r
Weekblad voor VENRAY, HORST en Omstreken.
Tweede blad.
Adverteert in dit blad
Het geheim van den
millionnair.
De eerste borrel
van den Kapelaan.
Zaterdag 2 Mei 1926
46e Jaargang No. 18.
ABONNEMENTSPRIJS
PER KWARTAAL:
voor VENRAY 65 c.
franco, per post 75 c.
voor het buitenland
(bij vooruitbetaling) f 1,30
afzonderl. nummers 5 c.
PEEL EN MAAS
Uitgave van FIRMA VAN DEN MUNCKHOF, VENRAY Telefoon 81.
PRIJS DER
ADVEKTENT1EN
l 8 regels 60 et
elke regel meer 71/» ci
Advertentiën bij abonne
ment groote reductie
„lk moet ook door de wereld",
luidt een karakteristiek onderschrift
op een uithangbord, dat we ergens
zagen.
Een man staat er op voorgesteld,
bezig met door een grooten bal te
kruipen, waarop duidelijkheidshalve
nog eens „de wereld" geschreven
staat.
Welken samenhang de eigenaar
van dit uithangbord, die kruier was,
zocht tusschen zijn beroep en dit ge
zegde, meer dan andere beroepen, is
niet recht duidelijk.
Missehien, dat hij aan wilde duiden
hoe een „kruier" kruipen moet om
door de wereld te komen en door
de voorstelling de compassie zijner
medeburgers wilde opwekken
Maar zijn gezegde blijft raak.
„Door de wereld te komen", dat
wil heel wat zeggen.
Maar „fatsoenlijk en eerlijk door
de wereld te komen", dat wil nog
veel meer zeggen.
Als de gulden levensochtend-stralen
van kinderjeugd en aankomenden
leeftijd ons beschijnen, dan kennen
we de zorgen des levens nog niet.
Dan is een opstel of een reken
som of het geattrappeerd worden bij
een schavuitenstreek onze hoogste
bekommernis.
Maar we zien niet en we kunnen
niet lezen wat er omgaat in het ge
moed van onze ouders en onze over
heid.
Den lach van tevredenheid om hun
lippen, dien ja, begrijpen we wel,
maar de rimpels op het voorhoofd
ot den ernst van den oogopslag zien
we niet.
Dan soms op eens, soms langza
merhand bij geleidelijken overgang
komt het moment, dat wij een blik
kunnen werpen in den strijd om het
bestaan.
De wedstrijd om de schoolprijzen
wordt een wedstrijd om het dage-
lijksch brood.
En meer en beter leeren we het
inzien, dat de een het den ander uit
de handen en uit den mond wil
stooten.
Om het zelf te hebben.
Wat een ijverig voorbereiden om
zich te bekwamen voor een post of
ambt, wat een gedoe om met hope
te kunnen mededingen, wat een ge-
werk om met succes te soliiciteeren.
Wel mag er een heiliging door
godsdienst en oprechte ouderliefde
ingestort zijn in den jeugdigen man,
opdat hij werkelijk man blijve; dat
hij zich niet verlage door oneerlijke
middelen om zijn doel te bereiken.
Wel mag er vastheid zijn van zelf
verwinning en voortdurend geoefend
in deze heerlijkste aller deugden.
Maar zijn deze er ook eenmaal,
dan kent de gelukkige bezitter ervan
geen aarzelen of dralen, hetzij een
goede uitslag zijn pogen beloont,
hetzij dit verijdeld wordt door mis
lukking.
„Door de wereld", 't zijn maar
luttele woorden.
Maar die de gevangenissen of ver
beterhuizen bevolken, wilden ook
door de wereld, al zagen ze niet op
een juiste afscheiding van mijn en
dijn, al deinsden ze niet terug voor
een stoot met een mes, als hun oog
het goud had gezien in de beurs
van hun evenmensch.
