LEES DIT Weekblad voor VENRAY, HORST en Omstreken. |B^We plaatsen dit als waarschuwing aan die arbeiders, die nog niet voldoende door drongen zijn van den plicht zoowel tegen over zich zelf als tegenover hun nabestaan den, om zich bij den Raad van Arbeid aan te melden. Laat dit tevens een aansporing zijn voor diegenen, die reeds een rentekaart bezitten, om te zorgen, dat de zegels steeds op tijd door hun werkgevers geplakt wor den en voor de werkgevers, om voor hun arbeiders steeds tijdig de zegels te plakken. W. PENDERS. Plicht boven alles. Dit nummei- bestaat uit twee bladen.' I Rede van den Heer J. Poels FEUILLETON. Zaterdag 87 November 1820 41a Jaargang. No 48 PEEL EN MAAS abonnem entsprijs PER KWARTAAL voor het buitenland bij vooruitbetaling 95 c. afzonderl. nummers 5 c. Uitgave van FIRMA. VAN DEN MUNGKHOF, VENRAY. Tel. No. 51 PRIJS DER ADVERTENTIEN van 1—6 regels 431 elke regel meer c. Gemis van weezenrente door de schuld van een nalatigen vader. In De Sociale Verzekeringsgids van 1 November 1920 (le Jaargaog no, 7) lezen we het volgende Dezer dagen kwam aan een der Raden van Arbeid een vrouw met de mededeeling, dat haar buurman K. V. een man van 38 jaar op sterven lagen nog geen rentekaart had. Daar de vrouw van den stervende wel eens gehoord had van weezenrente, kwam zij namens die vrouw vragen om een rentekaart voor den stervende. Hij had vanaf 3 December 1919 gewelkt en de patroon was genegen alsnog zegels te plakken, indien een rentekaart zou worden opgemaakt, De Voorzitter van dien Raad besloot om indien mogelijk een rente» kaart ambtshalve op t9 maken en liet daartoe een formulier invullen (de betrokkene was zelf niet meerin staat te teekenen) en zond de strook naar den Burgerlijken Stand Deze kwam reeds den volgenden morgen terug, helaas iegelijk met de aanzegging, dat de betrokken arbeider overleden was. Nu had de Voorzitter overwegend bezwaar alsnog een rentekaart uit te reiken, een bezwaar, dal door den Verzekeringsraad en later ook door hef Bestuur gedeeld werd. Indien de man niet zoo spoedig overleden was zou het op grond van artikel 241 der Invaliditeitswet toch nog bezwaarlijk geweest zijn een kaart op temaken. Da dood maakte hier evenwel aan allen twijfel een einde. De jonge weduwe, dia met 3 kinderen beneden 14 jaar achterbleef, mist door het verzuim van haarman, om zich voor de Invaliditeitswet aan te melden de weezenrente van f 187,20 per jaar. 142 Be Voorzitter van den Raad van Arbeid te Venlo bi) de vaststelling van hoofdst X (dep. van Landbouw, Nijverheid en Handel) in de Tweede Kamer op 18 Nov, 1920 Mijnheer de VoorzitterDe eerste maal dat ik in deze Kamer de eer bad een1 enkel woord in het midden te brengen, heb ik er op gewezen, welke groote be langen voor het geheele Nederlandscbe volk op het spel staan bij een goede land bouwpolitiek. Ik wensch dit nogmaals te doen en aan te toonen, dat de belangen van den landbouw krachtiger kunnen worden bevorderd dan dit tot heden het geval was, al wil ik een woord van loï niet onthouden aan dezen Minister, die verschillende verbeteringen heeft aange bracht of voorbereid. Het wil mij voor komen, dat er soms met eenige minachting wordt gesproken over agrarische politiek, maar dit geschiedt dan uit onkunde; want van die politiek is ongetwijfeld voor een niet gering deel de welvaart van ons land afhankelijk. Een goede landbouwpolitiek eischt in dezen tijd deskundige voorlichting van de