Weekblad voor VENRAY, HORST en Omstreken. Dit nummer bestaat uit twee bladen Heete dagen op komst. FEUILLETON. Waarom is de Mark gedaald Niet overslaan, even nadenken, en... handelen Gemengd Nieuws Zaterdag 19 Januari. 1924 4Ce Jaargang No 8 ABONNEMENTSPRIJS PER KWARTAAL voor VENRAY 65 c. fraoco per post 75 c. voor het buitenland (bij voo'uitbetaling) f L30 afzooderl. nummers 5 c. PEEL EN MAAS Uitgave van ÏIRMA VAN DEN MUNGKHOP. VENRAY. Tal. No. 61 PRIJS OER ADVEKTENTIEN 1—8 regels 60 ct elke regel meer 7','« cl Adeerlenliën bij abonne ment groote reduclie Dinsdag kwam do Tweede Kamer weer bijeen. Haar eerste groote werk zal wel de Staatsbegrooting zijn, die al maanden op afdoening ligt te wachten en feitelijk al in werking is. 't Is een ernstige t.ijd voor Regeering en Kamer, nu*de inkomsten zoo zijn ingekrompen, dat de uitgaven met een 140 milhoen gulden moeten worden verminderd. Tot de maatregelen, welke noodzake lijk worden geacht, om dit te bereiken, behoort ook een vermindering van de salarissen. Daarbij zal het aantal ambtenaren zooveel mogelijk worden ingekrompeu. Een der gewichtigste vraagstukken van onzen tijd is, hoe al die menschon geholpen zullen worden, die hunne betrekking moeten verliezen, voor zoover ze geen of onvoldoende pensioen hebben. Voeg daarbij de tienduizenden wer- keloozen, die ook niet aan hun lot mogen worden overgelaten. Deze kweste vereischl van de regee ring zeer veel zorg en beleid. Een barer maatregelen is het ver- leenen van ontslag aan de gehuwde vrouw, die geen kostwinster is. Men zou zeggen, dat zulk een besluit voor de hand ligt en te aanvaarden is door elkeen. Laat men een gehuwde vrouw, wier arbeid voor het onderhoud van haar gezin niet noodig is, uit hare betrek king heengaan, dan kan een andere ambtenaar, die wel den kost moet verdienen voor een gezin, zijn of haar betrekking behouden. liet is niet te verdedigen, dat men één gezin een dubbel inkomen /.al laten genieten, terwijl aan een ander zijn inkomen /oude ontnomen worden. 't Is een kwestie van billijkheid en van gezond verstand, zooals wordt ingezien door mannen, die meermalen een practischen kijk toonden te bezit ten op het leven, als de socialist Schaper en de liberale journalist Hans. Maar er zijn andere, die er zoo »licht" niet over denken en bijzondere zwarigheden zien in het geval. Het Hoofdbestuur van de Vrijheids bond, dat den heer Hans beantwoordt in de »Vrijheid," waar hij zijn meening had verkondigd, acht de kwestie van het ontslag der gehuwde vrouw aalier- minst zoo eenvoudig" en »voor velen niet voor een eenvoudige ^bevestiging of ontkenning vatbaar." Daarmee wijst het de idee van den heer Hans, om hierover een referendum te houden onder de leden van den Vrijheidsbond, van de hand. Zelfs liberale kiezers kunnen da' eenvoudige vraagstuk volgens hel hoofdbestuur niet doorschouwen. We vreezen, dat er andere redenen zijn, waarom de Vrijheidsbond zijn vrijheid van beweging niet door een referendum bemoeilijkt verlangt te zien... 't. Zou de eerste keer niet zijn, dat de liberalen een politiek kwestietje hantèeren om een christelijke regeering het leven zuur te maken. De liberale «Nieuwe Crt." is nog zwaarder op de hand dan hel Vrijheids- bondsche'hoofdbestuur. Een lezeres van dit blad schreef aan de redactie o.a. Mijnheer de Hoofdredacteur, vergunt u mij s.v p. een plaatsje om mijn ver wondering uit te spreken over al dat heen en weergesehrijf over Ilöt ontslag der gehuwde ambtenares. Ik vind dit alles zoo eenvoudig mogelijk. Fir moet bezuinigd worden - veel bezuinigd. \u is het-toch begrijpelijk, dat. dan juist die vrouwen plaats moeten maken welke een man hebben, die voor zijn gezin werkt. M.i. zijn juist deze vrouwen de eerst aangewezenen. Niet om ze hun gezinstaak op te leggen dat zal de overheid wat kunnen schelen(?) of die vrouwen hun kind wiegen of gaan (lansen neen, 't is een