m omst
Uitgever
Munckhof, Venraj.
Documenten
Van het Platteland.
Zaterdag 1 October 1910.
31ste .Taargang
No 4O.
Dit nummer
bestaat uit
TWEE BLADEN.
over de inname van Rome
in 1870.
Mengelwerk.
PËËL
Abonnementsprijs per kwartaal
voor Vbnray 50 c.
franco per post 65 c.
voor het bnitenland bij vooruitbetaling 85 c.
afzonderlijke nummers 0 c.
MAAS
Prijs der Advertentiën:
van 1 4
elke regel meer
letters en vignetten naar plaatsruimte
Advertentiën, 3maal geplaatst worden 2maal berekend.
20 c.
5 c.
De «Giurnale d'Italia van 17 Sepl.
jl. bevat een uittreksel uit een zoo
even verschenen boek over die dagen
geschreven door een Duitsche artil
lerieofficier, graaf von tier Planitz,
die in Pauselijken dienst was. Met
groote sereniteit spreekt deze over
zijn herinneringen.
«In Rome waren de gevoelens na het
uitbreken van den Fransch-Duitschen
oorlog zeer verdeeld de Pauselijke
partij was voor Frankrijk en de z.g.
«unionisten" d. w. z. zij die de
«eenheid van Italië" wenschten
kozen de partij van Duitschland,
omdat het gevolg van een Fransche
nederlaag de terugroeping van de
Fransche troepen uit Rome zou zijn.
Deze ideeën waren natuurlijk ook
onder onze manschappen doorge
drongen en veroorzaakten, dat vele
Pauselijke soldatenin het vooruitzicht
van hetgeen gebeuren moest, deser
teerden. Vooral in mijn regiment
zegt von der Planitz bracht dit veel
onheil.
Iu den zomer hadden we ons op
gesteld te Valmontana, op den
weg van Rome naar Napels, en
verscheidene maakten toen van de
nabijheid van 'Htaliaansche grondge»
bied gebruik, om uit onze gelederen
over te loopen naar den vijand.
Heele dagen moesten we die
deserteurs op de hielen zi'.ten,
om ze den weg af te snijden. Gewoon
lijk kondigde een kanonschot de
ontvluchting van een der soldaten
in den geheelen omtrek aan, en dan
begon de jacht.
Doch meestal gelukte het den
vluchtelingen te ontsnappen in het
andere geval werd een strijd op leven
en dood aangebonden, want die
arme kerels besloten, hun huid zoo
duur mogelijk Ie verkoopen, wetend
dat hun anders twintig of dertig jaar
«galera" te verwachten stond. Voor
ons, die met hen als kameraden
hadden verkeerd, was het geen aan
gename laak ze geboeid naar Rome
te brengen.
Ook tusschen de onderofficieren
begon bet deserteeren toe te nemen.
Von Planitz vertelt een geval, dat
een onderofficier zelfmoord beging,
toen was uitgekomen, dat hij zich had
aangesloten bij de «Carbonari'Uit
wroeging over zijn dubbelzinnig
gedrag en niet meer wetend, hoe
zich te redden, maakte hij toen een
eind aan zijn leven.
«Naluutlijk"aluus de Pausdijke
artillerie officier waren we gehaat
bij het R'imoinsclie volk. Ons ver
zamelpunt was het Catïe Greco, in de
Via Condottie. Daar vonden we
vreemde officieren, de dagbladen
uit het vaderland. Maar we droukeu
in dat koffiehuis onze «Caffe Nero''
met geladen geweer. Van hooger
orde was bevel gekomen dat we
altijd met z'n tweeën of drieën door
de stad moesten wandelen. En wee
hem, die niet daaraan gehoorzaamde
Vooral 's nachts. Meermalen gebeur
de 't immers, dat een van ons die op
het appel gemankeerd had, met een
mes in de borst teruggevonden werd
of dat we later zijn lijk uit de Tiber
haalden.
De haat tegen de pauselijke troepen
ging zoo ver dat een onbekend geble
ven hand vergif wierp in den grooten
soepketel, met hot gevolg, dat velen
van ons regiment onder de hevigste
pijnen stierven.
ik met mijn nratAchaf*p"':< niar den
Pincio moest ijlen om daar de stel»
ling van de Zouaven Ie gaan ver«
sterken. En we renden erheen,
terwijl de kogels om ons snorden.
