Tweede blad. Weekblad voor VENRAY, HORST en Omstreken. Een Kolenmijn. Het gouden Bidsnoer. F" FUT LLETON Dat nu juist niet, maar 't lijkt wel zoo,niet waar? 't Recept is echter eenvou dig genoeg en ik maak er geen geheim vanBehandel je „bruintjes" geregeld met bruine of donkerbruine Erdal en na korten tijd heb je ook bruine lakschoenen. De Wereldbrand. Zaterdag 12 Juli 1924 48e Jaargang No 28 ABONNEMENTSPRIJS PER KWARTAAL voor VENRAY 65 c. franco per post 75 c. voor het buitenland (bij vooruitbetaling) f 1>30 afzonderl. nummers 5 c. L EN MAAS Uitgave van FIRMA VAN DEN MUNCKHOF, VENRAY Telefoon 51. PRIJS DER ADVERTENTIEN 1—8 regels 60 ct elke regel meer 71/« ct Advertentiën bij abonne ment groote reductie. Door GERARD LEMMENS. (Vervolg). Stappen we nu op een der verdie pingen uit. Alles is hier electrisch verlichtbij u hebt ge een mijnlamp, die straks zal moeten lichten waar ge op den zeer ongelijken vloer" moet loopen en die u zal licht geven om rond te zien in de gangen, waar de electrische lichtleiding niet is. Het lichtje der lamp schijnt u poover toe, maar het zal u meevallen Vanuit deze ondergrondsche »hal'te" der schacht zijn, zooals reeds terloops in mijn eerste schets aangehaald, in horizontale richting steengangen aan geboord, die meest in eenigszins rechtere oriënteering-uitbouw dwars door de lagen zoowel van steenkool als van gesteente zijn gedreven. Dit zijn de hoofdgangen. Men drijft ze dus van de schacht uit in het geberg te, waarin de steenkool moet voorko men, en daarom steenkoolgebergte genoemd. Men noemt dit (behalve nog andere werkzaamheden stollen en schachten) toerustingswerkzaamheden den mijn werkers wordt door deze toerustings werkzaamheden op onderscheidene plaatsen toegang verschaft tot een of meer steenkolenlagen. Deze werk zaamheden noemt men ook het open leggen der steenkolenlagen. Zoo dus gaan we van de horizontale hoofdgangen de dwarsgangen af, recht, schuin, hellend, naar gelang hoe de kolenlaag er zit. Men moet namelijk niet denken dat de kolenlaag steeds in rechte of horizontale ligging voor komt, neende kolenlaag ligt er, eenmaal overstelpt door eruptie, grondgang enz., en welft op en af over het vroegere aardvlak, verliest zich soms door een breuk, gaat elders weer bijna loodrecht op of af. Hier over straks meer. Zoo ontstaat er allengs een warnet van gangen, een krioeling van gï rijen, kris en kras uitgaand en verloo pend, en dat zich steeds verder van de (hoofd)schacht verwijdert. En in die §angen, zijgangen en galerijen arbeiden e mijnwerkers, soms half naakt, met tientallen, met honderdtallen. Vergelijkt men de gangen, zijgangen en galerijen met straten, stegen en sloppen, dan is de mijn, een behoor lijke mijn althans, als een kleine stad onder in den grond. Zoo b.v. is de in aanbouw zijnde mijn Maurits gerekend op pl. m. 6000 en meer arbeiders onder, elke ploeg dus 'n 2000. Er ligt ook niet ééne kolenlaag in een mijn. Op onderscheidene lagere niveaux treft men weer andere aan, die soms tegelijk en anders op hun beurt worden aangeboord en verwerkt Zoo werkt men b.v. op de Oranje Nassau II te Schaesberg op 6 verdie pingen. De hoofdgangen zijn ferm gestut, ook de zijgangen en galerijen, anders zouden door den druk van boven (door de geweldige zwaarte der aarde) de gangen ingedrukt worden. Het stutten geschiedt in hoofdzaak door houtbe timmering, verder