Zouden ook zij zoo kalm kunnen
heengaan?
En toch heeft misschien hun jeugd
niet minder pijnlijke tranen gekost,
toch heeft wellicht ook voor hen zoo
vaak een minnend hart gebloed.
Maar zij hebben niet gewild
FEUILLETON
4.
0, zeker, ik ken die, zooals ik
trouwens heel veel ken, gaf Cicero met
een gewichtig gezicht ten antwoord
Ik had die twee namen slechts verwis
seld omdat ze beiden met een B. be
ginnen. Natuurlijk bedoelde ik Bourne
mouth. Ik weet immers dat miss Mar-
low in het Imperial-hotel haar intrek
genomen heeft.
Ge slaat alweer de plank mis.
riep Thomas, en liep argeloos in den
hem gespannen slrik. Ze logeert in het
Sudan-hotel. Ze heeft mij haar adres
gegeven, teneinde haar de brieven en
pakjes, die er mochten komen, te kun
nen opzenden.
Kan ik die soms meenemen
vroeg Gramp, terwijl hij opstond. Ik
ga naar Bournemonth, om miss Sophie
en den heer Torold op te zoeken. Ik
zal haar zeggen, dat jelui mij gastvrij
onthaald hebt.
Alvorens de bediende hierop kon
antwoorden, werd de deur opengeduwd
en de staljongen kwam opgewonden
de keuken instormen.
Hebben jelui het al gehoord riep
hij buiten adem. Dokter Warren heeft
de plaats gepoetst en de »stille heer'
insgelijks.
Wat is er aan de hand, Billy
Wat ik gezegd heb. De dokter is
den geheelen nacht niet thuis geweest
en daardoor valt zijn vrouw van de
eene flauwte in de andere. Ik heb zoo-
Plicht voorzeker is het, van die in
vrijheid gesteld zijn in staat of stad
of in de maatschappij van 't huisge
zin hun kinderen en pupillente geven
wat noodig en nuttig is, om door
de wereld te komen.
Men mag niet zeggen, ik ben er
ook zoo gekomen, mijn zoon moet
het ook maar zoo doen.
Want de tijden veranderen en de
menschen met hen, die niet meedoet
ook in ontwikkeling of bekwaam
heid, raakt achter of onder den voet
en behoorlijke moeite en kosten mo
gen zij niet weigeren om hun kin
deren door de wereld te leeren
komen.
Maar omgekeerd wat zijn de kin
deren een nimmer eindigende dank
baarheid schuldig aan die hen groot
brachten, en hoe mogen ze nimmer
of nooit zich schamen voor de mis
schien wat meer ouderwetsche en
daardoor ook al eenvoudiger, maar
misschien in stand mindere menschen
die hun ouders waren. Vader en
moeder op de eerste plaats hielpen
hun kind door de wereld.
Laat dan het kind ook altijd hun
bloemen blijven brengen van dank
baarheid en hunne nagedachtenis be
waren in zegening.
Juist tegenover de gasfabriek in eene
groote fransche stad woonde de kaste-
.ein Machut.
Hij was een ruwe vent. Eerst paar-
denkooper, toen voerman, daarna ossen
drijver, had hij eindelijk eene vergun
ning" overgenomen.
Daar kwamen kameraden en vrienden
hun »hartversterking" leppen en hun
kaartje leggen.
Hij zelf bediende er, statig en deftig,
geholpen door zijn vrouw, een schom-
meldikke Aveyronneesche, die luisterde
naar den naam Eugenie.
Daar hij volgens zijn beroep altijd
treed moest zijn eenen of anderen
zijner klanten op straat te werpen,
oefende Machut dikwijls zijne vuisten
op zijne »wettige".
Eugenie, gij hebt de tapkast niet
gepoetst
Wat? Niet gepoetst 1 Hoe is 't
mogelijk ik heb er zelfs...