bezuinigingsmaatregel. Alle vrouwen moeten m.i. weg, van wie de man reeds het brood verdientzijn dan straks al deze vrouwen weg en moeten hier en daar vacante plaatsen weer worden ingenomen door te veel arbeid, dan plaatse men daar kostwinners. D$ redactie teekent hierbij o.m. het volgende aan Zoo eenvoudig als de niet door ons le noemen schrijfster de zaak voorstelt is zij heusch niet. De kwestie, waarop bet aankomt, is nl. of de man die voor het gezin werkt, genoeg verdient om het gezin te onderhouden. De »N. Ct." komt hier en in het verdere deel van haar bijschrift met een geval aandragen, dat niets afdoet aan den regel, 't Is overigens merk waardig, dat het liberale blad in dit speciale geval een zwarigheid gevoelt, waar de liberale doctrine tot nu toe zeer weinig last van heeft gehad. Het blad is bezorgd, of de man wiens vrouw den rijksdienst moet ver laten, wel voldoende verdient vóór zijn gezin, omdat »de slagen van het lot er te zwaar en bij herhaling neerval len." De Twentsche werkgevers, die van ouds zeer innige betrekkingen onder hielden met de »N. Ct." en die thans 22.000 arbeiders uitsluiten, mogen er nota van nemen en in het algemeen de liberale groot-industrieelen, die bij de loonbepaling graag uitsluitend de kwestie van vraag en aanbod deden gelden. Men ziel in het bovenstaande, welke moeilijkheden er al opgeworpen wor den, nu het een eenvoudigen maatregel geldt, die, nu aan het ontslag van velen uit den staatsdienst niet te ont komen zal zijn, het eerst ambtenaren heen wil laten gaan, wien gezin er de minst nadéelige gevolgen van hebben. Van de bezwaren der S. D. A. P. en van vrijzinnige vrouwenorganisaties spreken wij nu maar niet. Maar nu deze maatregel, die toch het eerst genomen moest worden, al zooveel tegenkanting ontmoet, wat zullen er dan nog redenaties te ver wachten zijn, vóór de noodige versobe ring van den staatsdienst is doorge voerd. Er is derhalve een groote stijging te verwachten van de politieke tempera- tu u r. Vervolg van Tweede Blad Fulco en Maria willen wij niet schei den, daarna volgen de twee ridders en in dezen optocht begeven wij ons naar het bedehuis. Zoo als vader Ambroaius het ver zocht had, geschiedde het ook. Met diepen eerbied betrad men de heilige plaats, en nadat de man Gods, een dankgebed tot de H. Maagd gericht had, waarin aller harten deelnamen, begaf men zich weder in dezelfde volg orde naar de zaal, waar eenige ge rechten werden opgedragen, die echter bijna, door de aandoeningen, die elkeen bezielde, onaangeroerd bleven. Vader Ambrosius, die zulks bemerkte, wilde zijne toehoorders niet langer den tijd in een ongeduldig wachten doen door brengen, en maakte dus onmiddellijk een begin met zijn verhaal. X. Opheldering en slot. Omstreeks vijf en twintig jaren ge leden, ving vader Ambrosius aan, huwde Machteld van Heusden, gelijk u allen misschen bekend is tegen den zin harer bloedverwanten. Daar Heer W ie bet nog niet weel, kan er nu liter k<>men. Er is nu n.l. een bro chure' verschonen met bovenstaande vraag als titel, waarin het antwoord met koeien van letters, pakkende plaatjes en grafische voorstellingen gegeven wordt. Het boekje is naam loos, wat op het eerste gezicht ver wondert, maar spoedig blijkt, dat er voor die verwondering geen reden is, zooals hieronder duidelijk zal worden. Het boekje is in tweeën gedeeld. De eene bladzij behandelt telkens het vredesverdrag van Frankfort in 1871, de andere het vredes'-verdrag van Versailles van 1919. En dan wordt de tegenstelling uitgewerktFrankrijk verplichtte zich tot 5 milliard francs oorlogsschatting, had een Staatsschuld van 26 milliard en slechts 39 millioen inwonersDuitschland verplichtte zich tot een vergoeding van 62 milliard goudmark, heeft geen buitenlandsche schuld en telt 62 millioen zielen. En toch, het brave Frankrijk was deemoe dig en edelmoedig en bracht in twee jaar tijds de 5 milliard vlot op, zóó zelfs dat door de bevolking voor de leening.... 