JU. I MAAS" JAN SQUARES! Da Bondsvergadering te Utrecht- £'sAnqa §p§ Woonwagenschetsan. FtóUILLBTON. Voor allen die sukkelen Gemengd Nieuws. Als U Boodschappen doet Zaterdag 7 Febri Hondenbelasting: 1925. Burgemeester en YVethouders van Venray brengen ter kennis van de houders van honden in deze gemeente, dat zij, ingevolgde de verordening op de hondenbelasting, verplicht zijn hunne honden uiterlijk vóór 21 Febr. a.s. aan te geven ten kantore van den gemeenteontvanger, en dat de verschul digde belasting voor hel jaar 1925, tegelijk bij aangifte moet worden vol daan. Tegen de nalaligen zal proces ver baal worden opgemaakt. Burgemeester en Wethouders v. Venray O. VAN DE LOO. De Secretaris, VAN HAAREN. Zaterdag werd te Utrecht de alge- meene vergadering voortgezet van den Alg. Bond van R.K. Rijkskieskring- organisaties in Nederland. Nadat een H. Mis in de kathedrale kerk was op gedragen lot intentie van den Bond, werd omstreeks 10 uur de geschorste vergadering heropend. In afwachting van de komst van Mgr. Nolens, die om 11 uur ter vergadering zou komen, werd de rondvraag aan de orde gesteld. Hierbij vroeg Friesland, hoe het stond met de' oprichting van een bondsbureau en met het contact met de pers. Mr. Heerkens Thijssen zeide toe dat de commissie voor het Partijbureau zoo krachtig mogelijk zal voortwerken. Mgr. Nolens, vergezeld door eenige Kamerleden, komt dan ter vergadering, die toen de volgende Kamerleden in haar midden telde Mgr. Nolens, Mevr. Bronsveld Vitringa, Mej. A. Meyer, baron van Wijnbergen, mr. v. Rycke- vorsel, mr. dr. Kooien, mr. v. Schaik, Ir. Bongaerts, Ir. Fruytier, mr. J. B. Bomans, Dr. L. N. Deckers, J. Ament, G. Bulten, A. Engels, A. N. Fleskens, Henri Hermans, C. Knigge, G. J. Kui per, A. B'. Michielsen, J. v. Rijzewijk, J. G. Suring, A. G. A. v. Vuuren en J J. Wintermans. In behandeling kwam het Concept- program van Actie met de daarop in gediende amendementen. Mgr. Nolens voerde hierover het eerst het woord, waarna Prof. v. d. Heyden het (zijn) »Nijmeegsche voorstel" verdedigde. Na uitvoerige discussies werd de motie- Gelderland verworpen met 49 tegen 16 stemmen. De verdere behandeling der zeer tal rijke, doch ten deele onderling over eenstemmende amendementen, had tot resultaat, dat de volgende amendemen ten door Mgr Nolens en het bestuur berden overgenomen en dus in het program zullen worden opgenomen le. inzake de handhaving der Chris telijke beginselen in de huwelijkswet geving inlassching van de woorden »en doorvoering" achter het woord handhaving 2e. inzake handhaving der gelijk stelling van openbaar en bijzonder onderwijs inlassching van de woorden «en zoo mogelijk doorvoering" achter het woord handhaving. 3e. vermindering van successie belasting bij vererving in de rechte lijn en in de eerste graden van bloed verwantschap. 4e. Invoering van verteringsbelas tingen op middelen van gemak en weelde. 5e. Herziening van het Bezoldigings besluit voorzoover daarin onbillijkheden of onjuistheden voorkomen. ii 1925 No. 6 6e. Doorvoering der Arbeidswet 1919, naar mate de economische toestand dit mogelijk maakt. 