Niet gepoest, zeg ik je nog eens
't Is wel waar
Neen
Ja 1...
111!
En met twee zeer blauwe oogen, ging
Eugenie huilende den wenteltrap op,
die het kantoor met de huiskamer ver
bond:
Op zekeren dag meende de Voor
zienigheid dat Eugenie hierbeneden
genoeg verdiensten had verzameld en
zond haar een dubbele pleuris over.
Haar edele echtgenoot, woedend dat
hij alleen flesschen moest spoelen, be
handelde haar eerst onheuschmaar
ten slotte liet hij den geneesheer der
fabriek komen.
Deze verklaarde dat de vrouw nog
vier dagen leven kon, daarna mocht
men de vensters sluiten er op schrijven
gesloten wegens sterfgeval.
Machut betaalde hem 2 frans, schold
hem voor. menschenslachter en vroeg
of hij daarom tot zijn dertigste jaar
udeerd had om die wijsheid te ver
krijgen. Maar efin 1 het sop was de kool
niet waard...
Maar toen Eugenie eenen Priester
eischte, zwoer Machut met de hand op
zijn socialistisch blad, dat nooit een
priester, al ware het de Paus van
Rome (II) den drempel van zijn kantoor
zou overschrijden I
Dit voornemen werd door een smids
jongen verteld in de smidse; 's avonds
deed het de rondte in de huisgezinnen
en toen den volgenden dag de kapelaan
over straat ging om catechismusles aan
de jongens te gaan geven, zag men
hem aan, met een gezicht voor twee
en riep hem toe:
Zeg Paap, gij hebt eens Bongaard's
vrouw bediend, tracht nu ook Machuts
vrouw le bedienen.
En de kapelaan maakte het vaste
voornemen er heen te gaan en een
zelfde list te beproeven.
even haar dienstmeisje ontmoet en die
heeft het mij gezegd.
De dienstboden keken elkaar beteu
terd aan.
En de »stille heer" vroeg einde
lijk de keukenmeid.
Die is ook verdwenen, sinds giste
renavond en sedert niet meer naar huis
teruggekeerd. Juffrouw Martin is van
gevoelen, dat hij wel vermoord kan zijn
Nu ontstond er een oorverdoovend
stemmenlawaaiallen spraken tegelijk
totdat Cicero zacht tot bedaardheid ver
maande. Hij legde zijn hand op den
schouder van den staljongen en vroeg
op een toon van gewicht
Vertel mij eens, jochie, wie is »de
stille heer"
Kent ge hem dan niet riep de
kookvrouw levendig. Hij is v.oor heel
het dorp een geheim, een raadsel. Hij
woont bij juffrouw Martin, een eenzame
weduwe, die kamers verhuurt.
Ik zeg mijn dienst op. Ik wil hier
niet langer blijven, kreet de kamenier,
zenuwachtig. Zooveel misdaden opeens,
dat hou ik niet uit.
Ik heb immers niet gezegd, dat
de stille heer inderdaad vermoord werd_
hernam de staljongen. Juffrouw Martin
denkt het' maar, omdat hij den heelen
nacht niet thuis geweest is.
Het zou ijselijk zijn, wanneer er
een bloedige misdaad gepleegd zou zijn
griende vrouw Krang, de kookvrouw.
De stille heer vorschte Cicero
nu, die vooral zooveel te weten wilde
komen als mogelijk was. Is dat een
grooten man met blonden vollen baard,
hoog voorhoofd en kaal van schedel
't Lijkt er niemendal op, zeide
Thomas. Gij beschrijft daar zeer nauw
keurig dokter Warren. Kent ge dokter
Warren
Cicero toonde op elke vraag een ant-
Het is 's morgens elf uurde gelag
kamer vol gasten vol werklieden, die
aan tafel zitten om te schaften recht
voor het kantoor staan twee leidekkers,
met hunne werktuigen aan de voeten
het nieuwe ministerie te bepraten ge-
druisch van lepels, vorken glazen
geneurie van liedjes, een begin van
twist...
