondienst
was. Die persoon komt thans weer in
loondienst. Wat is nu het geval? Is
zoo iemand thans 35 jaar of ouder, of
verdient hij 1200 gld. of meer, dan kan
zijn verzekering met meer herleven.
Heeft zoo'n persoon zijn verzekering
niet laten vervallen b.v. in tijden van
werkloosheid, of bij gehuwde vrouwen,
die niet in loondienst waren, wijl ze
voor d'r huishouding te zorgen hadden,
dan herleeft die verzekering vanzelf,
zoodra men in loondienst komt, en
moet er door den werkgever geplakt
worden tot een loon van 3000 gld. per
jaar. Leeftijd doet in dit geval niets
ter zake.
Nog eens dus: iemand boven 35 jaar,
of meer dan f 1200 per jaar inkomen
hebbende, en nog nooit in het bezit
van een rentekaart geweest zijnde, kan
thans geen rentekaart meer krijgen.
Wat is toch de reden van deze
regeling? Zooals we vaak zeiden, legt
de Slaat bij de Verzekering veel geld
bij, waarvan een ieder kan en thans
beneden inkomsten- en leeftijdgrens
kan profileeren. Wie van de ouden
van dagen voor 1 Juli 1922 verzuimd
heeft ondanjcs loondienst beneden
f 3000 'sjaars, in gebreke gebleven is
gelukkig een heel kleine uitzonde
ring moet thans boeten voor zijn
domheid. Een aansporing derhalve voor
eiken arbeider boven 14 jaar om on
middellijk bij het in loondienst treden
een rentekaart aan te vragen.
Vraag: Krijgt iedereen, voor wie
geplakt is, later'f 3 ouderdomsrente?
Kan dit meer of minder zijn
Antwoord Dat kan meer en minder
zijn. In de overgangsperioden voor
personen boven 35 jaar, die aan be
paalde voorwaarden voldoen is de
minimum rente f 3 per week. Voor
jongere personen kan de ouderdoms
rente lager zijn, doch ook veel hooger,
n I. f6 per week ruim. Dat hangt af
van het aantal en de klasse der geplakte
zegels.
In het afgeloopen jaar heeft de netto-
productie der gezamenlijke Limburg
sche steenkolenmijnen (in totaal 10
mijnen) bedragen 7.116,260 ton of
937.254 ton meer dan in het jsar 1924,
toen de kolenproductie bedrieg 6.179.006
ton.
Wanneer men daartegenover de pro
ductie van 1913 ziet n.l. 1.873.099 ton,
dan blijkt, dat de Limburgsche mijnen
op de wereldproductie een steeds
grooteren invloed krijgen. Vooral inde
oorlogsjaren is de productie onzer mij
nen hard vooruitgegaan, slechts in
1921 kwam er eenige inzinking.
Waar in 1913 hel verbruik van
steenkolen in ons land op bijna 10
millioen ton geschat werd, zal het
wanneer de productie-hoeveelheid blijft
stijgen, nog slechts enkele jaren duren
of Nederland zal wat het kolenverbruik
betreft, onafhankelijkheid komen van
hetP buitenland. De algemeene malaise
heeft echter ten gevolge gehad dat de
hoeveelheid kolen welke jaarlijks noodig
is in ons land beneden het cijfer van
10 millioen (in 1913) is gekomen. Zoo
werd over 1923 het verbruik slechts
op 8 millioen ton geschat.
Op 1 Januari 1926 bedroeg het aan
tal arbeiders der gezamenlijke Lim
burgsche Mijnen ondergrondsch 22610
en bovengronds 8421, ofin totasl 31031
man.
door
JOS. BOSHOUWERS tc LENT
Witte Leghorns.
VRAAGWij hebben 100 stuks jonge
W. L., betrokken van het fokstation
Horst, die al bijna 2 maanden goed
aan den leg zijn (geboren begin Mei)
Verzorging goed, hok model Horst, 9 M
bij 4 Meter.
Daarvan willen we zelf machinaal
gaan broeien. Wij hebben 3 hanen. Is
dat te weinig? De uitloop is ruim één
H.A. groot.