7e. inzake art 123 van het Re- geeringsreglement voor Nederlandsch Indië een voorstel van Schaik luidende: Wegneming van de belemmering der godsdienstvrijheid neergelegd in art. 123 van het Reg. Regl. voor Ned. Indië. Aangenomen werd voorts, ofschoon Mgr. Nolens eenige bezwaren had het voorstel Haarlem 8e. Geleidelijke afschaffing van in directe belastingen op eerste levensbe-; hoeften, benevens een motie A'dam om een onderzoek in te stellen naar het bereid zijn van Katholieke partijen of groepen in andere landen, teneinde internationale samenwerking der Ka tholieken te bevorderen in den geest van Paus Benedictus XV. Uit de beraadslaging over deze pun ten verdient vermelding, dat Mgr. Nolens, bij de bestrijding van het voor- stel-Haarlem om een bezoldigingsbesluit in te voeren, dat «wederom" een mensch- waardig bestaan toekent, verklaarde niet meer voor een Kamerzetel in aanmerking te zouden willen komen indien werd te kennen gegeven, dat hij had medegewerkt aan een besluit, waar door menschen van een menschwaardig beslaan werden beroofd. Deze mededeeling sloeg zoodanig in, dal niemand nog iets zeide. Of men ook verbijsterd was Tenslotte werd besloten aan het slot van het program een voorstel-Limburg op te nemen, luidende als volgt: Meerdere overheidszorg voor het be houd van de schoonheid van stad en land. De geheele behandeling van het program is vruchtbaar geweest en de R.K. Staatspartij kan met voldoening op den 30en en 31sten Januari 1925 terugzien. HOE5T bonbdns YSês? 390—6 Jac. Schreurs, M.S.C.. directeur van het woonwagen liefdewerk, te Sittard, schrijft in «Nieuw Nederland" o.m. Hij had gehoopt voor Kerstmis in 't kamp te zijn met zijn zieke vrouw en zijn wagen vol erbarmelijke kinderen, de vrouw kon 't schokken niet meer verdragen en op Kerstavond voer hij vast in de sneeuw bij een ellendig heidorp. De wind blies vinnig koud hij wierp een deken over het hitje binnen, waar geen vuur en geen eten meer was, hoorde hij de kinderen lamenteeren. Slechte zaken de zuur verdiende centjes waren ingeteerd vijf en twintig koperen centen nog telde Coenraad op zijn platte hand... een zieke vrouw en zeven kinderen. Er kropte iets in zijn keel. Hij kroop het wagentje in het kraakte onder zijn voeten en wankeldeéén oogenblik wankelde hij. Hij zat één oogenblik: de vrouw kermde, de kinderen... Toen stond hij op en ging, zooals hij geko men wasGod wees mij genadigden stillen kerstnacht in. Vrede aan de menschen van goeden wilmompelde hijhij nam een zak en sneed een knuppel uit het eikengewas; de vrede of de knuppel, één van beiden, dreigde Coenraad en liep naar het dorp. Langs den weg lichtte een klein vensterhij 12. 't Is akelig akelig om het ge schreeuw en gehuil. Daar loopt Iianne ke ook buiten, en d6 kreet van het kind is zoo scherp, dat hij eensklaps den jongen doet opvliegen. Jan ontwaakt plotseling uit zijnen droom, springt over het rivierke, rent door de weiden en recht op Ter Kooien aan Wat knetteren, dommelen en bulde ren de vlammen I Hoort ge de koeien bulken, den stier brullen, de paarden slaan en tus- schen al dat gedruisch, alsof de wereld vergaan zou, klinkt verre over bosch en vlakte de brandklok bom bam bom, bom. Och, 't was zoo akelig 1 Knechts en meiden vliegen het huis en de stalling in en uit, men redt de meubels, het vee. Ook Jan springt de deur moedig in en zeult wat hem onder de hand valt naar buiten. Terug! weer naar binnen, weer naar builen. Hier op de kelderkamer is nog veel te redden^ maar 't brandt, 't gloeit erDe knaap is reeds op den trap boven zijn hoofd is maar één vuur, het regent gloeiend geworden graan rondom hem. 't Zijn boosaardige wespen, die von ken Toch heeft hij een kofferke ge grepen, alvorens den trap af te sprin gen. Hij schudt de vonken van zijn wammes en uit zijne haren. Lucht, lucht 't is er heet als in eenen bakkersoven 1 Goddank, nu is hij buiten en daar springt Sijmen toe, grijpt hem bij de keel en buldert Brandstichter, dief Want Sijmen denkt, dat de schaar- slijpersjongen eindelijk zijne bedreiging van op den marktdag, ten uitvoer heeft gebracht en dat hij dat kofferke daarin zit voor veel waarde wilde stelen. De brandstichter, hier is de brand stichter 1 De knaap worstelt tegen, doch in een omzien heeft de stalknecht hem gebonden, en een poos later voert de veldwachter den boozen Jan weg. Stevig houdt men den jongen vast, want anders zal hij hen stellig ont springen. 