Eensklaps doodelijke stilte... Een
priester heeft den deurknop omgedraaid
Machut... Een zwartrok...!
Machut maakte juist kaas gereed
voor het dessertin één ruk heeft hij
zich omgekeerdin één oogwenk be
grijpt hij alles... Donder en bliksem
die paap komt zijne wettige bedienen
Wat kom jij hier doen
Wat kom jij hier d...!
Dat is al twee maal, dat je me
dit vraagt antwoordt de kapelaan kalm.
Hoe?... Wat kom j...
Alweer zoo I jij hier doen Dat
ken ik al. Is dat jou manier om klan
ten te ontvangen Ik kom een vertee
ring maken.
Een...
Ja, een verleering; roept de kape
laan ongeduldig. Wat weerlicht, hebt
jij watjes in de ooren
En op de natuurlijkste wijze der
wereld gaat de kapelaan aan een tafel
zitten tusschen de werklieden in, die
hem in de hoogste spanning aangaapten,
Verbijsterd en woedend gaat Machut
hem na.
Wat?...
Wat? ik wil wat hebben I
Waarom
De kapelaan slaat de armen over
elkander en zich tot de werklui wen
dend zegt hij
O zoo Wil je me nog langer
vervelen Zeg eens kameraden als
jullie wat bestellen, moet je hem dan
ook beschrijven, wat je er mee doen
wilt? Wees maar bedaard, ik zal je
wel betalen
Wat wil je dan gebruiken
Wat heb je?
Bitter.
Goed, breng me een bitter.
De ballen vervelen zich op het bil
jart; de tapkast is verlaten; het scha
penvet stolt in de breede porceleinen
schotels, alles ziet naa!r den kapelaan
die langzaam, kruimel voor kruimel
afgemeten, suiker in zijn borrel doet
en alle belang stelt in het kralen
daardoor veroorzaakt.
Ook Machut kijkt naar hem met
klimmende verbazing.
Maar onvervaard richt de kapelaan
de beide oogen vast in de zijnen.
O, o 1 ben je zoo bang voor de
pastoors
Bang voor pastoors?.... Ik? bang
voorhang voor pastoors? Nooit I Nooit.
Ik moet het toch gelooven.
Zoo en waarom
Omdat je er zoo bedonderd uit
ziet. Jij moest je gezicht eens zien
vriendUw oogen puilen uit 't hoofd.
Nietwaar, kameraden
En de geheele herberg stemt toe-
Daar valt niets tegen te zeggen: Machut
ziet er niet uit als anders en dat komt
door den priester. Welnu, als men niet
bang is voor iemand, laat men zich
door hem zoo niet van zijn stuk
brengen
Ja, dal komt om de burgeres.
Om de burgeres I Welnu, nu jij
het eerst van haar spreekt, wil ik je
woord te hebben.
Ik ken hem als geneesheer. Hi
heeft mij genezen van een zeeren kee
die gevaarlijk dreigde te worden. Maar
hoe zag dan die geheimzinnige man
eruit, dien gij »den stillen heer" noemt?
Was hij klein van postuur
Neen, hij was groot en mager,
liep voorovergebogen, had lang wit
haar en nog langeren baard, zwarte
doordringende oogen, babbelde de kook
vrouw. Op zekeren avond ontmoette ik
hem in het donker, en zijn oogen
glinsterden als glimwormpjes. Ha,, het
scheen alsof hij mij doorboren wilde.
Sedert dien tijd ben ik letterlijk bang
voor dien man.
Op dat oogenblik deed zich een zware
dreunende stem vernemen, die van de
gangdeur uitkwam:
Wat weerlicht is hier aan de hand?