ijzerbetimmering, metselwerk en betonneering; de zij gangen en galerijen zijn, behoudens een enkele uitzondering, gestut door houtbetimmering, d. i. door het mijn- hout, wat wel eens hebben zien inladen op de Noord-Limburgsche stations. Een categorie mijnwerkers, de stutters, is speciaal hiermee belast. Bij de schachtput hebben we even eens de paardenstallende paarden dienen hier voor het ondergrondsch materialenaanvoer en kolen- of steenen- afvoer door de hoofdgangen. Allengs hebben de kleinere benzine-locomo- tieven en luchtdruk locomotieven een massa paardenarbeid vervangen. Zoo'n locomotief trekt heel wat kolenwagen- tjes meeen het doet u waarlijk vreemd aan, als ge, zoo diep onder de aardoppervlakte, zoo'n kolentrein langs u ziet heenrollen. Ook zijn er geweldige pompwerk- tuigen, die het mijnwater (grondwater) naar boven werken. ^Eertijds, toen de stoomwerktuigen en de electrische kracht van thans nog niet bekend waren, was een mijn niet zoo uitge breid als thans, omdat men met de primitieve krachten niet de geweldige watermassa's uit een flink onder grondsch mijnbedrijf naar boven kon halen. Want de pompen van thans leggen de diepere kolen lagen droog, welke anders nooit hadden kunnen ontgonnen worden. Nu komen we tot de kolendelving. »Delven" is niet het juiste woord. Immers, onder delven verstaan wij en zegt het verklarend woordenboek u graven, om- of uitspitten. Beter kan men zeggen de kolenwinning. De kolen zitten gesloten of geperst tusschen twee steenlagen (van leisteen enz.) of op enkele plaatsen van zeer verharde zand- of steengruislagen. De steenlaag op de kolen noemt men het dak, de steenlaag onder de kolen de vloer Daarlusschen moeten de kolen uitgehaald worden. Dit wordt gedaan door de houwers, terwijl de sleepers voor den afvoer der kolen zorgen. De manier der kolenwinning is uit de grootte, de dikte en den aard der voor komende kolenlaag nogal verschillend. Men onderscheidt de werkzaamheden met schop en houweel, met spring- of ontploffingsmiddelen, met wiggen, met hamer en heiteldit zijn de wirinings- werktuigen met de hand. De machi nale werkzaamheden geschieden door middel van een boormachine of door de kolenzaagmachine. De losgehakte, geschotene, losgeboorde of uitgezaagde kolenval wordt dan door de sleepers in de kolenwagentjes geschept en weg gereden of weggevoerd door middel van haspels of lieren. In hellende vlakken staan vaak roetsen, d. i. schudgoten of glijbanen; de kolen worden er opgeschept, (soms vallen de kolen reeds direct bij het loskomen in de roetsen) en aldus glijden ze omlaag, of worden door loopende rollen vervoerd, ja zelfs nog 22. Och, kerel, houd je mond toch met je kinderachtige vertelseltjes denk je dan, dat een verstandig man er een oogenblik geloot aan slaat? sprak de pokdalige Pulman, die in zijne soort zich een wetenschappelijk man ver beeldde te zijn. Ja, je moet me nou niet kwalijk nemen, maar wat Krelis ondervonden heit, kan je hem toch niet tegenspre ken, riep Peter Kalp, de hoefsmid. Nu, en wat heeft hij dan onder vonden vroeg de andere weer, dat ze hem op een avond in zijn nek gepakt en eens goed door elkander geschud hebben, dat is alles. Nu, dat is dunkt me genoeg, sprak Peter. Ja, maar daar komt nog bij door wien, hernam de boer, rillende. Hoor eens, wil ik je wat zeggen Krelis, al die spookhistorie's worden door lieden met zwakke hersens en eene