Regeering, ook buiten deze Kamer. Daarom kan ik toejuichen dat, volgens de Memorie van Antwoord, door den Minister pogingen 17. Met stil verwijt uit haar donkere oogen. waarin als een parel een traan eobitterde keek zij mevrouw Veritraaten aan. Deze scheen althans iets te begriipen, al kon zij da diepte Diet peilen der wonde, die zij Glare toebracht. Ik zie, dat je daar een beetje onthufst van bent. Nu. zoo'u haast beeft bet oiet. Je kan er op je gemak over denken..» Clara schudde even treurig bet hoofd. Moeder, spreek mij daar niet meer van Noem den naam oiet van dien vriend. By dat laatste woord klonk baar stem bitter. Meisje, je wordt overgevoelig, her nam mevrouw Verstraaten strenger. Dat komt, denk ik, van dat binnenzitten. Je moet redelijk zijn en verstandig, en be grepen, dat ik alleen je welzijn en geluk beoog. Toes Clara niet antwoordde, vervolgde mevrouw Waarom zou ik den naam uiet noe men f li mynheer Van [Dieren niet een vermogend man, die zyn vrouw alles kao aanbieden wat zy wenscht, die baar onder alle opeiobten gelnkkig kan maken Moeder, als u waarlijk veel van my boudt au ik mag daar niet aan twijfe len zeg u dan aan meneer Van Dieren, dat hy niet de minste hoop hoeft te koes worden in het werk gesteld om te komen tot de instelling van een landbouwraad, zooals wij ook reeds hebben een Nijver- heidsraad en een Middenstandsraad. Voor een dergelijk lichaam zou ik uitge breide bevoegdheid willen bepleiten, met betrekking tot het instellen van onder zoekingen van landbouwtoestanden en vooral het uitlokken van Regeeringsmaat- regelen om in die toestanden, waar noodig verbetering te brengen. Het zal moeten zijn een zelfstandig lichaam, onafhankelijk van het Departement, een lichaam, dat niet alleen adviezen geeft, maar ook uit eigen initiatief voorstellen aan den Minister kan doen. Uitdrukkelijk wil ik er op wijzen, dat betm. i. dan van belang is, niet alleen de organisaties van zelfstandige landbouwers, maar ook die dér landarbeiders in zulk een raad op te nemen. De adviezen van dit lichaam moeten die zijn van den geheelen Nederlandschen landbouwstand en kunnen daarom niet eenzijdig, maar moeten veelzijdig zijn. Zoo moet o.a. de in te stellen landbouwraad ook deskundig advies kunnen geven omtrent arbeidsaan gelegenheden in den landbouw, vooral nu, wat ik toejuich, een aanvang zal worden gemaakt met de uitbreiding van onze sociale wetgeving tot het landbouwbedrijf. Maar er is meer te doen: men zou eigen lijk een geheel program moeten samen stellen, om een overzicht te geven van voor den landbouw noodzakelijke ver beteringen. Ik wil echterjslechts op enkele der voornaamste punten wijzen. En dan denk ik natuurlijk allereerst aan betere gelegenheden tot ontwikkeling van onze landbouwbevolking. Ook de boer moet, zoowel in het welbegrepen belang van zichzelf als van de gemeenschap op de hoogte zijn van de eiscben, die onze tijd stelt aan zijn bedrijf in economisch en sociaal opzicht, dus meer en beter ge legenheid tot ontwikkeling op het platte land. Wij hebben groote behoefte aan meer scholen voor land en tuinbouwonderwijs, gecombineerd met huishoudonderricht. Met genoegen zien wij in deze landbouw begroting, dat op dit gebied proeven zullen worden genomen. Maar, Mijnheer de Voorzitter, een ieder die zijn oor te luisteren legt, is zoo over tuigd niet alleen van de noodzakelijkheid maar ook von het succes deaer scholen, dat ik den Minister zóu "willen verzoeken, deze proeven op nog grooter .schaal te nemen en, waar noodig, met nog krach tiger steun van Regeeringswege, want het betreft hier bij uitsttk nationale belangen. Ook zou ik in dit verband den Minister willen verzoeken het daarheen te leiden, dat er een soort compromis getroffen worde, opdat door het overgaan van huishoudonderricht naar het Departement van Onderwijs onnoodige vertraging bij de oprichting dezer scholen worden voor komen. Ik denk dan verder aan tal van maat regelen van economischen aard: aan maat regelen tot vermeerdering der productie door Rijkssteun bij ontginning van woeste gronden. Gaarne breng ik den Minister I hulde voor de wijze waarop bij deze proe ven steunt. Doch dit is natuurlijk, want heden ten dage is men het misschien op geen enkel punt zoo roerend eens als op dit punt, dat vermeerdering der productie noodzakelijk is, als zijnde van het aller- grootste belang tot bestrijding der duurte niet alleen, maar ook van groot nationaal belang. Ik zal er ook vel niet aan behoeven te herinneren, dat, al was het dan ook maar op beperkte schaal, aan 'uitvoer En mocht onverhoopt deze Minister onzer landbouwproducten te danken was, bezwaren ontmoeten bij zijn co'lega van dat in de oorlogsjaren en ook nog daarna Financiën, laat hij dezen dan toch eens compensaties van andere landen werden even wijzen op het feit, dat er o.a. onge- verkregen, die van enorm belang waren veer 80 millioen uit de oorlogswinst bijna voor ons nationaal bestaan. uitsluitend aan de steden wordt uitgekeerd, Trouwens de aanstaande drooglegging dat onze Minister van Landbouw er zijn der Zuiderzee bewijst, dat ons land gaarne collega van Financiën aan herinnere, dat ofter9, ook groote offers brengt voor dit in de oorlogswinstbelasting ook door doel, zelfs dan, als men eerst resultaten boeren is bijgedragen en ik ben overtuigd krijgt na tientallen jaren. Maar met deze dat deze zeker niet zal weigeren ruime overtuiging heeft het mij dan ook ten voorschotten te geven, teneinde aan wel zeerste verwonderd, dat ondanks de zeer is waar niet kapitaalkrachtige, maar ar- vele aanvragen om Rijkssteun al reeds in beidskrachtige en wat meer is, arbeids het eerste jaar (dus roen het nog niet van lü9tige boeren een eenvoudig, maar eerlijk algemeene bekendheid was) op deze mil- bestaan mogelijk te maken en tegelijkertijd lioenenbegrootingen slechts 4 ton wordt een nationaal belang te dienen. Dat dit uitgetrokken voor het door mij aangehaaldeeen der middelen is tot oplossing van het doel, waarmede reeds na 1 a 2 jaren pacht vraagstuk, dat hierdoor ook eeniger productieve uitkomsten worden verkregen mate worde voorzien in den woningnood, Deze verwondering stijgt nog als mendie ook op het platteland heerscht, behoeft bedenkt, dat deze 4 ton niet gegeven f wel geen betoog, evenmin als dat men wordt a fonds perdu, maar slechts alsook daar zeer goed weet, dat de noodige voorschot, weliswaar eenige jaren rentelooswoningbouw in de steden millioenen van maar waarvan de grootste helft toch weer .'het Rijk verslindt. Jn„i Ai. :i- ji. de Staatskas terugvloeit. Dat de een- voudige zand- en heideboeren, want deze komen hier alleen in aanmerking, niet zoo luid schreeuwen en klagea als vele andere standen, maar door noesten vlijt en sober1 leven met een karig inkomen nog tevreden en daarom gelukkig zijn, dat zij vertrouwen hebben in 's lands bestuur, dat mag voor de Regeering toch zeker