Cicero keerde zich om en ontwaarde
een zwaar gebouwden man, die het
kleine gezelschap* in het algemeen en
hem in het bijzonder met allesbehalve
vriendelijke blikken monsterde. Zijn
gezicht, was bruin van kleur en omlijst
dooi een stuggen bakkebaard. Zijn
haardos kon best vergeleken worden
met een oerwoud
De man zag er uit als een oude zee
rob, wal ook zijn donkerblauw pak
met witte broek en het vest met een
dubbelrij koperen kiihopen scheen te
bevestigen. Hij droeg gouden ringetjes
in de ooren en de tot vuisten gebalde
handen hingen aan beide zijden van
zijn lichaam alsof hij bereid was tegen
den eersten den besten van leer te
trekken, hoe eerder hoe liever. Dezen
indruk maakte de man althans op
Cicero, wien de uitdrukking van zijn
gelaat niets goeds scheen te voorspel
len, waarom hij langzaam naar de deur
heenschoof.
mijn meening niet verbloemen en ik
zal haar zelfs voor iedereen uitspreken
Luistert allen en antwoordt meZijt
ge voor de vrijheid, ja of neen
Leve de vrijheid, klinkt van alle
kanten.
- Nu! Machut's vrouw verkiest niet
te sterven als een hond: zij wil be
diend worden; maar Machut wil haar
verlangen geweld aan doen en haar
beletten eenen priester te ontvangen.
Heeft Machut gelijk Heeft hij het
recht te zeggen Leve de vrijheid voor
mij... weg met de vrijheid voor an
deren.
Daar heerschte een oogenblik stilte.
Toen week het anti-clericalisme voor
het gezond verstand en een smidsgezel
riep van een der tafels
Machut, je hebt ongelijkKlets
zooals jij wilt, maar laat ook anderen
kletsen zooals zij willen.
Welnou 1 gaat 'r poolen dan maar
insmeerenriep Machut onder een
vloek. Wat kan 't mijWie moest
nou ook nog kaas hebben vroeg
hij om var toon te veranderen.
En toen een half uur later de kape
laan rustig den trap afging, de para"
pluie onder den arm stak en weg wil"
de gaan riep een werkman
Hé, pastoor... je borrel
Zonder zijn gelaat te vertrekken,
nam de kapelaan het glas.
Gij moet klinken, met Machut,
riep een stem.
Waarachtig, die is goed klonk
het lachend van alle kanten.
O, graagantwoordde de priester.
Toen nam Machut den kapelaan 't
glas af.
Geef hier dat, zeide hij eenvou
dig, het zou u slecht bekomen, ik zal
u een damesborreltje klaar maken.
Een damesborreltje vooreen priester
en klaargemaakt door Machut.... I
Wat werd er nog lang over ge
sproken
lagesiadea MeieÉtóiagea.
O, Jozeph, kwaakte de keuken
meid, wat heb je me doen schrikken,
wat hebben we een hoop nieuws
gehoord.
Nieuws? vroeg Joseph met onvaste
stem, terwijl hij nog altijd zijne oogen
op Cicero gevestigd hield.
Mevrouw Warren heeft haren
echtgenoot verloren en de »stille heer"
is op geheimzinnige wijze verdwenen.
Gekheid. Maakt dat ge altegaar
aan 't werk komt.
Dit zeggende dreef de man de dienst
boden uiteen en Cicero zag zich tot
zijn spijt eensklaps geheel alleen mei
dezen bullebak, zooals hij Joseph hei
melijk noemde.
Wie, drommel ben je vroeg deze
en trad nader.
Waarde heer, gaf Cicero beleefd
ten antwoord, terwijl hij meteen de
plaatsdeur trachtte te bereiken, ik ben
een vriend van uw overleden meester.
Mijn naam is Cicero Gramp. Ik kwam
hier om Richard Marlow een bezoek
te brengen, en nu verneem ik, dat hij
reeds in het graf rust.
Joseph verschoot van kleur, wat men,
ondanks zij'n door het weer gebruind
vel, zeer duidelijk kon zien.