40 milliard te veel werd aangebodenterwijl Duitschland de betaling systematisch togenwerkt en nu in 4 jaar nog geen 2 milliard betaald heeft, zoodat de «Geallieerden zich verplicht zien" de controle over de Duitsche metaalindustrie uit te oefe- nen. Daarmee is het boekje uit. Uit de inkleeding der bier kortelijk saamge- vatte »betoogen"(!) is het duidelijk, van welken kant de wind waait. Er behoeft niet bij te staan, wie de schrijver is. Dat kan niemand anders zijn dan Póincai'ó; nazaat van Iwan den Ver schrikkelijke en Tamarlan den ver woester. Dergelijke boekjes zijn echter twee snijdende zwaarden. Want ook al vergeet de schrijver de laatste bladzijde en werkt hij niet uit, hoe Frankrijk systematisch de uitvoering van het »Vredes"-verdrag heeft belet en door de Roerbezetting Duitschland op on rechtmatige wijze heeft uitgemergeld, zoodat nu millioenen kinderen en moeders met den dood worstelen en alle landen der wereld zich moeten uitsloven om door volkskeukens en reusachtige geld- en goederen verzen dingen nog te redden wat te redden is heel de wereld weet, wat Frank rijk op zijn lever heeft. «Duitschland heeft het verdrag van Versailles geteekend", zoo heft de man aan. Maar hij vertelt er niet bij, dat heel de wereld dat verdrag onmogelijk na te kortien heeft genoemd. Zelfs alle bondgenooten van Frankrijk hebben dat erkend. Als we nu daarentegen van Heusden, mij niet onduidelijk te kennen gaf, dat hij mij verdacht, hier in de hand gehad te hebben, en ik deze beschuldiging te ver beneden mij acht te om mij te verdedigen, zoo ontstond hieruit natuurlijk eene groote verwij dering, die mij te meer griefde, daar ik zoo lang als huisvriend in dat gezin verkeerd had. In zes jaren tijds vernam ik niets meer van Machteld, toen mij op zeke ren dag een man een brief van haar overhandigde, waarin zij mij uitnoo- digde haar zonder verwijl te komen bezoeken daar zij zaken van het grootste gewicht aan mij had toe te vertrouwen. Ik liet mij niet lang bid den, en vertrok reeds den volgenden dag om aan haar verzoek te voldoen. Nimmer zal ik den indruk vergeten die haar voorkomen op mij maakte. Het eertijds zoo schoone meisje was een geraamte gelijk. Het gelaat was met een geelachtige tint overiogen en getuigde van felle zielesmart. Zij reikte mij bij mijn binnentreden de vermagerde hand toe, zag mij diep ontroerd aan en zeide op zachten toon G"ij ziet mij terug als weduwe en van de voorheen zoo schoone Machteld is geen spoor meer te ontdekken. Ik heb veel geleden en zwaar voor mijne ongehoorzaamheid geboet. liet schei den uit deze wereld zou mij zoet zijn, indien ik miin kind, mijn Hendrik niet onverzorgd achterliet. Ik heb mijn broeder Herman doen weten, dat mijn laatste levensuur weldra zal slaan, hij heeft echter nog niets van zich doen zien, dat Frankrijk in 1873 heel ge makkelijk 40 milliard opbracht boven de oorlogsschatting, dan is het inder daad duidelijk waarom thans de Mark kelderde en de Frank in 1871 niet. Frankrijk heeft Duitschland, dat niet zoo rijk is als Frankrijk in '70, moed willig door de bezetting verhind, althans te pogen van :_de zware lasten op te brengen wat het kon. Zoo moest de Mark wel dalen.... Maar... boontje komt om zijn loontje. De Frank volgt den Mark op den voet. En vooral in deze dagen, niettegen staande alle wanhopige verzekeringen der Fransche «deskundigen", blijft de Frank zakken.... Het is genoeg te voren voorspeld, maar toen wilde Poincaré niet luiste ren. Met boekjes als het bovenge noemde, zal men nu de vaart zeker niet stuiten. hooren. Ik heb hem echter tot voogd benoemd, mogelijk zal het onschuldig gelaat van mijn kind iets op zijn hart vermogen. Daar ik echter in alles op mijn hoede moet zijn, zoo heb ik mijn toe vlucht tot u genomen, verzekerd dat gij mij den laatsten liefdedienst niet zult weigeren. Zij