Eindelijk kwamen we aan de straat,
die nu Via XV Settembre heet en
waar de strijd hevig woedde, omdat
de Porta Pia daar dicht bij is. Door
de Via Quattro Fontane, de Via
Sistina en langs de villa Medici be»
reikten we den Pincio.
Overal op straat zagen we groepen
menschen die ons met angstige b!ik«
ken volgden. Velen riepen Viva Pio
IX en wuifden met hoeden en zak»
doeken.
SLOT.
Nadat de Duitsche troepen hadden
gezegevierd bij Worth, (rokken de
laatste Fransche soldaten uit Rome
weg en scheepte zich te Civita
Vecchia in naar hun land.
Toen werd het lot van het Pause
lijke Rome beslist.
Iu het bijzonder begon nu ons
werk, d.w.z. dat van de artiik.il:.
Op verschillende punten werden
kanonnen opgesteld en poorten wer»
den dichtgemetseld en versterkt.
De verdediging werd met zulk
een heilig vuur voortgezet, dat we
weken lang niet uit onze kleeren
kwamen.
Von der Planitz werd belast met
de bewaking van do Vaticaansche
muren en z'n kanonnen waren ge
richt op den Monte Mario. Dat alles
te vergeefs zou zijn, wisten we zelf
ook. Ditmaal immers stonden we
niet tegenover vrijwilligers, maar
tegenover de gedisciplineerde troepen
van Victor Emmanuel.
Na den slag van Sedan viel het
Piemonleesche leger het Pauselijk
grondgebied binnen en de eerste ont
moeting had te Civita Castellana
plaats. Na een moedig gevecht moes»
te onze weinige manschappen voor de
overmacht wijken en ai vechletide
zich terugtrekken tot Rome.
Den 15 September was de stad
reeds als in een ijzeren ring gesloten
door hel Piemonteesche leger. Iedere
voeling met de buitenwereld was
onmogelijk geworden. Het Piemon»
teescbe leger telde 80.000 soldaten
en wij varen slechts 15,000 Pausen
lijken. Onze eenige vesting was de
Engelenburg. Onze toestand was
hopeloos.
Met een deel vaD mijn manschap»
pen trok ik naar het oude Castro
Pretorio (het tegenwoordige Macao)
en richtte mijn stukken tegen de
poort San Lorenzo, waar de vijand
was. Maar den 20 September des
morgens om 5 uur, hoorden wij in
de richting van de Porta Pia een
kanonschot en daarna begon een
granaatregen op ons te rallen. Wij
'aanvaarden dadelijk de uitdaging
en antwoordden. De Piemonteesche
I ai tillerie had blijkbaar nog niet de
1 juiste stelling gevoi den, want eerst
schoot zij te kort en toen te ver.
Maar daarna schoot ze juist.
Plotseling kwam 't commando, dat
Tegen een uur of twee begon het
vijandelijk gevuur af i-1 nemen. En
een weinig later zagen we een officier
van de Pauselijke gendarmen te
paard met de witte vlag. Hij bracht
ons het bevel den strijd të staken.
Bliksemsnel ging doo. onze ge»
lederen het bericht, dat! lus IX, om
aan verder bloedvergieten een eind
t,e maken, bevel har! gegeven te
capituieer-erL
S®» PausHük-- imaea,
houden te bestaan
Officieren en soldaten hoorden het
bevel met groote woede aan en som»
mige officieren braken toen op de
knieën hunne sabels; de soldaten
dreigden, dat ze de wapenen niet
zouden afgeven. Driemaal trokken
de onzen de witte vlag van het Castel
Sant' Angolo af. We verkeerden in
een toestand van zuivere anarchie.
Van verre klonk reeds militaire
muziek de vijand naderde. En we
hoorden een gegons van stemmen
't volk, dat de soldaten voorafging.
Met de troepen was veel gespuis in
de stad binnengekomen. In de eerste
24 uren tot de orde was hersteld
togen velen hunner als vandalen
aan 't werk en vernielden w at maar
■herinnerde aan den Paus. Onnoodig
te zeggen, hoe w ij werden bejegend.
Een onzer bad zich even verwijderd
en werd aan stukken gehakt. Een
ander sloeg men het hoofd van den
romp af en het plebs droeg dit in
triomf door de straten.