Een vriend van mijnheer Marlow?
herhaalde hij met ruwe stem, dat is
een leugen Ik ben dertig jaren achter
een bij mijnheer in dienst geweest,
maar jou heb ik nooit gezien.
Ook niet in Jamaica vroeg Cice
ro met zachte stem.
Jamaica? Wat bedoel je daarmee?
Wel, wat ik aan uw patroon in
den brief schreef, dien hij kort voor
zijn dood ontvangen heeft.
O, jou, leugenaar. Ik ken den
persoon die dien brief schreef. Joseph
balde zijn vuist en kwam dichter bij
Gramp. Je bent een brutale bedrieger.
Troost voor ouden van dagen.
De oude dag behoort een tijdperk van
geluk en welvaren te zijn, niet een
van ziekte en pijn, de nieren zijn vaak
aansprakelijk voor het laatste.
Rugpijn, aanvallen van rheumatiek,
stijfheid, urinesloornissen en blaaszwak-
te komen voort uit verzwakte nieren.
Bij verwaarloozing bestaat gevaar voor
aderverkalking, waterzucht, graveel,
spit, ischias en chronische rheumatiek.
De door den tijd verzwakte nieren be-
hooren versterkt en opgewekt te worden
bij het eerste teeken van ongesteldheid,
opdat niet langer onzuiverheden in
bloed achterblijven en zich door het
geheele lichaam vei spreiden.
Geef de kwaal geen gelegenheid om
vasten voet te krijgen. Foster's Rugpijn
Nieren ^Pillen zullen onschatbaar voor
u blijken. Menschen, die zich nog
kwiek voelen op 80-jarigen leeftijd,
zeggen dat dit geneesmiddel een nieuw
levenstijdperk voor hen opende. Foster's
Pillen kunnen veilig gebruikt worden,
zij werken uitsluitend op de nieren en
blaas, niet op de lever, maag of inge
wanden.
Let op de verpakking in glazen flacons
met geel etiket (alom verkrijgbaar),
waardoor gij zeker zijt geen verlegen
buitenlandsch goed te ontvangen. Prijs
fl 1.75 per flacon. 33
Ik zal je overleveren aan de politie,
als ik je niet te voren den nek omdraai.
Cicero begreep dat hij een flater had
begaan, maar daarover bekommerde
hij zich niet verder. Alleen een onver
stoorbare bedaardheid kon hem redden.
Ga gerust je gang, zeide hij kalm.
Het zal me plezier doen in aanraking
te komen met de politie, mister Joseph
Brill....
Wel weerlicht, wie ben je dan
riep Joseph kregel. Kom je soms van
hem
Misschien antwoordde Cicero, die
zich in stilte afvroeg, wie met dien
hem bedoeld kon zijn.
Ga dan naar je lastgever terug
en zeg hem, dat hij te laat gekomen
jste Iaat. De drommel hale hem, en
jou er bij smeerlap.
Heel goed. Cicero trad weer naar
buiten in de brandende zon. Ik zal de
boodschap doen, als ge mij een pond
geeft.
Joseph Brill aarzelde besluiteloos,
plukte aan zijn stuggen baard en wierp
een onderzoekenden blik om zich heen.
Hij scheen tegen den staat van zaken
niet opgewassen te zijn. Zijn eenige
wen&ch was, dezen kerel zoo spoedig
mogelijk van zijn hals te schuiven.
Knorrend brommend tastte hij in den
ruimen zak van zijn broek en haalde
er een goudstuk uit.
Daar, raap op, en maak nu dat
je weg komt, schreeuwde hij, en wierp
Cicero het geldstuk voor de voeten.
Wel bedankt, zeide Gramp met
onnavolgbare waardigheid, eri raapte
het op. Toen stapte hij met opgeheven
hoofd den tuin uit. Bij het hek keek