zweeg eenige oogenblikken en vervolgde toenIk geef u hier een kistje in bewaring, waarin papieren aanwezig zijn, die op de geboorte van mijn kind betrekking hebben. Bewaar het goed, zorg voor het kind en God zal u rijkelijk voor uwe moeite be- loonen. Ik beloofde haar alles geheim te houden en over het kind te waken, en vertrok ónder belofte haar spoedig te komen bezoeken. Ik bezocht haar nu dagelijks en zag hoe zij meer en meer verminderde, zij zag met kalmte en gelatenheid het uur van haar verscheiden naderen. Met den knaap aan haar legerstede nedergeknield, zag ik haar de bevende handen zegenend over het hoofd van haar kind uitstrekken twee brandende tranen vloeiden langs hare wangen, zij liet een zachten snik hooren en de ziel der vrouw, door het lijden gelou terd, steeg opwaarts naar de zalige gewesten der vergelding, waar haar echtgenoot haar was voorgegaan, en waar zij thans haar zoon verbeidt, om voor altijd met hem vereenigd te zijn. Eenigen tijd na het overlijden van Machteld vernam ik, dat Heer Hens- berg den knaap naar een pachthoeve Onder de op te lossen vraagstukken van dezen tijd is het voortdurend ver zoek van de missiën om onze vriende lijke sympathie en praktische onder steuning, niet het minste. Dit verzoek moet alle harten roeren want de ken nis van wat er in de vreemde missiën gedaan wordt voor God en 't heil der zielen zal altijd op onze welwillende medewerking kunnen bogen. De wereld is bevolkt door 1.700.000.000 (Zeventien honderd millioen zielen.) Van deze zijn 800.000.000 heidenen. 200.000.000 Mohomedanen. 260.000.000 niet katholieken. 300.000.000 Katholieken. Het is negentien eeuwen geleden dat onze Goddelijke Meester zijn Apostelen zijn eerste Missionarissen de wereld inzond met het bevel«Gaat en onderwijst alle volkeren." Dat bevel gaat door alle tijden heen, en door alle eeuwen heeft de Katholieke kerk het gehoord en er aan beant woord. Thans prediken haar missionarissen het Goddelijk woord in de vier uithoe ken der wereld. Twaalf duizend (12.000) priester-missionarissen doen hun best om zoo spoedig mogelijk de wereld voor Christus te winnen. Zij worden bijgestaan door ongeveer 5.000 Missie broeders en 25.000 Missiezusters. De onmetelijke streken van Japan, China, Indië en Afrika zijn de missie- velden. Veertig verschillende Congre gaties werden voor de missie opgericht. Er is maar één missionaris op onge veer 100.000 heidenen, terwijl iedere priester de zorg heeft voor 1.000 katholieken. Geen wonder dat uit alle missies dezelfde kreet tot ons doordringt «Meer missionarissen." Reeds hebben de missionarissen zeer groot werk verricht. In de heidensehe landen zijn 43.000 missie-staties, van waaruit het licht van 't Evangelie ziin heerlijke glanzen laat schijnen. Op 28.000 altaren wordt het*hoog heilig offer opgedragen om God's zegen af té srneeken. In 24.009 scholen ontvangen de kin deren onderwijs, en in ontelbare inrich tingen worden armen en zieken opge nomen en verpleegd. De vurige wensch van ieder Katho liek hart moet wezen, Christus' Rijk op aarde uit te breiden. Help - daarin door uw gebed, door missiekennis te verspreiden, en zoo mogelijk, door finanlieele hulp. Ondersteun vooral de «Voortplanting dés Geloofs" en het Liefdewerk.der H. Kindsheid." God zal allen zegenen die belang stelling toonen voor het heerlijk missiewerk. had laten vervoeren, en dat hij daar verder aan zijn lot zou worden over gelaten. Dit gruwelstuk trachtte ik te voorkomen. In een onbewaakt oogen- blik maakte ik mij van Hendrik meester, deed hem van kleederen ver wisselen en bracht hem naar mijne zuster, die eene zachte en godvreezende vrouw was, ik wijdde haar in het geheim betreffende de afkomst van den knaap in, verzekerd dat zij het aan mij gegeven woord niet zou breken. Een paar jaren later oordeelde ik het raadzaam Hendrik van woonplaats te doen verwisselen, en bracht hem op het