A. L. te O.
ANTWOORD: Het was wel te denken
dat uwe dieren van zoo goede afstam
ming het best zouden doen. Als het
bar koude winterweer nu maar geen al
te nadeeligen invloed op uw dieren
heeft uitgeoefend, want voor 100 hoen
ders is uw hok bij hevige koude te
groot. Dan was 6 of 6i/t M. lengte
beter geweest, niet voor overdag zoo
zeer maar voor 's nachts. In uw plaats
had ik een gedeelte boven de meslvloer
tijdelijk afgeschot, dan hadden de kip
pen 's nachts in een beperktere ruimte
boven den mestzolder gezeten. De uit
gestraalde lucht moet zich nu over
eene lengte van 9 M. verdeelen.
Of zitten er ook nog overjarige hoen
ders tusschen Uw hok biedt feitelijk
ruimte voor 130 k 140 tal hoenders.
Drie hanen is doorgaans te weinig
voor 100 hoenders. Nu is 't welwaar,
dat sommige hanen voor een kleintje
niet vervaard zijn en als ze alle 3 van
dit kaliber zijn, dan kan het mei 3 best.
Maar, ze moeten elkaar verdragen,
anders haalt 6 hanen nog niets uit.
Wanneer u er nu nog 1 of 2 bij zou
zetten, dan wordt het misschien maar
ruzie. Dat had beter vroeger kunnen
gebeuren.
Voor uw hoenders zou ik 4 of 5
hanen prefereeren. Dit wil nu niet
zeggen, dat de 3 het niet klaar kunnen
spelen. In dezen hangt het geheel af
van het individu. Er zijn daarom
moeilijk vaste regels te geven. Er zijn
wel eens hanen, die 40 hennen of meer
kunnen bedienen, terwijl men er ook
aantreft, die in 't geheel niets of maar
heel weinig uitrichten.
Kunt u gevoeglijk een goeden haan
er bij krijgen, die zich met de reeds
aanwezige verstaat, dan is het te wagen.
Verslaan ze mekaar echter niet gauw,
dan maar met 3 voortboeren. Want
als er onderlinge jalousie is, brengen
ze er geen van allen veel van te recht.
Wat u me® verder aan 't slot-van
uw brief vraagt, omtrent die broed
machines, kan ik u melden, dat velen
er zeer goede resultaten mee hebben.
De vochtaanbrenging is heel praclisch,
de constructie binnen óok.
Als de machine op eene niet droge
plaats staat, met ramen enz. op den
noordkant, hoeft u niet zoo bijzonder te
vochten. Houd u maar aan de hand
leiding, die u er bij moet bestellen, als
ze er ten minste niet gratis bij geleverd
wordt, doch dal zou ik wel denken.
De vorige week kwam uw brief te
laat. Wat des Dinsdagsmiddags niet in
mijn bezit is, moet eene week langer
op antwoord wachten. Hadt u postzegel
ingesloten dan had ik u rechtstreeks
beknopt kunnen antwoorden.
Beschuit by het opfokken van kuikens.
VRAAG: Men deelt mij mede, dat
kuikens zoo best opgefokt kunnen
worden met beschuit. Ik beschik daar
genoeg over en zou gaarne vernemen,
wat ik er nog bij moet doen. Waflt
beschuit alleen zal toch wel niet ge
wen scht zijn.
IT. B. te V.
ANTWOORD Fijngemalen beschuit
zijn voor kuikens zeer geschikt, ook al
omdat er gist inzit. Gist is levenad
verteert men, en tot op zekere hoogte
is dat waar. Beschuit is heel licht,
zooals u weet. Wanneer u gewichts-
deelen neemt, zai het getal voor be
schuit dus klein moeten wezen.
Voor de eerste 4 weken zou u deze
samenstelling kunnen nemen:
Anderhalf ons ontvet vischmeel.
4 ons gezeefd geratemeel.
2 ons tarwezemelen.
1 ons beschuit.
Een half ons phosph. voederkalk.
Samen dus 9 ons.