Van het terras van den Pincio af
zagen we, dat de Piazza del Popoio
zwart zag van de menschen, en de
kreten «Weg met den Paus
dreunden dreigend naar boven.
Tegen 4 uur kwamen de bersaglieri
en bezetten deu Pincio. Moedige en
gedisciplineerde jonge kerels 1 Wij
gaven onze geweren af en tusschen
sterke cordons van bersaglieri gingen
we daarna door het Corso. Onze
Pauselijke dracht had op de Ro»
meinen hetzelfde effect als 't rood
heefi op de stieren: allen werden wild
en wat men ons al niet op het hoofd
uit de vensters wierp, kan ik onmo»
gelijk zeggen. De soldaten hadden
moeite om het gepeupel in bedwang
te houdeD.
Eindelijk werd de Engelenburg
bereikt en «daar waren we ten minste
veilig" zegt von der Planitz.
Dat zomeitje hebben we gehad, zei
Ole toen bij in den herfst den tuin omspit»
te. Nu, 't eerste jaar telt niet mee,
maar den volgenden zomer zal ik dit
kweekgras wel heeleroaal uitroeien.
De winter verliep goed, Ole en Maren
lagen in winterslaap. Ze hadden heiden
zooveel slaap en zooveel rust te goed van
de vele voorafgaande jaren, dat zij 't zonder
moeite klaar speelden, veertien, vijftieo
uur per etmaal te slapen.
Ole los kranten en een illustratie en
hij las niet vluchtig. Maren kookte eten en
breide kousen ontelbare kousen en
eer zij er aan dachten was de lente geko«
men en de tuin bezaaid.
Ole kreeg gelijk; hij had werkelijk de
wortelen van het gevaarlijke onkruid uit
geroeid. Eu als er hier eu daar nog maar
een sprietje zich vertoonde, schoten man
en vrouw er tegelijk op toe met de schoffel.
De Zondagen begonnen nu een beetje
vervelend te worden Oio stond uren lang
met de pijp in den mond bij het tuinhek,
te kijken naar een bekend gezicht, maar
er kwam niemand; Fix zat naast hem en
wachtte vergeefs op een raensch, tegen
wien bij blaften kon.
Zeg, Mar« !i a i »?oni knap jij je tie>
'zonoug-j nic' utc v eerro. -
Och, voor wie zou ik dat eigenlijk
doen?
Je heb', gelijk, stemde hij toe.
Eene droge periode, die een paar weken
duurde, monterde hen wat op; er moest
begoten worden; ze hadden dus iets te doen.
Ole en Maren gooten en gooten, een prach
tige tijdkorting, maar dan kwam regen
meer dan genoeg.
Ole geeuwde den geheelen dag; hij werd
moe en hield reeds voor twaalven een
middagslaapje, en Maren merkte met be
zorgdheid, dat hij soms na 't ontbyt twee
drie borreltjes door zijn keel goot, en bij
het avondeten nog meer. enkel wij! hij
niet wis', wat hij doen moest.
Zij zelve begon zich nu ook te vervelen.
Kwam er bij toeval, zoo eenmaal in de
maand, een draaiorgel in de buurt, dan
snelde zij naar buiten; en ze betrapte zich
op het verlangen naar een buurvrouw,
met wie men een bee'je kon babbelen.
Op 'n avond zei Ole;
Wij missen loch onze ritjes naar
buiten.
Ja bent nu toe» buiten, meenden Mi-
ren.
Ja. d*t ben ik.
Wil je mo-gen wieden. O e
Wat z >u ik wieden or is geen
aasje onkiuid in den tuin.
Dan za'en ze een poos zwijgend, turend
in de richting van Kopenhagen, 't Werd
donker, en de groote stad lichtte voor
Ole's oogon, zooals ze het in zijn kindsheid
gedaan had tij verzonk in gedachten.
Zouden er vanavond veel menschen
op Frederiksoord zijn? riep Maren plotseling
uit.
- Natuurlijk zijn daar veel menschen,
antwoordde Ole zuchtend; 't is ook zoo'u
mooie avond om ergens te zitten.
Zouden we niet naar bed gaan, Ole,
vroeg zij na een poosje.
- Neen, nog niet.
Waarom niet?
Ik heb gemerkt, dat ik de vuurpij
len van Tivoli hier zien kan. en als die los
barstten weet, ik da? 't precies elf uur is
dan zet ik mijn horloge geüjk 't is
prettig als ie precies weet hoe laat 't is.
