JU. I MAAS"
JAN SQUARES!
Da Bondsvergadering
te Utrecht-
£'sAnqa §p§
Woonwagenschetsan.
FtóUILLBTON.
Voor allen die sukkelen
Gemengd Nieuws.
Als U Boodschappen doet
Zaterdag 7 Febri
Hondenbelasting: 1925.
Burgemeester en YVethouders van
Venray brengen ter kennis van de
houders van honden in deze gemeente,
dat zij, ingevolgde de verordening op
de hondenbelasting, verplicht zijn
hunne honden uiterlijk vóór 21 Febr.
a.s. aan te geven ten kantore van den
gemeenteontvanger, en dat de verschul
digde belasting voor hel jaar 1925,
tegelijk bij aangifte moet worden vol
daan.
Tegen de nalaligen zal proces ver
baal worden opgemaakt.
Burgemeester en Wethouders v. Venray
O. VAN DE LOO.
De Secretaris,
VAN HAAREN.
Zaterdag werd te Utrecht de alge-
meene vergadering voortgezet van den
Alg. Bond van R.K. Rijkskieskring-
organisaties in Nederland. Nadat een
H. Mis in de kathedrale kerk was op
gedragen lot intentie van den Bond,
werd omstreeks 10 uur de geschorste
vergadering heropend. In afwachting
van de komst van Mgr. Nolens, die om
11 uur ter vergadering zou komen,
werd de rondvraag aan de orde gesteld.
Hierbij vroeg Friesland, hoe het stond
met de' oprichting van een bondsbureau
en met het contact met de pers. Mr.
Heerkens Thijssen zeide toe dat de
commissie voor het Partijbureau zoo
krachtig mogelijk zal voortwerken.
Mgr. Nolens, vergezeld door eenige
Kamerleden, komt dan ter vergadering,
die toen de volgende Kamerleden in
haar midden telde Mgr. Nolens, Mevr.
Bronsveld Vitringa, Mej. A. Meyer,
baron van Wijnbergen, mr. v. Rycke-
vorsel, mr. dr. Kooien, mr. v. Schaik,
Ir. Bongaerts, Ir. Fruytier, mr. J. B.
Bomans, Dr. L. N. Deckers, J. Ament,
G. Bulten, A. Engels, A. N. Fleskens,
Henri Hermans, C. Knigge, G. J. Kui
per, A. B'. Michielsen, J. v. Rijzewijk,
J. G. Suring, A. G. A. v. Vuuren en J
J. Wintermans.
In behandeling kwam het Concept-
program van Actie met de daarop in
gediende amendementen. Mgr. Nolens
voerde hierover het eerst het woord,
waarna Prof. v. d. Heyden het (zijn)
»Nijmeegsche voorstel" verdedigde. Na
uitvoerige discussies werd de motie-
Gelderland verworpen met 49 tegen 16
stemmen.
De verdere behandeling der zeer tal
rijke, doch ten deele onderling over
eenstemmende amendementen, had tot
resultaat, dat de volgende amendemen
ten door Mgr Nolens en het bestuur
berden overgenomen en dus in het
program zullen worden opgenomen
le. inzake de handhaving der Chris
telijke beginselen in de huwelijkswet
geving inlassching van de woorden
»en doorvoering" achter het woord
handhaving
2e. inzake handhaving der gelijk
stelling van openbaar en bijzonder
onderwijs inlassching van de woorden
«en zoo mogelijk doorvoering" achter
het woord handhaving.
3e. vermindering van successie
belasting bij vererving in de rechte
lijn en in de eerste graden van bloed
verwantschap.
4e. Invoering van verteringsbelas
tingen op middelen van gemak en
weelde.
5e. Herziening van het Bezoldigings
besluit voorzoover daarin onbillijkheden
of onjuistheden voorkomen.
ii 1925 No. 6
6e. Doorvoering der Arbeidswet 1919,
naar mate de economische toestand dit
mogelijk maakt.
7e. inzake art 123 van het Re-
geeringsreglement voor Nederlandsch
Indië een voorstel van Schaik luidende:
Wegneming van de belemmering der
godsdienstvrijheid neergelegd in art.
123 van het Reg. Regl. voor Ned. Indië.