geen aanleiding zijn om hier minder krachtdadig te helpen. Ik vertrouw dan ook, Mijnheer de Voorzitter, dat de Minister met de talrijke aanvragen voor toekomend jaar zal reke ning houden en in een suppletoire begroo- Als ik denk aan maatrr gelen van economischen aard, denk ik ook aan regularisatie van in en uitvoer. Ook in dat opzicht zal de landbouwraad nuttig kunnen werkzaam zijn, want het zal tot zijn werkkring hooren om mede te zorgen dat zoolang dit noodig is, in en uitvoerverboden tijdig worden ingevoerd, doch ook tijdig worden ingetrokken tot voordeel voor den landbouw en zonder nadeel voor het algemeen belang. In dit verband, Mijnheer de Voorzitter, een enkel woord over den invoer van bevroren vleescb. Ik behoor tot hen, die teren, dat ik nooit zyo vrouw tal worden. Weetje dat nu al. Clara! Ja, moeder, ik hoef daar niet over te deokeD. Der.k je dan nog aan dien ander I Mevrouw Verstraaten'i stem klonk bits. Moeder, ik weet zeer wel, dat ik Eduard moet vergeten, en ik zal ook trachten dat te doeD, maar verg met van my. dat ik myn hand geef aan een ander, wie ook. Wie ook 1 Dus je beDt van plan on getrouwd te blyven vroeg mevrouw, verwonderd over zooveel beslistheid by haar dochter, andere zoo bescheiden, zoo onderworp-n, zoo geheel zich sobikkend naar de weoecben barer ouders. Ja, moeder. Mevrouw baalde de sobouders op. Malligheid. Clara. Maar laten wy daar nu niet verder over «preken. Denk er Dog eens kalm over na, en bet zou me ver wonderen, als je dan niet tot nader en beter inzicht kwam. Het jonge meisje begreep, dat zy thans kon gsan. Na baar moeder goeden dag gezegd te hebben, verliet zy de kamer en ging den tuio in, het hoold vol van allerlei gedachten. O, wat kende heur moeder haar sleobt, dat zy haar bereid kon ver onderstellen. aan een ander dan Eduard het jawoord |[te geven. En die ander was nog wel Van Dieren. Levendig stond haar in eens weer bet tooneel voor den geest, toen by tegenover Eduard insinueerde, dat de ingenieurs zich laten omkoopen en voor een som gelds hun plioht verzaken. Hoe schitterend bad Eduard die beschuldi ging gelogenstraft 1 De gedachte was Clara onverdraaglijk, dat iemand als Van Dieren om baar hand durfde komeD. Hy bad b9t dan ook al ge hoord, dat (ussoben den ingenieur en de Verstraaten's alles uit was, eu nu meende hy zeker, dat ty hemgtaagzou nemen. Met een vastberaden -nooit 1" verliet Clara den tuin en ging naar baar kamer, om in een briefje aan Truus baar hart uit te storteD. Truus wist alles, Truus was de eenige, met wie zy kon spreken, wie zy baar hartageheimeD kon toevertrouwen^ En had Truus nadat deze baar den brief van Eduard aan baar vader had ter haod gesteld baar niet met onstuimige harte- ïykbeid gezegd Ik zal *j*e helpen. Reken op mijl 't Ie waar, Clara was bet bang om bet hart geworden, maar zy had geen jong meisje moeten zyn, om niet, in bet ver» borgste schuilhoekje van haar bart. nog een «y het ook gerioge hoop te blyven koesteren. God kan alles. Indien Hy sich eens over haar ontfermde en na de zware beproeving baar het verloren geluk hergaf 1 Zij dm fde er by na uiet meer aan denken alles scheen zich daartegeD te verzetten, en zy kon zich niet voorstellen, op welke wijze de moeiiykheden. torenhoog voor haar opgestapeld, uit deo weg geruimd zouden worden. Maar het was baar of Truus haar toewenkte moed te houden. Was het geen droom een droom, waarop een dubbel droevig ontwaken zou volgen