ziekelijke overspannen verbeel ding in de wereld geschopt. Ik wil wel gelooven, sprak de wetenschappelijke wagenmaker, dat men je in de nabij heid van Doeblenburg in je nek heeft gepakt, maar zoo zeker als dat glaasje voor me staat, dat hebben de handen van een levende gedaan. Die dood is, vriend, die blijft dood en komt op deze wereld nooit weerom: stel je daar ge rust mee. Ik weet 3't toch niet, of ik je dat maar zoo gaaf moet toegeven, Dirk, zei de hoefsmid, op die veelbeteekenen- de manier zijn hoofd schuddende, wel ke zooveel zeggen wil als ik weet ook van zulke zaken meer dan ik wel zeggen kan. Ik had deze woordenwisseling zwij gend aangehoord, die, het voorval wat met mij dien avond had plaats gevon den, er mee in verband gebracht, mijn belangstelling en nieuwsgierigheid der mate opwekte, dat ik gaarne iets meer van de zaak wilde weten. Daarom zei ik tot den boer, wiens kluchtige angst mij niet weinig vermaakte Maar Blaauw, je schijnt van die zaak meer te weten; wees jij dan nu eens de verteller, dan kan Jasper wat rusten. Meneer moet me niet kwalijk nemen, sprak de boer, maar ik spreek over die dingen liever niet. Ik weet ook niet waarvoor het noodig is. Och, om kort te gaan, mijnheer ik zal 't u maar zeggen, sprak Jasper, met een ondeugenden glimlach, die opnieuw van zijn ongeloof aan het verschijnen van geesten getuigde. Men zegt, dat het vele nachten in het jaar, en bijzonder in den oudejaarsnacht om Doeblenburg spookt; en dat spook zou niemand anders zijn dan jonker Richard, die vanwege zijn slecht leven, geen rust in zijn graf kan vinden en nu de lieden, wien hij bij zijn leven tot last was, na zijn dood nog niet ongemoeid kon laten. hier en daar opgetrokken, naar de plaats waar voor het verdere vervoer wordt gezorgd, waar meestal de ben zinelocomotieven of de paarden de volle wagentjes komen halen, meteen de ledige terugbrengend. Op de plaatsen, waar de kolen wor den gewonnen, en in de zijgangen, is geen electrische lichtleiding. Men is er uitsluitend aangewezen op het licht der meegebrachte mijnlampen. Het is sprookjesachtig als ge, in een der gan gen, loopend of kruipend, van verre die lichtjes ziet dansen en wiegen. Het is alsof ge de Arabische sprookjes leest van «Duizend en Eén Nacht." De kolenlagen zijn van verschillende dikten. Men treft dunne, heelemaal ontginbare lagen aan, maar ook van 2 Meter, ja wel eens gedeelten van 3 Meterlagen van 1 M. tol 1.50 M. komen vaak voor. Zooals -ik reeds vertelde, liggen de kolenlagen zelden recht of horizontaal. Er zijn krachten geweest, die storing hebben gebracht in de oorspronkelijke waarschijnlijk min of meer horizontale ligging der kolenlagen dier gebergten, en die ze hebben gebracht in hellende vlakten, ze hebben doen inzinken, ze hebben gebogen enz. Zulk een buigen en werking kunt ge vergelijken met een blad papier, als ge dit omhoog laat bollen of zakken, door aan beide einden te schuiven. Ge hebt dan ook hellingen, inzin kingen, verhoogingen. Een helling pleegt men vaak te noemen berg, een inzinking kom, een verhooging zadel. Er komen ook verschuivingen voor, waarbij de lagen en daarmee dus ook de kolen over afstanden dubbel liggen. De kolendelving, alias kolen winning hangt natuurlijk in snelheid en in hoeveelheid veel af van den aard en de ligging der lagen. Behalve deze vrij geregeld voorkomende horizontale onregelmatigheden, bestaat