Aangenomen werd voorts, ofschoon
Mgr. Nolens eenige bezwaren had het
voorstel Haarlem
8e. Geleidelijke afschaffing van in
directe belastingen op eerste levensbe-;
hoeften, benevens een motie A'dam om
een onderzoek in te stellen naar het
bereid zijn van Katholieke partijen of
groepen in andere landen, teneinde
internationale samenwerking der Ka
tholieken te bevorderen in den geest
van Paus Benedictus XV.
Uit de beraadslaging over deze pun
ten verdient vermelding, dat Mgr.
Nolens, bij de bestrijding van het voor-
stel-Haarlem om een bezoldigingsbesluit
in te voeren, dat «wederom" een mensch-
waardig bestaan toekent, verklaarde
niet meer voor een Kamerzetel in
aanmerking te zouden willen komen
indien werd te kennen gegeven, dat hij
had medegewerkt aan een besluit, waar
door menschen van een menschwaardig
beslaan werden beroofd.
Deze mededeeling sloeg zoodanig in,
dal niemand nog iets zeide. Of men
ook verbijsterd was
Tenslotte werd besloten aan het slot
van het program een voorstel-Limburg
op te nemen, luidende als volgt:
Meerdere overheidszorg voor het be
houd van de schoonheid van stad en
land.
De geheele behandeling van het
program is vruchtbaar geweest en de
R.K. Staatspartij kan met voldoening
op den 30en en 31sten Januari 1925
terugzien.
HOE5T bonbdns YSês?
390—6
Jac. Schreurs, M.S.C.. directeur van
het woonwagen liefdewerk, te Sittard,
schrijft in «Nieuw Nederland" o.m.
Hij had gehoopt voor Kerstmis in 't
kamp te zijn met zijn zieke vrouw en
zijn wagen vol erbarmelijke kinderen,
de vrouw kon 't schokken niet meer
verdragen en op Kerstavond voer hij
vast in de sneeuw bij een ellendig
heidorp. De wind blies vinnig koud
hij wierp een deken over het hitje
binnen, waar geen vuur en geen eten
meer was, hoorde hij de kinderen
lamenteeren. Slechte zaken de zuur
verdiende centjes waren ingeteerd vijf
en twintig koperen centen nog telde
Coenraad op zijn platte hand... een
zieke vrouw en zeven kinderen. Er
kropte iets in zijn keel. Hij kroop het
wagentje in het kraakte onder zijn
voeten en wankeldeéén oogenblik
wankelde hij. Hij zat één oogenblik:
de vrouw kermde, de kinderen... Toen
stond hij op en ging, zooals hij geko
men wasGod wees mij genadigden
stillen kerstnacht in. Vrede aan de
menschen van goeden wilmompelde
hijhij nam een zak en sneed een
knuppel uit het eikengewas; de vrede
of de knuppel, één van beiden, dreigde
Coenraad en liep naar het dorp. Langs
den weg lichtte een klein vensterhij
12.
't Is akelig akelig om het ge
schreeuw en gehuil. Daar loopt Iianne
ke ook buiten, en d6 kreet van het
kind is zoo scherp, dat hij eensklaps
den jongen doet opvliegen.
Jan ontwaakt plotseling uit zijnen
droom, springt over het rivierke, rent
door de weiden en recht op Ter Kooien
aan
Wat knetteren, dommelen en bulde
ren de vlammen I
Hoort ge de koeien bulken, den stier
brullen, de paarden slaan en tus-
schen al dat gedruisch, alsof de wereld
vergaan zou, klinkt verre over bosch
en vlakte de brandklok bom bam
bom, bom. Och, 't was zoo akelig 1
Knechts en meiden vliegen het huis
en de stalling in en uit, men redt de
meubels, het vee. Ook Jan springt de
deur moedig in en zeult wat hem onder
de hand valt naar buiten.
Terug! weer naar binnen, weer naar
builen. Hier op de kelderkamer is nog
veel te redden^ maar 't brandt, 't gloeit
erDe knaap is reeds op den trap
boven zijn hoofd is maar één vuur,
het regent gloeiend geworden graan
rondom hem.
't Zijn boosaardige wespen, die von
ken Toch heeft hij een kofferke ge
grepen, alvorens den trap af te sprin
gen. Hij schudt de vonken van zijn
wammes en uit zijne haren.