't Doet hem zeer langs den, Hooiberg geleid te worden en vrouw Nellis te zien buiten komen. Ik heb toch niets gedaan mompelt de knaap en vlak ziet hij haar in de oogen, en voor de eerste maal merkt zij op, dat zijn oog door een traan be vochtigd wordt. Brandstichter, dief! roepen de dorpsjongens en werpen den geboeiden schareslijperszoon, den schrik van 't dorp, met aardkluiten, en nu krast het zware slot der deur van het hok onder de deur, en als de .knaap, die nooit voor iets had gebeefd noch voor den hollenden hengst, het lokkende dwaal licht, den bloedgierigen wolf in die zocht de deur en klopte. Binnen wer den de stemmen stil, geen geluid. Coenraad wachtte een wijl. Toen klopte hij weer, harder, dreigend. Een groote sterke boer deed open. Coenraad stond in een warme keuken, schaars verlicht vol donkere menschen. Ik breng u lieden den kerstvrede, "zei Coenraad en vraag u ter liefde Gods eten voor een zieke vrouw en zeven hongerige kinde ren. De boer bromdeheel 't vertrek was vol gemompelze "gaven zoo laat niet aan landloopers. Coenraad duizel de geef dan voor deze vijf en twintig centen brood De deur ging bijna voor hem dicht hij slak er zijn knuppel tusschen, een groote karhond stond achter hem te bassen. Traagjes sneed een vrouw het zwarte brood, de boer gaf het hem en toen hij zijn hand op hield voor de centen, toonde Coen raad hem zijn knuppel en gingde hond deed hem uitgeleide. Zoo toog Coenraad van deur tot deur, en vro^g hier brood, daar weer brandstof en melk, en waar ze zijn vrede niet aan vaardden, toonde hij zijn knuppel. Driemaal, zwaar beladen, was Coenraad weergekeerd naar den wagentoen legde hij een vuurtje in het kleine fornuisje, de kinderen zagen gelukkig en begeerig naar vuur en spijs en bevend vertelde hem de moeder, dat een kindje ter wereld komen zou. In 't slaaphokje onder Moeders ziekbed begonnen de kinderen een kerstliedeke te zingen. Coenraad wikkelde de twee kleinsten, Willy en Sjefke, in lompen en dekenIjes, pakte ze op zijn armen en verdween er mee in den nacht. Bij het zusterhuis belde hij aan en met een ik breng u den Kerstvrede, legde hij de twee kleinen in de armen der portierster en ovèrste, die schreiden van nieuw geluk. Alle gangen werden licht, er hing een warme geur van wierook voor de nachtmis, een klokje luidde helderde tranen biggelden Coenraad zoo maar uit de oogen. Hij praatte wat, hij snikte, hij wist zelf niet wat hij zeide dan liep hij weer heen, twee wijkverpleeg sters volgden hem naar den wagen. Twee Engelen licht en goed en de stilte was vol hoog gejubel. En om middernacht, toen alles in rust was eh geen hond meer baste op eenig erf, is Coenraads achtste kind geboren. Emmanuel, een lustige teerdere jon gen, die, terwijl vader me deze historie verhaalde, aldoor paardje reed op mijn knie. Melkbehamfelirg op de boerderij. Voordat de zuivelfabrieken bekend waren, werd de melk op de boerderij zelf tot boter verwerkt. Toen zag men den roompot achter de kacöel staan om te zuren, en werd de room gekarnd in de draai- of stootkarn en de boter in de teil gekneed, en gezouten, waarna ze in de stad op de markt of bij parti culieren werd te gelde gemaakt. En als de boter eens een Mark per pond haalde, was men uiterst tevreden. En 's avonds kwam geregeld bij den boer de karnemelk op tafel, want de boer had niet gegeten, als hij