XII. Op uitnoodigiDg van mevrouw Van Bom is de ingenieur overgekomen, maar by ver trok een trein vroeger dan hy gesohreven had. Waarom f Hy voelde in zioh een ting zal toonen, dat het dezer Regeering dezen invoer op dit oogenblik toejuichen, ernst is, om onze landbouwproductie op ten einde abnormaal hooge vleeschprijzen te voeren. vooral in den komenden winter, te voor- ooweerstaaDbaar verlaDgen nog eena, geheel alleen, door het bosoh te dwalen, waar bij zoo vaak met Clara gewandeld had, op de rustieke baok onder den breeden lindeboom Deer te zicten, waarop zy samen over de toekomst sprekeode, zoo dikwyls gerust hadden, aide plekjes weer te zien, waaraan de een of andere herinnering uit Let verledenflverbondeo was Uit bet verleden 1 Nog maar enkele weken waren verloopen sedert de treurige gebeurtenis, die met zoo onverbiddelijke wreedheid al zyn verwachtingen den bodem had ;ngeslagen. doch hoe eindeloos laog was die korte tyi bem gevallen. Laog en vreemd by koo ticb nog maar niet gewennen aan het denkbeeld, geen brief van Clara meer te ontvangen, baar vriendelijk gezicht j a Diet meer te zien, baar heldere, klankrijke stem niet meer te hooren. Het laven scheen hem voortaan leeg en doelloos toe. Hy werkte dag en nacht, hy dwong zich tot voortdurende inspanning van lichaam en geest, in da boop daardoor zoo al geen genezing, dan ten minste verdooving te vinden voor zyo smart Het mocht niet baten Clara's beeld stond hem onophoudelijk voor den geest en dat beeld verlevendigde telkens opnieuw de schrijnende gewaarwordiog. dat zyn geluk onherroepelijk weg was. Het was een pynlyke wandeling, die Lij nu maakte, pynlyk eu toch tevens ver troostend. Pijnlijk, omdat Iedere stap de wonde in zyn hart opnieuw openreetver troostend, omdat hier, in deze omgeving, alles hem van Ciara sprak en haar beeld soberper voor zyn geest afteekende. Hoe fraai hadden ze beiden deze laan van statige linden gevonden, hoe bad hot geheimzinnig ritselen der bladeren en het zachte suizen van den wind tot beider bart dezelfde taal gesproken, hoezeer hadden zy samen de bescheiden boscbviooltjee liefgehad, niet verblindend door straleoden luister, Diet bedwelmend door buQ geur, maar zonder eeojge pretentie het mooi ten toou spreidend waarmee God hen getooid had. Eduard sloeg deu hoek om. Ginds was een eevoudige bank, waarop by iu Clara's gezelschap zooveel aangenaam-rustige oogenblikken bad doorgebracht. Maar wat zag hy daar f Wie zat op bet plekje, dat Clara steeds ala baar plekje '.bad betiteld j Hij bleef een oogeDblik staan, bij wilde j omkeeren, wegvluchten, ver, ver weg. Maar Clara's blik bad «yn oog ootmoet, een weemoedige blik, dooh niet ver doft door de somberheid der wanhoop. Ednard voelde zieb tot baar aangetrokken ^als bet ijzer tot de magneet. Hy kon niet wegvluchten, bet zou oomensoheiyk of bovenmenacbelyk geweest zyn. Toen Ednard op baar toesobreed, stond Clara op. Zou zij beengaan zonder hem een woord toe te spreken Maar neen, ze ging naar hem toe. Het toeval voert ons samen, Eduard, zei ze met baar wel luidende stem, of liever een hoogere maobt dan het toeval, die mij in staat stelt je te zeggen, hoezeer ik je hoogacht en-... liefheb. Zij bad dit kalm gezegd, zonder eenige gemaaktheid, omdat bet baar een behoefte was, Eduard van de onwrikbaarheid barer gevoelens te verzekeren, omdat hy het wae geweest, die bet zwaarste offer had gebraobt.

Peel en Maas | 1920 | | pagina 1