er nog een andere, als plots de kolenlaag zich verliest, ontstaan door een gebergte scheuring. Er is dan een storing of een breuk, ook zegt men een verwor- ping der kolenlaag. Uit de helling richting of de verhouding der laag, ofwel door een onderzoek van het steengebergte (men moet dan een eind »door" drijven) maakt men op, waar de verworpene of verbrokene kolenlaag te vinden is, naar boven of naar be neden. Vermeldenswaard is tevens, dat men beweert dat de breuk »Feldbiss", voor komend tusschen Eijgelshoven en Rimburg richting Sittard en Duitsch- land, nog niet ten volle tot stilstand is gekomen. In hoeverre dit waar is, kan ik niet met zekerheid zeggen wel heb ik eens gehoord van Nieuwen- hagener inwoners (vlak daar in de buurt), dat men aldaar voor een heelen tijd geleden een kleine aardtrilling, aardschok dus, hebben waargenomen, 't Komt in elk geval van de vulka nische werking die diep onder de aardkorst zit. Mijngas en gasontploffingen dus, komt tot nog toe in de Limburgsche mijnen niet in gevaarlijke mate voor. We zullen nu maar weer schacht- waarts gaan, en na nu gezien te hebben, hoe de kolenlagen diep in de En is hij dan door verschillende menschen gezien vroeg ik, den ont stelden landman aanziende, die te bib beren zat of hij de koorts had. Dat zou ik denken, sprak Krelis, altijd bevend, ik ben de eenige niet, die hem ontmoet heb. Ja, Betje Kilder van het blauwe erf, die uit schoonmaken gaat, heeft hem ook gezien, zooals jij zegt, nietr waar Krelis vroeg de hoefsmid. Betje Kilder en zoovele anderen, antwoordde de boer, wiens tong nu, eenmaal in beweging gebracht, begon door te slaan. Kees Mangel, Piet Baar- ding en nog zooveel anderen hebben hem gezien, maar allemaal in een andere gedaante. In eene andere gedaante vroeg ik, hoe bedoelt gij dat? Hij meent in eene andere klee ding, mijnheer, sprak de hoefsmid. Het duurt soms langen tijd, ver volgde de spraakzamer geworden boer dat de geest niet wordt gezien, maar op oudejaarsavond sluipt hij altijd om het kasteel en al bood je me al de schatten van de wereld, ging ik er op dit oogenblik. al was het ook in jullie gezelschap niet heen. Dat wil ik wel gelooven, Krelis, zei ik, half spottend en met een glim lach. Toch kwam de gebeurtenis van den vooravond mij weer in de gedach ten en ik vond het op zijn minst op merkelijk en zonderling. Ongelukkig is het huis in ons dorp waarvoor hij zich vertoond, want daar gebeurt altijd een ongeluk; dat heeft nog nooit gemist, ging de boer aarde zitten en er gewonnen worden, zien, hoe de kolen aan het daglicht verder geprepareerd en geexpedieerd worden. (Slot volgt). Herinnert u zich den. moord op Alexander Obrenowitsj, koning van Servië, en diens gemalin Draga, de ex-hofdame Draga Masjin Het was den Hen Juni 1903 dat er voorgoed een gewelddadig einde gemaakt aan het Servische huis Obrenowiisj, en dat voor de Karadjorgewitschen de gele genheid geopend werd weer tot den troon te geraken. Ontevreden officie ren, gesteund door nog ontevredener burgers, hebben die moord beraamd en volvoerd. Eén hunner voornaamste leiders was een zekere Dragoetin Di- mitrijewitsj. f Eigenaardig, en pas sinds kort aan het licht gekomen, is het, dat deze Dragoetin Dimitrijewitsch, een der uitroeiers der Servische Obrenowitsjen, een voorname rol heeft gespeeld bij de geheime voorbereidingen ter uit roeiing der Habsburgers te Serajewo