niet om den anderen avond aardappelen met karne melk en karnemelk met aardappelen kreeg. Hoe zijn de tijden in de laatste 25 jaren veranderd. Overal verrezen zuivel fabrieken, aanvankelijk met handkractit nu algemeen met stoom gedreven, waar iederen dag de melk der veehouders tot boter wordt verwerkt. Dat gaf een heele verlichting op de boerderij, Toch eischt de melk, voordat ze naar de fabriek vervoerd wordt, een zindelijke behandeling. Want evenmin als men van een goed bemesten en bewerkten akker een goeden oogst verwachten kan, als het zaaizaad niet deugt, evenmin kan de centrifuge eerste kwaliteit boter leveren, als de behande ling op de boerderij niet in orde is. duisternis staart, siddert hij een oogen blik- en mompeltik heb niets ge daan Maar de veldwachter stoot zijn prooi binnen en nog lang nadat hij ver trokken is, roepen buiten de jongens diefbrandstichter Rondom den toren is het akelig stil. Helder blikt de maan op het kerkhof en teekent wonderlijke schaduwen op de graven wier opperkleedsel soms trilt, als schudden zich de dooden in hun leger. Ook valt er een lange straal door de zware met spinneweb door weven traliën van het gevangenhok. De jongen leunt met het hoofd tegen den kantmuur der opening, en staart het vrije veld in en hoort naar het trage lik tak der klok boven hem, en als de slag van het uur den ouden toren dreunen doet, schijnen er duizen- de wezens rondom en boven hem te fladderen, te spotlachen en te zuchten en al dat ongekende doet hem het hart bonzen. De nachtelijke stemmen in het bosch aan de rivier, in de heide, aan de hoeve kende hij, maar die geluiden, welke hij nu hoort zijn hem vreemd. Zie, Jan, daar rijst eene gestalte in het schijnsel dei maan op, zij nadert de traliën. 't Is Hanneke en als hij haar daar in 't volle licht ziet staan, is zij schier zoo schoon als het beeld der Moeder Gods, in haar met goud bestikt kleed. Nu sluipt de gestalte nader, zet zich voor de traliën op de knieën en fluistert zacht: Jan Melk bevat alle noodzakelijke voe- dingsbestanddeelen in gemakkelijk op neembaren vorm Daarom neemt ze uit de omgeving ook zoo spoedig ver keerde eigenschappen over, en het is dus zaak, bij de melkbehandeling op de boerderij de grootst mogelijke zin delijkheid te betrachten. Een noodzakelijke vereischte is dus een zindelijke, luchtige stal en zinde lijke dieren. In dit opzicht is dus de verandering der potstallen, waar de mest langen tijd in den stal verbleef en zich ophoopte, door geplaveide stal len en groepstallen een groote voor- uitgang. Bij het melken dient men te zorgen voor zuiver melkgereedschap en zinde lijke handen en kleeren. De handen dienen tevoren flink met zeep gewas- schen te worden en de nagels gereinigd, en zeer aan te bevelen is het gebruik van aparte klompen en een lange blauwe boezelaar. Meer en meer komt in gebruik de eenpootige melkstoel met handvat, die bij het verplaatsen der koe eenige beweging toelaat en gemak kelijk kan opgenomen worden. Met een schoonen doek wordt de uier met omgeving met zuiver water gewasschen en afgedroogd. Dan kan het melken beginnen. De eerste stralen worden in een apart potje gemolken. De eerste stralen toch bevatten bijna geen vet, maar wel veel bacteriën, die door het tepelkanaal in den uier zijn gedrongen. Bij het onderzoek .van monsters melk, achtereenvolgens bij het melken genomen, bleek dat de eerste stralen een velgehalte hadden van nog geen half percent, de laatste stralen van ruim 10 pet. «De laatste drop is de boterknop," zegt het spreek woord De uier moet dus goed leegge- molken worden. Slecht leegmelken heeft ook nog dit nadeel, dat