O ja. Nu. wel te rusten.
Geen onkruid, mets te besproeien: Ole's
'.stemming, het borrei'jestal steeg. Maren
jzag wel. dat haar man iets te doen moest
I hebben, anders ging hij naar den kelder.
Zij peinsde on tobde en kwam tot geen ein
de.
Ole kon zyn oogen niet gelooven, toen
hij op eon morgen verdachte kleine spruit*
j*s uit alle groentebedden zag kijken.
Maren bogreep er ook niets van.
Na een paar dagen echter wer 1 't hem
duidelyk, dat 't lichte, snel opschietende
groen herik was. Dadelijk aan 't wiedeD.
Dien avond was hy beelemaal opgefleurd,
wyl by wat te doen had gehad.
Hij kon echter niet begrijpen waar dat
onkruid zoo opeens in zulk een massa
vandaan kwam. Zijn nieuwsgierigheid
bevredigde. Acht dagen later, toen by op
een morgen vroeg wakker werd, merkte
hij dat zyn vrouw was opgestaan. Hy ging
aan 't venster en ontwaarde haar druk
bezig tusschen de bedden. Wat had ze daar
te scharrelen?
Hij snelde naar buiten en deed een
prachtige ontdekking; Maren, zijn eigen
vrouw, was druk bezig, onkruid te zaaien
tusschen do beddeo.
Ole zei niets, en Maren ook niet, maar
van dat oogenblik af wachtte hij er op,
dat zij met een voorstel zou aankomen en
zy wachtte op hem.
Geen vao beiden wilde 't eerste woord
zeggen en z..q verliep de tijd met geeuwen
en moede zijn, pruilen en borreltjes drin
ken.
Eiken avond zaten ze op de bank voor
t huis en tuurden in de richting van
Kopenhagen, en eiken Zondagavond regel
de Ole zijn horloge naar de eerste vuur-
pijleu van Tivoli.
Fix stierf. Hy was lang wonderlijk en naar
- -ooWf
had verKiaarti. dat het Does', teeu aan
bartvervettiog tengevolge van gebrek aan
beweging.
Fix werd in Maren'e driehoek begraven
onder de sierboomen en balsamineo.
Op den avond, Qadat de bood begraven
was, zaten Ole en Maren op de bank en
waren heel plechtig gestemd.
Zeg, Maren, begon Ole, de pyp uit
den mond nemend.
Ja?
Weet je ook wat ik wil?
Neen, dat weet ik niet.
Ik wil niet daarginds op dat verve
lende kerkhof van Genuft iiggen, waar geen
mensch komt, behalve op Zondag, ik
wil op het Westerkerkhof liggen.
Ja, daar kan je met pleizier komen,
man, zeide de toegevende Maren.
Pauze.
Weet je, waaraan ik geloof, dat Fix
gestorven is? vroeg toen eindelijk Maren.
Ik geloof dat hij er aan zestor ten is.
dat hij 't blaften had verleed, die arme
wurm.
Ja. dat is niet onmogelijk. Ik zal 't
blatf-n ook nog verleren barstte hy on
willekeurig uit.
Maar dat is je eigen schuld. Ole.
Dat is maar net zio.ils je 't nemen
wilt.
Eindelijk kreeg Maren een lumineus
idee en gebruikte voor de eerste, tevens
de laa'ste, maal van haar leven beeld
spraak.
Ole!
Ja?
Weet jij nog, w »t d e tuinman 't vo
rige jaar zei?
Nee, dat weet ik niet meer.
Je weet wel, toen mijn geraniam bet
had afgelegd.
Neen, dat weet ik heuscb niet meer.
Nu, h'y zei, als iemand langen tijd in
een pot gestaan had, dan giug 't niet meer
hem in 't land over te planten, zei hy.
Zoo. Heeft hij dat gezegd. Ja. daar
kan wel eens iets van waar zyn.
Maar geloof jij ook niet, dat jij en
ik. dat wij niet deugen om in Genofte
overgeplaatst te worden.
Ja, wij zijn anders vt»n de natuur
uit opeolucht planten, meende Ole. die be
zonnen, doch resoluut tot Maren''s beeld
spraak overging.
Maar wij hebben te lang in de stad
in den pot gestaan, betoogde Maren beslist.
Daar kon je wel eens gelijk in heb
ben.