Lucht, lucht 't is er heet als in eenen
bakkersoven 1 Goddank, nu is hij buiten
en daar springt Sijmen toe, grijpt
hem bij de keel en buldert
Brandstichter, dief
Want Sijmen denkt, dat de schaar-
slijpersjongen eindelijk zijne bedreiging
van op den marktdag, ten uitvoer heeft
gebracht en dat hij dat kofferke
daarin zit voor veel waarde wilde
stelen.
De brandstichter, hier is de brand
stichter 1 De knaap worstelt tegen, doch
in een omzien heeft de stalknecht hem
gebonden, en een poos later voert de
veldwachter den boozen Jan weg.
Stevig houdt men den jongen vast,
want anders zal hij hen stellig ont
springen.
't Doet hem zeer langs den, Hooiberg
geleid te worden en vrouw Nellis te
zien buiten komen.
Ik heb toch niets gedaan mompelt
de knaap en vlak ziet hij haar in de
oogen, en voor de eerste maal merkt
zij op, dat zijn oog door een traan be
vochtigd wordt.
Brandstichter, dief! roepen de
dorpsjongens en werpen den geboeiden
schareslijperszoon, den schrik van 't
dorp, met aardkluiten, en nu krast het
zware slot der deur van het hok onder
de deur, en als de .knaap, die nooit
voor iets had gebeefd noch voor den
hollenden hengst, het lokkende dwaal
licht, den bloedgierigen wolf in die
zocht de deur en klopte. Binnen wer
den de stemmen stil, geen geluid.
Coenraad wachtte een wijl. Toen klopte
hij weer, harder, dreigend. Een groote
sterke boer deed open. Coenraad stond
in een warme keuken, schaars verlicht
vol donkere menschen. Ik breng u
lieden den kerstvrede, "zei Coenraad en
vraag u ter liefde Gods eten voor een
zieke vrouw en zeven hongerige kinde
ren. De boer bromdeheel 't vertrek
was vol gemompelze "gaven zoo laat
niet aan landloopers. Coenraad duizel
de geef dan voor deze vijf en twintig
centen brood De deur ging bijna
voor hem dicht hij slak er zijn
knuppel tusschen, een groote karhond
stond achter hem te bassen. Traagjes
sneed een vrouw het zwarte brood, de
boer gaf het hem en toen hij zijn hand
op hield voor de centen, toonde Coen
raad hem zijn knuppel en gingde
hond deed hem uitgeleide. Zoo toog
Coenraad van deur tot deur, en vro^g
hier brood, daar weer brandstof en
melk, en waar ze zijn vrede niet aan
vaardden, toonde hij zijn knuppel.
Driemaal, zwaar beladen, was Coenraad
weergekeerd naar den wagentoen
legde hij een vuurtje in het kleine
fornuisje, de kinderen zagen gelukkig
en begeerig naar vuur en spijs en
bevend vertelde hem de moeder, dat
een kindje ter wereld komen zou. In
't slaaphokje onder Moeders ziekbed
begonnen de kinderen een kerstliedeke
te zingen. Coenraad wikkelde de twee
kleinsten, Willy en Sjefke, in lompen
en dekenIjes, pakte ze op zijn armen
en verdween er mee in den nacht.
Bij het zusterhuis belde hij aan en
met een ik breng u den Kerstvrede,
legde hij de twee kleinen in de armen
der portierster en ovèrste, die schreiden
van nieuw geluk.
Alle gangen werden licht, er hing
een warme geur van wierook voor de
nachtmis, een klokje luidde helderde
tranen biggelden Coenraad zoo maar
uit de oogen. Hij praatte wat, hij snikte,
hij wist zelf niet wat hij zeide dan
liep hij weer heen, twee wijkverpleeg
sters volgden hem naar den wagen.
Twee Engelen licht en goed en de
stilte was vol hoog gejubel.
En om middernacht, toen alles in
rust was eh geen hond meer baste op
eenig erf, is Coenraads achtste kind
geboren.
Emmanuel, een lustige teerdere jon
gen, die, terwijl vader me deze historie
verhaalde, aldoor paardje reed op mijn
knie.
Melkbehamfelirg op de boerderij.
Voordat de zuivelfabrieken bekend
waren, werd de melk op de boerderij
zelf tot boter verwerkt. Toen zag men
den roompot achter de kacöel staan
om te zuren, en werd de room gekarnd
in de draai- of stootkarn en de boter
in de teil gekneed, en gezouten, waarna
ze in de stad op de markt of bij parti
culieren werd te gelde gemaakt. En
als de boter eens een Mark per pond
haalde, was men uiterst tevreden. En
's avonds kwam geregeld bij den boer
de karnemelk op tafel, want de boer
had niet gegeten, als hij niet om den
anderen avond aardappelen met karne
melk en karnemelk met aardappelen
kreeg.