Daarna
Anderhalf ons ontvet vischmeel.
2 en een half ons gezeefd gerslemeel.
Een half ons havermout.
Anderhalf ons tarwezemelen.
2 ons beschuit.
1/4 ons phosph. voederkalk.
Op deze manier krijgt u in elk geval
een uitstekend opvokvoer.
Na de hooge waterstanden van 1920
heeft de burgemeester van Cuyk en
Linden, de heer J, A. M. v. d. Mortel,
een brochure geschreven, getiteld: »Een
en ander over de Beersche Maas.'
In dit vlugschrift zegt de burgemees
ter o.m.:
Men moet niet denken, dat de ge
varen voor doorbraken hier thans
geweken zijn, neen allerminst; zoo
lang er niet flink gewerkt wordt aan
het verbeteren der rivier de Maas,
blijft er groot gevaar dreigen. Wel
is waar zijn de dijken ten koste van
vele offers te Cuyk en boven gelegen
gemeenten flink versterkt, maar ge
vaar kan zich nog iederen winter
voordoen. De dijken zijn nog steeds
niet voldoende hoog en kunnen ook
niet voldoende hoog gemaakt worden,
omdat de kom van Cuyk, die van
nature steeds hoog genoeg heeft ge
legen, niet opgehoogd kan worden
en door hare ligging niet te omdijken
is.
Gelukkig hebben wij in deze ge
meente in onzen noodtoestand een
trouwen bondgenoot in de spoorwegen.
Wordt Cuyk overstroomd, dan bezwijkt
steeds de spoorlijn NijmegenVenlo
komt de doorbraak hooger, in Agatha,
Oeffeit of Beugen, dan zullen de
spoorwegen een nog treuriger beeld
te aanschouwen geven, want dan
bezwijkt niet alleen de genoemde lijn,
maar wordt ook de lijn der N. B.D. S.
vernield.
Onder het viaduct bij kruispunt
Beugen liggen de rails dier lijn op
12 m N.A.P.de rivierstand te
Oeffeit was dezen winter (Januari
1920) 13.20 m. 4- N.A.P.komt dus
in de nabijheid der gemeenten een
doorbraak, dan moet het water voor
een groot deel door het viaduct om
via de gemeente Haps de Beersch6
Maas te bereiken; het water zal dan
al zeer spoedig met een diepte van
twee k drie meter door dat viaduct
stroomen, de lijn der N. B. D. S.
vernielen, de landhoofden van de
lijn der S. S. verwoesten en ook
deze lijn onbruikbaar maken. Onge
twijfeld zal dan de verkeersstremming
van nog veel langeren duur zijn, dan
in den afgeloopen winter (19191920)
het geval was.
Tot zoover de voorspelling van den
burgemeester van Cuyk. Men ziet, dat
zij vrijwel letterlijk is uitgekomen. Het
Handelsblad" acht het van belang
hierop thans nog eens de aandacht te
vestigen. Hij blijkt een grondige studie
van de riviertoestanden te hebben ge
maakt en zeide o.a. dat alle werken,
die worden ondernomen om den Over
laat opgehoogd te krijgen, voordat men
de rivier heeft verbeterd, de kans* voor
dijkbreuken doen toenemen.
VENRAY, 23 Januari 1926.
Mededeeliogen van het
Watersnood-Comité
VENRAY-HORST-SEVENUM
over de afgeloopen week van
1723 Januari.
Binnengekomen aan collecten en
giften vorig bedrag f 3597,52
Collecte Caatenray f 270,695
Oirlo f 388,83
Smakt f 83,10
Mulo-school Ursulinen
te Venray f 17,21
Pensionairen .Jerusalem"
te Venray f 84,73
Studenten Gymnasium
te Venray f 70,00
Collecte vergadering v.d.
Venr. Middenstand f 18 235
Opbrengst collecte comité
te Sevenum f 2600 00
N. N. f 25,00
N. N. f 1,00
f 7156,32
Van verschillende Heeren Pastoors
der door ons gesteunde Maasdorpen,
mocht het Comité een hartelijken