de melk- gift er spoedig door vermindert. Een koe toch, die men wil droogzetten, melkt men ook maar half leeg. Een goed melker trekt niet aan de tepels, maar drukt ze. Veel melkers houden den duim te hoog. Deze moet geplaatst worden tegenover den wijs vinger, niet erboven. Men melke regel matig, in niet te vlug tempo, zoodat de melk met een flinke laag schuim bedekt wordt. Gemakkelijk te begrijpen is het, dat men kort voor het melken geen stal- strooisel moet aanbrengen of de dieren moet poetsen. Daardoor brengt men heel wat stof en bacteriën in de lucht, die de melk verontreinigen. Na het melken komt de melk direct van den stal. De stal is een heele slechte bewaarplaats voor de melk. Men laat den emmer even uitluchten of men schudt de melk van den eenen emmer in den anderen over. En daarna schudt men ze door een teems in de kan. In de teems stroomt de melk eerst door kopergaas of een groven linnen doek Daarop blijven de groote onrein heden liggen. Dan sijpelt ze door een flanellen of watten doekje, waarop de kleine resten achterblijven. De beste kannen zijn die zonder naad, in de naden blijven soms melk- resten over, die verzuren en de versche melk spoedig doen bederven. De kan nen worden goed schoongemaakt met heet sodawater en nagespoeld met zuiver, koud water, waarna men ze op een zindelijke plaats laat uitdruppen Is de melk in de kan, dan komt deze in koud water om af te koelen. Hoe sterker ze afkoelt, hoe beter. Dan wordt de ontwikkeling van schadelijke bacteriën sterk vertraagd. Op vele boerderijen heeft men aparte water bakken, om de melk af te koelen. Wie dan nog aan den bovenkant door een opening het warme water kan laten afvloeien en door een buis aan den onderkant koud water kan aanvoeren, heeft zeker een idealen melkafkoeler. Door het afstaan der warmte toch wordt het water warm. En warm water komt boven, daar het lichter is. Waar het warme water niet kan afvloeien, Zijt gij het Hanneke? Ja, ik kom van ter Kooijen. Ik heb ulie huis niet in brand gestoken Ik weet het wel. Och, ons vader heeft spijt dat men u in den kelder heeft, hij weet nu maar al te wel, dat de brand bij ongeluk ontstaan is. Waarom laat men mij dan niet los Morgen, zegt de veldwachter. Morgen Hebt gij geen honger Jan? Neen. Geen dorst Neen Men moet mij loslaten. Och, gij zult gansch den nacht moeten hierblijven. Zijt gij bang? Nu dan zal ik hier voor de traliën blijven zitten. Gij zijt toch niet kwaad meer op vader, niet waar? De knaap spreekt geen woord. Dief, brandstichter heeft men ge roepen dat kan ik niet verkroppen mort de jongen, en zijne handen om de traliën geklemd, wil hij de dikke staven schudden. Waarom is iedereen tegen mij Wat heb ik misdaan Och, gij zijt ook zoo'n aardigen jongen, gij wilt niet werken gelijk de andere jongens van 't dorp, gij hebt ons vader zoo lang geplaagd Waarom heeft hij mij geslagen De koelte doet de blaeren der linde- boomen klateren en het gras op de graven rillen. Wal is het hier naar op het kerkhof! zegt het meisje. Zie, hier recht tegenover ons ligt ons moeder begraven. dient men na een minuut of tien het weer door koud te vervangen, anders blijtt de temperatuur nog langen tijd tot boven 20° C., en dat is veel te hoog. Nu worden de kannen afgedekt met een zuiver doekje, of het deksel komt er schuin op, om le verhinderen dat verkeerde dingen in de kannen komen. Vooral waar kinderen in de buurt spelen, kunnen soms op geheimzinnige wijze allerlei voorwerpen verdwijnen. De directeur eener zuivelfabriek zou u daar eigenaardige staaltjes van kunnen vertellen. Ook zal hij u erop wijzen, dat de kannen niet alleen van binnen, maar ook van buiten en vooral van onder eens terdege moeten nagezien worden. Als op deze manier de melk verzorgd is, heeft de boer «Seine Schuldigkeit getan," en kan hij ze met een gerust geweten aan de zuivelfabriek toever trouwen. H. D. met moeilijken en on regel matigen stoel gang zijn Mynliardt's Laxeertabletten onmisbaar. Zij werken vlug en radicaal en veroorzaken niet de minste kramp. Doos 60 ct. Bij apoth. en drogisten. 