Hoe zijn de tijden in de laatste 25
jaren veranderd. Overal verrezen zuivel
fabrieken, aanvankelijk met handkractit
nu algemeen met stoom gedreven, waar
iederen dag de melk der veehouders
tot boter wordt verwerkt.
Dat gaf een heele verlichting op de
boerderij, Toch eischt de melk, voordat
ze naar de fabriek vervoerd wordt, een
zindelijke behandeling. Want evenmin
als men van een goed bemesten en
bewerkten akker een goeden oogst
verwachten kan, als het zaaizaad niet
deugt, evenmin kan de centrifuge eerste
kwaliteit boter leveren, als de behande
ling op de boerderij niet in orde is.
duisternis staart, siddert hij een oogen
blik- en mompeltik heb niets ge
daan
Maar de veldwachter stoot zijn prooi
binnen en nog lang nadat hij ver
trokken is, roepen buiten de jongens
diefbrandstichter
Rondom den toren is het akelig stil.
Helder blikt de maan op het kerkhof
en teekent wonderlijke schaduwen op
de graven wier opperkleedsel soms
trilt, als schudden zich de dooden in
hun leger. Ook valt er een lange straal
door de zware met spinneweb door
weven traliën van het gevangenhok.
De jongen leunt met het hoofd tegen
den kantmuur der opening, en staart
het vrije veld in en hoort naar het
trage lik tak der klok boven hem,
en als de slag van het uur den ouden
toren dreunen doet, schijnen er duizen-
de wezens rondom en boven hem te
fladderen, te spotlachen en te zuchten
en al dat ongekende doet hem het
hart bonzen.
De nachtelijke stemmen in het bosch
aan de rivier, in de heide, aan de
hoeve kende hij, maar die geluiden,
welke hij nu hoort zijn hem vreemd.
Zie, Jan, daar rijst eene gestalte in
het schijnsel dei maan op, zij nadert
de traliën.
't Is Hanneke en als hij haar
daar in 't volle licht ziet staan, is zij
schier zoo schoon als het beeld der
Moeder Gods, in haar met goud bestikt
kleed. Nu sluipt de gestalte nader, zet
zich voor de traliën op de knieën en
fluistert zacht:
Jan
Melk bevat alle noodzakelijke voe-
dingsbestanddeelen in gemakkelijk op
neembaren vorm Daarom neemt ze
uit de omgeving ook zoo spoedig ver
keerde eigenschappen over, en het is
dus zaak, bij de melkbehandeling op
de boerderij de grootst mogelijke zin
delijkheid te betrachten.
Een noodzakelijke vereischte is dus
een zindelijke, luchtige stal en zinde
lijke dieren. In dit opzicht is dus de
verandering der potstallen, waar de
mest langen tijd in den stal verbleef
en zich ophoopte, door geplaveide stal
len en groepstallen een groote voor-
uitgang.
Bij het melken dient men te zorgen
voor zuiver melkgereedschap en zinde
lijke handen en kleeren. De handen
dienen tevoren flink met zeep gewas-
schen te worden en de nagels gereinigd,
en zeer aan te bevelen is het gebruik
van aparte klompen en een lange
blauwe boezelaar. Meer en meer komt
in gebruik de eenpootige melkstoel met
handvat, die bij het verplaatsen der
koe eenige beweging toelaat en gemak
kelijk kan opgenomen worden.
Met een schoonen doek wordt de
uier met omgeving met zuiver water
gewasschen en afgedroogd. Dan kan
het melken beginnen. De eerste stralen
worden in een apart potje gemolken.
De eerste stralen toch bevatten bijna
geen vet, maar wel veel bacteriën, die
door het tepelkanaal in den uier zijn
gedrongen. Bij het onderzoek .van
monsters melk, achtereenvolgens bij
het melken genomen, bleek dat de
eerste stralen een velgehalte hadden
van nog geen half percent, de laatste
stralen van ruim 10 pet. «De laatste
drop is de boterknop," zegt het spreek
woord De uier moet dus goed leegge-
molken worden. Slecht leegmelken
heeft ook nog dit nadeel, dat de melk-
gift er spoedig door vermindert. Een
koe toch, die men wil droogzetten,
melkt men ook maar half leeg.