in Juni 1914. In Juni 1903 was het een »binnenlandsche moord" geweest van Serviërs op Serviërs...., in Juni 1914 zou het een «buitenlandsche moord worden van Serviërs op vreem de heerschers in geannexeerd land. (De historische meest-juiste onthullin gen worden verschaft door Dragija Vasitsj, Miroslav Krleza en Jewitsj, allen Yoego-Slaven zij maken wegwijs in de koningsmoorden van 1903, 1914 en 1917 te Belgrado, Serajewo en Saloniki, alsmede in de tallooze andere Balkansche vraagstukken, welke den wereldoorlog voorafgingen, of den gloed er van verergerden.) weer voort. Komt hij je tegen of staat hij voor je woning in 't rood, dan komt er brand. Is hij in 't zwart, dan sterft er iemand bij je aan huis. Tref je hem in 't blauw, dan wordt je oogst door hagelslag vernield, je krijgt ruzie in je huisgezin, of je wordt bestolen. Dat alles is geen malligheid, sprak ik tot Krelis met een geloovig gezicht. Neen, dat zeg ik ook, meneer, en ik kan me er zoo kwaad maken, her nam Krelis, die meer en meer ver trouwen in mij begon te stellen, dat de menschen je niet gelooven. Den laatsten oudejaarsavond is hij voor de woning van Betje Kilder blijven stil staan en drie uur later lag haar huisje in de asch toen was de geest in 't rood. Ze mogen nou zeggen, dat komt omdat haar kind met lucifers had gespeeld, maar 't is dan toch maar wonder, zeg ik altijd. Dat is het ook, stemde ik toe, met een strak gelaat, dat hem vertrou wen inboezemde. Voor Piet Baarding zijn koorn is ie op Sint Jansavond verschenen; de man was zelf nog. in het land toen ie em stil zag staan. Hij geloofde er ook niet aan; toen was de geest in 't blauw, en eenige dagen naderhand werd, bij een onweer al zijn graan vernield. Verschrikkelijk 1 zeide ik, terwijl ik de handen met gemaakte bewon dering ineensloeg. Maar zou dat niet evenzeer gebeurd zijn, als de geest niet eens was verschenen. Ik geloof het niet, zei de boer, wiens zenuwen zoodanig in beweging waren, dat hem de tranen in de oogen stonden; we hebben er al zooveel voor beelden van gehad. Bij Mina Pinkel die 'n snoeptafeltje doet, heeft ie, drie jaar geleden, voor de deur gestaan en den eigenslen nacht stierf haar kind aan de kroep. Toen was ie akeliger, in 't zwart. Ik wou maar met dat al, dat de pastoor er is de mis opdroeg, om dien boozen geest te verdrijven, maar hij gelooft er ook niet aan. Onze pastoor is een goeie man, meneer, en ik houd veel van hem, maar dat hij niet gelooven wil, wat ik met mijn eigen oogen heb gezien, en van men schen gehoord, die er niet om zouen liegen, kijk, dat kan ik nou maar niet uitstaan. En ik had den besten man met Piet Baarding soms al lang een mooie nieuwe communiebank, die ie erg in zijn kerk noodig heeft, als een geschenk gegeven, maar, onder ons gezegd, nou heb 't land en ik doe 't niet, omdat ie me niet wil gelooven. Zoo'n present kost ook 'n boel geld Dat is nu niet goed van je, Kre lis, ik zou mijn spaarpot nog maar eens nakijken en geve de communie bank, als zij er zoo noodig is. Misschien ontmoet de pastoor, tot je belooning naderhand ook eens het spook, en dan ben je in je eer hersteld. Ja, meneer, u zegt daar zoo iets, ik heb dat ook al bedacht; ik zal er is met Pieter over spreken; wie weet of 't niet gebeurt, ik zou 't zoo graag eens willen. Foei, dat is ondeugend van je, hernam ik, om den pastoor te willen

Peel en Maas | 1924 | | pagina 5