7 Als liet werken óók eens sport werd. Vraag aan een Brusselschen straat jongen hoeveel geboden Gods er zijn Hij zal mis antwoorden. Hoeveel ge boden der heilige Kerk Hij weet niet meer waarover gij spreekt. Met vragen over de geschiedenis zult gij niet veel meer succes hebben. Vraag hem echter u tien merken van velos en twintig merken van auto's op te noemen, zij rollen er uit gelijk een vloeksken. Stel hem op het gebied der sport al de vragen die gij wiltde antwoorden vallen raak. Vraag hem welk het wereldrecord is van het loopen, het zwemmen, het rijden, het vliegen de cijfers ronken er uit zonder eenige hapering, De sport heeft immers alles over weldigd. Vandaar dat men van alles sport is gaan maken. Als in Engeland en in de kinema twee kerels handgemeen worden, worden de andere seffens het publiek zij gaan er nieuws gierig en onpartijdig rond staan, en zoo de ruzie een paar minuten duurt, zijn de weddingen aan den gang. Niet alleen de buitengewone, maar ook de gewone zaken worden door de sport ingepalmd. Ook gaan we ras naar het tijdstip waarop zelfs de arbeid als sport zal worden beschouwd. Ei, Wat een omwenteling zou dat kunnen teweegbrengenDe arbeid.... geen «arbeid" meer maar «spel" de syndikaten «sportvereenigingen"het arbeidspak veranderd in een sportcos- tuum Welk een droom Maar we zijn nog zoo ver niet. Toch wordt reeds sommige arbeid met sport gelijk gesteld, worden arbeids-recorden vastgesteld enz. Dezer dagen meldde de pers dat in Engeland een metser het wereldrecord van... het metsen had geklopt, door 879 steen en te vermetse- len in een uur. Tot hiertoe was het record 809 steenen. Flink zoo. Dat is ten minste een record dat verdiende vermeld te worden. En zoo geschiedt een gelukkige ommekeer. Al te vaak heeft de sport de menschen van den arbeid afgetrok ken. Als zij ze nu met recorden en prijskampen terug naar den arbeid kon voeren, dan waren.... all right vergeet daiü vooral niet dat PUROL evenmin thuismag ontbreken als een ander artikel van dage lijksch gebruik,. 484—5 De knaap blijft onbeweeglijk. Zal men mij morgen loslaten. Ja. Zeker? Heel zeker. Ga dan maar naar huis. ik ben niet bang meer Waarvoor zou ik bang zijn Is alles dan vergeven en vergeten Jan? Geen antwoord. Zijt gij kwaad op mij Neen. Op vader dan Dief, brandstichter, heeft men mij genoemd. Zij wordt diep bedroefd, dat goede Hanneke nu snikt en weent het meisje. Heeft de jongen dan waarachtig geen hart Kieke Rieke Hie, kraait hij uit het diepst der gevangenis, en het klinkt door heel dien akeligen hollen toren heen, als een nieuwe bedreiging tegen Sijmen. Hanneke wordt er koud van zoo koud als ijs. Nu lacht Jan als een duivel, nu sist hij als eene slang, nu fluit hij zoo gek, zoo wild och, 'tis gewis die kelder die dat alles zoo vreemd klinken doet. Maar toch, galmt het zoo aardig door de traliën heen, en tot ginds op het voetpad, dat de veldwachter, die daar juist aankomt, om den knaap een bussel stroo te brengen, plotseling stil staat, 't Is supersticie Ja dat is mogelijk, maar toch keert hij liever met zijne schoof stroo weder naar huis terug. Hanneke is ook bang geworden, en Door Dr. A. S.

Peel en Maas | 1925 | | pagina 5