Een goed melker trekt niet aan de
tepels, maar drukt ze. Veel melkers
houden den duim te hoog. Deze moet
geplaatst worden tegenover den wijs
vinger, niet erboven. Men melke regel
matig, in niet te vlug tempo, zoodat
de melk met een flinke laag schuim
bedekt wordt.
Gemakkelijk te begrijpen is het, dat
men kort voor het melken geen stal-
strooisel moet aanbrengen of de dieren
moet poetsen. Daardoor brengt men
heel wat stof en bacteriën in de lucht,
die de melk verontreinigen.
Na het melken komt de melk direct
van den stal. De stal is een heele
slechte bewaarplaats voor de melk.
Men laat den emmer even uitluchten
of men schudt de melk van den eenen
emmer in den anderen over. En daarna
schudt men ze door een teems in de
kan. In de teems stroomt de melk eerst
door kopergaas of een groven linnen
doek Daarop blijven de groote onrein
heden liggen. Dan sijpelt ze door een
flanellen of watten doekje, waarop de
kleine resten achterblijven.
De beste kannen zijn die zonder
naad, in de naden blijven soms melk-
resten over, die verzuren en de versche
melk spoedig doen bederven. De kan
nen worden goed schoongemaakt met
heet sodawater en nagespoeld met
zuiver, koud water, waarna men ze op
een zindelijke plaats laat uitdruppen
Is de melk in de kan, dan komt deze
in koud water om af te koelen. Hoe
sterker ze afkoelt, hoe beter. Dan wordt
de ontwikkeling van schadelijke
bacteriën sterk vertraagd. Op vele
boerderijen heeft men aparte water
bakken, om de melk af te koelen. Wie
dan nog aan den bovenkant door een
opening het warme water kan laten
afvloeien en door een buis aan den
onderkant koud water kan aanvoeren,
heeft zeker een idealen melkafkoeler.
Door het afstaan der warmte toch
wordt het water warm. En warm water
komt boven, daar het lichter is. Waar
het warme water niet kan afvloeien,
Zijt gij het Hanneke?
Ja, ik kom van ter Kooijen.
Ik heb ulie huis niet in brand
gestoken
Ik weet het wel. Och, ons vader
heeft spijt dat men u in den kelder
heeft, hij weet nu maar al te wel, dat
de brand bij ongeluk ontstaan is.
Waarom laat men mij dan niet
los
Morgen, zegt de veldwachter.
Morgen
Hebt gij geen honger Jan?
Neen.
Geen dorst
Neen Men moet mij loslaten.
Och, gij zult gansch den nacht
moeten hierblijven. Zijt gij bang? Nu
dan zal ik hier voor de traliën blijven
zitten. Gij zijt toch niet kwaad meer
op vader, niet waar?
De knaap spreekt geen woord.
Dief, brandstichter heeft men ge
roepen dat kan ik niet verkroppen
mort de jongen, en zijne handen om
de traliën geklemd, wil hij de dikke
staven schudden. Waarom is iedereen
tegen mij Wat heb ik misdaan
Och, gij zijt ook zoo'n aardigen
jongen, gij wilt niet werken gelijk de
andere jongens van 't dorp, gij hebt
ons vader zoo lang geplaagd
Waarom heeft hij mij geslagen
De koelte doet de blaeren der linde-
boomen klateren en het gras op de
graven rillen.
Wal is het hier naar op het
kerkhof! zegt het meisje. Zie, hier
recht tegenover ons ligt ons moeder
begraven.
dient men na een minuut of tien het
weer door koud te vervangen, anders
blijtt de temperatuur nog langen tijd
tot boven 20° C., en dat is veel te
hoog.
Nu worden de kannen afgedekt met
een zuiver doekje, of het deksel komt
er schuin op, om le verhinderen dat
verkeerde dingen in de kannen komen.
Vooral waar kinderen in de buurt
spelen, kunnen soms op geheimzinnige
wijze allerlei voorwerpen verdwijnen.
De directeur eener zuivelfabriek zou u
daar eigenaardige staaltjes van kunnen
vertellen. Ook zal hij u erop wijzen,
dat de kannen niet alleen van binnen,
maar ook van buiten en vooral van
onder eens terdege moeten nagezien
worden.