kasteel, waar hij onder mijn oogen opgroeide en zich mijne zorgen^ steeds waardig toonde. Hij werd nu speelge noot van Fulco en Maria en daaren boven de lieveling van graaf Dido, die hem later tot zijn schildknaap be noemde. Toen Fulco en Walter naar het H. Land vertrokken waren, en graaf Dido zijn vertrouwen aan den niets- waardigen Hensberg schonk, had ik dezen oogenblikkelijk kunnen ontmas keren, maar ik kende zijne wraakzucht en had alles van zijne boosaardigheid te duchten. Ik besloot dus te zwijgen, vast overtuigd dat de Heer eenmaal de rechtvaardige zaak zou doen zege pralen. Niet lang daarna werd dat vertrou wen bevestigd, toen ik Robert van Wieringen, den wreker der onschuld, ontmoette. Door den rentmeester bij gestaan, wist hij Heer Hensberg te verschalken, en deze viel in den kuil, dien hij voor een ander gegraven had. De Regeerin gsverklaring. Eerst herstel van *s Lands Financiën daarna Vlootwet. De Minister Ruys de Beerenbrouck legde Dinsdag in de Tweede Kamer de volgende Regeeringsverklaring af: Mijnheer de Voorzitter, De Kabinets crisis welke intrad, na de beslissing der Kamer op. 26 October, krachtens welke het ontwerp-Vlootwèt was verworpen, heeft op 7 Januari ge leid, tot mét-inwilliging van dat ver zoek om ontslag van het zittend Ka binet. Nadat vorming van een nieuw Ministerie, ondanks dit tijdsverloop onmogelijk bleek en daarbij langer hangend blijven van de crisis, niet in 't lands belang kon worden geacht, meenden wij ons niet te kunnen ont trekken aan den plicht de verantwoor delijkheid van het bewind te blijven dragen. Onder deze omstandigheid stel ik er prijs op, met het oog op verdere samen werking met de Staten-Generaal en da klaarheid in de verhouding tot deze vergadering het volgende te verklaren: De beslissing der Kamer van 26 Oct. wordt door het Kabinet in de gegeven omstandigheden als een feit aanvaard. Het treffen van een regeling inzake de maritieme verdediging zal daardoor eerst kunnen volgen op maatregelen tot herstel van het finantieel even wicht. Deze, bereids beraamde, maatregelen ter genezing van het ziekteproces dat 's lands financiën doormaken, staan thans op den voorgrond. Middelerwijl zal de Regeering de verzorging der maritieme verdediging opnieuw ter hand nemen. Zij behoudt zich voor dienaangaande spoedig nadere voorstellen in .te dienen Bij de beantwoording van het Voor- loopig Verslag dezer Kamer, betreffen de Hoofdstuk I der Staatsbegrooting 1924, zal de Regeering de meest ge schikte gelegenheid vinden, om omtrent verschillende daarin ter sprake ge brachte punten van Regeeringsbeleid, Het overige, mijne kinderen, is u bekend en reeds hebben wij der Voor zienigheid onzen dank gebracht, dat Zij ons zoo wonderbaar weder veree nigd heeft. En nu, Waler, ging de goede grijsaard voort, terwijl hij langzaam van zijn zetel oprees, geef ik u onge schonden de nalatenschap uwer moeder over. Open het kistje en gij zult daarin de bescheiden vinden, die gij om in het bezit uwer goederen te geraken, zult noodig hebben. Walter voldeed aan dit verzoek en vond onder de perkamenten rollen van zware zegels voorzien, een dicht ge vouwen papier, dat een haarlok zijner moeder bevatte, die hij met vuur en onder het storten van tranen aan zijne lippen drukte. Nogmaals drukte Heer Herman diep geroerd zijn leedwezen over al het ge beurde uit. Tot zijne verontschuldiging voerde hij aan dat hij zijn vader had moeten belooven, nimmer zijne zuster weder te zullen zien, en ofschoon het hem ook later moeite koste die belofte te houden, zoo had hij echter ver meend dit te moeten doen. Wat echter het schrijven mijner zuster betreft, ging hij voort, ik herinner mij niet, ooit een brief van haar ontvangen te heli- ben. Dit geloof ik gaarne, hernam Ro bert, Hensberg zal wel zorg hebben gedragen, dat u dergelijke zaken niet in handen kwamen. Slot volgt.

Peel en Maas | 1924 | | pagina 1