Als op deze manier de melk verzorgd
is, heeft de boer «Seine Schuldigkeit
getan," en kan hij ze met een gerust
geweten aan de zuivelfabriek toever
trouwen.
H. D.
met moeilijken en on regel matigen stoel
gang zijn Mynliardt's Laxeertabletten
onmisbaar. Zij werken vlug en radicaal
en veroorzaken niet de minste kramp.
Doos 60 ct. Bij apoth. en drogisten. 7
Als liet werken óók eens sport werd.
Vraag aan een Brusselschen straat
jongen hoeveel geboden Gods er zijn
Hij zal mis antwoorden. Hoeveel ge
boden der heilige Kerk Hij weet niet
meer waarover gij spreekt.
Met vragen over de geschiedenis zult
gij niet veel meer succes hebben.
Vraag hem echter u tien merken van
velos en twintig merken van auto's op
te noemen, zij rollen er uit gelijk een
vloeksken.
Stel hem op het gebied der sport al
de vragen die gij wiltde antwoorden
vallen raak.
Vraag hem welk het wereldrecord is
van het loopen, het zwemmen, het
rijden, het vliegen de cijfers ronken
er uit zonder eenige hapering,
De sport heeft immers alles over
weldigd. Vandaar dat men van alles
sport is gaan maken. Als in Engeland
en in de kinema twee kerels
handgemeen worden, worden de andere
seffens het publiek zij gaan er nieuws
gierig en onpartijdig rond staan, en
zoo de ruzie een paar minuten duurt,
zijn de weddingen aan den gang.
Niet alleen de buitengewone, maar
ook de gewone zaken worden door de
sport ingepalmd. Ook gaan we ras naar
het tijdstip waarop zelfs de arbeid als
sport zal worden beschouwd.
Ei, Wat een omwenteling zou dat
kunnen teweegbrengenDe arbeid....
geen «arbeid" meer maar «spel" de
syndikaten «sportvereenigingen"het
arbeidspak veranderd in een sportcos-
tuum Welk een droom
Maar we zijn nog zoo ver niet. Toch
wordt reeds sommige arbeid met sport
gelijk gesteld, worden arbeids-recorden
vastgesteld enz. Dezer dagen meldde de
pers dat in Engeland een metser het
wereldrecord van... het metsen had
geklopt, door 879 steen en te vermetse-
len in een uur. Tot hiertoe was het
record 809 steenen.
Flink zoo. Dat is ten minste een
record dat verdiende vermeld te worden.
En zoo geschiedt een gelukkige
ommekeer. Al te vaak heeft de sport
de menschen van den arbeid afgetrok
ken. Als zij ze nu met recorden en
prijskampen terug naar den arbeid kon
voeren, dan waren.... all right
vergeet daiü vooral niet dat PUROL
evenmin thuismag ontbreken als een ander
artikel van dage lijksch gebruik,.
484—5
De knaap blijft onbeweeglijk.
Zal men mij morgen loslaten.
Ja.
Zeker?
Heel zeker.
Ga dan maar naar huis. ik ben
niet bang meer Waarvoor zou ik bang
zijn
Is alles dan vergeven en vergeten
Jan?
Geen antwoord.
Zijt gij kwaad op mij
Neen.
Op vader dan
Dief, brandstichter, heeft men mij
genoemd.
Zij wordt diep bedroefd, dat goede
Hanneke nu snikt en weent het meisje.
Heeft de jongen dan waarachtig geen
hart Kieke Rieke Hie, kraait hij uit
het diepst der gevangenis, en het
klinkt door heel dien akeligen hollen
toren heen, als een nieuwe bedreiging
tegen Sijmen.
Hanneke wordt er koud van zoo
koud als ijs. Nu lacht Jan als een
duivel, nu sist hij als eene slang, nu
fluit hij zoo gek, zoo wild och, 'tis
gewis die kelder die dat alles zoo
vreemd klinken doet.
Maar toch, galmt het zoo aardig
door de traliën heen, en tot ginds op
het voetpad, dat de veldwachter, die
daar juist aankomt, om den knaap een
bussel stroo te brengen, plotseling stil
staat, 't Is supersticie
Ja dat is mogelijk, maar toch keert
hij liever met zijne schoof stroo weder
naar huis terug.
Hanneke is ook bang geworden, en
Door Dr. A. S.